Russen poogden hardnekkig
uranium no. 235 in handen te krijgen
rn rr«L
Een Zoeklicht
J
Li
I 4 JLk
HET MOSKOUSE SPINNEWEB (VIII en slot)
Zelfs de kleinste details van het spionage-werk
werden door Moskou uitgestippeld
WOORD
VAN
BEZINNING
SCHIJN EN WERKELIJKHEID
1
In Salzburg Romaanse kerk van
geweldige afmetingen ontdekt
Kathedraal had vijf schepen, was honderd
meter lang en bijna zestig meter breed
v OP DE BOEKENMARKT
5e Jaargang no. 22
Zaterdag 1 juni 1957
(Speciale
Het meest spectaculaire van wat Igor Gouzenko,
de roemruchte code-klerk van de militaire attaché
der Russische ambassade te Ottawa, na zijn vlucht
onthulde, was wel dat er in Canada een straf ge
organiseerde Sovjetrussische militaire inlichtingen
dienst bestond. Hoezeer een breed publiek binnen
en buiten Canada's grenzen door deze, op een
koude douche gelijkende mededelingen ook ont
hutst was, het meest onheilspellende van de trits
verklaringen van Gouzenko was ontegenzeglijk,
dat de Britse kern-fysicus dr. Allan Nunn May,
die voor een bepaalde periode in Canada te werk
was gesteld, aan Rusland atoom-geheimen had
uitgeleverd.
Igor Gouzenko liet einde 1945 inderdaad een
spreekwoordelijke bom ontploffen, waarbij verge-
berichtgeving)
leken de detonatie van een echte atoom-bom een
vrij tam klapje zou zijn geweest. De pijnlijke ont
hullingen van deze code-klerk van kolonel Nicolai
Zabotin, de militaire attaché, die zo tot genoegdoe
ning van zijn Moskouse chefs werkte, dat hij in
augustus '45 onderscheiden werd met de Orde
van de Rode Banier en de Orde van de Rode
Ster, die verleend worden voor goed organisatie-
werk, logen er dan ook niet om. Wij stipten het
in het vorige artikel reeds aan: in Canada bleken
twee militaire inlichtingendiensten te werken, een
NKVD-organisatie, een Komintern-informatie
dienst, een spionagering van het centrale comité
der Communistische Partij te Moskou, terwijl
bovendien nog een marine-inlichtingendienst in
opbouw was.
EOALS uit de verklaringen van de
op 5 september 1945 gedeserteerde
Russische ambassade-employé en
de door hem medegenomen documen-
I ten bleek, ging de belangstelling van
de heersers uit het Kremlin in het bij
zonder uit naar de atoom-bom. Hoe
grondig en weloverwogen het inlich
tingenwerk er op gericht was om ge
gevens over dit nieuwe wapen in han
den te krijgen, wordt wel bewezen door
de historie, waarvan dr. Allan Nunn
May tenslotte de man werd, die de
landsverraderlijke hoofdrol kreeg te
spelen. Een schildering van al hetgeen
zich hierbij afspeelde, vormt een lo
gisch besluit van deze artikelen-reeks
over het Moskouse spinneweb, welks
draden, die over de gehele wereld uitge
sponnen zijn, wel telkens worden door
geknipt, doch steeds ook weer zorgvul
dig vastgeknoopt, in hetzelfde of een
iets ander patroon. En als afsluiting
van dit laatste artikel dan nog een en
ander over het conglomeraat van spio-
nage-ringen, dat in Canada heeft ge
werkt, zoals in de vorige beschouwing
reeds werd toegezegd.
MERST dus de atoom-spionage
Reeds op 28 maart 1945 de
tweede wereldoorlog was nog niet
beëindigd en de USSR en de overige
geallieerden hielden nog de schijn op
ware bondgenoten te zijn rappor
teerde een zekere David Gordon Lunan
aan maj. Rogof, de luchtmachtattaché
van de Russische ambassade te Ottawa:
„Badeau (de schuilnaam van Durn-
forth Smith, een andere agent) be
richtte my, dat momenteel bijzonder
geheim werk verricht wordt op het ge
bied der necluaire Physica (bombarde
menten van radioactief, materiaal ter
opwekking van energie). Het wordtge-
heimer gehouden dan radar en wordt
uitgevoerd aan de universiteit van
Montreal en aan de McMaster univer-
teit van Hamilton. Badeau meent dat
de aankoop door de regering van een
fabriek, die radium produceert, hier
mede verband houdt".
De eerste zet op het schaakbord der
atoom-spionage was hiermede gezet.
Lunan, een Schot van geboorte, die
in 1938 naar Canada was geëmigreerd,
in januari 1943 tot het Candadese le
ger was toegetreden en in juni 1945
was bevorderd tot kapitein, was reeds
geruime tijd lid van de (communistisch
getinte) „Progressieve Labour Party".
Hij werkte ondanks deze kwalijke sym
pathieën op het „Canadian informa
tion service", een militaire instelling
en was redacteur van een militair tijd
schrift.
Het contact met de Russen was kort
voordien op wel zeer informele wijze
tot stand gekomen en de wijze, waarop
dit in zijn werk was gegaan, illustreert
duidelijk, met welk een veiligheids
maatregelen de Russen hun werk om
geven. Op een zekere morgen vond hij
op zijn bureau een anoniem briefje,
waarin hem verzocht werd om een niet
nader omschreven persoon op een be
paalde straathoek te ontmoeten. Hij
ging hierop in en kwam toen in con
tact met luitenant-kolonel Rogof, de
Sovjetrussische luchtmacht-attaché, die
zich echter niet onder ware naam en
functie bekend maakte. Lunan kreeg
daarbij een document overhandigd,
waaruit hem duidelijk werd, dat hij
„uitverkoren" was om een drietal Ca
nadezen, die konden beschikken over
geheime gegevens, te benaderen, opdat,
hij op zijn beurt de mannen van de
militaire inlichtingendienst van Za
botin inlichtingen zou kunnen ver
schaffen. Lunan verklaarde later bij
zijn verhoor tegenover de Koninklijke
commissie wel, dat hij door deze taak
opdracht zeer van zijn stuk was ge
bracht, doch hij verrichtte de opdrach
ten tenslotte toch maar.
De drie Canadezen, die hij moest be
naderen, waren overigens sympathi
santen van de communistische idee.
Willekeurig waren deze agenten voor
Moskou dus bepaald niet geselecteerd.
ZEDIO april '45 kreeg Lunan op
dracht om zich via Durnforth
Smith, die geheim werk ver
richtte bij de „National Reserarch
Council" in het bezit te stellen van
enig uranium no. 235. Hierin slaagde
hij echter niet. Daarnevens trachtten
de Russen ook via andere agenten ura
nium no. 235 te bemachtigen, hetgeen
eveneens bij een poging moest blijven.
(In den beginne tenminste: uiteinde
lijk kregen zij een minimale hoeveel
heid in hun bezit.)
Intussen was dr. Allan Nunn May
naar Canada gekomen om te werken
aan het atoom-project. Het verbazing
wekkende hierbij is echter, dat May
reeds lange tijd een vurig (maar ge
heim) communist was en dat hjj bjj
de leiders der Moskouse spionage-or-
ganisatie zoals later bleek reeds
als agent geboekt stond. Men mag zich
in dit verband nog wel eens afvragen,
hoe de Westerse veiligheidsdiensten
j eigenlijk werkten, temeer omdat reeds
t lang de leidende Britse kringen zeer
argwanend stonden tegenover de
U.S.SJt.
May werd na zijn komst in Canada dan
ook bijna ogenblikkelijk opgenomen in
kolonel Zabotin's organisatie, en wel
onder de schuilnaam „Alek", die tal
rijke malen in de door Gouzenko over
handigde documenten en telegram
afschriften voorkomt. May werd in
korte tijd ongetwijfeld de beste inlich
tingenbron voor Moskou, hun meester
spion. Hij verstrekte de Russen name
lijk niet alleen uitvoerige inlichtingen
over de A-bom, maar verschafte hen
ook (microscopische) hoeveelheden
uranium no. 235 en no. 233, en verder
gegevens over andere geheime wapens,
zoals radio-grafisch bestuurbare lucht
doelprojectielen.
Toen May einde 1945 naar Engeland
terugkeerde, kreeg hij instructies om
in Londen contact op te nemen met de
Sovjetrussische agent. Dat de leiders
van de militaire spionagedienst hierbij
niet over één nacht ijs gingen, wordt
wel aangetoond door de zorgvuldige
voorbereidingen, die getroffen werden
om dit contact tot stand te brengen.
Zelfs de kleinste details werden door
Moskou gedicteerd en het is nü nog
huiveringswekkend om na te gaan,
hoe dit in zijn werk ging. Hieruit blijkt
namelijk glashelder, dat Moskou's in
vloed onvoorstelbaar groot is en dat
aldaar letterlijk è-lles tot in de finesse
toe geadministreerd en uitgedacht
wordt.
Stelde kolonel Zabotin aan zijn
Moskouse chef voor, dat May in Lon
den op 7 oktober om 11 uur 's avonds
de agent van Moskou zou ontmoeten
voor het Britse Museum en dat hij als
herkenningsteken een courant onder
zjjn linker arm zou dragen, terwijl het
wachtwoord zou moeten luiden: „har
telijke groeten voor Mikel", in Rus-
lands hoofdstad vond men deze arran
gementen volkomen onvoldoende. De
spionage-leiding instrueerde Zabotin
dan ook, dat May voor het Britse
Museum de contactman diende te ont
moeten in Great Russell Street, aan
de zijde tegenover het museum, ter
hoogte van Museum Street, komende
van Tottenham Court Road. De con
tactman zou van Southampton Row
naderen. Het uur van dp ontmoeting
werd vervroegd tot 8 uur 's avonds
daar het om 11 uur te donker zou zijn,
terwijl May niet een willekeurige
krant bij zich diende te hebben, maar
de „Times". De contactman zou een
„Picture Post" in zijn linker hand
houden. Het wachtwoord van de agent
werd opgegeven als te zijn: „Wat is de
kortste weg naar het strand?", waarop
May dan zou moeten antwoorden:
„Loopt U even met mij mee? Ik moet
toch die kant uit", terwijl hij in het
gesprek verder de woorden „de beste
groeten van Mikel" zou dienen in te
lassen.
Zo consciëntieus, zo minutueus, zo
zorgvuldig en nauwgezet werkt Moskou
by het organiseren van het spionage
werk. Het spinneweb is inderdaad
dichter geweven, dan men in zijn
stoutste dromen vermag te vermoeden.
De ontmoeting vond overigens niet
plaats, terwijl in februari '46 dr. Allan
Nunn May gearresteerd werd. Hij legde
een volledige bekentenis af en werd
veroordeeld tot tien jaar celstraf.
TOONT het boven beschrevene aan,
dat May, dus opgenomen was ge
weest in Zabotin's militaire spio-
nage-groep, de Russische machtheb
bers grote diensten heeft bewezen en
de Westerse wereld een niet te schat
ten schade heeft berokkend. De vol
gende alinea's maken duidelijk dat
door Moskou niet op één paard wordt
gewed. Bij het verhoor van Igor Gou
zenko kwam toch vast te staan, dat er
naast Zabotin's militaire spionage-
groepering nog een tweede, parallelle
militaire organisatie bestond, die in
Ottawa geleid werd door een ander lid
der ambassade-staf. Beide organisaties
stonden overigens wel onder dezelfde
Een van de meest gelezen ro
mans uit de Middeleeuwen
heet „Het leven Barlaam en
Joasaf". Het boek vertelt het leven
van een jonge Indische prins, die
ver van al het leed der wereld,
wordt opgevoed om later zijn va
der op de Koninklijke troon op te
volgen. Zijn vader had een profetie
vernomen, dat zijn zoon geen ko
ning zou worden, maar een monnik.
De opvoeding van de prins wordt
zo geregeld, dat hy niemand kan
ontmoeten, die hem op dit dwaal
spoor kan brengen. Hij woont in
een groot paleis, zodat geen ge
dachte aan leed en verdriet de zon
nige jeugd van de prins kan beder
ven. Als de prins volwassen is ge-
die vermomd als koopman, in het
paleis is gekomen.
U hebt in de roman van Barlaam
en Joasaf misschien al herkend het
leven van Boeddha. Inderdaad blijkt
het leven van Boeddha, omstreeks
600 na Christus, in „christelijk ge
waad" in Europa te zyn binnenge
komen. Joasaf wordt in de Euro
pese roman geen Boeddhistische
maar een christelijke monnik. De
naam Joasaf is een verbastering
van Boeddha. Er is ontzaglijk veel
aan de buitenkant met edelstenen,
maar daarbinnen legde hy stinken
de doodsbeenderen. In de andere
twee verborg hy de edelstenen, en
aan de buitenkant daarvan smeer
de hij pek en teer. Hij verzocht zijn
lakeien binnen te komen en vroeg
hun welke zy wilden hebben. Zij
kozen de twee kistjes met de
mooiste buitenkant. De koning
sprak hierna: „Zo kiezen de men
sen, zy laten zich misleiden door
het ulteriyk en zien niet naar het
innerlyk".
Deze eeuwenoude oosterse wijs
heid geldt voor alle tyden. De weg
tot het inzicht loopt ook by ons via
de ontgoocheling soms ten goede,
soms ten kwade, wy hebben een
r~
v.
worden, vraagt hy zün vader ook
de wereld buiten het paleis te mo
gen zien. Na lange aarzeling stemt
zün vader hierin toe op voorwaar
de, dat zyn zoon geen stap buiten
het paleis zal zetten zonder geleide.
Op zyn tochten buiten het paleis
ontmoet de prins achtereenvolgens*
een lamme en een blinde en een
oude man. De prins, verbaasd en
bedroefd verneemt van zijn bege
leiders hoe onzeker de toekomst
van een mens is, hoeveel leed er
op aarde is, hoe elk mens oud
wordt en «terfelyk is. Van nu af
aan, wil de prins meer hierover te
weten komen. Hy wordt hierin ge
holpen door de profeet Barlaam,
aan het oorspronkelyk Boeddhis
tische verhaal toegevoegd, maar in
de grondlijnen is het nog goed te
herkennen.
In deze roman staan 10 gelyke-
nissen. Zy worden uitgesproken
door de profeet Barlaam en hebben
alle tot doel om Joasaf tot inzicht
te brengen in het werkelyke leven
en te bekeren. Deze gelykenissen
zijn het meest bekend van de ro
man. Wy vinden ze verspreid over
de gehele Europese literatuur. Een
van de bekendste heet „de vier
kistjes" (te vinden in „Merchant of
Venice van Shakespeare).
Een koning liet eens vier kistjes
maken. Twee ervan versierde hy
geestelyk oog nodig dat dwars door
het uiterlyk vertoon heenziet, een
geestelyk oor, dat dwars door de leu
zen heenhoort. Wü moeten leren
zien naar het innerlyk, het hart,
naar de kern. Zo leren wy onder
scheiden de schyn van de werke
lijkheid.
Wy wórden veelal misleid door
de schyn. Maar wy misleiden zelf
weer anderen. Wy houden graag de
„schyn" op, en verbergen ons ware
zelf. Maar tot het inzicht behoort
ook de „zelfbespiegeling", te weten
wat echt en wat schijn aan ons
zelf is.
J. VAN GOUDOEVER.
Remonstr. pred. te Leiden.
centrale leiding in Moskou: de inlich
tingendienst van het Rode Leger.
Daarnaast had de N.K.V.D. (thans
M.V.D.) een machtige organisatie in
Canada opgebouwd. De leider hiervan,
Pavlov, die officieel tweede secretaris
was, heeft, zoals uit Gouzenko's ver
klaringen bleek, pogingen in het werk
gesteld om de in de vorige beschouwing
reeds genoemde Sam Carr, die reeds
voor Zabotin werkte, voor zyn organi
satie in te schakelen, doch Moskou liet
hem weten, dat dit niet toegestaan
kon worden. Men ziet het: rigoureus
werd het systeem gevolgd, dat Moskou
fiat moest geven voor de aanstelling
van nieuwe agenten, terwyl consequent
vermeden werd dat een en dezelfde
persoon voor meer dan een spionage
ring zou gaan werken.
Veel meer heeft de Koninklyke com
missie niet te weten kunnen komen
over deze organisatie van Ruslands
geheime politie. Alleen kon met zeker
heid uit Gouzenko's verklaringen wor
den opgemaakt, dat deze groep gedu
rende lange tyd in Canada werkzaam
moet zijn geweest. Tot een harer werk
zaamheden behoorde het houden van
toezicht op de leden van de staf der
ambassade
Een vierde spionage-organisatie werd
geleid door de Komintern, die in Mos
kou over een archief beschikt, dat zijn
weerga niet kent. Iedere agent, die
waar ook ter wereld aangesteld wordt,
moet eerst door de komintern gefiat
teerd worden. Van alle communisten
bezit de komintern dan ook. een dos
sier. Via de komintern kan iedereen
door Moskou gecontroleerd worden.
Verder schijnt ten tyde van Gou
zenko's overlopen een marine-inlich
tingendienst in opbouw te zyn geweest,
waarbij een zekere Gousev, portier van
de ambassade te Ottawa, betrokken
moet zyn geweest.
Tenslotte een zesde organisatie:
een politiek georiënteerde, die geleid
werd door Goussarov, officieel tweede
secretaris, die in direct contact stond
met het centrale comité van de Com
munistische Party. Zyn intiemste me
dewerker moet Patonya zyn geweest,
evenens portier der ambassade.
Tot de taak van deze groep behoor
de om. het controleren van de poli
tieke orthodoxie van de leden der am
bassade en daarnevens het doorgeven
van politieke directieven aan de leiders
der Canadese Communistische Party.
Daarnaast had deze organisatie tot
taak materiaal te verzamelen voor de
dossiers in Moskou.
Tenslotte nog één opmerking: de
Sovjetrussische ambassadeur had niets
uitstaande met welke spionage-groep
dan ook. Hij werd stelselmatig buiten
iedere activiteit gehouden en was vol
komen een buitenstaander. Hy mocht
zelfs niet dat deel van het ambassade
gebouw betreden, waar de werkkamers
van de leiders dezer spionage-groepe-
ringen waren gelegen, terwyl hem
verder niet toegestaan was de gehei
me telegrammen van en aan Zabotin,
Pavlov en Goussarov in te zien
(Van onze Weense correspondent)
Wie in de komende vakantiemaanden de muziekstad Salzburg be
zoekt, zal bemerken dat er rond de dom veel is veranderd. Bij de
herstelwerkzaamheden aan de koepel, die door bommen zwaar was
beschadigd, heeft men namelijk de fundamenten van de vroegere
Romaanse kathedraal ontdekt. Men werd daarbij geholpen door een
kopergravure uit het jaar 1600, waarop alle details van dit bouw
werk nauwkeurig zijn weergegeven. De gravure zelf werd kort ge
leden toevallig in een uitdragerij te Braunschweig gevonden en dient
nu als handleiding voor de archeologen!
De stijlvolle
gevel van de
Domkerk in
Salzburg.
Ook nog resten gevonden van
Karolingische dom
Ofschoon de opgravingen zich
nog slechts in het beginstadium
bevinden, is toch reeds gebleken
dat deze Romaanse kerk geweldige
afmetingen moet hebben gehad.
Men heeft gedeelten van zware
marmeren pilaren uitgegraven die
van prachtige kapitelen zijn voor
zien. De kerk heeft vijf schepen
gehad en was zeker 58 meter
breed! De lengte zal ongeveer hon
derd meter hebben bedragen.
Sacrale gebouwen van dergelijke
afmetingen uit deze tijd vindt men
alleen nog in Italië en Zuid-
Frankrijk.
Onder leiding van vak-archeologen
en onder het toeziende oog van een
enkele politieagent wordt het opgra-
vingswerk hier verricht door een twin
tig of dertig „vrijwillige" strafgevan-
genen die als amateur-archeologen het
zwaardere werk doen. Zy krygen een
apart voedselrantsoen en wat zakgeld.
Mede aan hen is het te danken dat
men onder de fundamenten van de
Romaanse kathedraal ook nog over-
blyfselen van de vroegere Karolin
gische dom heeft gevonden, die, vol
gens de oorkonden, tussen de jaren 767
en 774 werd gebouwd! Dit bouwwerk
moet veel kleiner zyn geweest, hoog
stens met een breedte van 25 tot 30
meter, wat echter voor die tyd vry
aanzienlyk was.
By deze laatste opgravingen heeft
men nog een onverwachte ontdekking
gedaan. Ongeveer 1200 jaar geleden
moet een scholier zich by de bouw van
deze kerk in het schryven hebben ge
oefend en daar hij geen papier of per
kament by de hand had, kraste hy
zyn psalmteksten en bybelcitaten met
houtskool op de steenblokken. Deze
werden later met marmer bekleed,
maar nu het marmer by de opgravin
gen los liet, kwam het schrift te voor
schijn! Prof. Egger van Graz heeft op
grond van de letters vastgesteld, dat
zy uit de 8ste eeuw afkomstig zyn!
Men verwacht, dat de komende op
gravingen de oorspronkelyke crypte
zullen bloot leggen, en hoopt aldaar
ook het graf van de heilige Ruprecht,
de patroon van Salzburg te vinden.
De opgravingen worden zo uitgevoerd,
dat men de drie bouwperiodes van de
dom van buiten duidelyk kan onder
scheiden, namelyk de pompeuze ba
rokke dom uit de 17de eeuw, daar
onder de fundamenten van de Ro
maanse kathedraal en dan' nog dieper
die van de Karolingische kerk. Reeds
thans trekken de opgravingen de aan
dacht van de archeologen uit de ge
hele wereld, maar ook „leken" zullen
er ongetwyfeld belangstelling voor
hebben.
Garmt Stuiveling. „Het korte
leven van Jacques Perk". - De
Arbeiderspers, Amsterdam 1957.
Reeds eerder heb ik op deze plaats
gezegd, dat de biografie in de moderne
Nederlandse letterkunde een schaarse
plant is. Als ik my wel herinner, ge
beurde dit o.a. naar aanleiding van het
loffelyke boek van Henriëtte de Beau
fort over Cornelis van Vollenhoven.
Daar is nog niet veel verandering in
gekomen. Talrijke grote doden wachten
nog steeds geduldig op hun papieren
herrijzenis. Dit is niet alleen op literair
terrein het geval.
Nu is een goede biografie schryven
inderdaad een moeilyke taak, daar de
eisen, die men heden aan een dergelijk
werk stellen mag en moet, zwaar zijn.
De moderne lezer is tezeer ver
trouwd geraakt met het begrip psy
chologie dan dat hij tevreden zou zijn
met een opsomming van historische
feiten, vergezeld van het traditionele
eerbetoon. In de biografie van zyn tyd
wenst hy een mens tegen te komen en
liefst zo volledig mogelijk.
Voor het feit, dat er niet eerder een
biografie is verschenen van de dichter
Jacques Perk, is het bovenstaande een
verklaring, evenwel geen excuus. Perk
toch wordt de jonge mensen nog steeds
en terecht gepresenteerd als de
eerste der moderne dichters, de voor
loper van tachtig. Met deze laatste aan
duiding wordt onwillens aan zyn
waarde als pionier afgedaan, daar die
opmerking natuurlyk tot resultaat
heeft, dat iemand, die kennis maakt
met de moderne letterkunde, geneigd
is eerder te grypen naar de volgroeide
nakomers dan juist naar die „voorlo
per". En dit is onjuist, daar Perk, ge
boren in hetzelfde jaar als Kloos,
zonder twyfel een figuur in de bewe
ging van tachtig geworden zou zyn als
hy niet op zyn tweeëntwintigste jaar
was overleden.
Men kan dus het verschynen van de
biografie van Jacques Perk niet vol
doende toejuichen, vooral ook waar
deze nu een einde kan maken aan het
vage hoogdravende beeld van die
jonggestorven dichter, die een ongeluk
kige liefde opdeed in de Ardennen en
daarom verzen schreef. Verheugend
is het ook, dat deze levensgeschiedenis
geschreven is door prof. dr. G. Stuive
ling, de man die de taak op zyn schou
ders heeft genomen om de historie van
de letterkunde in moderne banen te
leiden.
Stuivelings biografie van Jacques
Perk kenmerkt zich door leesbaarheid
en zorgvuldigheid. Het is duidelyk, dat
hy by zün werk ook gedacht heeft
aan een lekenpubliek. Het boek is in
eenvoudige styl geschreven en het is
als een verhaal opgebouwd. Men mene
echter niet met een verdichtsel te doen
te hebben. Terecht zegt de schryver,
dat het arrangement van het mate
riaal heel wat natuurgetrouwer is dan
men wel zou denken. Het bewysmate-
riaal zal dan ook in een apart deel
verschynen, genaamd ,3rieven en Do
cumenten" en men kan slechts de hoop
uitspreken, dat ons ongeduld niet te
lang op de proef gesteld zal worden.
Van een jonge man van tweeentwin
tig jaar, zoon van een Waalse predi
kant, kan men niet verwachten, dat
zyn leven een aanschakeling van avon
turen naar lichaam en naar geest is
geweest. De stof tot dit boek kan dus
niets anders geweest zyn dan een fa
miliearchief, zoaals men dat by ieder
beschaafd gezin zou kunnen aantref
fen. Dat Stuiveling echter uit dit
ogenschynlyk oninteressante gegeven
zoveel boeiende bladzyden heeft kun
nen samenstellen, komt geheel voor
rekening van zyn schryverschap. Nooit
en te nimmer zou het bestaan van de
heer en mevrouw Perk aan de verge
telheid ontrukt zyn, indien zy niet de
ouders waren geweest van de dichter
Jacques Perk. Stuiveling heeft echter
uit zyn gegevens net die punten weten
te halen die, aaneengeschakeld, een
lyn vormen waarlangs het leven van
de jongeling Perk loopt. Dat is knap
werk. En welke indruk krygt men uit dit
boek van deze dichter? In het kort ge
zegd treedt ons een zeer intelligente,
geestige, hartstochtelyk in alle fasen
van het leven, belangstellende, verfyn-
de, doch niet verwijfde jongeman tege
moet met een krachtige wil en de on-
verzettelykheid de getalenteerde eigen.
Dit moet met de realiteit overeen
stemmen. Tyd en omgeving in aan
merking genomen moet deze Perk een
even uitzonderlyke als innemende fi
guur geweest zyn.
Indien ik tegen dit uitstekende boek
een bezwaar zou moeten maken, dan
zou het een negatief bezwaar zyn. Wel
verre van deze schryver te kunnen
verwyten, dat hy zich door zyn fan
tasie heeft laten leiden, zou men er
eerder over gaan denken of hy zyn
pen niet te veel geremd heeft. Men
krijgt soms de indruk, dat hy tot con
clusies te gekomen, die hy slechts met
een paar terloopse woorden aangeeft.
En dit geldt zowel voor de figuur van
Perk als voor die van tydgenoten, van
Kloos b.v. Welke overwegingen Stui
veling tot deze terughoudendheid ge
noopt hebben, valt niet te zeggen. „On-
voorwaardelyk", zoals hy in de laatste
alinea zegt, heeft hy zich m.i. niet
overgegeven aan de „dwingende
kracht" van het beeld dat in hem ont
staan is. Edoch, dit is het goed recht
van Stuiveling. Evenals het weglaten
van de naamvals-n in het citaat op pag.
178. Dit boek is een verheugende ver-
schüning, vooral ook omdat ons nog
zoveel meer beloofd wordt.
CLARA EGGINK.