IN KAMER EN TUIN P Tom W' PAARDEN, Isebel: de schoonste in het land EELING ZATERDAG 4 MEI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bewogen Leven Zou Korting Achab de heerseres huivenen beheersen Hij zou niet rusten voor zij de zijne was A: Kijkjes in de Natuur verdwijnende schepselen M' De BLADBEGONIA, een mooie sierbladplant EJTEVJ Voor Tyrus is het vandaag een belangrijke dag! Blank ligt de stad daar te blakeren in de middagzon! De bewoners voelen zich ver boven de omringende volkeren, die niet, zoals zij, de wereldzeeën bevaren, en dus geen uitgebreide kennis hebben van verre volkeren en hun goden! Vandaag is het een belangrijke dag, want er zal een Koningskind aan de goden wor den gewijd! De mensen van Tyrus zijn knap, in de ogen van de omringende volkeren véél te knap, waardoor die een bijgelovige vrees voor hen hebben. In Tyrus hebben de goden de geheimen der sterren voor de mensen ontsluierd. De schippers varen weken en weken achtereen, terwijl de sterren hun de weg wijzen! Zij kijken in de nachtelijke hemel en lezen daar tijdingen die speciaal voor hen zijn bedoeld! Wie zó iets kan, moet wel héél sterke goden hebben! De inwoners van Tyrus zijn vele geheimen geopen baard! Niet alleen geheimen van de sterren, ook van de getallen. En hun goden vergezellen hen op hun verre reizen! O, zy weten precies ook hoe de aarde wordt bestuurd, en hoe hun hoofdgod Baal, is „ontstaan"! De Vader van è.1 wat leeft is El. Hy regeert in de hemel, op aarde en in de wereld onder de aarde. Op een dag ontmoette hy de godin van de zee: As herat! Onmiddel- ïyk werd hy verliefd op haar en spoedig daarna werd Baal geboren! Baal, de sterke zoon, kreeg van zyn moeder als geschenk: de „wolken" en van zyn vader de „wind". Zodoende kon hij de schepen der mensen van Tyrus over de zeeën drijven tot aan het einde der wereld, en hy kon door middel van de wolken water maken dat de gewassen nodig hadden by hun groei. Doch een ieder kan begrüpen dat boven de wolken het zonnelicht gaat en boven de winden de zee. Elke inwoner van Tyrus weet dat de vader sterker is dan de zoon. Op deze dag stromen zo tegen het middaguur alle bewoners naar de kust van het eiland waarop Tyrus is gebouwd. De prinses van Tyrus, twee dagen gele den geboren, zal zo aanstonds in zee gedompeld worden. Want de zee heeft Tyrus groot gemaakt en de dochter van de heerser: Eth-Baal, zal zo gauw mogeiyk met die ele menten worden vertrouwd gemaakt. zy ligt in een wieg van bamboe, die versierd is met goud. Van purper is het baldakyn dat boven haar gedra- dragen wordt. Ontelbaar is de schare die haar volgt. In spanning kyken duizenden toe als de kleine prinses door pries ters in zee wordt gedompeld! Nu is zy een kind van de zee en ook heerseres over de zee. Nu zal zy haar volk zeker welvaart brengen. Niemand let op het schreien van de kleine prinses. Ieder volgt met spanning de ceremonieën die aan de kleine Isebel worden voltrokken. Het kletsnatte kind wordt nu geheven naar de zon. Want de zon is de bron van alle leven. De zon is het oog van El, die Baal verwekt heeft by de godin der zee, As herat. Is het wonder dat duizenden geloven dat de kleine prinses Isebel, het kind van de heerser Eth-Baal, een half-godin is? Eéns zal zy worden ingewyd in de geheime leer van Baal. Eens zal zy mee beschikken over het wel en wee van al haar onderdanen. Bail was een zeer sterke god! Soms vertoonde hy zich aan de mensen in de gedaante van een stier. Wéér anderen hadden hem gezien als een atleet, met hoorns op zijn hoofd. En een ieder was er van overtuigd dat de boze goden hem nooit voor altyd zouden kunnen overwinnen. In de herfst begon de vreseiyke stryd, dan moest Baal tydelijk het onderspit delven, doch in het voorjaar versloeg hy al zyn vyanden weer. De kleine Isebel groeide op tot een wonder-schone vrouw. En zy verstond by uitstek de kunst om haar schoonheid zó te accentueren dat ze op ieder een onver- geteiyke indruk maakte, Om haar welgevormde armen droeg ze de prachtigste gouden sieraden, om haar slank en soepel lichaam droeg ze de heerlijkste gewaden, en bovenal besteedde ze zorg aan haar ogen, haar lippen en haren. De donkere wenk brauwen werden verlengd en liepen uit in een scherpe streep, de wimpers werden zwart gemaakt en de oogleden zelf kregen een matte tint waardoor de byna git-zwarte oogappels stonden te schitteren in helder wit! Haar haren werden met gouden banden doorvlochten en haar dunne, welgevormde lippen met rood afgezet. In de naburige landen hoorde men al spoedig van de buitengewone schoonheid van Isebel, de dochter van Eth-Baal. Dit nu. èn de wetenschap dat ze schatryk was, maakten haar tot een zéér begerenswaardige bruid! De priesters van Baal waren zeer met haar ingenomen, omdat zij snel kon denken, een geboren heersers- natuur had, en open stond voor hun mysteriën. Iedereen verwachtte dan ook van haar dat ze eens héél belangrijk zou worden. De goden waren op haar hand, zy zou Tyrus nóg machtiger maken dan het al was! En het was machtig! Het beheerste immers met de stad Sidon tezamen, de grote wereldhandel! Mensen van Tyrus waren, daar geweest waar de zon in het noorden stond! Géén wonder dan ook dat de vorsten der wereldrijken Egypte, Babylonië en Syrië, dienaren naar Tyrus zonden om te onderzoeken of prinses Isebel een goede party zou zyn voor een van hun zoons! De vorsten uit die dagen hadden veel zonen by vele vrouwen! In het Boek Koningen, waarin ook in het kort de ge schiedenis van Isebel wordt vermeld, wordt ons ook verteld dat koning Salomo, die een eeuw eerder leefde, vele vrouwen had. „En hij had zevenhonderd vrouwen, vorstinnen en drie honderd bywyven en zijne vrouwen neigden zyn hart". De vrouwen hebben Salomo géén geluk gebracht, want toen hij ouder werd, „trokken zy hem weg van de God van Israël," en neigden zyn hart naar vreemde goden! Daardoor werd Jahwé toornig en scheurde zun ryk. In één van die twee rykjes: Israël, regeerde in de dagen van Isebel een krijgshaftig koning, Achab genaamd. Deze Achab was jong en eerzuchtig. Van Samaria, zyn hoofdstad, had hy reeds een sterke vesting gemaakt, en aangezien de handelswegen van Tyrus en Sidon naar Mesopotamië door zyn gebied liepen, was hy heer van een belangryk gebied. chab had van de schoonheid van Isebel gehoord, zyn dienaren die hy uitgezonden had naar Tyrus hadden hem verteld dat haar gelaat lichtend was als de zon en dat haar gewaden zo schitterden dat men er nauwelyks het oog op houden kon! Zij was dus ryk en begerenswaardig! Het kwam volstrekt niet in Achab op dat er kans zou bestaan dat ze hem beheersen zou. Hy was immers een man, en zy slechts een vrouw! Een van de velen die hy tot vrouw nemen zou! zyn raadsleden raadden hem sterk aan Isebel te huwen, omdat dit grote politieke en economische voordelen zou brengen en de vader van de schone Isebel, zag ook in de verbintenis voordeel, omdat Israël de wegen naar Babyion beheerste en Achab een krygshaftig man was. Daarom kwam er weldra een voorlopig huwelykscon- tract tot stand en Achab toog met enige krijgsmakkers op weg naar de Tyrenen. Toen zy in Tyrus aankwamen verbaasden ze zich over de weelde die er heerste, en toen Achab aan de Koning van Tyrus werd voorgesteld voelde hy zich niet op zyn gemak. Er heerste een sfeer aan het Hof die hy niet kende. Hier waren verfynde smaak en hoofse min richt snoer voor veel. Hier werden gerechten opgediend die hy nog nooit gegeten had, en waarvan hy dus ook niet wist hoe hij ze eten moest! De dappere, voortvarende koning Achab, een natuurmens, voelde zich klein te midden van al deze culturen! Maar toen hy plotseling Isebel zag binnentreden, achter de hoge priesters, schoon als een offerlam, gou den banden in het haar, de schitterende ogen op hem gericht, toen was hij opeens de jager geworden, die zulk bekoorlyk wild zag dat hem het hart ervan bonsde. De prinses Isebel naderde hem en haar vader. Slank en sierlyk als een hinde was zy, haar ogen spraken van een wereld waarvan hy tot nu toe sleehts had ge droomd. Zy boog voor haar vader, voor hem nu! En direct daarop ging ze heen! Droomde hy of waakte hij? Weg was opeens alle angst. De wereld om hem werd opeens onbelangryk. Zij was belangryk, en hy was de grote jager, de sterke man, de voortvarende Koning, die niet rusten zou vóór zy de zijne zou zijn! Hy zou over haar heersen! REIN BROUWER. ER stond een paard en rytuig voor een stationnetje. Een armetierig beestje, scheef gezakt in z'n kruis, vermoeid en afgewerkt, de benen styfjes en niet helemaal recht. Het rijtuigje, een „coupeetje", hing ook wat scheef in z'n veren; dat kwam door de koetsier, die op een kant ge leund, op de bok zat te dutten. By dat paard stond een klein joch. Hy streelde het dier over het voorhoofd, klopte voorzichtig op z'n hals en mompelde zachte woordjes, die voor het paard bestemd waren. Er stonden nog meer vehikels m de ry, oude rijtuigjes, die met koetsier en paard wachtten tot een stampend en blazend lokaalspoortje hun een vrachtje zou leveren. Maar by geen stond zo'n stille wachter als bij het oude paard met het afgezakte blauwe dek het paard met de stalbenen. De koetsier was een kleine man. Hij had een lange zwarte duffelse Jas en een hoge hoed met versleten kokarde. Zyn neus was paarsblauw, zijn ogen klein en troebel. Maatschappelijk gesproken was de man ai net zo'n stakker als zijn paard, maar daarvan had dat jongetje geen weet. Conversatie tussen die twee was er niet, de man vond dat kind waarschynlyk een beetje vreemd (welk kind gaat er nou iedere dag na schooltyd een paard staan aaien!) maar hy liet het Joch z'n gang gaan. kwaad deed ie niet. ERKWAARDIG zo'n herinnering haarscherp in Je geheugen ge krast. Dat jongetje heb ik heel goed gekend. Ik was het zelf. Ik weet nu nog precies, hoe groot die vreemde trieste paardeogen van vlakbij waren en hoe groenig de dikke lippen in de mondhoeken achter het bit, noch ben ik vergeten die mengeling van geuren, die zo speciaal by een paard horen. En die oude stille koetsier, ik zou hem kunnen tekenen, zo duidelyk heb ik hem voor me op dat pleintje met die rustende paarden en slaperige koet siers. die alleen in actie kwamen, als de tingeltangel van het stationssignaal de nadering van een trein aankon digde. Wat my in die prille jeugddagen in dat ene paard heeft aangetrokken, weet ik niet meer. Paarden hebben me altijd geboeid, ze doen dat nog. Ik vraag me af. of onze jeugd van nu, opgegroeid by „Tour de Prance" en straalvliegtuig, nog wel enige belang stelling kan opbrengen voor een dier soort. die bezig is. een zeldzame ver schijning te worden. Als wy indertyd, als jongens van 10 k 12 jaar. hoorden dat er ergens op de helde buiten onze plaats „paardevolk" was. dan liepen we ons een half uur lang buiten adem om maar een glimp van het gedraaf en gegaloppeer op te vangen. Voor de wydopen deuren van de manege, waar de „upper ten" de deftigheid van onze dorpse ge meenschap, zich oefende in de schone rijkunst, we waren er niet weg te slaan. En het circus onzer jongensda gen? Ja, dat circus, die betoverende wereld van schijn en werkelijkheid Als ik weet. dat er „wilde beesten" worden vertoond, dus als men er met leeuwen, tijgers en beren exerceert, zet ik er geen voet, omdat ik zeker weet. dat ik me aan zo'n vertoning zal er geren. Maar worden er alleen clowns en paarden aangekondigd (hetgeen steeds meer uitzondering wordt) dan wegen mogelijke ethische bezwaren minder en dan moet ik erheen. Dan wil ik genieten van rijkunst, die he laas al zeldzamer gaat worden, genie ten vanalleen maar het kyken naar dieren, die niets anders hoeven te doen dan te stappen, te draven, wenden en keren, omdat ze daarmee alleen al behoren tot het schoonste wat de schepping heeft opgeleverd. MEN zegt, dat het paard heeft afgedaan, dat het gaat verdwy- nen uit het stadsbeeld. Er zyn inderdaad symptomen, die aan dat toekomstbeeld geen twyfel overlaten. Onze straten worden al breder en kaler, ze zijn alleen nog maar bere kend op het snelle verkeer, waarin voor het langzame paard geen plaats meer is. Het Ideaal van de snelheids mens zal onvermydelyk worden een netwerk van prachtige betrouwbare Bladbegonia's zyn byzonder mooie sierbladplanten en ook als kamerplant voldoen ze uitstekend. Tegenwoordig komen verschillende soorten voor in allerlei kleurschakeringen en het pret tige is: U kunt een bepaalde kleur uit zoeken; èèn die uitkomt in het interi eur, want ook daar let men niet vol doende op by het aanschaffen van bloeiende planten en van bloemen en bladplanten. Een blauwe cineraria moet niet in een blauw interieur ge zet worden; die kleur doet het daar beslist niet. In een geel-geverfd ver trek zal die blauwe kleur pas gaan spreken en zo is het ook met uw kleur- bladplanten. Overleg dus eerst welke kleur het in uw omgeving het beste zal doen. Bladbegonia's kunnen ook wel bloeien, doch die bloemen zyn niet de hoofd zaak: eigenlyk helemaal maar van on dergeschikt belang. Die fraaie blad tekening moet het hem doen. U zult misschien deze winter niet zo erg over uw bladbegonia te spreken zijn ge weest; ze zal wel een paar bladeren hebben laten vallen en dat is niet zo plezierig, doch wel om overheen te komen. Ze hebben een hekel aan die droge kamerwarmte, doch nu er wat minder gestookt wordt en misschien helemaal niet meer, zal de plant pas goed gaan groeien. Het ene na het andere blad ontwikkelt zich nu en van zelfsprekend moet er dan van uw kant toch ook iets tegenover staan: bloemen en planten zyn uw beste vrienden en die zal men niet gaarne iets onthou den. Geef ze dus om de veertien dagen maar eens een lichte oplossing van de bekende kamerplantenkunstmest; ze zullen er blij mee zyn. Maak die oplos sing dan vooral niet te sterk; wanneer per liter water één theelepeltje wordt opgelost kunt daarmee al wel onge veer twintig kamerplanten bemesten. Bladbegonia's hebben 's zomers een hekel aan de felle zon en U dient ze dus ook in deze tijd van het jaar al een weinig te beschermen. In de win termaanden staan ze het liefst in een normaal verwarmde kamer. Dan is het nuttig de mooi getekende bladeren 's morgens met lauw water te overne- velen. Misschien is het voor U ook wel eens aardig om te weten hoe de bloem ist deze plant nu voortkweekt. Dat doet hy door middel van stekken, doch niet op de gewone manier. Een volwassen blad wordt in kleine vierkante stukjes verdeeld. Elk stukje wordt op vochtige en warme grond gelegd. Binnen enkele weken heeft het dan wortels gevormd. Later komen dan de jonge blaadjes te voorschijn en is er weer een volslagen plantje ontstaan. G. KromdWk. wegen, recht als een liniaal, vlak als een startbaan en zonder bomen. In onze steden en ook kilometers ver daarbuiten, waar men verwoed aan het rooien is, kan ieder zich reeds met dat toekomstbeeld vertrouwd maken. Een dwaas, die zich er tegen verzet, de tyd kun je niet tegenhouden. In dat bruisende 20e eeuwse ver keer wordt het paard tot een levend fossiel, een bezienswaardigheid. Ja? is dat werkelijk zo? Lopen we nu niet te hard van stal? Want ze zijn er immers nog. onze paarden in het verkeers beeld! Iedere morgen kom ik ze tegen, schimmen in het vale ochtendlicht, kleine groepen werkpaarden, op weg naar hun wachtende wagens. Damp wolkt om hun warme lyven, kettingen rinkelen, ritmisch klinkt hun rustige stap. Ik 'moet dan denken aan de tekenaar Pieter Dupont, die de werk paarden aan de Seine tot onderwerp maakte van zijn etsen, zijn gravures en tekeningen. Alleen leefde Dupont in een tyd, dat het werkpaard werd af gejakkerd. uitgebuit en afgebeuld, tot de laatste gang naar de vilder. Zo'n woord vilder spreekt al boekdelen, het past precies in een tyd, waarin de mens voor zyn kromgewerkte trekdie ren, die proletariërs van een edel die- renras, geen eerbied, laat staan waar dering had. Ik overdrijf niet. Wie de afbeeldingen van Dupont kent, zijn zwoegende beesten op slecht gepla veide wegen, zijn gevallen paarden, hulpeloos, deerniswekkend, hy zal het met me eens zijn. Hij zal ook met my van mening zijn, dat het verdwynen van het sleperspaard uit onze maat schappij een winstpunt wordt, waar mee alle mensen zullen instemmen, die hart hebben voor een dier. Daar komt dan nóg by dat het vraagstuk van het couperen (dat is het verminken van de staart) zichzelf zal hebben opge lost. want als er geen paard meer is, valt er niets meer te knoeien aan een staart. 27 O ver zijn we echter nog niet. j Gelukkig voor de paardenvrien den. In onze hoofdstad komen we ze nog tegen in het drukste ver keer. de prachtige paarden voor de lange platte wagens, gezonde sterke dieren, een lust voor het oog. Gelukkig hebben we ook onze concourship- piques, jaarlijkse festijnen van kracht, snelheid en gratie. Hoe zouden we ze kunnen missen, de paarden op een glooiend akkerland, de paarden in een zomerwei, rustend by een hek, speels knabbelend in elkanders manen. Paarden op een strand in avondzon, met lange schaduwen achter zich in een onmetelijke ruimte, paarden op markten en keuringsdagen, waar de schoonste dieren in de openbaarheid treden. Zou de moderne mens dit alles willen missen? SJOUKE VAN DER ZEE. Ruim Uw oude winterhuid die alle kwalen van Uw huis in zich heeft opgenomen, eens grondig op. PEELING, d.i. het wegnemen van de harde, verhoornd© opperhuid, geeft U een verrukkelijk gevoel van voorjaar en verjonging. Vraag onze specialiste eens advies (gratis) over Uw huidmoeilijkheden en over deze voor Nederland, nieuwe treatment, met pre paraten die wij uit India hiervoor betrekken. Breestraat 45 - Leiden Telefoon 23851-32590

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 12