BRITS MUSEUM: schatkamer der oudheid Bibliotheek bevat drie miljoen boeken WOORD VAN BEZINNING LIJDEN MET DE ANDER Se laargang no. 14 Zaterdag G april 1957 IN deze weken voor Pasen zou ik graag enkele aspecten van het lijden aan de orde willen stellen. Ditmaal het lijden met de an der. Met opzet koos ik deze wat uitgebreidere formulering boven het enkelvoudige woord medelij den. Ieder woord loopt het risico in de loop der tijd te devalueren. Dit lot heeft ook het woord medelijden getroffen. Wat is het in oorsprong een warm, diep woord. Het slaat een brug tussen de mens en zijn naaste, en dat nog wel in de al lermoeilijkste omstandigheden. Als ik met iemand anders mede-lijd. wil dat zeggen, dat mijn leven met dat van de an der verbonden is. Zijn verdriet is mijn verdriet. Zijn pijn wordt ook door mij gevoeld. Als zijn hart in elkaar krimpt, laat dat mij niet onberoerd. Maar het woord medelijden heeft veel van zijn warme bete kenis ingeboet. We hebben het te gemakkelijk, te goedkoop ge bruikt. Daarop kunnen de men sen tot me zeggen: we hebben geen behoefte aan medelijden. En men bedoelt: we zijn niet met woorden geholpen. We bedanken voor goedkope gevoelens. We hunkeren wel naar een mens. die eerlijk, op recht naast ons staat, met ons meeleeft en dan toch ook: met ons mede-lijdt. Maar niet op een goedkope, sentimentele ma nier. Voor dat soort medelijden bedanken we stichtelijk. Wat is het toch wonderlijk, dat de meeste mensen pas wer kelijk door het lijden geraakt worden, als het henzelf treft. Ik ontmoet mensen, die hoogst ver- baasd zijn, wanneer zich een ernstige ziekte voordoet in hun gezin. Het is, alsof ze dan pas wakker worden. En met dat ontwaken komen vaak de bitte re, opstandige gevoelens. Vreemd is dat eigenlijk. Alsof er niet in onze onmiddellijke nabijheid talloze gezinnen leven, die de ene tegenslag na de andere te verwerken krijgen. Hebben we dan zo weinig met hen meege- leefd. met hen mee-geleden. dat de vragen pas in ons wakker worden, wanneer we zelf door het leed getroffen worden? Het behoort tot het wezen van het christen-zijn, dat hij niet alleen met de ander mede-leeft, maai' ook met de ander mede- lijdt. En daarmee niet wacht, tot de moeite en het verdriet onze eigen deur binnenkomen. Dat verraadt eigenlijk alleen maar een ongelofelijk egoisme. En met dit egoïsme doen we onze medemens tekort en houden we onszelf voor de gek. Uiteindelijk wordt het leed geen mens bespaard en daarom willen we lijden met de ander. Ik kan me voorstellen, dat U zich afvraagt: is er een mens, die dit uithoudt? Moeten we er niet aan bezwijken, wanneer we werkelijk ernst gaan maken met dit mede-lijden? Hoe zal ik nog mijn werk kunnen doen, als het leed van dat gezin uit mijn straat ook door mij moet wor den gedeeld? Hoe zal ik nog vrolijk kunnen zijn met mijn kinderen, wan neer ik denk aan de zee van verdriet, die door kinderen in deze wereld wordt geleden? Hoe zullen we onze welvaartsstaat kunnen handhaven, als we als Nederlandse volk serieus willen medelijden aan de nood van de achtergebleven gebieden? Is dit lijden met de ander geen on mogelijkheid? De weg van de mensheid is een lange weg. Wij moeten niet denken, dat we, in het korte be stek van ons leven, klaar kun nen komen met alle leed, on recht en verdriet. Dat is een onmogelijkheid. In het centrum van de ge schiedenis der mensheid staat Christus. Hij onderging al het leed van alle mensen als Zijn eigen leed. Dat kan God alleen. God lijdt met de ander. En dat is geen goedkoop woord. Het is de waarheid van het kruis. Van Christenen mag worden verwacht, dat het leed hen niet pas wekt, als het henzelf treft. Ook het leed van de ander, ver af of dichtbij, lijdt hij mee. Dit behoeft ons niet tot pes simisten of zenuw-patiënten te maken. Het behoort tot de grootsheid van ons menszijn. P. KLOEK Ned. Herv. predikant Morsweg 16, Leiden. De hoofdingang van het Brits Museum te Londen Politieke vluchtelingen brengen er hun halve leven zoek (Bijzondere medewerking) VELE MUSEA danken hun ontstaan aan particuliere verzamelingen en par ticulier initiatief. Zo ook het beroemde Brits Museum in Londen. Het begon met een schenking aan het Engelse volk. Dat was in 1700. De schenker heet Sir John Cotton. De schenking bestond uit een aantal zeer belangrijke en kostbare handschriften, verzameld door een van Sir John's voorzaten Sir Robert Cotton. In juli 1753 besloot het Britse Parlement om een kwart miljoen gulden ter beschikking te stellen voor de aankoop ener verzameling zeldzame boeken, handschriften en curiosa. Deze verzameling was afkomstig uit de nalatenschap van Sir Hans Sloane, in leven lijfarts van koning George II. Ongeveer tezelfdertijd kocht de Engelse staat een andere col lectie, afkomstig van Harley, aan. Hoewel beide verzamelingen veel meer waard waren dan de betaalde prijs, toonde het Parlement zich zuinig. De middelen tot aankoop zo wilde het Parlement het moesten zoveel moge lijk gevonden worden door het organiseren van een loterij. Zouden de baten van die loterij groter zijn dan de prijs der collecties Sloane en Harley, dan kon het restant worden gebruikt om een pand aan te kopen, waarin de ver zamelingen konden worden ondergebracht. Later schonk het (Engelse) Koninklijk Huis een zeer waardevolle bibliotheek aan de Engelse staat. Die vier collecties vormden de kern van de verzameling van het thans zo be roemde Brits Museum, dat formeel het levenslicht aanschouwde, toen het Parlement in juli 1753 zijn goedkeuring hechtte aan de British Museum Act. DE keuze voor het eerste gebouw noemde men een college van curatoren, viel op Montague House. In die die belast werden met het beheer der tijd lag het aan de noordelijke verzamelingen. Pas in 1759 werd Mon- rand van Londen, thans nagenoeg in tague House voor het publiek open- het hart dier wereldstad. Eerst be- gesteld. Reeds in de loop der negen- Bommen en branden teisterden in de oorlogsjaren het Brits .Museum. Gelukkig waren de waardevolle collecties tijdig veilig weggeborgen. Na de oorlog herstelde men de gebou wen. De kostbaarheden keer den in de „Schatkamer der Be schaving" terug. Aan het hoofd van de museum-staf staat de directeur. Sir Thomas Kendrick. die de belangrijkste stem heeft bij de verwerving van nieuwe aanwinsten. tiende eeuw bleek het museum in een veel te nauw vel te steken. Ter plaatse van Montague House verrees een nieuw gebouw, dat in 1914 gereed kwam. In dit nieuwe gebouw bevinden zich de afdelingen Oudheidkunde, Volken kunde, en Kunst. De afdelingen, die op het gebied der natuurlijke historie liggen, bevinden zich tegenwoordig in het British Museum of Natural His tory in South Kensington (Londen). Het behoeft wel nauwelijks betoog, waarom er voor het behoud der kost bare en merkwaardige dingen speciale maatregelen zijn getroffen. Brand, diefstal en de invloed van het klimaat zijn vijanden van ieder museum! Nacht en dag patrouilleren er be halve de suppoosten bewakers en brandweerlieden in de gebouwen. Een staf van deskundigen en technisch ge schoolden is voortdurend in de weer om oud materiaal in goede staat te houden, alsmede met de bestudering en verzorging van nieuw verworven schatten. Dit is stellig nodig, want met de collecties in Newyorkse, Ber- lijnse. Parijse en andere musea beho ren die in het Brits Museum tot de grootste en beroemdste ter wereld. 72 km boeken VOOR veel, misschien wel voor de meeste bezoekers is de grote leeszaal de belangrijkste afdeling van het museum. U kunt er alle na 1750 in Engeland verschenen boeken vinden, omdat alle Britse uitgevers op grond van een wettelijk voorschrift verplicht zijn een exemplaar van ieder bij hen verschijnend boek aan de bi bliotheek van het Brits Museum te schenken. De boekerij omvat thans ruim drie miljoen banden. Zij zijn op getast op planken ter lengte van 72 km. U zoudt dus twee dagmarsen van 7 uur moeten maken (zonder rust) om die afstand af te leggen. Niet iedereen mag de leeszaal be treden. Men moet een lezerskaart kun nen overleggen. Zo'n kaart wordt al leen verstrekt aan hen. die kunnen aantonen, gegronde reden te hebben voor hun aanvraag. Als de muren van de leeszaal zouden kunnen spreken, zouden er schokkende verhalen komen. Niet slechts, omdat tal van bekende schrijvers en wetenschapsmensen er naarstig hebben gestudeerd, maai* ook, en vooral, omdat er duizenden zijn ge weest, die nooit naam of faam ver wierven. Zeer veel politieke vluchte lingen brachten (en brengen!) er hun halve leven zoek om materiaal te ver zamelen voor boeken, die nooit zijn verschenen of zullen verschijnen. De bibliotheek bevat tal van beroem de, deels unieke boeken en hand schriften. Te noemen zijn bij voorbeeld de „Historia Rêrum Prussicarum" (sa mengesteld door Schultz), de werken van Luther in zeven delen, alsmede het „Corpus Iuris Foedalis Germanici" in drie delen. Deze werken stammen uit het bezit van het Huis Hannover, het thans regerende vorstenhuis dus, dat zich sedert het uitbreken van de eerste wereldoorlog Huis Windsor noemt. Zeer kostbaar en zeldzaam zijn ook twee der oudste Bijbelhandschrif ten, namelijk de Codex Alexandrinus en de Codex Sinaiticus. Dit laatste handschrift kochten de Engelsen in 1933 van de Russische regering, die toen weinig belangstelling had voor Bij belmanuscripten. Parthenon-beeldhouwwerk DE bekendste stukken van het Brits Museum het beeldhouw werk. dat afkomstig is van het (Griekse) Parthenon. Die antieke kunstprodukten zijn in de letterlijke zin des woords uniek. Hun waarde is niet in geld uit te drukken. In 1816 kocht de Britse staat ze van de graaf van Elgin voor f. 400.000,Niet ieder een was toen van oordeel, dat het beeldhouwwerk zo'n hoge prijs waard was. Daarom vroeg een commissie uit het Lagerhuis alle schilders en beeld houwers van naam naar hun mening. Allen of bijna allen spraken zioh uit ten gunste van de aankoop. Een andere vraag is het en die werd reeds in 1816 gesteld, en kwam sedertdien herhaaldelijk aan de orde of men wel het recht had op het uit historisch oogpunt zo belanglijke Par thenon dusdanig te verminken. Lord Elgin, de leverancier dus (hij was in het begin der vorige eeuw Brits gezant in Constantinopel), verdedigde de ver werving van het beeldhouwwerk door erop te wijzen, dat Griekenland toen onder Turkse heerschappij stond. De Turkse soldaten (zeiden Elgin en zijn medestanders) hadden helemaal geen eerbied voor antieke Griekse kunst werken. Zij schoten zelfs hun geweren leeg op de goden- en godinnenbeelden. Ware het beeldhouwwerk niet naar elders gebracht (aldus Elglns motive ring), dan had 'het niet lang meer ge duurd of er waren helemaal geen beel den meer geweest op het fronton van het Parthenon. Hoe dit zij, thans be horen de „Elgin Marbles" (zoals men d? beelden gewoonlijk noemt) tot de pronkstukken van het Brits Museum. Parade der Beschaving HET Brits Museum bevat uiter aard tal van belangwekkende dingen, die nauw verband houden met de Britse geschiedenis. Doch er zijn tevens tal van voorwerpen, die voor de beschavingsgeschiedenis van gans het mensdom van grote betekenis zijn, Zo bevinden er zich twee exem plaren van de Magna Charta, die da teren uit de tijd, waarin dat staats stuk tot stand kwam. Dan is er de be roemde, in 1799 nabij Alexandrië ge vonden, Steen van Rosette, die da teert uit ongeveer 200 v. Chr. en de sleutel bracht voor de ontcijfering der Egyptische hiëroglyfen. U kunt in het Brits Museum voorts het dagelijks le ven bestuderen van de mensen in As- syrië, Babylon, China. Mexico en vele andere landen. Er zijn Egyptische mummies en handschriften op papyrus geschreven. Er zijn prachtige staaltjes van Romeinse zilversmeedkunst. Er zijn curiosa en kostbaarheden uit alle landen en alle tijden. Wie belangstel ling koestert voor de geschiedenis van welk land of tijdvak ook, kan er zeker van zijn, dat hij in het Brits Museum veel van zijn gading zal vinden. En ieder jaar breidt het museum zich uit door toevoeging van nieuwe schatten aan zijn reeds zo zeldzame en om vangrijke collecties. (NIVANO-NADRUK VERBODEN) In het hartje van het Brits Museum bevindt zich de grote leeszaal van de Nationale Biblio theek. welke plaats biedt aan 460 bezoekers. De binnenzijde van de cirkehormig opgestelde leestafels worden geheel in beslag genomen door boekenkasten, terwijl het bibliotheekpersoneel in het middelpunt zetelt. Daarnaast zijn er verse lieidene kleinere leeskamers voor het raadplegen van bijzondere geschriften. VV' A ISda*.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1957 | | pagina 11