Voorjaars-eersteling
- -'Al^
Een emmer vol bramen
ONS MENU
DETAILS, welke de
voorjaarsmode karakteriseren
Een Zoeklicht
SPOEL OM die melkfles!
VAN DE ff EEK
ZATERDAG 6 APRIL
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 3
Kijkjes in de Natuur
7T AN de rand van een landweg-
getje, verscholen tussen verdor-
de najaarsplanten en sprietend
gras. staan de eerste plantjes van
het voorjaar. Bleekgroene, bruinge-
schubde steeltjes steken goudgele
bloempjes omhoog boven zachtvilti-
ge bleekviolette knoppen, die zich
bijna niet van de aardkleur onder
scheiden. net is het eerste klein-
hoefblad, in gezelschap van een
stuk of tien soortgenoten, in de
luwte van een bosje berkenopslag,
uit hun winterverstyving ontwaakt
en nu door het lentezonnetje plotse
ling in de openbaarheid geplaatst.
Ieder voorjaar vind ik ze op dezelfde
plaatsen terug en steeds opnieuw doet
't me plezier, na een afwezigheid van
om en nabij 300 dagen hun gouden
knoopjes tussen het dorre gras te zien
gestrooid. Inderdaad ongeveer 300 da
gen, want niet zodra zijn de bloem
hoofd j es uitgebloeid en hebben de
harige vruchtjes zich bevrijd, of het
kleine plantje trekt zich na zijn kort
stondige schittering terug in de anony-
miteit, want al mogen na de bloei de
mooie hartvormig ingesneden blade
ren zich ontwikkelen, eer zij tot volle
wasdom zijn gekomen, is het omrin
gende gras al lang hoog opgeschoten
en is er zoveel nieuws, dat onze aan
dacht trekt, dat we ons kleine hoef
blad al zijn vergeten.
Het is de aandacht anders wel waard
Daarom ga ik er even bij zitten, in
de zon en temidden van een atmos
feer. die aangenamer is en meer
bijzonder, dan ze op de niooiste zo
merdag kan wezen. Want een prille
voorjaarsdag heeft nu juist dat, wat
andere jaargetijden nooit kunnen ge
ven, al is het moeilijk er een om
schrijving van te geven. Je kunt het
alleen maar ondergaan, het zit waar
schijnlijk in ons zelf. wanneer ook wij
door het voorjaar zijn aangeraakt.
Het is niet alleen de geur van war
me aarde, van mest en van rustig
smeulend vochtig hout. het is niet
alleen het kruidige aroma van gagel-
"bosjes langs sloot en beek. of van
door de zon gestoofd heideveld en
moeras. De eigen sfeer van een prille
voorjaarsdag wordt n.l. geschapen door
de afwezigheid van insectengeluiden,
hetgeen deze tijd gemeen heeft met
een late herfst. Er is slechts het zach
te zoeven van de wind door ritselend
droog eikeloof. de spaarzame bijen,
op bezoek bij de gele wilgekatjes,
verrichten hun werkzaamheden nog
in de stilte. Een eenzame kever, ook
al buiten z'n winterkwartier gelokt
door het uitzonderlijk vroege voorjaar,
komt in een dwarrelbaan langsbrom-
De vogels zonnen zich, klapwieken als
zwartwitte vlinders, lopen heen en
weer. slaan weer de vleugels uit of
houden de wacht boven hun klare
spiegelbeeld. Twee gekuifde knapen
komen met diepe vleugelslag overvlie
gen. tuimelen even spelevarend over
en langs elkaar in het weidse blauw
van de hemel en voegen zich bij het
badende groepje. En of dit niet fees
telijk genoeg was, daar meldt zich ook
de wulp in bpldervlucht. de gebogen
snavel onder de stilgeheven vleugels,
om dan snel wiekend in schuine da
lende lijn de grond te zoeken, terwijl
(Ingez. Med.-Adv.)
Niet laten 'koeken',- nee:
Metéén onder de kraan ermee I
men. maar dan keert de stilte des te
dringender terug op dit gezegende
plekje met zijn bescheiden decoratie
van gouden stippen.
OVER het hoefblad heen blikkert
in de verte het veenmoeras.
omzoomd door de ruigte van
heideheuvels, berkenbosjes en strui
ken. In het heldere water staat de
stille spiegeling van kievitfiguurtjes.
Verhaal voor de kleintjes
Een oud mannetje met een emmer
tje in zijn hand ging bramen zoeken
in het bos.
Want het oude vrouwtje van het
oude mannetje had gezegd: „Als jij
bramen wilt zoeken, zal ik lekkere jam
voor je maken".
Zo ging het oude mannetje langs
het pad naar de plaats waar wel hon
derden bramen groeiden. En het duur
de dan ook niet lang of het emmertje
van het mannetje was vol, helemaal
vol.
Het was een warme middag in het
bos en het mannetje was wat moe ge
worden. Daarom zei hij: ,.Kom. ik ga
een dutje doen". Hij zette het emmer-
gelijk, vrouw".
„Waar komt dat glinsterding van
daan?", vroeg de ekstervrouw, en de
eksterman zei: „Er staat een emmer
vol onder een beukeboom bij het bes-
pad.'1
„Weet je wat we dan moeten doen?"
bedacht de ekstervrouw. .Jij vliegt
door de linker helft van het bos en :k
vlieg door de rechter en we zeggen
aan alle eksters dat er lekkere glins-
derdingen zijn."
De eksterman vond dat een mooi
plan en zo vlogen de eksters door het
bos en ze vertelden aan alle eksters
waar ze de glinsterdingen konden vin
den. Het duurde niet lang, of er zaten
De eksterman en de ekstervrouw keken in
bewondering naar de dikke braam
tje neer onder een grote beukeboom en
ging op zoek naar een rustig plekje in
de zon. waar hij zou kunnen slapen.
En ja, toen hij een klein eindje ge
lopen had. zag hij een vriendelijk
stukje weiland, waarop een koe graas
de.
„Daar ga ik mijn slaapje doen", zei
het mannetje blij. Vijf minuten ,ater
sliep hij al en de zon zond glimlachend
haar warme stralen naar hem toe.
De zon scheen ook op de emmer
bramen en een ekster, die voorbij
vloog, dacht: „Hé. wat schittert daar
zo?"
Hij vloog naar de emmer bramen,
nam voorzichtig een fonkelende, dikke
braam en ging er mee naar zijn nest.
..Wat heb je daar?" vroeg zijn vrouw
en de eksterman zei „Dat is een glin
sterding, dat ik zo net heb gevonden."
Ze keken er beiden in bewondering
naar en toen pikte de ekstervrouw,
heel voorzichtig, in de gladde bramen-
huid. Een druppel sap lekte naar
buiten, de ekstervrouw likte het op en
ze riep: „Dat smaakt heerlijk, man!"
Ja. en toen wilde de eksterman ook
de braam proeven en hij zei: „Je hebt
(Ingez. Med.-Adv.)
PERFECTE
T'J.ASTIC HULPSTUKKEN
tien, twintig, dertig, ja wel veertig
eksters by de emmer en ze pikten in
de bramen, dat het een lieve lust «vas.
Ze kraaiden en ze krasten alsof hun
leven er van afhing en drie ekster
vrouwen hadden al gauw hooglopende
ruzie, omdat ze alle drie dachten, dat
de anderen drongen en gulzig waren.
Ze vlogen op en over elkaar om bij de
emmer te kunnen komen, tot de em
mer omkantelde, omdat drie eksters
mannen op dezelfde kant zaten. En
dat was misschien nog maar het beste
ook. want nu konden alle eksters ten
minste bij de bramen komen. Kleine
eksterkindertjes krasten van ongeduld
als ze dachten, dat hun moeders hen
niet genoeg lekkere glinsterdingen
gaven. De sterke ekstervaders namen
grote bramen in hun bek en braenten
ze naar de baby-eksters in him nes
ten. Het was een complete feestmaal
tijd daar bij die emmer onder de beu
keboom en het is vreemd, dat het oude
mannetje niets hoorde. Maar het oude
mannetje sliep tevreden op het stukje
weiland in de zon en hij droomde dat
hij nog een kleine jongen was.
Na een kwartier was er geen braam
meer bij de emmer te bekennen, de
eksters hadden ze allemaal opgegeten.
Ze waren er moe van en ze vlogen
voldaan weer naar hun nesten terug.
Niet lang daarna werd het oude
mannetje wakker. Hij wreef zich in
zijn ogen en zei: „Waar ben ik en wat
doe ik hier?" En toen herinnerde hij
zich, dat zijn oude vrouwtje bramen
jam wilde maken en dat hij daarom
met een leeg emmertje naar het bos
was gegaan. Maar waar was dat em
mertje nu?
„Onder een grote beukeboom", zei
het mannetje hierop, en hij ging op
zoek naar de boom. Lang hoefde hij
niet te zoeken: de boom met het em
mertje was dichtbij.
„Hé", zei het mannetje, „ik dacht
eigenlijk, dat het emmertje al nele-
maal vol was. Maar misschien heb ik
dat gedroomd. Ja. ik zal me wel ver
gist hebben'
En tevreden ging het oude mannetje
weer dikke bramen zoeken, net zolang
tot het emmertje vol was. Voor de
tweede keer, maar dat wist het man
netje niet. dat was een geheim tussen
de eksters en de zon die alles had
gezien.
M. F. B.
zijn verrukkelijk roepen over het
water trilt.
Kievit en wulp! En hoorde ik niet
even het „kwiiet" van een nog on
zichtbare grutto, die rechtsnavelige
steltloper van heide en weiland?
WEER valt een stilte, nu de vogels
even zwijgen. Vijf buizerds, de
vleugels gespreid en nauw be
wegend. komen statig in het hoge
blauw aangedreven, als exotische vlie
gers. door onzichtbare lijnen aan el
kaar en aan de grond gebonden. Ze
worden opgemerkt door een grove
kraai, die het voor hem ongewenst
bezoek op enige afstand volgt en het
uitgeleide doet tot aan de grenzen van
zijn domein, waarna hij traag roeiend
terug keert.
In de takken boven mijn hoofd
tettert een mees. Ja, vrindje, je wilt
me weghebben! Maar ik zit hier best,
dus nog even geduld. Ik moet eerst
nog even kijken naar die geelgors, ook
al zo'n vroegeling. die onder het topje
van een lage berk zit te genieten. Veel
noten op z'n zang heeft hij nog niet,
dat groenbruine ding, alleen maar
een zacht en steeds herhaald „tsi...ie",
net zo lang, tot mijn glimmende kij-
kerogen hem te bar worden en hij
met kleine schokjes in de vlucht zijn
heil verder zoekt.
En daar hebben we nög een karak
teristiek voorjaarsgeluid, een krassend
gesjirp. afkomstig uit een hoge eik.
Nu voorzichtig aan. want onze
„sjakkers" oftewel kramsvogels zijn
erg schrikachtig. Maar de waakzame
vogels, de prachtige treklijsters met
hun blauwgrijze kop. fraai gespikkelde
borst, donkerbruine vlerken en zwarte
staart, hebben me al gauw ontdekt en
daar gaan ze al, ratelend en krassend
en vliegend in flauw golvende lijnen
naar naburige hoge bomen.
Het vogelvolk midden op de plas is
weer in actie gekomen. Het schittert
daar van veel bewegend wit. er is een
vrolijk geklapwiek en even klinkt het
hese „koerwiet" van pen kievit, maar
dan keert de rust toch weer. Het zon
licht ketst op het water, een lichte
wind veegt door de struiken, over de
weggeberm, waar de sterretjes goud en
geel"staan gestipt van het hoefblad.
Die eersteling van de lente.
SJ. VAN DER ZEE.
(Ingez. Med.-Adv.)
EEN SCHOONHEIDSMIDDEL
BIJ UITSTEK.
„FOMA"-schuin reinigt tapijten, kokos-,
ve'rto-, jaibo en wollen lopers, gestof
feerde meubelen, tafelkleden, gordijnen
en dergelijke in een ommezien van tijd,
zonder dat men behoeft te knoeien met
water, zeep, ammoniak of azijn De
behandeling is zéér eenvoudig U giet
wat „FOMA" in een bakje of emmer,
knijpt er enkele malen een viscose
spons in samen en voegit wat water
toe, totdat U een stevige schuim krijgt.
Met de schui mapons wrijft U daarna
flink over het te behandelen voorwerp
waarbij het vuil door het schuim wordt
opgelost Daarna wrijft U stevig na met
'n droge doek. Het behandelde voorwerp
herkrijgt zijn oorspronkelijke kleur en
ziet er helder en fris uit. Afgeven of
verkleuren is uitgesloten. Ideaal voor
het behandelen van gestoffeerde meu
belen. omdat op deze wijze de vulling
niet nat kan worden. De „FOMA"
droogschuimreinigingsimethode is een
uitkomst voor de huisvrouw. „FOMA"
is verkrijtgbaar bij de betere Drogist
en Woninginrichter.
Op 14 april is het Palmpasen. Op tal van plaatsen in ons land trekken de kin
deren er dan met hun palmpaasjes op uit en men ziet ook steeds meer in de
grote steden dit gebruik herleven. liet kost niet veel moeite om voor de kinderen
zo'n fleurig versierd palmpaasje te maken, waar bovenop het „kukelhaantje"
prijkt. Veel bakkerijen maken tegenwoordig tegen Palmpasen deze haantjes
weer, maar zelf kan men het natuurlijk ook doen.
15 gram gist wordt hiertoe in 20 gr. suiker opgelost en door 250 gr. bloem en
iets zout geroerd. Daarna wordt er plm. 2 dl melk door de bloem gemengd en
wordt het deeg goed gekneed en beslagen om het mooi luchtig te maken. Wan
neer het beslag op een warme plaats voldoende gerezen is, kan men er 5 haantjes
van vormen. De staarten en kammen worden met een schaar ingeknipt en voor
het oog wordt een krent of rozijn genomen. De haantjes worden nu in plm. 30
minuten in een matig warme oven goed gaar gebakken.
ZONDAG Toost met schelvislever, gegratineerde bloemkool met
saucijsjes en aardappelen, citroenvla.
Kop bloemkoolsoep, roerei, brusselslof en veldsla, gebakken
aardappelen.
Stoofschotel kool met kaas. muesli.
Gehakt, andijvie, aardappelen, fruit (witte bonen en tutti
frutti in de week zetten).
Witte bonen, tomatenkaas-ragoüt, aardappelpuree, tutti
frutti.
Visgoulash, spinaziesla, rijst, gebakken banaan.
Nassi goreng, hangop.
MAANDAG
DINSDAG
WOENSDAG
DONDERDAG
VRIJDAG
ZATERDAG
Recept: Citroenvla
sap en dun afgeraspte schil van 2
citroenen, 2 eidooiers, 125 g. suiker.
1. melk, 1 dl. room, 1 glad afge
streken eetlepel aardappelmeel.
Het aardappelmeel met wat koude
melk aanmengen. De rest van de
melk aan de kook brengen en bin
den met aardappelmeel. De pan van
het vuur nemen en het mengsel ver
mengen met de eidooiers die met
suiker losgeklopt zyn. Daarna ook
het citroensap en de stijfgeklopte
room erdoor doen.
Recept: Visgoulash
350 g. vis. 2 uien. 1 eetlepel paprika
poeder, zout, roomboter, bloem.
De vis wassen en met zout inwrij
ven. De uien schoonmaken, snippe
ren en in de roomboter lichtbruin
bakken. De vis in blokjes snijden en
deze aan alle kanten lichtbruin en
gaar bakken. De paprika op het
laatste even meebakken zonder don
ker te laten kleuren. Zoveel water
toevoegen, dat de vis half onder
staat. Het geheel tegen de kook
brengen en 10 min. zachtjes laten
stoven. Het vocht met de aange
mengde bloem binden.
(Ingez. Med.-Adv.)
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand
Herinneringen aan vervlogen tijden
PARIJS, april '57
Het wemelt in de toongaangevende Parijse collecties van aardige details,
die, alhoewel ze over het algemeen simpel zijn, toch opvallen. Vele van die
details zijn niet nieuw, maar herinneren integendeel aan meer of minder lang
voorbije tijden, die we zelf nog hebben beleefd, hetzij als kind, hetzij als
nèt-vo!wassene. Er zijn er die aan de twintiger jaren herinneren, ja, wie zich
vandaag zou willen kleden, zoals ze dat deed toen ze in 1925 uit het keurslijf
der traditie sprong, vindt er momenteel alle nodige ingrediënten voor: pot
hoed, lange tricot trui en plooirok of hemdjurk, de lange sigarettenpijp, het
lange kralensnoer en de schoen met wreefbandje. De enige concessies, die
ze aan het tenue van weleer zou moeten doen: ze zou andere dessous hebben,
haar rokken iets langer dragen en de zijden kousen van voorheen door nylons
vervangen.
van Dior. Tot slot dan nog een an
dere herinnering aan 1925: het bobby
kopje, de mouwloze japon met boot-
decolleté en het nieuwste van het
nieuwste, het lange, meersnoerige
kralencollier (Dior).
J. V.
OP DE BOEKENMARKT
Edoch, maakt u uit dit alles niet op,
dat de mode van dit seizoen dezelfde
of identiek is aan die van 1925. Niets
is minder waar. De mode van nu
heeft een eigen karakter en vertoont
hoogstens en dan nog alleen hier
en daar een familiegelijkenis met
die van 1925. En die gelijkenis is niet
scherper dan die tussen grootmoeder
en kleinkind. die beide een totaal
andere generatie vertegenwoordigen.
De voorjaarsmode brengt ook een
keur van andere details, die, origineel
of niet. nog niet in de geschiedenis
een plaatsje hebben gevonden. Zowel
op het gebied van knoopsluitingen en
-garneringen, op dat van witte garni-
tuurtjes en gesploze ceintuurs, op dat
van vrolijk gekleurd schoeisel en
halflange, simpele handschoenen, zo
wel op het gebied van parel- en kleu
rige kralencolliers en verdere bijkom
stigheden heeft ze een heleboel aar
dige tips in haar mars, waarvoor we
maar een open oor hoeven te hebben
om ons toilet van deze lente tot een
toilet van dit seizoen te kunnen
stempelen. Misschien zegt de bladzijde
uit ons show-schetsboek U iets. be
perkt als pagina's uit schetsboeken
dan ook zyn. U ziet er de knoop-
sluiting op een soepele, „korte lange"
blouse, die net niet tot de zoom door
loopt. en die een even simpel als aar
dig detail is (Dior). U ziet er de ge
steven. witte herenmanchet, die een
goed eind onder een zevenachtste tail
leurmouw uitkijkt (Madeleine de
Rauch. U ziet er schoenen uit de tijd
van het knopenhaakje. scl oenen die
U een dertig jaar geleden ook droeg
(Fath). U ziet er „borstzakken" op de
maag. in een tailleurtje van Heim en
een bef in een gedecolleteerde creatie
£ü-m -&£©use.
cL u. o&CttL
KV, a-C- cXeJ-
'êxHï.bia.lï.kci*.
ob d»
Ed. Hoornik. „Achter de ber
gen" A. A. M. Stols.
's-Gravenhage 1955.
De naam van Ed. Hoornik benoeft
waarlijk niet geïntroduceerd te wor
den. Sedert zijn debuut omstreeks het
midden van de jaren dertig heeft hy
zowel verzenschrijvende als schrijven
de over verzen zijn stem laten horen.
Hij heeft behoord tot de redactie van
toenmaals avant-gardistische literaire
tijdschriften en zich de laatste jaren
ook toegelegd op het schrijven van to
neelstukken.
Er is niet veel aanleiding nodig om
bij een dichter als Hoornik de rivier
van de poëzie tot stromen te bewegen.
Een talent als het zijne is geconcen
treerd op wat men de poëtische zelf
kant van het leven zou kunnen noe
men. Zijn verzen zyn de heldere ach
terkant van 's levens somberheden en
gericht als hij is op deze net-om-de-
hoek van de realiteit gelegen kleuren
en klanken, behoeft het geen verwon
dering te wekken, dat een reis door het
bergland van Savoye. waarop hij ver
gezeld is door Gerrit Achterberg, hem
elf vaardige sonnetten ontlokt heeft,
die een soort dichterlijk verslag van
zijn ervaringen vormen.
Gerrit Achterberg. „Spel met
de Wilde Jacht". Querido.
Amsterdam 1957.
Een cyclus verzen heeft ook Gerrit
Achterberg geschreven. De bundel heet
„Spel van de Wilde Jacht" en is on
derverdeeld in enige bedrijven en en-
tre-acten, een proloog, een epiloog en
een sotternie.
Het zou dwaas zijn om te spreken
van een vernieuwing in het werk van
Achterberg, alleen omdat deze bundel
met zijn vorige niet veel meer ge
meen heeft dan een voorkeur voor het
gebruiken van moderne woorden. Maar
het valt ook niet te ontkennen, dat
men eigenlijk alleen aan zijn verras
send woordgebruik in dit werk de
dichter van de Cryptogamen herken
nen kan. Men kijkt weer verwonderd
op van de poëtische ijking van woor
den als „chlorophyll" en „minimaal",
„premielening" en „conferentieoord
Dergelijke verrassingen heeft Achter
berg zijn lezers evenwel altijd be
zorgd.
Behalve bewondering voor zyn vir
tuositeit kan deze cyclus echter niet
veel emotie veroorzaken. Deze ironi
sche regelen waarmee een eigenlijk te
zwaar beeld wordt opgeroepen van
provinciaal leven zyn gebaseerd op een
gobelin, dat blijkbaar de Wilde Jacht
voorstelt. Het is virtuoos gedaan, maar
deze dichtsels gaan toch eerder de
kant van het knutselwerk op dan die
van het verzenschrijven. De rijmen
zijn dikwijls zo voor de hand liggend
en een ander maal zo kreupel en een
aanhoudende dreun geeft de lezer het
gevoel met een dichterlijke boemel -
trein te rijden door een landschap, dat
aan onze befaamde streekromans ont
leend is. Maar men verdiepe zich niet
in de oorzaak van deze teleurstellende
gang van zaken; die is mogelijk te zoe
ken in het feit dat deze bundel in op
dracht van O. K .en W. geschreven is.
Maurits Mok. „Woorden in het
donker". De Beuk, Amsterdam
1955.
Maurits Mok. tijdgenoot van de
voorgaande dichters, is bescheidener
van aard en aanleg. Hij mijmert voor
zich heen over liefde en huwelijk, over
kinderen en de zee. over een verloren
vriend en over de beperktheid van het
menselijk bestaan. En ofschoon „Woor
den in het Donker" ook niet in de eer
ste plaats een bundel is, waar men bij
wijze van spreken op zat te wachten,
zyn deze verzen toch te verkiezen bo
ven de gladheid van de bundel van
Hoornik en boven de handige misluk
king van Achterberg, omdat ze zoveel
natuurlijker en dus ook ontroerender
zijn.
Leo Vroman. „Uit Slaapwan
delen". Querido, Amsterdam
1957.
Deze bundel van de iets jongere Leo
Vroman kenmerkt zich door een grote
oorspronkelijkheid. Leo Vroman. gebo
ren in 1915, heeft op 14 mei 1940 Ne
derland verlaten. Hij heeft zijn eerste
verzen geschreven in een Japans
krijgsgevangenkamp en hij woont nu
in New York
Met Hoornik heeft hy in zekere zin
zyn bron van inspiratie gemeen, n.l.
het poëtische geheim, dat vlak achter
en over de realiteit heen te vinden is.
Maar daarmee houdt iedere gelijkenis
dan ook volkomen op. Men zou bij deze
dichter geneigd zijn van surrealisme te
spreken, maar dan moet men er direct
aan toevoegen, dat de gewildheid, die
deze kunstvorm in wezen kenmerkt,
bij hem niet aanwezig is. Zyn loszijn
van grammatisch taalgebruik en van
de wetten van het vers is te persoon
lijk dan dat men deze poëzie onder
een -isme zou kunnen rangschikken.
Het bewijs voor deze persoonlijkheid
ligt in de inhoud van de verzen - let
wel. niet in de parafrase, maar in de
waarachtige inhoud, dus in datgene
wat het vers op de lezer overbrengt.
Deze inhoud is de realisatie van een
speelse, maar waarachtige weemoedig
heid. De dichter Vroman spreekt eigen
lijk altijd van het kleine geluk in de
dagelijkse dingen, dat door zijn dich
terlijk bewustzijn een teveel aan ge
heim en verwondering krijgt dan dat
het hem met rust zou kunnen laten.
Zyn vers ontkiemt in die verwonde
ring en in de onoplosbaarheid van dat
geheimzinnige spel achter de dingen.
Leo Vroman moge dan Nederland
verlaten hebben - „heb ik liever heim
wee dan Holland" zegt hij in het vers
Indian Summer -; zonder twijfel is hij
op het ogenblik een van de boeiendste
- en die zijn er niet veel - jonge Ne
derlandse dichters.
CLARA EGGINK.