tLIJIV
DIJ VULU
Museum-baas B. Weenink zegt
gasten vaarwel met „trekzak"
Ook dominees zijn geen engelen...
H
Allermerkwaardigst museum in
Achterhoeks gehucht
MISKENDE
VREDE
LAmantvan Coty werd
Mina Bakgraag
5e laargang no. 17
Zaterdag 27 april 1957
Fanatiek verdediger van boerentraditie
De trotse eigenaar van het wonderlijke Achterhoekse Museum
„De Erve Kots". Boer Bernard Weenink
(Speciale berichtgeving)
Bernard Weenink in Lievelde, even bezuiden Groenlo, is zonder
twijfel de merkwaardigste museumdirecteur, die wij ooit ontmoetten.
U zult hieronder veel over hem vernemen, maar om u reeds op het
goede spoor te brengen, vertellen wij meteen al, dat hij een van de
weinige Nederlandse plattelanders is, die een welhaast fanatieke trots
kent inzake de boerencultuur; dat hij al ruim twintig jaar zijn museum
„De Erve Kots" drijft zonder ooit een cent overheidssteun te hebben
ontvangen; dat hij zijn gasten uit Amerika, Tasmanië, Liberia of waar
ook vandaan de culturele waarden van de Achterhoek en Twente
duidelijk maakt in plaatselijk dialect en dat hij tegen de tijd van het
afscheid steevast zijn harmonica grijpt om de museumbezoekers zo
mogelijk tot de Drikusmandans te stimuleren. En wanneer wij hier
nog zijn beginselverklaring aan toevoegen: „In mijn verzameling heb
ik bespeurd dat dit niet alleen een stoffelijk bezit, maar tevens een
geestelijk goed is en dat ik op deze manier dankbaarheid kan tonen
jegens mijn voorouders, die zoveel prachtigs nalieten" dan weet
ge dat deze museumdirecteur waarlijk een verhaal waard is. Temeer
daar er bij velen van ons boerenland een teleurstellende neiging be
staat om alles wat oud en vol traditie is en geen nut heeft voor de
produktiviteit van het bedrijf, klakkeloos op de belt te gooien.
Nimmer een cent subsidie
ontvangen
Dat Lievelde is een buurtschap van
wijd verspreid liggende Boerenhoven
in flauw golvende Achterhoeks land.
Ge vindt er schansen en loopgraaf -
restanten uit de 17e eeuwse dagen dat
Frederik Hendrik en Spinoza hier hun
veldheer-talenten toonden met de ge
duchte vestig Grolle (Groenlo) als in
zet. In dit vriendelijke land van
Neder-Saksische levenstrant liep Ber
nard Weenink als kleine jongen al de
boerenfeesten af, omdat de harmo-
nicamuziek een vreugdevolle prikke
ling in zijn bloed bracht. Hij leerde
zelf ook de „trekzak" hanteren en op
zijn vijfde jaar speelde hij als een
Achterhoeks wonderkind het Wilhel
mus. Hij keek goed toe hoe de Drikus-
man werd gedanst en „onze fikshond
hef fleu" en al die andere grappige
folkloristische springdingen. En tien
tallen jaren later, toen alle anderen
het waren vergeten, kon hij boeren-
dansgroepen opleiden en tot driemaal
toe de Koningin persoonlijk vertel
len hoe het met die Gelders-Overijs
selse boeren vrolijkheid in elkaar zat.
Frankische grafheuvel
Weenink was dus als jongen al wat
anders dan de anderen, maar zijn le
ven maakte eigenlijk pas achter in de
jaren twintig een scherpe bocht en ging
een andere richting uit, toen hij vlak
bij huis wat zand aan het weghalen
was van de lage heuvelrug, die van
Aalten naar Neede dwars door de Ach
terhoek loopt. Bij die schepperij van
bouwzand kwamen een paar urnen
voor de dag, de gealarmeerde dr. J. H.
Holwerda kwam met bodemonderzoe
kers uit Leiden toegesneld en in wrken
van voor insiders emotionele graaf-
arbeid werd een complete Frankische
grafheuvel blootgelegd.
Bernard Weenink hield er zelf een
paar scherven en andere spullen van
over, die hem het grote verband tus
sen heden en verleden leerden zien. Hij
las geschiedensboeken, verzamelde
oude dingen en was bovenal boer. en
misschien was Weenink toch nog een
betrekkelijk willekeurige, harmonica-
spelende Achterhoeker gebleven, als
twee kinderloze ooms kots hem niet
Het zijn er nog maar betrek
kelijk weinigen (al bevindeln
zich onder hen ook vreemdelin
gen uit alle windstreken), die de
weg weten te vinden naar een
van de wonderlijkste musea van
ons land: dat van de 76-jarige
boer Bernard Weenink in Lie
velde.
Nabije Oosten. Kortom, de situatie
is wat chaotisch in Weeninks museum,
maar de eeuwenoude boerensfeer over
heerst sterk en het commentaar in dia
lect is onschatbaar meer waard dan
een ordelijke consequentie rang
schikking van de curiositeiten.
De directeur van het museum „Erve
Kots" kreeg zoveel voorwerpen bij el
kaar, dat hij moest uitbreiden. Hij
kocht oude stenen en zelf zette hij een
gebouwtje neer, waar geen schoon
heidscommissie aan te pas kwam, maar
dat het in deze omgeving toch alles
zins behoorlijk doet. Hij noemt dit de
„kleuterschool" omdat hij zijn bezoe
kers in deze ruimte eerst wat wegwijs
maakt. Ze kunnen er even acclimati
seren temidden van spinnewielen,
merklappen, snotneuslampjes, oude
parapluus, vogelkooitjes, broodspinde,
koperen ketels, stroovlechtwerk (van
de baas zelf), staartklokken, knolhor
loges en honderden dingen meer, die
vroeger in elke boerderij te vinden
waren.
O.K. en W.-ers kwamen
kijken
een nevenliggende eeuwenoude Sak
sische behuizing hadden vermaakt.
Een heerlijkheid van een boerderij
met gekruiste paardekoppen als gevel
teken boven het rietdak, met een
machtige schoppe (schuur) erachter
en een drinkkolk met eendemanden:
een boerenerf door hoog geboomte om
geven. zo mooi van licht en verhou
dingen als er maar weinig te vinden
zijn. Bernard vroeg aan de befaamde
dr. Holwerda, die sinds de urnen-
graverij zijn raadsman was gebleven,
wat hij ermee aan moest. „Moet je een
museum van maken," zei de geleerde
„kalm aan alles wat oud is en in de
Achterhoek of in Twente thuis hoort,
verzamelen".
Dat heeft Weenink gedaan en in
1935 werd de toen 55-jarige boer mu
seum-directeur en tevens gids, want
hij leidde sindsdien de mensen, die
kwamen kijken naar „De Erve Kots"
persoonlijk rond en telkens weer beleed
hij op andere manier zijn liefde voor
de spulletjes, die hij had verzameld.
Weenink heeft eigenlijk nooit re
clame gemaakt en toch krijgt hij
tegenwoordig een kleine drieduizend
mensen per jaar op bezoek. Mensen uit
eigen land natuurlijk, maar ook uit
Arabië, Spanje, Denemarken en waar
ook vandaan, die op de een of andere,
meestal onnaspeurlijke manier gehoord
hebben over de lange, tanige 76-jarige
boer in de Achterhoek, die zich op
geworpen heeft als een vurig verdedi
ger van de oude boerencultuur.
Geen stuiver subsidie ontving hij tot
dusver, maar nu onlangs deed hij toch
een beroep op het ministerie van O. K.
en W. om bij te springen, daar de las
ten hem al te zwaar gaan wegen. Er
zijn afgezanten van de minister komen
kijken en wanneer zij zich niet blind
gestaard hebben op de versteende kat
en de nogal wanordelijk opgeborgen
scherven, zullen zij hebben moeten
vaststellen, dat in Lievelde door Ber
nard Weenink een loflied op de boe
ren tradities wordt gezongen, dat niet
voor dovemansoren mag klinken.
Natuurlijk: er is een openluchtmu
seum in Arnhem, waar prachtig werk
wordt gedaan, maar de daar wederop-
gebouwde boerderijen, plaggenhutten
molens en Zaanse huisjes zijn keurige,
belangwekkende, soms charmante mu
seumstukken, maar een sfeer van wer
kelijk rasecht boerenleven zoals rond
„De Erve Kots" hangt, vindt ge daar
zeker niet. En bepaald ook niet een
directeur, die zijn gasten met de „trek
zak" uitgeleide doet. Bernard Weenink
heeft het druk met zyn bedoening
„drok as een kat die zeven potte hef
af te lekke" maar dat neemt niet
weg. dat hij bezig is zijn museum nog
verder uit te breiden. Hij kocht name
lijk van organisator Kleiboer het
roemruchte „los hoes", dat van Lon-
neker naar de „E 55" in Rotterdam
werd getransporteerd en daar een van
de attracties was. De dorpstimmerman
van Lievelde en Weeninks zoon Gerrit
(die zijn opvolger zal worden) bouw
den het houten staketsel op en deze
lente nog zullen de stenen tussen het
vakwerk gemetseld worden. Welk mu
seum waagt het uit te breiden zonder
ook maar enig subsidie-houvast?
TOEN de laatste wereldoorlog
reeds enkele jaren voorbij
was, doordat de atoombom op
Hiroshima een vrij abrupt einde
had gemaakt aan de weerstand
van Japan, werden er op eilanden
in de Stille Zuidzee nog groepjes
Japanners aangetroffen, die in de
waan verkeerden, dat de oorlog
nog steeds voortduurde. De bood
schap „staakt het vuren" had hen
nooit bereikt. Zij hadden zich. zo
goed en kwaad als dat mogelijk
was, in het leven gehouden met
wat het oerwoud him opleverde en
wachtten rustig op de dag, dat zij
de strijd met eventuele belagers
zouden moeten aanbinden.
Als ik zo de wereld, waarin wij
leven, en ons mensen, die op deze
aarde krioelen, er eens op aankijk,
ontkom ik niet aan de indruk, dat
we wel heel veel op deze Japanse
soldaten gelijken. Een week gele
den hebben we het paasfeest ge
vierd. het feest van het Licht, de
opstanding van Jezus Christus uit
de doden. Dat is het meest revolu
tionaire gebeuren, dat de wereld
geschiedenis kent. Het druist vol
komen tegen onze verwachting in.
dat iemand, die lijdend onderging,
de enige overwinnaar is.
Pasen zegt ons. dat Gods liefde
sterker is dan alle haat. Dat de
zachtmoedige het langer volhoudt
dan degene, die het van geweld
verwacht. Dat we met vergeving
verder komen dan met gevoelens
van wraak of vergelding.
Kortom: Pasen betekent, dat
Jezus Christus de overwinning
reeds behaald heeft en dat wij er
verstandig aan doen dit feit goed
tot ons te laten spreken. Wat zijn
wij mensen toch een vreemde we
zens! We hebben het paasfeest ge
vierd. we hebben wellicht paaslie-
deren gezongen en toch leven we
net als die Japanse soldaten in het
oerwoud: we gedragen ons. alsof
altijd nog allerlei andere machten
het in de wereld te zeggen heb
ben; alsof de boodschap van
Christus' overwinning een vals ge
rucht is, dat hier in de wereld is
rondgestrooid. We laten ons leven
beheersen door de vrees, door het
WOORD
VAN
BEZINNING
egoisme. door ons harde eigen be
lang. en we vergeten, dat al deze
machten toch eigenlijk geen zeg
genschap meer over ons zouden
mogen uitoefenen.
We hebben het paasfeest tóch
gevierd en sindsdien konden we
toch weten, dat alleen degene, die
bereid is zich te geven, toekomst
heeft?
Aan deze dingen moet ik dik
wijls denken, als me de vraag ge
steld wordt: hoe komt het toch,
dat bijna 20 eeuwen christendom
de wereld niet bewoonbaar hebben
kunnen maken? Laat ik om te be
ginnen zeggen, dat er in deze
vraag een flink stuk onkunde en
vooral ook ondankbaarheid zit!
Wij accepteren klakkeloos massa's
voortreffelijke dingen, die we mis
schien niet direct aan de Christe
nen. maar wel aan de doorwerking
van de bijbelse verkondiging te
danken hebben. De zorg voor het
menselijk leven, de vrijwaring voor
armoede en gebrek tijdens ziekte
en ouderdom laten zich toch niet
goed denken zonder de bevruch
tende werking van het Evangelie.
En mochten deze dingen U niet
overtuigen; de vrije zondag aan 't
begin van iedere week, die ritme in
ons leven brengt, laat zich toch ze
ker niet zonder het christendom
denken. Maar natuurlijk, U heeft
ook gelijk: de wereld is ondanks
lange eeuwen christendom nog
geen paradijs geworden. Maar hoe
zit het eigenlijk? Hebben we ooit
volkomen serieus ernst gemaakt
met Pasen, het christelijke feest
bij uitstek? Hebben we ons leven
laten beheersen door het feit, dat
Christus overwinnaar is en ons
dienovereenkomstig gedragen? Of
zetten we ons leven in het oerwoud
maar zon beetje voort, al moppe
rend. dat we van God maar zo
weinig merken? Alsof God al niet
meer dan 19 eeuwen geleden Zijn
vrede heeft afgekondigd!
Wij mensen in Europa lijken
wel wat op een man, die bij zijn
wettige vrouw is weggelopen, en
het dan eens een poosje met deze
en dan weer met die vrouw pro
beert. maar telkens weer teleurge
steld uitkomt: net zo lang, totdat
hij eindelijk zichzelf weer her
vindt bij de huisvrouw van zijn
jeugd.
Zo hebben wij telkens weer ons
heil verwacht van alle mogelijke
stelsels en theorieën, die ons gou
den bergen voorspiegelden. Ze
hebben ons niets dan vrees, wan
hoop en leegte nagelaten.
Zou het geen tijd worden, dat
we eens wat meer uit de overwin
ning. die Pasen ons bracht, gingen
leven?
Het feit. dat Hij, die zich in zelf
verloochenende liefde aan ons
schonk, overwinnaar is. kan niet
meer ongedaan gemaakt worden.
Het zal voor ons allen goed zijn.
dit feit als de vaste grond voor ons
bestaan te aanvaarden.
P. KLOEK
Ned. Herv. predikant
Morsweg 16. Leiden
P.S..
In het Woord van Bezinning van
de vorige week speelde het zetfou
tenduiveltje me parten! Het be
weerde. dat Pasen „niet uit de
kinderen zelf voortkwam". Hoewel
hij hier geen ongelijk in had, was
bedoeld, dat Pasen niet uit de
natuur voortkomt!
Kortste preken zijn meestal de beste!
De menselijke levensomstandigheden kunnen wel gauw verande
ren, vind ik zo. Drie weken geleden liep ik nog netjes aangekleed,
met hoge hakjes over een schip te wandelen, hield gezellige praatjes
voor emigranten-vrouwen, gaf Engelse lessen, tikte een beetje op een
schrijfmachine en liet me verwennen.
Nu vlieg ik op degelijke schoenen met platte hakken van boven
naar beneden, boen vloeren, sta op wankele ladders met levensgevaar
ramen te zemen en roer verwoed in potten en pannen om de honge
rige menigte te voeden.
En als ik nog wel eens een „terugblik op mijn levensweg" werp,
lijkt het me heel lang geleden dat de gebraden piepkuikens me op
mijn bord gelegd werden!
Mijn man heeft een verschrikkelijk flauw en stéénoud grapje. Hij
drukt zijn neus in mijn haren en zegt dan verongelijkt: „Ik trouwde
een blond meisje met haren die roken naar „1'Amant" van Coty,
nu.Mina Bakgraag.
Ik voel dat ik met een ontstellende vaart de „Mina Bakgraag"-
periode weer instuif. En het wonderlijke is dat ik me er zo best
bij voel.
Ik roer met de pollepel in m'n potten
en pannen en kijk terwijl zo eens om
naar de kinderschaar om de keuken
tafel. De jongens breedgeschouderd en
sterk. Juliaantje klem achter de tafel
tussen de grote broers, die haar Ijverig
opvoeden. Waarnaar ze zich soms
schikt en waartegen ze een andere keer
luidkeels in opstand komt en met fon
kelende ogen protesteert, tot groot
vermaak van de hele familie. Rieteke
van een sprietje zowaar een stevig
meisje geworden.
We vinden het stuk voor stuk elke
dag weer heerlijk, dat we weer by el
kaar zyn. Vijf maanden is toch een
hele tijd.
zoals vroeger
De oude boerderij is nog steeds df
basis, Er is een deel van grote zaad-
huuven, schuddegaffels, vlegels wan
ne. spinvat en al het andere, dat ei
vroeger thuis hoorde. Een woonkamei
met open schouw en wat daar omheen
hoort als akers, worstenpen, haalket-
tingen, spit en zoveel meer. met kei-
tjesvloer, Pruisischblauw geschilderde
muren, tegels, bedsteden en met opzij
de weefkamer en het washok. Wee
nink liet alles zoals zyn ooms het
hadden en voegde er bovendien zyn
aangekochte boerenantiquiteiten en
curiositeiten aan toe.
Zo kan het U overkomen bij het
nieuwsgierig openen van een kleding-
kist, eensklaps geconfronteerd te wor
den met een gemummificeerde kat, een
afschuwelijk versteend geval, dat er
gens op een zolder werd gevonden. Of
met beenderen van een oeros, een
mammoeth-tand en fossielen, die er
gens slordig in een kast liggen. Of met
een wonderlijk kralensnoer, dat om
trent 1500 jaar geleden de hals van een
Achterhoekse stamvorstin sierde en
dat door zijn duideijke Egyptische
kleur en vorm de romantische gedachte
oproept, dat zekere amoureuze verhou
ding bestond tussen de draagster van
het snoer en een afgezant uit het
Tot besluit van elke rondleiding bespeelt boer Weenink rijn „Trekzak"
ET leven gaat hier anders wel
weer in stevig tempo. Mijn
spruiten hebben een adembene
mende energie en elke keer hebben ze
weer een nieuw „project" onder han
den. Toen ik van de boot eindelijk
half vermoord in de auto zat, zeiden
ze met glimmende ogen: „We hebben
een reuze verrassing voor je als je
thuiskomt. Mam".
„Het heeft zeker iets met verf te
maken", zei ik argwanend en liet mijn
blikken zo eens langs hen heen gaan.
„Right you are. Mam", zeiden myn
veelbelovende zonen en gnoven van
plezier. Thuis sleurden ze me subiet
alle trappen op naar hun kamer en
met hun handen in de zij keken ze
me verwachtingsvol aan. Ze hadden
werkelijk een enorme job gedaan, de
hele kamer was keurig geverfd. Ze
moeten er dagen aan gewerkt hebben
voor ze alle oude lagen van de muren
gekrabd hadden. Dat we nu over de
bende, die ze geschapen hadden, heen
moesten klimmen en dat het hele
huis een confetti-achtige indruk maak
teeen kniesoor die daar op let!
Eigenlijk kwamen we niet uitgekeken
aan de kinderen, ze waren zo groot en
flink geworden. We gingen een dag
picniccen, zo echt op z'n Australisch,
aan ruw houten tafels met banken,
zoals je ze op alle mogelijke mooie
plekjes in Australië vindt en met ons
theepotje, waarvoor we in de buurt
heet water haalden. Daarna gingen we
zwemmen, wat ook weer zo zijn ver
rassingen meebrengt.
Uitroepen van de broers over hun
tienjarige zuster: „Hé. Moeder, moet je
die meid zien! Ze is gewoon dik ge
worden".
En Rietje die een beetje verlegen en
toch ook wel trots in haar badpak pa
radeert met een donkerbruin verbrand
lijfje en warempel stevige dijbenen.
„Jongens, niet zover wegzwemmen",
zeg ik angstig, waarop de broers me
gniffelend aankijken. Als ik ze zie
zwemmen, weet ik dat ik onzin praat,
ze zwemmen met krachtige slagen tien
keer zo goed als ik en ik herinner me
dan weer dat ze ons schreven dat Jan
kampioen van de districtsscholen ge
worden was en Gabriël kampioen van
zyn school.
Juultje protesteert hevig als ze er
weer uit moet „méér zwemmen"
maar even later rolt ze toch weer als
een jonge hond met haar broers door
het heerlijk warme zand. onder de
strak-blauwe hemel. Najaarszon
Australië op zijn best!
En dan rijden we even langs de
pleegouders van Rietje. Jonge boeren
zijn het, die stralen als ze hun pleeg
dochter terug zien.
En Rieteke zit direct bovenop haar
paard, dat aan komt draven als hfj
haar stem hoort. Hij is zo hoog dat ze
eerst op een hek moet klimmen en dan
met een zetje op zijn rug. Maar dan
galopperen ze in vaart door de grote
paddock (weide). Ze is één met haar
paard, hij doet precies wat ze wil, haar
witte haartjes wapperen in de wind en
haar blauwe ogen stralen. Géén won
der, dat ons dochtertje hier zo geluk
kig is geweest dat ze ons niet of nau
welijks gemist heeft.
En natuurlijk heeft ze een klein
poesje op haar schoot als we naar huis
rijden, „iets levends, voor mezelf,
Moeder". Alsof er nog geen leven ge
noeg zou zijn op nummer 241!
Iedereen is moe als we thuis zijn.
Het hele stel ligt al heel gauw onder
de wol. Ik stop ze allemaal nog even
onder, die grote lummels vinden dat
toch nog wel goed, en één zegt er
peinzend: „We are a mighty happy fa
mily, Mam". (We zijn toch maar een
reuze gelukkige familie, Moeder!).
FR zijn ook zo de problemen. Ju
liaantje vindt het maar gek dat
de mensen geen Hollands praten
hier. Er zijn werklui bij ons huis bezig.
Juliaantje staat voor het open raam
en vraagt: „Hoe heten jullie?"
De mannen werken door.
„Hoe heten jullie eigenlijk", zegt
Juliaantje ongeduldig.
Geen antwoord.
„Hoe heten jullie", schrééuwt ze dan.
De kerels lachen om haar woede.
Juliaantje gooit het over een andere
boeg. „Zeg dan maar na. zegt ze on
derwijzend: „dag Juultje".
Eén van hen zegt wat tegen haar in
het Engels. Juultje stampvoet. „Praten
jullie dan ook eens gewoon", zegt ze
woedend.
FN voor manlief is het ook niet zo
gemakkelijk weer verder te gaan
waar hy gebleven was. Ik rijd
een zondag mee naar een dorpje in de
heuvels, anderhalf uur heen en ander
half uur terug en er is maar een hand
jevol Hollanders. Ze moeten weer echt
bij elkaar getrommeld worden.
„Die kerk van jou, dominee", zegt
Willem Bos. een vierkante boer, „die
kerk van jou. dat is niks. De één komt
er niet voor de ander en de één kijkt
de ander niet aan".
„Ja", zegt de dominee driftig, „die
kerk is niks. Jullie komen niet meer
omdat er geld, óf land, óf een koe
óf een meisje of weet-ik-veel tussen zit.
En jullie laten mij hardstikke alleen
ploeteren. Maar ik heb er genoeg van.
Willem. Ik heb schoon genoeg van die
lastige Hollandse emigranten". Met
fonkelende ogen kijkt hij Willem aan.
„Ik trek er ook uit. Ik wil ook wel weer
eens een eigen gemeente hebben en
ik ga naar een Australische gemeente
en jullie kunnen het me verder dóén".
Willem kijkt peinzend over zijn land.
Hij kijkt zijn opgewonde dominee zo-
eens van op zij aan. En dan zegt ie
langzaam en bedachtzaam: „En de
Here Jezus dan? Die stierf alleenig aan
het kruisEn we moeten Hem toch
navolgen".
Dan zeggen ze allebei niks meer. ze
kijken zo maar eens over het land
en zeggen dat het hard regen nodig
heeft. De dominee stapt weer in zijn
autode kortste preken zijn meest
al de beste. Willem
En zo gaan we allemaal weer ver
der
J. Geur sen—Borst.