Russen poogden hardnekkig uranium no. 235 in handen te krijgen rn rr«L Een Zoeklicht J Li I 4 JLk HET MOSKOUSE SPINNEWEB (VIII en slot) Zelfs de kleinste details van het spionage-werk werden door Moskou uitgestippeld WOORD VAN BEZINNING SCHIJN EN WERKELIJKHEID 1 In Salzburg Romaanse kerk van geweldige afmetingen ontdekt Kathedraal had vijf schepen, was honderd meter lang en bijna zestig meter breed v OP DE BOEKENMARKT 5e Jaargang no. 22 Zaterdag 1 juni 1957 (Speciale Het meest spectaculaire van wat Igor Gouzenko, de roemruchte code-klerk van de militaire attaché der Russische ambassade te Ottawa, na zijn vlucht onthulde, was wel dat er in Canada een straf ge organiseerde Sovjetrussische militaire inlichtingen dienst bestond. Hoezeer een breed publiek binnen en buiten Canada's grenzen door deze, op een koude douche gelijkende mededelingen ook ont hutst was, het meest onheilspellende van de trits verklaringen van Gouzenko was ontegenzeglijk, dat de Britse kern-fysicus dr. Allan Nunn May, die voor een bepaalde periode in Canada te werk was gesteld, aan Rusland atoom-geheimen had uitgeleverd. Igor Gouzenko liet einde 1945 inderdaad een spreekwoordelijke bom ontploffen, waarbij verge- berichtgeving) leken de detonatie van een echte atoom-bom een vrij tam klapje zou zijn geweest. De pijnlijke ont hullingen van deze code-klerk van kolonel Nicolai Zabotin, de militaire attaché, die zo tot genoegdoe ning van zijn Moskouse chefs werkte, dat hij in augustus '45 onderscheiden werd met de Orde van de Rode Banier en de Orde van de Rode Ster, die verleend worden voor goed organisatie- werk, logen er dan ook niet om. Wij stipten het in het vorige artikel reeds aan: in Canada bleken twee militaire inlichtingendiensten te werken, een NKVD-organisatie, een Komintern-informatie dienst, een spionagering van het centrale comité der Communistische Partij te Moskou, terwijl bovendien nog een marine-inlichtingendienst in opbouw was. EOALS uit de verklaringen van de op 5 september 1945 gedeserteerde Russische ambassade-employé en de door hem medegenomen documen- I ten bleek, ging de belangstelling van de heersers uit het Kremlin in het bij zonder uit naar de atoom-bom. Hoe grondig en weloverwogen het inlich tingenwerk er op gericht was om ge gevens over dit nieuwe wapen in han den te krijgen, wordt wel bewezen door de historie, waarvan dr. Allan Nunn May tenslotte de man werd, die de landsverraderlijke hoofdrol kreeg te spelen. Een schildering van al hetgeen zich hierbij afspeelde, vormt een lo gisch besluit van deze artikelen-reeks over het Moskouse spinneweb, welks draden, die over de gehele wereld uitge sponnen zijn, wel telkens worden door geknipt, doch steeds ook weer zorgvul dig vastgeknoopt, in hetzelfde of een iets ander patroon. En als afsluiting van dit laatste artikel dan nog een en ander over het conglomeraat van spio- nage-ringen, dat in Canada heeft ge werkt, zoals in de vorige beschouwing reeds werd toegezegd. MERST dus de atoom-spionage Reeds op 28 maart 1945 de tweede wereldoorlog was nog niet beëindigd en de USSR en de overige geallieerden hielden nog de schijn op ware bondgenoten te zijn rappor teerde een zekere David Gordon Lunan aan maj. Rogof, de luchtmachtattaché van de Russische ambassade te Ottawa: „Badeau (de schuilnaam van Durn- forth Smith, een andere agent) be richtte my, dat momenteel bijzonder geheim werk verricht wordt op het ge bied der necluaire Physica (bombarde menten van radioactief, materiaal ter opwekking van energie). Het wordtge- heimer gehouden dan radar en wordt uitgevoerd aan de universiteit van Montreal en aan de McMaster univer- teit van Hamilton. Badeau meent dat de aankoop door de regering van een fabriek, die radium produceert, hier mede verband houdt". De eerste zet op het schaakbord der atoom-spionage was hiermede gezet. Lunan, een Schot van geboorte, die in 1938 naar Canada was geëmigreerd, in januari 1943 tot het Candadese le ger was toegetreden en in juni 1945 was bevorderd tot kapitein, was reeds geruime tijd lid van de (communistisch getinte) „Progressieve Labour Party". Hij werkte ondanks deze kwalijke sym pathieën op het „Canadian informa tion service", een militaire instelling en was redacteur van een militair tijd schrift. Het contact met de Russen was kort voordien op wel zeer informele wijze tot stand gekomen en de wijze, waarop dit in zijn werk was gegaan, illustreert duidelijk, met welk een veiligheids maatregelen de Russen hun werk om geven. Op een zekere morgen vond hij op zijn bureau een anoniem briefje, waarin hem verzocht werd om een niet nader omschreven persoon op een be paalde straathoek te ontmoeten. Hij ging hierop in en kwam toen in con tact met luitenant-kolonel Rogof, de Sovjetrussische luchtmacht-attaché, die zich echter niet onder ware naam en functie bekend maakte. Lunan kreeg daarbij een document overhandigd, waaruit hem duidelijk werd, dat hij „uitverkoren" was om een drietal Ca nadezen, die konden beschikken over geheime gegevens, te benaderen, opdat, hij op zijn beurt de mannen van de militaire inlichtingendienst van Za botin inlichtingen zou kunnen ver schaffen. Lunan verklaarde later bij zijn verhoor tegenover de Koninklijke commissie wel, dat hij door deze taak opdracht zeer van zijn stuk was ge bracht, doch hij verrichtte de opdrach ten tenslotte toch maar. De drie Canadezen, die hij moest be naderen, waren overigens sympathi santen van de communistische idee. Willekeurig waren deze agenten voor Moskou dus bepaald niet geselecteerd. ZEDIO april '45 kreeg Lunan op dracht om zich via Durnforth Smith, die geheim werk ver richtte bij de „National Reserarch Council" in het bezit te stellen van enig uranium no. 235. Hierin slaagde hij echter niet. Daarnevens trachtten de Russen ook via andere agenten ura nium no. 235 te bemachtigen, hetgeen eveneens bij een poging moest blijven. (In den beginne tenminste: uiteinde lijk kregen zij een minimale hoeveel heid in hun bezit.) Intussen was dr. Allan Nunn May naar Canada gekomen om te werken aan het atoom-project. Het verbazing wekkende hierbij is echter, dat May reeds lange tijd een vurig (maar ge heim) communist was en dat hjj bjj de leiders der Moskouse spionage-or- ganisatie zoals later bleek reeds als agent geboekt stond. Men mag zich in dit verband nog wel eens afvragen, hoe de Westerse veiligheidsdiensten j eigenlijk werkten, temeer omdat reeds t lang de leidende Britse kringen zeer argwanend stonden tegenover de U.S.SJt. May werd na zijn komst in Canada dan ook bijna ogenblikkelijk opgenomen in kolonel Zabotin's organisatie, en wel onder de schuilnaam „Alek", die tal rijke malen in de door Gouzenko over handigde documenten en telegram afschriften voorkomt. May werd in korte tijd ongetwijfeld de beste inlich tingenbron voor Moskou, hun meester spion. Hij verstrekte de Russen name lijk niet alleen uitvoerige inlichtingen over de A-bom, maar verschafte hen ook (microscopische) hoeveelheden uranium no. 235 en no. 233, en verder gegevens over andere geheime wapens, zoals radio-grafisch bestuurbare lucht doelprojectielen. Toen May einde 1945 naar Engeland terugkeerde, kreeg hij instructies om in Londen contact op te nemen met de Sovjetrussische agent. Dat de leiders van de militaire spionagedienst hierbij niet over één nacht ijs gingen, wordt wel aangetoond door de zorgvuldige voorbereidingen, die getroffen werden om dit contact tot stand te brengen. Zelfs de kleinste details werden door Moskou gedicteerd en het is nü nog huiveringswekkend om na te gaan, hoe dit in zijn werk ging. Hieruit blijkt namelijk glashelder, dat Moskou's in vloed onvoorstelbaar groot is en dat aldaar letterlijk è-lles tot in de finesse toe geadministreerd en uitgedacht wordt. Stelde kolonel Zabotin aan zijn Moskouse chef voor, dat May in Lon den op 7 oktober om 11 uur 's avonds de agent van Moskou zou ontmoeten voor het Britse Museum en dat hij als herkenningsteken een courant onder zjjn linker arm zou dragen, terwijl het wachtwoord zou moeten luiden: „har telijke groeten voor Mikel", in Rus- lands hoofdstad vond men deze arran gementen volkomen onvoldoende. De spionage-leiding instrueerde Zabotin dan ook, dat May voor het Britse Museum de contactman diende te ont moeten in Great Russell Street, aan de zijde tegenover het museum, ter hoogte van Museum Street, komende van Tottenham Court Road. De con tactman zou van Southampton Row naderen. Het uur van dp ontmoeting werd vervroegd tot 8 uur 's avonds daar het om 11 uur te donker zou zijn, terwijl May niet een willekeurige krant bij zich diende te hebben, maar de „Times". De contactman zou een „Picture Post" in zijn linker hand houden. Het wachtwoord van de agent werd opgegeven als te zijn: „Wat is de kortste weg naar het strand?", waarop May dan zou moeten antwoorden: „Loopt U even met mij mee? Ik moet toch die kant uit", terwijl hij in het gesprek verder de woorden „de beste groeten van Mikel" zou dienen in te lassen. Zo consciëntieus, zo minutueus, zo zorgvuldig en nauwgezet werkt Moskou by het organiseren van het spionage werk. Het spinneweb is inderdaad dichter geweven, dan men in zijn stoutste dromen vermag te vermoeden. De ontmoeting vond overigens niet plaats, terwijl in februari '46 dr. Allan Nunn May gearresteerd werd. Hij legde een volledige bekentenis af en werd veroordeeld tot tien jaar celstraf. TOONT het boven beschrevene aan, dat May, dus opgenomen was ge weest in Zabotin's militaire spio- nage-groep, de Russische machtheb bers grote diensten heeft bewezen en de Westerse wereld een niet te schat ten schade heeft berokkend. De vol gende alinea's maken duidelijk dat door Moskou niet op één paard wordt gewed. Bij het verhoor van Igor Gou zenko kwam toch vast te staan, dat er naast Zabotin's militaire spionage- groepering nog een tweede, parallelle militaire organisatie bestond, die in Ottawa geleid werd door een ander lid der ambassade-staf. Beide organisaties stonden overigens wel onder dezelfde Een van de meest gelezen ro mans uit de Middeleeuwen heet „Het leven Barlaam en Joasaf". Het boek vertelt het leven van een jonge Indische prins, die ver van al het leed der wereld, wordt opgevoed om later zijn va der op de Koninklijke troon op te volgen. Zijn vader had een profetie vernomen, dat zijn zoon geen ko ning zou worden, maar een monnik. De opvoeding van de prins wordt zo geregeld, dat hy niemand kan ontmoeten, die hem op dit dwaal spoor kan brengen. Hij woont in een groot paleis, zodat geen ge dachte aan leed en verdriet de zon nige jeugd van de prins kan beder ven. Als de prins volwassen is ge- die vermomd als koopman, in het paleis is gekomen. U hebt in de roman van Barlaam en Joasaf misschien al herkend het leven van Boeddha. Inderdaad blijkt het leven van Boeddha, omstreeks 600 na Christus, in „christelijk ge waad" in Europa te zyn binnenge komen. Joasaf wordt in de Euro pese roman geen Boeddhistische maar een christelijke monnik. De naam Joasaf is een verbastering van Boeddha. Er is ontzaglijk veel aan de buitenkant met edelstenen, maar daarbinnen legde hy stinken de doodsbeenderen. In de andere twee verborg hy de edelstenen, en aan de buitenkant daarvan smeer de hij pek en teer. Hij verzocht zijn lakeien binnen te komen en vroeg hun welke zy wilden hebben. Zij kozen de twee kistjes met de mooiste buitenkant. De koning sprak hierna: „Zo kiezen de men sen, zy laten zich misleiden door het ulteriyk en zien niet naar het innerlyk". Deze eeuwenoude oosterse wijs heid geldt voor alle tyden. De weg tot het inzicht loopt ook by ons via de ontgoocheling soms ten goede, soms ten kwade, wy hebben een r~ v. worden, vraagt hy zün vader ook de wereld buiten het paleis te mo gen zien. Na lange aarzeling stemt zün vader hierin toe op voorwaar de, dat zyn zoon geen stap buiten het paleis zal zetten zonder geleide. Op zyn tochten buiten het paleis ontmoet de prins achtereenvolgens* een lamme en een blinde en een oude man. De prins, verbaasd en bedroefd verneemt van zijn bege leiders hoe onzeker de toekomst van een mens is, hoeveel leed er op aarde is, hoe elk mens oud wordt en «terfelyk is. Van nu af aan, wil de prins meer hierover te weten komen. Hy wordt hierin ge holpen door de profeet Barlaam, aan het oorspronkelyk Boeddhis tische verhaal toegevoegd, maar in de grondlijnen is het nog goed te herkennen. In deze roman staan 10 gelyke- nissen. Zy worden uitgesproken door de profeet Barlaam en hebben alle tot doel om Joasaf tot inzicht te brengen in het werkelyke leven en te bekeren. Deze gelykenissen zijn het meest bekend van de ro man. Wy vinden ze verspreid over de gehele Europese literatuur. Een van de bekendste heet „de vier kistjes" (te vinden in „Merchant of Venice van Shakespeare). Een koning liet eens vier kistjes maken. Twee ervan versierde hy geestelyk oog nodig dat dwars door het uiterlyk vertoon heenziet, een geestelyk oor, dat dwars door de leu zen heenhoort. Wü moeten leren zien naar het innerlyk, het hart, naar de kern. Zo leren wy onder scheiden de schyn van de werke lijkheid. Wy wórden veelal misleid door de schyn. Maar wy misleiden zelf weer anderen. Wy houden graag de „schyn" op, en verbergen ons ware zelf. Maar tot het inzicht behoort ook de „zelfbespiegeling", te weten wat echt en wat schijn aan ons zelf is. J. VAN GOUDOEVER. Remonstr. pred. te Leiden. centrale leiding in Moskou: de inlich tingendienst van het Rode Leger. Daarnaast had de N.K.V.D. (thans M.V.D.) een machtige organisatie in Canada opgebouwd. De leider hiervan, Pavlov, die officieel tweede secretaris was, heeft, zoals uit Gouzenko's ver klaringen bleek, pogingen in het werk gesteld om de in de vorige beschouwing reeds genoemde Sam Carr, die reeds voor Zabotin werkte, voor zyn organi satie in te schakelen, doch Moskou liet hem weten, dat dit niet toegestaan kon worden. Men ziet het: rigoureus werd het systeem gevolgd, dat Moskou fiat moest geven voor de aanstelling van nieuwe agenten, terwyl consequent vermeden werd dat een en dezelfde persoon voor meer dan een spionage ring zou gaan werken. Veel meer heeft de Koninklyke com missie niet te weten kunnen komen over deze organisatie van Ruslands geheime politie. Alleen kon met zeker heid uit Gouzenko's verklaringen wor den opgemaakt, dat deze groep gedu rende lange tyd in Canada werkzaam moet zijn geweest. Tot een harer werk zaamheden behoorde het houden van toezicht op de leden van de staf der ambassade Een vierde spionage-organisatie werd geleid door de Komintern, die in Mos kou over een archief beschikt, dat zijn weerga niet kent. Iedere agent, die waar ook ter wereld aangesteld wordt, moet eerst door de komintern gefiat teerd worden. Van alle communisten bezit de komintern dan ook. een dos sier. Via de komintern kan iedereen door Moskou gecontroleerd worden. Verder schijnt ten tyde van Gou zenko's overlopen een marine-inlich tingendienst in opbouw te zyn geweest, waarbij een zekere Gousev, portier van de ambassade te Ottawa, betrokken moet zyn geweest. Tenslotte een zesde organisatie: een politiek georiënteerde, die geleid werd door Goussarov, officieel tweede secretaris, die in direct contact stond met het centrale comité van de Com munistische Party. Zyn intiemste me dewerker moet Patonya zyn geweest, evenens portier der ambassade. Tot de taak van deze groep behoor de om. het controleren van de poli tieke orthodoxie van de leden der am bassade en daarnevens het doorgeven van politieke directieven aan de leiders der Canadese Communistische Party. Daarnaast had deze organisatie tot taak materiaal te verzamelen voor de dossiers in Moskou. Tenslotte nog één opmerking: de Sovjetrussische ambassadeur had niets uitstaande met welke spionage-groep dan ook. Hij werd stelselmatig buiten iedere activiteit gehouden en was vol komen een buitenstaander. Hy mocht zelfs niet dat deel van het ambassade gebouw betreden, waar de werkkamers van de leiders dezer spionage-groepe- ringen waren gelegen, terwyl hem verder niet toegestaan was de gehei me telegrammen van en aan Zabotin, Pavlov en Goussarov in te zien (Van onze Weense correspondent) Wie in de komende vakantiemaanden de muziekstad Salzburg be zoekt, zal bemerken dat er rond de dom veel is veranderd. Bij de herstelwerkzaamheden aan de koepel, die door bommen zwaar was beschadigd, heeft men namelijk de fundamenten van de vroegere Romaanse kathedraal ontdekt. Men werd daarbij geholpen door een kopergravure uit het jaar 1600, waarop alle details van dit bouw werk nauwkeurig zijn weergegeven. De gravure zelf werd kort ge leden toevallig in een uitdragerij te Braunschweig gevonden en dient nu als handleiding voor de archeologen! De stijlvolle gevel van de Domkerk in Salzburg. Ook nog resten gevonden van Karolingische dom Ofschoon de opgravingen zich nog slechts in het beginstadium bevinden, is toch reeds gebleken dat deze Romaanse kerk geweldige afmetingen moet hebben gehad. Men heeft gedeelten van zware marmeren pilaren uitgegraven die van prachtige kapitelen zijn voor zien. De kerk heeft vijf schepen gehad en was zeker 58 meter breed! De lengte zal ongeveer hon derd meter hebben bedragen. Sacrale gebouwen van dergelijke afmetingen uit deze tijd vindt men alleen nog in Italië en Zuid- Frankrijk. Onder leiding van vak-archeologen en onder het toeziende oog van een enkele politieagent wordt het opgra- vingswerk hier verricht door een twin tig of dertig „vrijwillige" strafgevan- genen die als amateur-archeologen het zwaardere werk doen. Zy krygen een apart voedselrantsoen en wat zakgeld. Mede aan hen is het te danken dat men onder de fundamenten van de Romaanse kathedraal ook nog over- blyfselen van de vroegere Karolin gische dom heeft gevonden, die, vol gens de oorkonden, tussen de jaren 767 en 774 werd gebouwd! Dit bouwwerk moet veel kleiner zyn geweest, hoog stens met een breedte van 25 tot 30 meter, wat echter voor die tyd vry aanzienlyk was. By deze laatste opgravingen heeft men nog een onverwachte ontdekking gedaan. Ongeveer 1200 jaar geleden moet een scholier zich by de bouw van deze kerk in het schryven hebben ge oefend en daar hij geen papier of per kament by de hand had, kraste hy zyn psalmteksten en bybelcitaten met houtskool op de steenblokken. Deze werden later met marmer bekleed, maar nu het marmer by de opgravin gen los liet, kwam het schrift te voor schijn! Prof. Egger van Graz heeft op grond van de letters vastgesteld, dat zy uit de 8ste eeuw afkomstig zyn! Men verwacht, dat de komende op gravingen de oorspronkelyke crypte zullen bloot leggen, en hoopt aldaar ook het graf van de heilige Ruprecht, de patroon van Salzburg te vinden. De opgravingen worden zo uitgevoerd, dat men de drie bouwperiodes van de dom van buiten duidelyk kan onder scheiden, namelyk de pompeuze ba rokke dom uit de 17de eeuw, daar onder de fundamenten van de Ro maanse kathedraal en dan' nog dieper die van de Karolingische kerk. Reeds thans trekken de opgravingen de aan dacht van de archeologen uit de ge hele wereld, maar ook „leken" zullen er ongetwyfeld belangstelling voor hebben. Garmt Stuiveling. „Het korte leven van Jacques Perk". - De Arbeiderspers, Amsterdam 1957. Reeds eerder heb ik op deze plaats gezegd, dat de biografie in de moderne Nederlandse letterkunde een schaarse plant is. Als ik my wel herinner, ge beurde dit o.a. naar aanleiding van het loffelyke boek van Henriëtte de Beau fort over Cornelis van Vollenhoven. Daar is nog niet veel verandering in gekomen. Talrijke grote doden wachten nog steeds geduldig op hun papieren herrijzenis. Dit is niet alleen op literair terrein het geval. Nu is een goede biografie schryven inderdaad een moeilyke taak, daar de eisen, die men heden aan een dergelijk werk stellen mag en moet, zwaar zijn. De moderne lezer is tezeer ver trouwd geraakt met het begrip psy chologie dan dat hij tevreden zou zijn met een opsomming van historische feiten, vergezeld van het traditionele eerbetoon. In de biografie van zyn tyd wenst hy een mens tegen te komen en liefst zo volledig mogelijk. Voor het feit, dat er niet eerder een biografie is verschenen van de dichter Jacques Perk, is het bovenstaande een verklaring, evenwel geen excuus. Perk toch wordt de jonge mensen nog steeds en terecht gepresenteerd als de eerste der moderne dichters, de voor loper van tachtig. Met deze laatste aan duiding wordt onwillens aan zyn waarde als pionier afgedaan, daar die opmerking natuurlyk tot resultaat heeft, dat iemand, die kennis maakt met de moderne letterkunde, geneigd is eerder te grypen naar de volgroeide nakomers dan juist naar die „voorlo per". En dit is onjuist, daar Perk, ge boren in hetzelfde jaar als Kloos, zonder twyfel een figuur in de bewe ging van tachtig geworden zou zyn als hy niet op zyn tweeëntwintigste jaar was overleden. Men kan dus het verschynen van de biografie van Jacques Perk niet vol doende toejuichen, vooral ook waar deze nu een einde kan maken aan het vage hoogdravende beeld van die jonggestorven dichter, die een ongeluk kige liefde opdeed in de Ardennen en daarom verzen schreef. Verheugend is het ook, dat deze levensgeschiedenis geschreven is door prof. dr. G. Stuive ling, de man die de taak op zyn schou ders heeft genomen om de historie van de letterkunde in moderne banen te leiden. Stuivelings biografie van Jacques Perk kenmerkt zich door leesbaarheid en zorgvuldigheid. Het is duidelyk, dat hy by zün werk ook gedacht heeft aan een lekenpubliek. Het boek is in eenvoudige styl geschreven en het is als een verhaal opgebouwd. Men mene echter niet met een verdichtsel te doen te hebben. Terecht zegt de schryver, dat het arrangement van het mate riaal heel wat natuurgetrouwer is dan men wel zou denken. Het bewysmate- riaal zal dan ook in een apart deel verschynen, genaamd ,3rieven en Do cumenten" en men kan slechts de hoop uitspreken, dat ons ongeduld niet te lang op de proef gesteld zal worden. Van een jonge man van tweeentwin tig jaar, zoon van een Waalse predi kant, kan men niet verwachten, dat zyn leven een aanschakeling van avon turen naar lichaam en naar geest is geweest. De stof tot dit boek kan dus niets anders geweest zyn dan een fa miliearchief, zoaals men dat by ieder beschaafd gezin zou kunnen aantref fen. Dat Stuiveling echter uit dit ogenschynlyk oninteressante gegeven zoveel boeiende bladzyden heeft kun nen samenstellen, komt geheel voor rekening van zyn schryverschap. Nooit en te nimmer zou het bestaan van de heer en mevrouw Perk aan de verge telheid ontrukt zyn, indien zy niet de ouders waren geweest van de dichter Jacques Perk. Stuiveling heeft echter uit zyn gegevens net die punten weten te halen die, aaneengeschakeld, een lyn vormen waarlangs het leven van de jongeling Perk loopt. Dat is knap werk. En welke indruk krygt men uit dit boek van deze dichter? In het kort ge zegd treedt ons een zeer intelligente, geestige, hartstochtelyk in alle fasen van het leven, belangstellende, verfyn- de, doch niet verwijfde jongeman tege moet met een krachtige wil en de on- verzettelykheid de getalenteerde eigen. Dit moet met de realiteit overeen stemmen. Tyd en omgeving in aan merking genomen moet deze Perk een even uitzonderlyke als innemende fi guur geweest zyn. Indien ik tegen dit uitstekende boek een bezwaar zou moeten maken, dan zou het een negatief bezwaar zyn. Wel verre van deze schryver te kunnen verwyten, dat hy zich door zyn fan tasie heeft laten leiden, zou men er eerder over gaan denken of hy zyn pen niet te veel geremd heeft. Men krijgt soms de indruk, dat hy tot con clusies te gekomen, die hy slechts met een paar terloopse woorden aangeeft. En dit geldt zowel voor de figuur van Perk als voor die van tydgenoten, van Kloos b.v. Welke overwegingen Stui veling tot deze terughoudendheid ge noopt hebben, valt niet te zeggen. „On- voorwaardelyk", zoals hy in de laatste alinea zegt, heeft hy zich m.i. niet overgegeven aan de „dwingende kracht" van het beeld dat in hem ont staan is. Edoch, dit is het goed recht van Stuiveling. Evenals het weglaten van de naamvals-n in het citaat op pag. 178. Dit boek is een verheugende ver- schüning, vooral ook omdat ons nog zoveel meer beloofd wordt. CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 11