Voorjaars-eersteling - -'Al^ Een emmer vol bramen ONS MENU DETAILS, welke de voorjaarsmode karakteriseren Een Zoeklicht SPOEL OM die melkfles! VAN DE ff EEK ZATERDAG 6 APRIL WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 3 Kijkjes in de Natuur 7T AN de rand van een landweg- getje, verscholen tussen verdor- de najaarsplanten en sprietend gras. staan de eerste plantjes van het voorjaar. Bleekgroene, bruinge- schubde steeltjes steken goudgele bloempjes omhoog boven zachtvilti- ge bleekviolette knoppen, die zich bijna niet van de aardkleur onder scheiden. net is het eerste klein- hoefblad, in gezelschap van een stuk of tien soortgenoten, in de luwte van een bosje berkenopslag, uit hun winterverstyving ontwaakt en nu door het lentezonnetje plotse ling in de openbaarheid geplaatst. Ieder voorjaar vind ik ze op dezelfde plaatsen terug en steeds opnieuw doet 't me plezier, na een afwezigheid van om en nabij 300 dagen hun gouden knoopjes tussen het dorre gras te zien gestrooid. Inderdaad ongeveer 300 da gen, want niet zodra zijn de bloem hoofd j es uitgebloeid en hebben de harige vruchtjes zich bevrijd, of het kleine plantje trekt zich na zijn kort stondige schittering terug in de anony- miteit, want al mogen na de bloei de mooie hartvormig ingesneden blade ren zich ontwikkelen, eer zij tot volle wasdom zijn gekomen, is het omrin gende gras al lang hoog opgeschoten en is er zoveel nieuws, dat onze aan dacht trekt, dat we ons kleine hoef blad al zijn vergeten. Het is de aandacht anders wel waard Daarom ga ik er even bij zitten, in de zon en temidden van een atmos feer. die aangenamer is en meer bijzonder, dan ze op de niooiste zo merdag kan wezen. Want een prille voorjaarsdag heeft nu juist dat, wat andere jaargetijden nooit kunnen ge ven, al is het moeilijk er een om schrijving van te geven. Je kunt het alleen maar ondergaan, het zit waar schijnlijk in ons zelf. wanneer ook wij door het voorjaar zijn aangeraakt. Het is niet alleen de geur van war me aarde, van mest en van rustig smeulend vochtig hout. het is niet alleen het kruidige aroma van gagel- "bosjes langs sloot en beek. of van door de zon gestoofd heideveld en moeras. De eigen sfeer van een prille voorjaarsdag wordt n.l. geschapen door de afwezigheid van insectengeluiden, hetgeen deze tijd gemeen heeft met een late herfst. Er is slechts het zach te zoeven van de wind door ritselend droog eikeloof. de spaarzame bijen, op bezoek bij de gele wilgekatjes, verrichten hun werkzaamheden nog in de stilte. Een eenzame kever, ook al buiten z'n winterkwartier gelokt door het uitzonderlijk vroege voorjaar, komt in een dwarrelbaan langsbrom- De vogels zonnen zich, klapwieken als zwartwitte vlinders, lopen heen en weer. slaan weer de vleugels uit of houden de wacht boven hun klare spiegelbeeld. Twee gekuifde knapen komen met diepe vleugelslag overvlie gen. tuimelen even spelevarend over en langs elkaar in het weidse blauw van de hemel en voegen zich bij het badende groepje. En of dit niet fees telijk genoeg was, daar meldt zich ook de wulp in bpldervlucht. de gebogen snavel onder de stilgeheven vleugels, om dan snel wiekend in schuine da lende lijn de grond te zoeken, terwijl (Ingez. Med.-Adv.) Niet laten 'koeken',- nee: Metéén onder de kraan ermee I men. maar dan keert de stilte des te dringender terug op dit gezegende plekje met zijn bescheiden decoratie van gouden stippen. OVER het hoefblad heen blikkert in de verte het veenmoeras. omzoomd door de ruigte van heideheuvels, berkenbosjes en strui ken. In het heldere water staat de stille spiegeling van kievitfiguurtjes. Verhaal voor de kleintjes Een oud mannetje met een emmer tje in zijn hand ging bramen zoeken in het bos. Want het oude vrouwtje van het oude mannetje had gezegd: „Als jij bramen wilt zoeken, zal ik lekkere jam voor je maken". Zo ging het oude mannetje langs het pad naar de plaats waar wel hon derden bramen groeiden. En het duur de dan ook niet lang of het emmertje van het mannetje was vol, helemaal vol. Het was een warme middag in het bos en het mannetje was wat moe ge worden. Daarom zei hij: ,.Kom. ik ga een dutje doen". Hij zette het emmer- gelijk, vrouw". „Waar komt dat glinsterding van daan?", vroeg de ekstervrouw, en de eksterman zei: „Er staat een emmer vol onder een beukeboom bij het bes- pad.'1 „Weet je wat we dan moeten doen?" bedacht de ekstervrouw. .Jij vliegt door de linker helft van het bos en :k vlieg door de rechter en we zeggen aan alle eksters dat er lekkere glins- derdingen zijn." De eksterman vond dat een mooi plan en zo vlogen de eksters door het bos en ze vertelden aan alle eksters waar ze de glinsterdingen konden vin den. Het duurde niet lang, of er zaten De eksterman en de ekstervrouw keken in bewondering naar de dikke braam tje neer onder een grote beukeboom en ging op zoek naar een rustig plekje in de zon. waar hij zou kunnen slapen. En ja, toen hij een klein eindje ge lopen had. zag hij een vriendelijk stukje weiland, waarop een koe graas de. „Daar ga ik mijn slaapje doen", zei het mannetje blij. Vijf minuten ,ater sliep hij al en de zon zond glimlachend haar warme stralen naar hem toe. De zon scheen ook op de emmer bramen en een ekster, die voorbij vloog, dacht: „Hé. wat schittert daar zo?" Hij vloog naar de emmer bramen, nam voorzichtig een fonkelende, dikke braam en ging er mee naar zijn nest. ..Wat heb je daar?" vroeg zijn vrouw en de eksterman zei „Dat is een glin sterding, dat ik zo net heb gevonden." Ze keken er beiden in bewondering naar en toen pikte de ekstervrouw, heel voorzichtig, in de gladde bramen- huid. Een druppel sap lekte naar buiten, de ekstervrouw likte het op en ze riep: „Dat smaakt heerlijk, man!" Ja. en toen wilde de eksterman ook de braam proeven en hij zei: „Je hebt (Ingez. Med.-Adv.) PERFECTE T'J.ASTIC HULPSTUKKEN tien, twintig, dertig, ja wel veertig eksters by de emmer en ze pikten in de bramen, dat het een lieve lust «vas. Ze kraaiden en ze krasten alsof hun leven er van afhing en drie ekster vrouwen hadden al gauw hooglopende ruzie, omdat ze alle drie dachten, dat de anderen drongen en gulzig waren. Ze vlogen op en over elkaar om bij de emmer te kunnen komen, tot de em mer omkantelde, omdat drie eksters mannen op dezelfde kant zaten. En dat was misschien nog maar het beste ook. want nu konden alle eksters ten minste bij de bramen komen. Kleine eksterkindertjes krasten van ongeduld als ze dachten, dat hun moeders hen niet genoeg lekkere glinsterdingen gaven. De sterke ekstervaders namen grote bramen in hun bek en braenten ze naar de baby-eksters in him nes ten. Het was een complete feestmaal tijd daar bij die emmer onder de beu keboom en het is vreemd, dat het oude mannetje niets hoorde. Maar het oude mannetje sliep tevreden op het stukje weiland in de zon en hij droomde dat hij nog een kleine jongen was. Na een kwartier was er geen braam meer bij de emmer te bekennen, de eksters hadden ze allemaal opgegeten. Ze waren er moe van en ze vlogen voldaan weer naar hun nesten terug. Niet lang daarna werd het oude mannetje wakker. Hij wreef zich in zijn ogen en zei: „Waar ben ik en wat doe ik hier?" En toen herinnerde hij zich, dat zijn oude vrouwtje bramen jam wilde maken en dat hij daarom met een leeg emmertje naar het bos was gegaan. Maar waar was dat em mertje nu? „Onder een grote beukeboom", zei het mannetje hierop, en hij ging op zoek naar de boom. Lang hoefde hij niet te zoeken: de boom met het em mertje was dichtbij. „Hé", zei het mannetje, „ik dacht eigenlijk, dat het emmertje al nele- maal vol was. Maar misschien heb ik dat gedroomd. Ja. ik zal me wel ver gist hebben' En tevreden ging het oude mannetje weer dikke bramen zoeken, net zolang tot het emmertje vol was. Voor de tweede keer, maar dat wist het man netje niet. dat was een geheim tussen de eksters en de zon die alles had gezien. M. F. B. zijn verrukkelijk roepen over het water trilt. Kievit en wulp! En hoorde ik niet even het „kwiiet" van een nog on zichtbare grutto, die rechtsnavelige steltloper van heide en weiland? WEER valt een stilte, nu de vogels even zwijgen. Vijf buizerds, de vleugels gespreid en nauw be wegend. komen statig in het hoge blauw aangedreven, als exotische vlie gers. door onzichtbare lijnen aan el kaar en aan de grond gebonden. Ze worden opgemerkt door een grove kraai, die het voor hem ongewenst bezoek op enige afstand volgt en het uitgeleide doet tot aan de grenzen van zijn domein, waarna hij traag roeiend terug keert. In de takken boven mijn hoofd tettert een mees. Ja, vrindje, je wilt me weghebben! Maar ik zit hier best, dus nog even geduld. Ik moet eerst nog even kijken naar die geelgors, ook al zo'n vroegeling. die onder het topje van een lage berk zit te genieten. Veel noten op z'n zang heeft hij nog niet, dat groenbruine ding, alleen maar een zacht en steeds herhaald „tsi...ie", net zo lang, tot mijn glimmende kij- kerogen hem te bar worden en hij met kleine schokjes in de vlucht zijn heil verder zoekt. En daar hebben we nög een karak teristiek voorjaarsgeluid, een krassend gesjirp. afkomstig uit een hoge eik. Nu voorzichtig aan. want onze „sjakkers" oftewel kramsvogels zijn erg schrikachtig. Maar de waakzame vogels, de prachtige treklijsters met hun blauwgrijze kop. fraai gespikkelde borst, donkerbruine vlerken en zwarte staart, hebben me al gauw ontdekt en daar gaan ze al, ratelend en krassend en vliegend in flauw golvende lijnen naar naburige hoge bomen. Het vogelvolk midden op de plas is weer in actie gekomen. Het schittert daar van veel bewegend wit. er is een vrolijk geklapwiek en even klinkt het hese „koerwiet" van pen kievit, maar dan keert de rust toch weer. Het zon licht ketst op het water, een lichte wind veegt door de struiken, over de weggeberm, waar de sterretjes goud en geel"staan gestipt van het hoefblad. Die eersteling van de lente. SJ. VAN DER ZEE. (Ingez. Med.-Adv.) EEN SCHOONHEIDSMIDDEL BIJ UITSTEK. „FOMA"-schuin reinigt tapijten, kokos-, ve'rto-, jaibo en wollen lopers, gestof feerde meubelen, tafelkleden, gordijnen en dergelijke in een ommezien van tijd, zonder dat men behoeft te knoeien met water, zeep, ammoniak of azijn De behandeling is zéér eenvoudig U giet wat „FOMA" in een bakje of emmer, knijpt er enkele malen een viscose spons in samen en voegit wat water toe, totdat U een stevige schuim krijgt. Met de schui mapons wrijft U daarna flink over het te behandelen voorwerp waarbij het vuil door het schuim wordt opgelost Daarna wrijft U stevig na met 'n droge doek. Het behandelde voorwerp herkrijgt zijn oorspronkelijke kleur en ziet er helder en fris uit. Afgeven of verkleuren is uitgesloten. Ideaal voor het behandelen van gestoffeerde meu belen. omdat op deze wijze de vulling niet nat kan worden. De „FOMA" droogschuimreinigingsimethode is een uitkomst voor de huisvrouw. „FOMA" is verkrijtgbaar bij de betere Drogist en Woninginrichter. Op 14 april is het Palmpasen. Op tal van plaatsen in ons land trekken de kin deren er dan met hun palmpaasjes op uit en men ziet ook steeds meer in de grote steden dit gebruik herleven. liet kost niet veel moeite om voor de kinderen zo'n fleurig versierd palmpaasje te maken, waar bovenop het „kukelhaantje" prijkt. Veel bakkerijen maken tegenwoordig tegen Palmpasen deze haantjes weer, maar zelf kan men het natuurlijk ook doen. 15 gram gist wordt hiertoe in 20 gr. suiker opgelost en door 250 gr. bloem en iets zout geroerd. Daarna wordt er plm. 2 dl melk door de bloem gemengd en wordt het deeg goed gekneed en beslagen om het mooi luchtig te maken. Wan neer het beslag op een warme plaats voldoende gerezen is, kan men er 5 haantjes van vormen. De staarten en kammen worden met een schaar ingeknipt en voor het oog wordt een krent of rozijn genomen. De haantjes worden nu in plm. 30 minuten in een matig warme oven goed gaar gebakken. ZONDAG Toost met schelvislever, gegratineerde bloemkool met saucijsjes en aardappelen, citroenvla. Kop bloemkoolsoep, roerei, brusselslof en veldsla, gebakken aardappelen. Stoofschotel kool met kaas. muesli. Gehakt, andijvie, aardappelen, fruit (witte bonen en tutti frutti in de week zetten). Witte bonen, tomatenkaas-ragoüt, aardappelpuree, tutti frutti. Visgoulash, spinaziesla, rijst, gebakken banaan. Nassi goreng, hangop. MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZATERDAG Recept: Citroenvla sap en dun afgeraspte schil van 2 citroenen, 2 eidooiers, 125 g. suiker. 1. melk, 1 dl. room, 1 glad afge streken eetlepel aardappelmeel. Het aardappelmeel met wat koude melk aanmengen. De rest van de melk aan de kook brengen en bin den met aardappelmeel. De pan van het vuur nemen en het mengsel ver mengen met de eidooiers die met suiker losgeklopt zyn. Daarna ook het citroensap en de stijfgeklopte room erdoor doen. Recept: Visgoulash 350 g. vis. 2 uien. 1 eetlepel paprika poeder, zout, roomboter, bloem. De vis wassen en met zout inwrij ven. De uien schoonmaken, snippe ren en in de roomboter lichtbruin bakken. De vis in blokjes snijden en deze aan alle kanten lichtbruin en gaar bakken. De paprika op het laatste even meebakken zonder don ker te laten kleuren. Zoveel water toevoegen, dat de vis half onder staat. Het geheel tegen de kook brengen en 10 min. zachtjes laten stoven. Het vocht met de aange mengde bloem binden. (Ingez. Med.-Adv.) Spiegeltje, spiegeltje aan de wand Herinneringen aan vervlogen tijden PARIJS, april '57 Het wemelt in de toongaangevende Parijse collecties van aardige details, die, alhoewel ze over het algemeen simpel zijn, toch opvallen. Vele van die details zijn niet nieuw, maar herinneren integendeel aan meer of minder lang voorbije tijden, die we zelf nog hebben beleefd, hetzij als kind, hetzij als nèt-vo!wassene. Er zijn er die aan de twintiger jaren herinneren, ja, wie zich vandaag zou willen kleden, zoals ze dat deed toen ze in 1925 uit het keurslijf der traditie sprong, vindt er momenteel alle nodige ingrediënten voor: pot hoed, lange tricot trui en plooirok of hemdjurk, de lange sigarettenpijp, het lange kralensnoer en de schoen met wreefbandje. De enige concessies, die ze aan het tenue van weleer zou moeten doen: ze zou andere dessous hebben, haar rokken iets langer dragen en de zijden kousen van voorheen door nylons vervangen. van Dior. Tot slot dan nog een an dere herinnering aan 1925: het bobby kopje, de mouwloze japon met boot- decolleté en het nieuwste van het nieuwste, het lange, meersnoerige kralencollier (Dior). J. V. OP DE BOEKENMARKT Edoch, maakt u uit dit alles niet op, dat de mode van dit seizoen dezelfde of identiek is aan die van 1925. Niets is minder waar. De mode van nu heeft een eigen karakter en vertoont hoogstens en dan nog alleen hier en daar een familiegelijkenis met die van 1925. En die gelijkenis is niet scherper dan die tussen grootmoeder en kleinkind. die beide een totaal andere generatie vertegenwoordigen. De voorjaarsmode brengt ook een keur van andere details, die, origineel of niet. nog niet in de geschiedenis een plaatsje hebben gevonden. Zowel op het gebied van knoopsluitingen en -garneringen, op dat van witte garni- tuurtjes en gesploze ceintuurs, op dat van vrolijk gekleurd schoeisel en halflange, simpele handschoenen, zo wel op het gebied van parel- en kleu rige kralencolliers en verdere bijkom stigheden heeft ze een heleboel aar dige tips in haar mars, waarvoor we maar een open oor hoeven te hebben om ons toilet van deze lente tot een toilet van dit seizoen te kunnen stempelen. Misschien zegt de bladzijde uit ons show-schetsboek U iets. be perkt als pagina's uit schetsboeken dan ook zyn. U ziet er de knoop- sluiting op een soepele, „korte lange" blouse, die net niet tot de zoom door loopt. en die een even simpel als aar dig detail is (Dior). U ziet er de ge steven. witte herenmanchet, die een goed eind onder een zevenachtste tail leurmouw uitkijkt (Madeleine de Rauch. U ziet er schoenen uit de tijd van het knopenhaakje. scl oenen die U een dertig jaar geleden ook droeg (Fath). U ziet er „borstzakken" op de maag. in een tailleurtje van Heim en een bef in een gedecolleteerde creatie £ü-m -&£©use. cL u. o&CttL KV, a-C- cXeJ- 'êxHï.bia.lï.kci*. ob d» Ed. Hoornik. „Achter de ber gen" A. A. M. Stols. 's-Gravenhage 1955. De naam van Ed. Hoornik benoeft waarlijk niet geïntroduceerd te wor den. Sedert zijn debuut omstreeks het midden van de jaren dertig heeft hy zowel verzenschrijvende als schrijven de over verzen zijn stem laten horen. Hij heeft behoord tot de redactie van toenmaals avant-gardistische literaire tijdschriften en zich de laatste jaren ook toegelegd op het schrijven van to neelstukken. Er is niet veel aanleiding nodig om bij een dichter als Hoornik de rivier van de poëzie tot stromen te bewegen. Een talent als het zijne is geconcen treerd op wat men de poëtische zelf kant van het leven zou kunnen noe men. Zijn verzen zyn de heldere ach terkant van 's levens somberheden en gericht als hij is op deze net-om-de- hoek van de realiteit gelegen kleuren en klanken, behoeft het geen verwon dering te wekken, dat een reis door het bergland van Savoye. waarop hij ver gezeld is door Gerrit Achterberg, hem elf vaardige sonnetten ontlokt heeft, die een soort dichterlijk verslag van zijn ervaringen vormen. Gerrit Achterberg. „Spel met de Wilde Jacht". Querido. Amsterdam 1957. Een cyclus verzen heeft ook Gerrit Achterberg geschreven. De bundel heet „Spel van de Wilde Jacht" en is on derverdeeld in enige bedrijven en en- tre-acten, een proloog, een epiloog en een sotternie. Het zou dwaas zijn om te spreken van een vernieuwing in het werk van Achterberg, alleen omdat deze bundel met zijn vorige niet veel meer ge meen heeft dan een voorkeur voor het gebruiken van moderne woorden. Maar het valt ook niet te ontkennen, dat men eigenlijk alleen aan zijn verras send woordgebruik in dit werk de dichter van de Cryptogamen herken nen kan. Men kijkt weer verwonderd op van de poëtische ijking van woor den als „chlorophyll" en „minimaal", „premielening" en „conferentieoord Dergelijke verrassingen heeft Achter berg zijn lezers evenwel altijd be zorgd. Behalve bewondering voor zyn vir tuositeit kan deze cyclus echter niet veel emotie veroorzaken. Deze ironi sche regelen waarmee een eigenlijk te zwaar beeld wordt opgeroepen van provinciaal leven zyn gebaseerd op een gobelin, dat blijkbaar de Wilde Jacht voorstelt. Het is virtuoos gedaan, maar deze dichtsels gaan toch eerder de kant van het knutselwerk op dan die van het verzenschrijven. De rijmen zijn dikwijls zo voor de hand liggend en een ander maal zo kreupel en een aanhoudende dreun geeft de lezer het gevoel met een dichterlijke boemel - trein te rijden door een landschap, dat aan onze befaamde streekromans ont leend is. Maar men verdiepe zich niet in de oorzaak van deze teleurstellende gang van zaken; die is mogelijk te zoe ken in het feit dat deze bundel in op dracht van O. K .en W. geschreven is. Maurits Mok. „Woorden in het donker". De Beuk, Amsterdam 1955. Maurits Mok. tijdgenoot van de voorgaande dichters, is bescheidener van aard en aanleg. Hij mijmert voor zich heen over liefde en huwelijk, over kinderen en de zee. over een verloren vriend en over de beperktheid van het menselijk bestaan. En ofschoon „Woor den in het Donker" ook niet in de eer ste plaats een bundel is, waar men bij wijze van spreken op zat te wachten, zyn deze verzen toch te verkiezen bo ven de gladheid van de bundel van Hoornik en boven de handige misluk king van Achterberg, omdat ze zoveel natuurlijker en dus ook ontroerender zijn. Leo Vroman. „Uit Slaapwan delen". Querido, Amsterdam 1957. Deze bundel van de iets jongere Leo Vroman kenmerkt zich door een grote oorspronkelijkheid. Leo Vroman. gebo ren in 1915, heeft op 14 mei 1940 Ne derland verlaten. Hij heeft zijn eerste verzen geschreven in een Japans krijgsgevangenkamp en hij woont nu in New York Met Hoornik heeft hy in zekere zin zyn bron van inspiratie gemeen, n.l. het poëtische geheim, dat vlak achter en over de realiteit heen te vinden is. Maar daarmee houdt iedere gelijkenis dan ook volkomen op. Men zou bij deze dichter geneigd zijn van surrealisme te spreken, maar dan moet men er direct aan toevoegen, dat de gewildheid, die deze kunstvorm in wezen kenmerkt, bij hem niet aanwezig is. Zyn loszijn van grammatisch taalgebruik en van de wetten van het vers is te persoon lijk dan dat men deze poëzie onder een -isme zou kunnen rangschikken. Het bewijs voor deze persoonlijkheid ligt in de inhoud van de verzen - let wel. niet in de parafrase, maar in de waarachtige inhoud, dus in datgene wat het vers op de lezer overbrengt. Deze inhoud is de realisatie van een speelse, maar waarachtige weemoedig heid. De dichter Vroman spreekt eigen lijk altijd van het kleine geluk in de dagelijkse dingen, dat door zijn dich terlijk bewustzijn een teveel aan ge heim en verwondering krijgt dan dat het hem met rust zou kunnen laten. Zyn vers ontkiemt in die verwonde ring en in de onoplosbaarheid van dat geheimzinnige spel achter de dingen. Leo Vroman moge dan Nederland verlaten hebben - „heb ik liever heim wee dan Holland" zegt hij in het vers Indian Summer -; zonder twijfel is hij op het ogenblik een van de boeiendste - en die zijn er niet veel - jonge Ne derlandse dichters. CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 13