IN KAMER EN TUIN
INDIA JONGSTE VEROVERING
VAN METRIEK STELSEL
Een Zoeklicht
ZATERDAG 11 MEI
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
BELANGRIJKE STAP
Ellenvoetenpondenonsen
werden geleidelijk verdrongen
Oude warboel
v OP DE BOEKENMARKT
Kijkjes in de Natuur
Moderne voorlichting van de jeugd
ALS DE
MEILELIETJES
BLOEIEN
Het bericht, dat India dit jaar zal overgaan tot het Metrieke Stelsel,
heeft vermoedelijk maar weinigen iets gezegd. Wij voelen het voor
deel van een eenvoudig stelsel van maten en gewichten niet meer,
omdat we er aan gewend zijn. Als we ons echter indenken, hoe onze
voorouders met een veel ingewikkelder samenstel moesten werken,
dan beseffen wij wel, hoezeer de maatschappij door de invoering van
het Metrieke Stelsel werd vereenvoudigd. Niemand zal meer terug
verlangen naar de tijd, waarin de ouderdom van een stadhuis van
invloed was op de lengtematen, al zal anderzijds géén huisvrouw-
van-nu er aan denken de winkelier om 1553164,1 golflengten heren-
jaeger te vragen, wanneer zij een meter bedoelt. Maar de wetenschap
gebruikt die lengtebepaling wél!
welke men heeft gevonden, stelde men
vast, dat deze oude Mina ongeveer
491,2 gram zwaar was. dus vrijwel een
half kilogram. Van Babylonië zijn de
gewichten via Egypte, Klein-Azië en
Griekenland naar het westen geko
men. Het Romeinse pond. tijdens de
regering van Karei de Grote in ge
bruik woog 409,32 gram. Van deze
gewichten stammen weer latere af,
zoals het Keuls gewicht van de 14e en
15e eeuw, dat later grotendeels werd
verdrongen door het Troois gewicht,
dat afkomstig was van Troyes in
Champagne. Dit was iets zwaarder:
Van het Keuls gewicht stammen het
Haagse en het Delftse af. alsook het
Brabants pond, dat te Amsterdam
werd gebruikt en 469 gram zwaar was.
Het Amsterdams pond, eigenlijk een
verzwaard Troois gewicht, woog 494
gram.
maten en gewichter In de nieuwe
eenheden om te rekenen. HU had er
twee dikke delen van de „Verhande
ling over Volmaakte Maaten en Ge-
wigten" voor nodig
Kilogram heette eerst pond
Eén van de eerste daden van Koning
Willem I was zijn bemoeienis met de
invoering van „een gelijkvormig stel-
zel van Maaten en Gewigten hier te
lande in gebruik".
Ondanks de tegenzin in alles, wat
Frans was, werd bij de wet van 21
augustus 1816 het Metrieke stelsel in
gevoerd, waarbij echter de Franse in
vloed werd verhuld door Nederlandse
namen voor de nieuwe eenheden. De
meter heette dus officieel el, het kilo
gram pond,.
Dit bleek geen succes, want de volks
mond noemde het halve kilogram
pond, omdat dit meer met het vroegere
gewicht overeen kwam, en de oude el
werd naast de meter gebruikt voor een
lengte van ongeveer 69 cm. Men pro
beerde nog ter onderscheiding de
meter Nederlandse el en het kilogram
Nederlands pond te dopen, maar men
zag in, dat het beter was de oude na
men geheel af te schaffen.
De nieuwe ijk wet van 1869 bracht
weinig verbetering, maar de wet van
1937, die op 1 Januari 1941 van kracht
werd, verloste ons van de oude namen.
Sindsdien is het bij de winkeliers en
handelaren geen gebruik meer ver
ouderde namen als pond, ons en el te
hanteren. Men komt deze in adverten
ties en prijsnoteringen in etalages niet
of nauwelyk meer tegen.
Wetenschaps-eenheid
De standaardmeter en het stan
daardkilogram. met zoveel zorg ge
maakt. zijn thans niet meer dan mu
seumstukken. Voor de wetenschap zijn
zij veel te grof; dóór neemt men als
grondslag de golflengte van het licht,
dat in de spectroscoop de rode lijn
van het Cadmiumspectrum doet ont
staan. Eén meter is 1553164,1 van die
golflengten lang.
Moeizame opmars
Nóg kent de gehele wereld de zege
ningen van het metrieke stelsel niet.
Engeland nog niet bijvoorbeeld en ge
deeltelijk slechts de Verenigde Staten,
waar men nog met miles en feet
werkt. Zelfs het trotse Albion komt
echter schoorvoetend in de goede rich
ting. De luchtdruk wordt daar in de
weerberichten in milllbaren opgegeven
en deze maat berust op het metrieke
stelsel. Men voelt daar wel dat het
een groot voordeel zou zijn, als men
dezelfde maten en gewichten had als
de meeste landen van de wereld, maar
de overgang wordt steeds moeilijker,
hoe langer ermee wordt gewacht. Lan
den, die economisch met Engeland
zijn verbonden, staan voor een moei
lijke keuze.
Zuid-Afrika hinkt nu nog op twee
gedachten; dat India tot het metrieke
stelsel overgaat, zal de balans in het
oude moederland een gevoelige stoot
geven. Of deze direct zal omslaan,
kunnen wij niet geloven, maar ééns zal
het moeten gebeuren en dat zal een
grote overwinning van het metrieke
stelsel zUn. Voorlopig zijn we met de
kleinere succesjes óók al blij.
Dr. D. Burger.
In een primitieve samenleving komt
het er niet zo op aan of de ene staat
er andere maten en gewichten op na
houdt dan de andere, maar zodra ver
keer en handel zich uitbreiden, wordt
dat anders. Het is daarom begrijpe
lijk ,dat omstreeks 1790 in Frankrijk
de drang naar vernieuwing ook op dit
gebied sterk toenam. De tijd van de
revolutie was uiterst geschikt om ver
ouderde opvattingen op te ruimen. En
toch was juist diezelfde revolutie er de
oorzaak van dat het nieuwe stelsel
grote tegenkanting ondervond, niet
alleen in de aan Frankrijk vijandige
landen, maar ook in de „vazalstaten".
By ons werd het'stelsel pas na de be
vrijding, ln 1816, Ingevoerd.
In vroeger tijden waren de lengte
maten op het marktplein, gewoonlijk
tegen de gevel van het stadhuis, aan
gebracht. Iedereen kon zijn eigen
maatstokken daarmee vergelijken. El
of voet waren echter niet in alle
plaatsen even lang, en zelfs in één
zelfde plaats veranderde de lengte van
een maat wel eens, als bijvoorbeeld een
„hiel" (dat was een in de muur aan
gebracht dwarsstaafje. waartegen de
te vergelijken ellemaat moest worden
gelegd) iets uitsleet of omboog.
Ponden bij dozijnen
Met de gewichten was het al niet
beter gesteld. Toch is het niet waar,
dat men maar een willekeurige steen
als eenheid heeft genomen. De ge
wichten, die werden gebruikt, zijn van
het ene volk op het andere overgegaan.
De stammoeder van alle gewichten was
de Babylonische Mina. Uit nauwkeu
rige weging van de drie gewichten,
Francois Pauwels. „Een Hond
Huilt in de Nacht". A. J. G.
Strengholt, Amsterdam z.j.
Wat betreft het thema is er een ge
deeltelijke overeenkomst tussen Pau
wels' vorige roman „Tijger" en deze.
In beide boeken behandelt hij de ver
houding van de mens tot het dier en
de conflicten, die kunnen ontstaan,
wanneer een man zijn hart verliest aan
een kunstenares. In zijn vorige roman
was het de oppasser van de roofdieren
in een dierentuin, wien de genegenheid
voor de tijgerin Tsarina en zijn liefde
voor een jonge tekenares noodlottig
werden. De intrige van „Een Hond
Huilt in de Nacht" is gecompliceerder
en psychologisch fijner uitgesponnen.
Doch ook hier treffen wij een man, die
zijn genegenheid verdeeld heeft tussen
zijn handen en een beeldhouwster.
Peter Wolke is president van de Recht
bank en gehuwd met een invalide
vrouw. Hij lijdt in zekere zin een dub
belleven, wat zijn oorzaak vindt in een
niet te overwinnen gevoel van een
zaamheid. In realiteit en in droom
tracht Wolke de band te zoeken, die
hem het sterkst bindt, maar steeds
weer stuit hij tegen de muur van het
uiteindelijke alleenzijn. Als zijn zieke
vrouw sterft, blijkt zijn verbondenheid
met haar toch te sterk geweest te zijn
dan dat hij kan besluiten tot een hu
welijk met Carla. Pas bij de onver
wachte slag, die het wangedrag van
Axel. zijn zoon, hem toebrengt, zoekt
hij de verbintenis met Carla te be
stendigen. maar Carla waagt zich niet
aan een tweede huwelijk. Als zijn ge
zondheid hem in dé steek laat en hij
zijn honden aan een ontrouwe verzor
ger moet achterlaten, verliest hij ook
het contact met zyn dieren. Een even
dramatisch als gruwelijk einde wacht
hem in de kennel. Het is de figuur
van Wolke. die deze roman zijn grote
waarde geeft. Hii staat op het knoop
punt van conflicten en de schrijver te
kent de wegen naar dit knooppunt met
een grote helderheid en een scherp
inzicht in de psyche van de ouder ge
worden man. zijn bewustwording van
eigen innerlilk falen en van eigen een
zaamheid. Tegenover deze voortreffe
lijk getekende mannenfiguur doen ech
ter de vrouwelijke tegenspeelsters wat
cliché-achtig aan.
Willy Corsarl. „Charles en Char
lotte". H. P. Leopold, Den Haag
1957
Een sterke, breedgebouwde roman is
dit nieuwste werk van Willy Corsari.
Op een afgezonderd landgoed in Lim
burg groeien de kinderen van de rent
meester. de tweeling Charles en Char
lotte, op. De eigenaar van het goed is
een oude, zonderlinge man, die de
rentmeester meer behandelt als een
pleegzoon dan als een ondergeschikte
dank zy een tragische gebeurtenis in
het verleden. Wanneer de jongen
Charles door een ongeluk om het leven
komt. wil het meisje Charlotte haar
vader troosten door voortaan als een
zoon voor hem te zijn. De vader gaat
op de wens van het kind in en enige
jaren lang leeft het meisje als een
jongen, draagt jongenskleren en gaat
met haar vader paardrijden en op
jacht. Deze gebeurtenis is de grond van
he thema van deze roman; het thema
van de tweeslachtige aanleg. Charlotte,
of Charlie zoals zij voortaan heet,
heeft reeds een buitengewoon zelfstan
dig en onbevreesd karakter en haar
opvoeding versterkt de mannelijke
aard, die gedeeltelijk in dit meisje
leeft. Toch blijft zij in wezen vrouwelijk
met als gevolg dat de jonge vrouw in
een voortdurende conflictsituatie komt
te leven. Haar krachtige geest zal zo
wel haar macht als haar noodlot wor
den. Haar noodlot in dien zin, dat zij
mannen aantrekt, die menen steun te
vinden in haar kracht voor hun eigen
wankele aard en haar macht doordat
deze geest haar in staat zal stellen om
uiteindelijk een volstrekt eigen leven
op te bouwen.
Het tweede gedeelte van de roman,
waarin Charlotte na een mislukt hu
welijk zich alleen handhaaft, is min
der sterk dan het werkelijk zeer boei
ende en op hoog peil gehouden eerste
deel. Dit tweede part speelt in de al
tijd précaire milieus der artisticiteit
en treft daarom reeds minder dan de
uitzonderlijke karakteristiek van de
omgeving waarin Charlotte's jeugd zich
afspeelt. Wel vallen hier de laatste
stukken van het beeld van Charlottes
levensgang op hun plaats, maar mo
gelijk ware iets minder volledigheid
wenselijker geweest. De jonge Char
lotte tegen haar eigenaardige half-
feodale achtergrond in haar onge
lukkige huwelijk is uniek; de ontluis
terde Jonge vrouw die haar kunsthan
del opbouwt en vele liefdes afwerkt is
qua karakter zeker bewonderenswaar
dig. maar ook niet meer dan dat. Een
teveel aan bijzonderheden en toeval
ligheden maakt, dat het tweede ge
deelte de werkelijk bijzondere hoogte
van het eerste niet bereikt.
CLARA EGGINK.
Eenheid hard nodig
Men was niet vrij in de keuze van
het gewicht. Omstreeks 1630 bijvoor
beeld was het in Amsterdam voor
schrift, dat met Brabants gewicht
kwikzilver werd gewogen, cochenille,
zijde en garens in het groot, met Am
sterdams gewicht daarentegen zijde by
verkoop in het klein, koffie, thee en
medicamenten. Voor de bereiding der
recepten hielden de apotekers zich
echter bij het Troois gewicht, dat ook
voor goud en zilver werd gebruikt,
maar met een geheel andere onder
verdeling Het was een hopeloze war
boel en het is wel begrijpelijk, dat er
stemmen opgingen om in de maten en
gewichten meer eenheid te brengen.
In Frankrijk droeg in 1790 de Con
stituante aan de Academie des Sciences
op te onderzoeken, hoe men het best
aan een voor de hele wereld aanvaard
baar stelsel van maten en gewichten
kon komen. Men besloot de omtrek van
de aarde zo nauwkeurig mogelijk te
meten en het veertig-miljoenste deel
daarvan als eenheid van lengte aan te
nemen. Toen in 1798 de metingen wa
ren verricht, nodigde Frankrijk alle
verbonden landen en neutrale staten op
een internationaal congres. Door de
politieke toestand gaven maar betrek
kelijk weinig landen aan de oproep
gehoor. Onze landgenoot, de natuur
kundige J. H. van Swinden, werd tot
algemeen rapporteur benoemd.
Er werd een standaardmeter van
platina vervaardigd, die later door een
„liniaal" van harder metaal een
legering van platina en iridium werd
vervangen. Ook werd een standaard
kilogram van platina vervaardigd, die
zo nauwkeurig mogelijk even zwaar
was als een liter water van vier graden
Celsius, bij welke temperatuur water
zijn grootste dichtheid heeft. Van
Swinden nam de omvangrijke taak op
zich alle in ons land in gebruik zijnde
Mag IK de vogelvrienden uitno
digen bijgaande afbeeldingen
van vogels eens goed te bekij
ken. En wilt U dan by elk nummer
voor uzelf vaststellen wat voor naam
erbij past? U zult dan vermoedelijk
zonder veel moeite komen tot: een
kwartel bij (1). een zwartkopmees (2),
een boerenzwaluw (3), een buizerd (4),
een ransuil of althans iets dergelijks
(5» entja, met nr. 6 weet u waar
schijnlijk geen raad. Ik ook niet. Ik
weet met geen van alle raad, ik ben
helemaal de kluts kwijt, we weten er
geen van allen iets van. Dat zegt
althans de „vogelencyclopedie", die ik
bij toeval in handen heb gekregen en
waaruit ik de tekeningen heb overge
nomen. We weten het niet meer. Deze
uitgave, bedoeld om kinderen in han
den te geven, dus om die kinderen
Kennis bij te brengen op het gebied
van de levende natuur, dit plaatjes
boek vertelt ons dat nr. 1 een water
hoen is uit Virginia, nr. 2 een zwart-
koptuinfluiter, nr. 3 een huiszwaluw,
nr. 4 een boomvalk nr. 5 een bosuil en
nr. 6 een gierzwaluw.
Jammer mijn tekenpapier was vol
en toch had ik de verzameling zo graag
nog willen uitbreiden, want deze
nieuwe aanwinst van 1956 biedt nog
een schat van bijzonderheden, waar
van U en ik nooit hadden kunnen dro
men. Ik zie b.v. nog een pikzwarte vo
gel met rode vleugelvlek en die heet
koperwiek, verder een soort postduif,
die houtduif wordt genoemd, een vink-
achtige vogel met zwarte kop, witte
buik en felrode borstvlek, die de naam
draagt van haakbek, enzovoort en zo
maar voort.
En dat zijn alleen nog maar de
afbeeldingen en de namen. Maar dan
de tekst! Die vertelt ons, dat de gier
zwaluw in bosjes nestelt en de tjiftjaf
in de kruinen der bomen terwijl dit
laatste diertje zich voedt met sprink
hanen, bessen en wilde vruchten. O
ja en laat ik vooral niet vergeten, dat
het winterkoninkje 11 tot 14 cm 'lang
is!
j s HET niet bar deze moderne voor-
I lichting van onze jeugd die er in
-L het algemeen gesproken toch al zo
bitter weinig van weet? Het gekke van
het geval is, dat de tekeningen wer
kelijk niet slecht zijn daar is kennelijk
iemand aan het werk geweest, die het
vak verstond. Het zal dus ook nog geld
hebben gekost. Maar wat voor fantast
met die tekeningen aan het knutselen
is geslagen, ik weet het werkelijk niet.
Zullen we er per slot van rekening
maar om lachen? Onze schouders op
halen?
In mijn boekenkast staat een klein
boekje, een heel oud een eerbied
waardig boekje. Dat boekje heb ik te
Als de meilelietjes bloeien, ga je toch
echt wel een beetje over de zomer
denken; alles staat er nu zo heerlyk
fris bij in de tuin en die lelietjes geu
ren dat het een lieve lust is. Eigenlijk
een beetje vreemd, dat ze nog zo
weinig in kleine tuintjes worden aan
geplant; vreemd omdat ze op plaatsen
groeien waar vele andere zonneplanten
het niet meer doen. Meilelietjes hou
den wel van een licht schaduwplekje
en voldoen het best, indien ze onder
licht struikgewas worden aangeplant.
Laat ze daar dan maar met rust. Ze
zorgen zelf wel voor de nodige uitbrei
ding door middel van de witte wortel
stokken, die overal door de grond heen
kruipen en tenslotte kan men dan van
echte kolonies spreken; kolonies die
een wolk van geur verspreiden. Mei
lelietjes worden ook veel voor bruids
werk gebruikt en eigenlijk is het zo:
de bloemist kan ze u het ganse jaar
leveren, doch niet op het laatste mo
ment. Wie ze buiten het seizoen wil
hebben, zal met de bloemist een af
spraak moeten maken en dan zorgt hij
dat alles in orde komt.
Niet alleen de meilelietjes, doch ook
vele andere gewass enstaan thans in
volle bloei en vele irissoorten staan nu
te pronken. Weet u wel dat ze ook wel
eens de orchideeën van de kleine man
genoemd worden? Bloemvormen en
bloemkleuren doen eigenlijk voor die
van de orchideeën niet onder en u
kunt ze in allerlei soorten en maten
bestellen. Het is er nu een beetje te
laat voor, doch noteer het nu even;
aanstaande herfst kunnen ze dan ge
poot worden en dan kunt u nog de
kant uit van de vasteplant-irissen en
die van de bol-irissen A an welke ik
de voorkeur geef? Ze zijn allemaal erg
mooi en neemt u maar eens een proef.
Uw gazon moet nu regelmatig gemaaid
worden; liefst elke week, ook al groeit
het misschien niet zo snel meer. Hoe
korter het gehouden wordt, des te
beter gazon zal men op den duur ver
krijgen. Als het gras wekelijks gemaaid
wordt, moet het telkens opnieuw op
groeien en daar gaat veel energie mee
verloren en aan u oe taak daar iets
tegenover te stellen: het moet bemest
worden. Voor dit doel kunt u gebruik
maken van de bekende roze tuin- en
gazonkorrelmest; grote hoeveelheden
behoeft u heus niet te strooien. Wan
neer dit de ganse zomer om de veer
tien dagen wordt gedaan, kunt u al
volstaan met ongeveer vijftig gram per
tien vierkante meter; aangenomen dat
het gazon dit voorjaar ook een nor
male bemesting heeft gehad.
G. KROMDIJK.
de Plantentuin in Parijs. Wat dat was,
weet ik niet, maar ik voel, dat hij een
hoge Piet moet zijn geweest. Maar
hoog of niet. een feit is. dat deze ge
leerde de Franse boekenschat heeft
verrijkt met zijn pennevruchten, die
ook nog werden vertaald, o.a. in het
Nederlands. Die goede Buffon zal zo'n
250 jaren geleden zijn boeken wel in
heilige ernst hebben geschreven. Dit
blijkt trouwens uit de zalvende toon,
waarop hij in het voorbericht „de lieve
Jeugd" zijn werkje aanbiedt. Na dit
voorbericht geeft hij dan een serie
verhaaltjes ten beste, nee maar! daar
zijn de slechtste kinderboeken uit deze
tijd nog heilig bij (en daar is wat rom
mel. die de jeugd zonder blikken of
blozen wordt voorgezet).
voorschijn gehaald toen ik die fraaie
encyclopedie (wat een woord voor
zo'n stuk werk!) had doorgeworsteld.
Dat boekje heet: ..Buffon in minia
tuur" of „Natuurlijke historie voor de
jeugd".
Buffon, Graaf van Buffon. was een
Frans bioloog die leefde van 1717 tot
1788. In 1739 werd hij intendant van
Lelietjes van Dalen of meilelietjes
Mag ik er eens iets uit citeren? Ik
weet alleen niet waar ik zal beginnen,
want de nonsens, de barre onzin, ligt
er voor het opscheppen.
Nu, daar gaat-ie dan. Aantreden
voor de polonaise!
HET hert: „dit onnoozel, vreed
zaam dier zoekt de eenzaamheid
van het woud: Het heeft de
grootte van eene hit en ranke en wel
gespierde poten. Het is buitengemeen
schuw en vlug tot deszelfs verdediging
met getakte hoornen voorzien, welke
jaarlijks in de lente afvallen en door
nieuwe vervangen worden. In den win
ter vereenigen zich de herten aan
troepen en verwarmen elkander met
hunnen ademenz
De ree is het wijfje van het hert. Ze
is kleiner en heeft geene hoornen,
maar is even vlug. Zij werp slechts één
jong en wanneer hetzelfde groot is,
leert zij het lopen en den honden ont
vlieden. Zoo het jong niet gehoor
zaamt, schopt ze het voortenz...
Merkwaardig genoeg, vertelt de
schrijver ook iets over de reebok en
vervolgt dan: „Het wijfje van den ree
bok werpt twee jongen ter eener dragt,
een van het mannelijk en een van het
vrouwelijk geslacht, welke, met elkan
der opgroeyende. elkander zeer be
minnen en nimmer weder scheiden.."
Hier moet ik even een traan weg
moffelen. Ha! daar hebben we ook de
eekhoorn „den eekhoorn uit 1700 zo
veel! ..Dit lief aardig diertje is van
eenen zachten aard, het is noch ver
scheurend, noch schadelijklaten
we dit maar overslaan, 't wordt nog
vreemder.
„Dit diertje drinkt nooit en wordt
alleen door den dauw verfrist. Zelfs is
het schuw voor water, doch in weerwil
daarvan zich soms genoodzaakt ziende,
eene rivier over te steken, neemt het
een boomschors en bedient zich van
zijnen staart, als roer en zeil tevens.."
We laten de eekhoorn nu maar
spelevaren en houden er mee op. Het
boekje telt 500 bladzijden, dus we kun
nen nog voort met de leugens. Zo wer
den onze voorouders dan voorgelicht.
Van achter de schrijftafel. Zonder dat
iemand de moeite nam. om werkelijk
zijn ogen te gebruiken.
En zijn verstand! Hele generaties
van mensen zy'n met deze prulleboel
opgescheept geworden, want de school
meesters trakteerden er hun kindertjes
weer op en deze lieve kleinen kwamen
er mee thuis. Het merkwaardige is,
dat heel veel onzin, die nu (anno
1957) nog over de dieren wordt ver
teld (en geloofd!) in dat oude boekje
is te vinden. Bij voorbeeld van „de
vledermuis die aast op vlees en spek,
doch vreet alles, al is het ook bedor
ven". Het staat er! En van de adders,
die „op melk verlekkerd zijnde, de
stallen binnendringen, zich slingeren
om de pooten der koeijen en zuigen
haar de melk af". Het staét er!
MAT zal er nog een water naar
de Oceaan moeten stromen,
voor het hedendaagse mensen
geslacht deze leugens bewust en voor
goed van zich heeft afgeschud. En
wat zal er nog een werk moeten wor
den verzet door degenen, die zich ge
roepen voelen daarbij naar vermogen
te helpen.
Zolang er echter nog uitgevers zijn,
die uit onverschilligheid of onwetend
heid de jeugd op een dwaalspoor
brengen zal dat werk der goedwillen-
den nodeloos zwaar zijn.
SJOUKE VAN DER ZEE.