IN KAMER EN TUIN
AUGUSTINUS DE MANICHEËR
Indonesische
thans met de
filmindustrie wordt
ondergang bedreigd
i
A'
D'
ZATERDAG 6 APRIL
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
Bewogen Leven
IN DE LEER VAN MANI WAS DE KWADE
MACHT EVEN STERK ALS DE GOEDE
Zijn moeder schrok van hem
Slappe imitatie, grof en onappetijtelijk
Publiek geeft de voorkeur aan
Amerikaanse en Indiase films
f re sia%
heerlijk geurende bloempjes
Waar was zijn christelijke nederigheid?
Hoe merkwaardig kan de mens
dwalen voor hy zijn doel
gevonden heeftHoe dicht kan
hij genaderd zyn en toch, juist
dan, zich ver ervan verwijderd
voelen
VLOEMANS
Augustinus studeerde in de stad van Venus en hij onderging de levensdoop. Alles
wat hij deed, deed hij met overgave. De stem van het bloed klopt bij hem aan.
Levend in de roes vergeet hij zijn Christendom. Er is zoveel te leren en zoveel te
ondergaan
In zijn onderbewuste zieleleven werkt echter dat Christendom door. Het is niet
toevallig dat het jonge meisje Melania genaamd, door hem verkoren, een Christinne is.
En wat er in deze dagen ook door hem wordt ondernomen of gedaan, nooit is het
wezenlijk slecht.
Hij is nu de mens die leren wil, „dwars door alles heen". Die de roes der zinnen
moet en wil ondergaan, om er uiteinde lijk los van te kunnen komen.
Als eindelijk, na zijn geweldige worsteling, zijn beke
ring komt. verstoot hij Melania. doch zij blijft hem trouw.
Is dit geen bewijs te meer dat zij iets van zijn strijd be
grepen heeft? Dat zij duidelijk heeft gevoeld dat de
nieuwe geboorte reeds in hem sluimerde toen hij bij haar
was? Zo moét het wel geweest zijn. want Augustinus be
hoorde tot de mensen die. in de tijd van het dwalen, hun
doel reeds heel dicht zijn genaderd, zo benauwend dicht
dat een buitenstander die hen liefheeft, dit stellig duide
lijker gevoelt dan zij zelf.
UGUSTINUS was de vrolijke student en de weet
gierige. die voorvoelde dat hij eens verbonden zou
zijn met iets Machtigs. Dit gevoel was nog niet
klaar, het was te vaag nog om definieerbaar te zijn. Doch
het had reeds een richting. En het eerste deel van de
weg voerde naar alle mensen, naar alle leven. Er waren
ook toen reeds veel secten, veel godsdiensten, maar boven
dat alles moestde Waarheid zijn.
Op een goede dag las hij de dialoog Hortensius van
Cicero. Bij het lezen onderging hij een vreemde sensatie.
Plotseling had hij het gevoel dat het licht om hem werd.
Cicero sprak tot hem over de waarheid, en het zoeken er
naar. Eigenlijk sprak Aristoteles bij monde van Cicero,
doch wat deerde dat?
Daar voor hem lag een weg naar wijsheid en geluk.
Het zoeken naar waarheid, naar de Waarheid, hoe deze
ook mocht zijn. dat Cicero voor hem beschreef, bracht
hem in verrukking.
Achter het geboomte van de hof der zinnen kwam plot
seling licht op de groene velden. De liefde voor de waar
heid was opeens belangrijker dan de liefde voor een
vrouw. Want de liefde voor de Waarheid voerde naar
God die boven alle secten staat en alle godsdiensten.
En in die God ligt redding. Zo het leven onsterfelijk is,
ligt die onsterfelijkheid in het rijk van de „Grote Waar
heid". Wie er binnen wil gaan heeft zich voor te bereiden.
IN het Christendom zoals het toen beleden werd, vond
hij geen rust. Omdat het zijn verstand geen voedsel
gaf. Hij voelde het onvolgroeid. In eerste instantie
wendde hij zich er dus van af.
In zijn dagen was de leer van Mani alom verbreid. Deze
Mani had een universele leer verkondigd en deze „gebed"
binnen een filosofisch systeem. Mani beschouwde Chris
tus ook als een „lichtmens". Doch hijzelf was de grootste
en laatste profeet. Volgens hem was de eerste mens niet
door God geschapen. Indien het zo was zou men volgens
hem God verantwoordelijk kunnen stellen voor het kwade
in de mens.
In de leer van IVIani was de kwade macht ongeveer even
sterk als de goede. De kwade macht, de duivel, had ge
daan wat de Goede Macht van plan was geweest. Hü had
de mens geschapen. Uit volkomen duisternis was dit on
mogelijk gebleken en zo kreeg de mens ook nog sporen
van goedheid. God had daarnaast enkele Lichtmensen
geschapen, tot redding en voorbeeld van de duisterlingen.
Als de uit de duivel stammende mensen probeerden de
weg te vinden naar het Licht, zou de grote Ordening in
evenwicht zijn. De mens had dus wel een heel belang
rijke taak. Deze was veel meer te streven naar het goede,
dan te treuren over het slechte. De mens had immers in
wezen geen schuld aan zjjn eigen slechtheid. In het stre
ven naar het goede zat zijn geluk èn het geluk van alle
leven.
Deze leer van het evenwicht was feitelijk de leer van
Zoroaster, de dualistische leer van goed en kwaad, licht
en duisternis.
Mani. die een eeuw voor Augustinus had geleefd, was
een groot denker geweest en dit hand in hand gaan van
geloven en denken, bekoorde Augustinus. Hij was er zo
diep van overtuigd dat het denken een Gave was, di<
men moest bewaren en gebruiken.
HET Manicheisme kende twee soorten volgelingen: de
ingewijden en de toehoorders. De ingewijden, de
wetenden dus, verpersoonlijkten de volmaaktheid op
aarde. Hun gang was zeer zwaar. Doch na hun dood had
den zij onmiddellijk deel aan de hemelse zaligheid.
Zij volgden Christus, Boedha. of Mani na. Zij demon
streerden voortdurend „de daad", waaruit bleek dat de
mens uit zichzelf behouden was, indien hij een Godmens
navolgde. Elk mens had dus in feite sporen van goedheid
voldoende. Men kon de goddelijke vonken tot een heilig
vuur maken, door navolging van een Godmens, men kon
die vonken verwaarlozen, waardoor ze doofden.
De ingewijden kenden drie regels waaraan ze zich stipt
moesten houden, wilde de heilige vlam komen: drie re
gels van onthouding.
De een op de mond, men mocht dus liegen noch laste
ren, zweren noch zich verlustigen aan vlees.
De tweede op de handen, die geen gemene arbeid
mochten verrichten.
De derde op de schoot, die rein moest blijven, m.a.w.:
die geen deel mocht hebben aan geslachtelijk verkeer.
Het bestek van dit artikel laat niet toe dat we hierop
dieper ingaan. Ik wilde echter mijn lezers deze fase van
Augustinus niet onthouden. Als zoeker naar waarheid
kwam hij bij de Manichéers binnen. Hij hoopte dat hij
eens de Grote Waarheid als ingewijde zou mogen erva
ren. Door Christus na te volgen, uit zichzelf een lichtmens
te worden dus. En de lichtmens was de Oermens, die God
geschapen had. Deze Oermens zou eens. na de dood. deel
worden van het grote Licht.
IN een ruime leer zit veel schoons. De belijder mag
zelfstandig zoeken naar waarheid. Hij kan, gedragen
en geïnspireerd door zijn omgeving,* het zout der aarde
worden; een mens dus die verbindt, of tracht te verbin
den wat verdeeld is. Er zit ook een gevaar in, namelijk.,
dat van te weinig houvast. De enge leer kent het kwaad
van de onverdraagzaamheid, doch het geluk der zeker
heid.
De leer van Mani reikte in die dagen van China tot de
Westerstranden. zij werd beleden door vele wijzen en
wijsgeren en door maatschappelijk belangrijke mensen.
Maar wat ruim denkend en ruim voelend is, kent nooit
een militante organisatie en dit is voor het bestaan uit
eindelijk doorslaggevend. Wat niet voldoende georgani
seerd is, verdwijnt „lichamelijk".
Slechts de ideeën blijven bestaan.
De vader van Augustinus stierf. Hjj moest naar huis om
zijn moeder mede te onderhouden. Toen hij nog maar
nauwelijks enige dagen in zijn vaderland was, hadden de
stadgenoten hun oordeel reeds klaar. En zij zagen juist,
want Augustinus, de toehoorder, die het bij de Manicheërs
nog niet eens tot „ingewijde" had gebracht, was het type
geworden van de eigenwijze schoolmeester, die alles beter
wist. Zijn moeder schrok van hem. Waar was zijn chris
telijke nederigheid gebleven, waar zijn schuldgevoel?
Zij huilde bittere tranen, zij voelde hem als verloren
En hij zelf, hij voelde zich zo belangrijk. Hij was Ma-
nicheër!
REIN BROUWER.
,95
(Van onze correspondent in Djakarta)
Het ziet er naar uit dat de nog jonge Indonesische speelfilmindustrie een
vroegtijdige dood gaat sterven. De filmbedrijven hebben namelijk aange
kondigd hun studio's te zullen sluiten, als de thans nog in produktie zijnde
films zijn voltooid. Als reden van de sluiting wordt o.m. genoemd, het ont
breken van begrip bij de regering voor de moeilijkheden der Indonesische
filmindustrie. Zou dit veranderen, dan kan de nationale filmindustrie nog voor
ondergang worden behoed. Maar meer begrip" van de regering wil zeg
gen: financiële steun van de regering. Het is echter zeer de vraag of die
kan worden verleend, nu de naar autonomie strevende gebieden buiten Java
met enorme bijdragen uit de schatkist moeten worden tevreden gesteld.
Wordt niet de helpende hand toegestoken, dan legt de Indonesische film het
af tegen de zoveel betere buitenlandse produkten, waaraan de bioscoop
bezoeker duidelijk de voorkeur geeft.
Gebrek aan ervaring
Het is al weer een aantal jaren
geleden dat enkele ondernemende
lieden zich wierpen op de produk
tie van Indonesische speelfilms.
Dat initiatief was begrijpelijk,
want de miljoenen verdienende
Hollywoodse filmfabrieken openden
uiteraard een lokkend verschiet
Om tegenover de buitenlandse
films een gelijkwaardig nationaal
produkt te kunnen plaatsen, waren
er echter - naast veel geld - goede
scenario's, dito filmacteurs, door
gewinterde regisseurs en bekwame
technische staven nodig.
Het een noch het ander was er in de
aanvang. Aan aantrekkelijke filmac
trices ontbrak het hier natuurlijk niet.
Om het populair te zeggen: zij moch
ten er zijn, de Indonesische jonge vrou
wen, die het filmdroomland binnen
gingen. Maar terwijl Hollywood in
staat is een knap meisje, zonder bij
zondere capaciteiten, draaglijk te laten
acteren, was men in Indonesië in dat
opzicht nog niet zo ver. En het resul
taat was dus navenant.
De eerste Indonesische filmproduk-
ten maakten dan ook een soms wat
kinderlijke indruk. Wij herinneren ons
een film naam en details zijn ons
ontschoten die gedeeltelijk in een
volkseethuis speelde, zo'n restaurantje,
waarvan men er hier zovele heeft: half
eethuis, half toko (winkel). De regis
seur was op het nogal zonderlinge idee
gekomen de scènes in het eethuis op
te „luisteren" met een strijkje, dat
toen in een van de bekendste en vrij
dure nachtgelegenheden optrad. De in
avondkleding gestqken musici stonden
echter in nogal schril contrast met de
sobere meubilering (houten stoelen en
tafels) van het eethuisje. Een vlag op
een modderschruit, bij wijze van spre
ken. Wat de regisseur bewogen heeft
die „vlag" daar te planten, is ons altijd
een raadsel gebleven.
Doch dat het de producers in elk
geval aan zakelyk „inzicht" niet ont
brak, daarvan getuigen de blikjes melk
en flessen bier, beide van een zeer be
kend (Nederlands!) merk, die de uit
sluitende voorraad van het toko-ge
deelte uitmaakten en die, een gehele
rekken-wand vullende, een nogal
schreeuwende reclame vormden.
Die reclame heeft vermoedelijk de
producenten van de film een aardig
centje opgebracht.
Geringe outillage
De Indonesische nationale filmpro-
duktie is uiteraard niet in de kinder
schoenen blijven staan. De voeten zijn
gegroeid en ook de maat der schoenen
is groter geworden. Er is zelfs op hek
Aziatische Filmfestival in Honkong in
1956 een Indonesische film bekroond.
Maar de Indonesische filmindustrie
Een Indonesische jilmster. Erminah Zainah (rechts) overhandigt
bloemen aan mevr. Hatta. bij haar bezoek aan een Theater in Djakarta,
tijdens een Indonesische filmweek.
E groep der ingewijden was zeer klein. De grote
groep der toehoorders zagen het licht wel, doch
hadden het niet voldoende in zich. Men dwong hen
niet tot navolging. Men geloofde dat zij tenslotte, via een
lang verblijf in het Vagevuur, de Hemel zouden bereiken.
Zij hadden voldoende gehoord om de weg te weten. Als
zij bevrijd waren van hun lichaam zouden ze in staat
zijn als ziel de weg te volgen, die de ingewijden reeds
op aarde hadden afgelegd.
Maar de duisterlingen, die nooit enige moeite hadden
gedaan „hogerop" te komen, die in hun aardse leven
nooit aan God en de Onsterfelijkheid hadden gedacht,
hadden geen reisgeld vergaard voor de weg naar boven,
na de dood. Zij zouden altijd blijven dwalen, omdat ze
zich niet konden oriënteren.
Het ganse voorjaar en een groot deel
van de winter heeft U die heerlijk
geurende fresia's al kunnen Kopen en
U heeft dat natuurlijk ook gedaan,
want elke vrouw doet men een groot
genoegen met die prachtige bloemen.
Tegenwoordig behoeft U het ook niet
alleen meer in het wit of het geel te
zoeken. Er zijn nu allerlei tinten:
mooie zachte pasteltinten, die het
juist zo goed doen, indien ze door el
kaar verwerkt worden. De bloemist
winkelier heeft ze nu nog in voorraad
en neem Uw kans dus nog eens waar.
Voorheen was het alleen maar mo
gelijk die fresia's in grote warenhui
zen in bloei te kweken, doch ook op
dit gebied is er nu iets nieuws: fre
sia's kan men tegenwoordig ook in de
volle grond in eigen tuin in bloei kwe
ken. Dan moet U bestellen Paradijs
fresia's let vooral op de
naam anders komen er beslist te
leurstellingen. Het is nu zaak die bol
letjes zo spoedig mogelijk te bestellen
en die kunnen dan ook al direct na
ontvangst gepoot worden en zet ze
dan op oen diepte van ongeveer zes
centimeter.
Met. fresia's kan men alleen succes
bereiken, indien ze op een zonnig en
beschut plekje gepoot worden. Ze ver
langen een voedzame, doch vooral
goed verkruimelde grond en U moet
dus niet alleen de grond goed losma
ken, doch deze moet ook zeer fijn zijn.
Indien men wat oude koemest kan
bemachtigen, is het heel nuttig die
onder te spitten; verse mest mag men
er beslist niet voor gebruiken. Bevat
de grond echter voldoende humus,
dan kan men ook heel goede resulta
ten bereiken met de bekende rose
tuin- en gazonkorrelmest. Per vier-
kanter meter heeft men dan slechts
dertig gram nodig. In de loop van de
zomer kan men dan nog wel eens een
lichte overbemesting geven.
Voorlopig is het alleen maar van
belang, dat de grond na het poten de
eerste weken goed vochtig wordt ge
houden; het is namelijk de bedoeling,
dat de bolletjes zo spoedig mogelijk
wortels vormen en dat kan alleen
maar in een vochtige grond. Ook in
de loop van de zomer zal men nog
wel eens moeten gieten. Als ze dan
goed door groeien, kunnen ze tegen
het eind van juli al bloeien en enkele
weken later kan men dan naar harte
lust bloemen snijden uit eigen tuin,
een sensatie, die ge u niet moet laten
ontgaan. Bestel maar verschillende
kleuren; dat zal uitstekend voldoen.
G. Kromdijk.
heeft natuurlijk nog weinig ervaring
en ook haar technische outillage en
vakkundige scholing zijn nog te gering
dan dat zij zich al kan meten met de
buitenlandse films.
Wel heeft men gepoogd door de bio
scoopeigenaren min of meer te ver
plichten periodiek een Indonesisch^
film te vertonen, en door het organi
seren van filmweken, waarbij de Indo
nesische filmartiesten, op reclamewa
gens gezeten, den volke in levende
lijve werden vertoond, de nationale in
dustrie te steunen. Maar dat heeft
alles natuurlijk niet zo heel veel ge
holpen.
„Want" zo schreef een Indone
sisch blad: „Het moet toegegeven
worden dat, op enkele uitzonderingen
na, de Indonesische films een slappe
imitatie zijn van geïmporteerde films,
grof en onappetijtelijk. De lege zalen
van de bioscopen, waar zü vertoond
worden, zijn het bewijs van hun
slechte kwaliteit...."
Voorliefde
De buitenlandse films hebben het
onder deze omstandigheden niet eens
zo moeilijk in hun concurrentie tegen
de Indonesische produkten. De bio
scoopbezoekers geven de voorkeur aan
buitenlandse films en met name aan
de Amerikaanse en de Indiase.
Zeer veel films uit India, dat de
tweede filmproducent ter wereld is.
vinden hun weg naar de Indonesische
bioscoop. De voorliefde gaat daarbij
uit ook wat de Amerikaanse be
treft naar de film waarin een flink
robbertje wordt gevochten. De film dus
met schavuiten en schurken, al moet
de gerechtigheid natuurlijk aan het
slot goed uit de bus komen.
Het Oosterse bioscooppubliek ver
schilt, geloven wij, in dat opzicht niet
zo heel veel van een bepaald deel van
de Westerse filmliefhebber.
De Indonesische filmproducenten
willen nu dat de regering de industrie
helpt. De sluiting der studio's met de
dreigende werkloosheid der filmarties
ten en van het studiopersoneel, heb
ben zij daarbij als stok achter de deur
gezet. Zij hebben overigens niet pre
cies gezegd, waaruit die hulp moet be
staan, al zal men een behoorlijke sub
sidie natuurlijk wel op prijs stellen.
Doch één der wensen is, dat de ma»
terialen voor de filmindustrie vrijge
steld zullen worden van de importhef
fing. Deze zijn nu namelijk onderge
bracht in de klasse der luxe-artikelen
en worden dus met 200 procent belast.
Verder wil men beperking van de im
port van buitenlandse films.
Inwilliging van deze eisen kost ech
ter geld. En dat is er juist nu schre
ven wjj reeds maar heel weinig.
Misschien echter doet president Soe-
karno „een goed woordje". Hij heeft
altyd grote belangstelling voor de
filmindustrie en de filmmensen gehad.
En laatstgenoemden wederkerig voor
hem. Zo behoorden zij tot degenen,
die de president in zyn paleis steun
aaa zijn concept kwamen betuigen.