SNOUCK HURGKONJE WERD EEN EEUW
GELEDEN OP LEIDSE DIES GEBOREN
Tienduizenden Polen terug uit de
Sovjetrussische mijnen en kampen
Grondlegger voor Westers begrip
van Islamitisch wereldpatroon
ZATERDAG 2 FEBRUARI
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 4
1857 - 8 FEBRUARI - 1957
Pacificatie van Atjeh onder Van Heutz bracht
Mars en Minerva samen te velde
^Wetenschappelijke genialiteit
onverklaard verschijnsel
NIET NOODZAAK MAAR FEIT
LEIDEN - MEKKA
Mars en Minerva
EIGEN WOORDEN
Intocht der in lompen geklede slaven
Maar overheid en pers houden
zich rustigwant er komen
mogelijk nog veel meer
Rood imperialisme
sloeg hard toe
(Van een onzer redacteuren)
8 Februari is een datum, die voor Leiden door de
tijden heen een rijke inhoud heeft. Dit jaar wordt
de betekenis van deze tot begrip geworden datum
geaccentueerd door het feit, dat dit tevens de hon
derdste geboortedag is van een van de grootsten
onder de talloze groten van de Leidse Academie, de
eminente geleerde en Nederlander Snouck Hurgronje.
In de dies-viering zal dit feit niet worden gepas
seerd, noch in engere wetenschappelijke kring, maar
de herdenking zal sober van karakter zijn, in har
monie met de persoonlijkheid van deze geleerde
wiens naam tot een wereldwijd begrip en iviens na
gedachtenis tot een stimulans voor de wetenschap
is geworden.
Prof. Snouck Hurgronje was van 1906 tot 1927
Leids hoogleraar in het Arabisch doch had voordien
in Leiden zijn grote docerende capaciteiten reeds
vruchtbaar gemaakt. Zoals hij dat ook deed tijdens
zijn in 1927 ingegane emeritaat waardoor onze hui
dige Koningin tijdens haar Leidse studie de vruchten
mocht plukken van zijn kwaliteiten als docent en
wetenschapsbeoefenaar.
Maar hij was veel meer dan een prominent Leids
docent en geleerde.
Snouck Hurgronje was de man, die het beleid uit
stippelde voor de oplossing van de slepende Atjeh-
crisis, de vader van de pacificatie in dat gebied
onder militaire leiding van Van Heutz. Hij was
de grondlegger van de Westerse kennis en het
Westerse begrip van de Islamitische wereldbeschou
wing. Hij was een van de scheppers van wat later de
naam „Leidse school" gekregen heeft op het gebied
van de Nëderlandse koloniale politiek en opvattingen
Een veelzijdig begaafd man, onvermoeid werker
tot zijn dood op 79-jarige leeftijd, veeleisend voor
zichzelf en voor anderen, een strijder voor de waar
heid en vijand van het schijnheilig compromis.
Betrouwbare raadgever, steeds bereid om met inzet
van de volle grote persoonlijke begaafdheid zich te
offeren voor de oplossing van een hem door de ge
meenschap voorgelegd probleem.
Een fel-omstreden wegwijzer voor het koloniaal
beleid in de tijd van de eeuwwisseling en de eerste
decennia daarna.
Steen des aanstoots dus, maar tevens een credo
voor zijn talloze vurige aanhangers en leerlingen.
Een magistrale centrale figuur waaraan Nederlafid
in de afgelopen tivintig jaar zo'n grote onvervulde
behoefte heeft gehad.
Het is ondanks vele
studies nog steeds een
open vraag waar de oor
zaken te vinden zijn
van opkomst, bloei en
verval van beschavingen
en culturen. Hetzelfde
doet zich voor met cul
tuurfasen binnen een in
tijd en plaats beperkt
beschavingsgebied Van
dat laatste is de Hol
landse gouden eeuw een
merkwaardig voorbeeld:
als een vuurpijl op
schietend op alle cultu
rele en maatschappelij
ke terreinen met een
welhaast in een jaartal
aan te duiden begin, en
na een bloei van gene
raties ook weer abrupt
(in 'n jaartal definieer
baar) vervallend tot op
pervlakkige middelma
tigheid.
Men vindt dit ver
schijnsel ook in engere
cultuurkring, en het
probleem doemt zeker
ook op bij de herden
king van de honderd
ste geboortedag van
Snouck Hurgronje.
Hoe komt het, dat de
Leidse en daarmee de
Nederlandse wetenschap
in het einde van de vo
rige en het begin van
deze eeuw zoveel grote
figuren heeft voortge
bracht? Wij denken bij
het stellen van die
vraag bijv. aan de pro
fessoraten van Lorentz,
Kamerlingh Onnes, Blok
Einthoven. Bolland, v.
Vollenhovenen
Snouck Hurgronje. Allen Prof. dr.
binnen drie decennia ge
komen op de hoogste
wetenschappelijke post
in den lande, gegroeid tot wereldroem.
Was het noodzaak, een maatschap
pelijke behoefte aan genialiteit, waar
door het genie tot wapen werd van
een samenleving als een levend en
zich naar de omstandigheden instel
lend organisme?
Het is, denkend aan plaats en werk
van Snouck Hurgronje en de ervarin
gen van de laatste decennia, niet aan
te nemen!
Op een of andere wijze moet het een
rijkelijk oplevende spontane genialiteit
zijn, die dergelijke bloeiperioden schept.
Want ons land is er immers niet in
geslaagd, de gelijke van Snouck Hur
gronje te vinden in de jongste voor ons
zo uitermate belangrijke verhoudings
crisis tussen de levensbeschouwingen
van oost en west? In zijn tijd heeft
Snouck Hurgronje evenzeer voor dit
vraagstuk gestaan als wij thans en in
het nabije verleden. En hij heeft een
weg gewezen die voor lange tijd nadien
begaanbaar bleek. Zo'n wegwijzer heeft
ons nu ontbroken
Snouck Hurgronje heeft dit niet zon
der tegenstand bereikt, want ook voor
zijn tijd gold, dat geniaal inzicht moei
lijk als realiteit werd aanvaard.
Strijdend voer de waarheid
Dat hij desniettemin de voldoening
smaakte, een belangrijk deel van zijn
streven en denkbeelden praktisch te
hebben zien verwezenlijkt was aan de
aard van zijn persoon en de bereid
heid van zijn tijd te danken. En even
zeer aan het feit dat hij niet alleen
stond. Men denke slechts aan Van
Vollenhoven
Vooral echter was het de vrucht van
zijn persoon, zijn onverzettelijke strijd
baarheid die stond achter zijn weten
schappelijke genialiteit en menselijke
oprechtheid, zijn vaak haast hard
vochtig verzet tegen kortzichtigheid
en wanbegrip, dit alles gevat in een
raam van physiek en psychisch weer
galoze moed.
Passende herdenking
Het is hier noch de plaats voor een
gedetailleerde wetenschappelijke be
schouwing over Snouck Hurgronje en
zijn werk, noch de tijd voor een bio-
Chr. Snouck Hurgronje kort voor
zijn overlijden
grafie. Het laatste is niet in een dag
blad passende geschiedenis geworden,
voor het eerste wordt in de komende
tijd een ander podium geboden: het
studium-generale van de aanstaande
dies-viering is aan hem gewijd, en in
ander verband vindt op 20 februari een
herdenking plaats in het Snouck Hur-
gronjehuis aan het Rapenburg, eer
tijds zijn woonhuis en thans een cen
trum van wetenschappelijk leven.
Slechts één vriend
Bij de dood van prof. Snouck Hur
gronje in 1936 werden er slechts korte
artikelen aan zijn persoon en werk ge
wijd in vaktijdschriften en andere
organen. Op 29 juni van dat jaar be
geleidde slechts één vriend hem naar
zijn laatste rustplaats aan de Groene-
steeg, prof. Van Calcar. Pas nadien
werd inde wereld bekend, dat zijn
grote geest was uitgeblust. En toen
werd tevens vrij algemeen gehoor ge
geven aan zijn laatste grote wens, dat
aan zijn heengaan zo min mogelijk
aandacht zou worden besteed.
Maar zonder aandacht kon dit niet
voorbijgaan. En naarmate de distantie
tot zijn werk groter werd, groeide de
waardering en groeide de openlijke
erkenning.
Wat was da<t werk?
Christiaan Snouck Hurgronje, gebo
ren op 8 februari 1857, deed op 17-
jarige leeftijd zijn intrede als sjtudent
in de Sleutelstad. Volgens familie
traditie in de theologische faculteit.
Reeds tijdens zijn studie tekende
zich echter de ontraditionele weg af,
waarlangs zijn leven zich zou ontwik
kelen. Een studie die bekroond en een
weg die ingeslagen werd met zijn pro
motie op 23-jarige leeftijd op een bril
jant proefschrift „Het Mekkaansche
feest".
Vier jaar later vinden we hem terug
in Mekka.
Niet tevreden met studie van schrif
telijke bronnen over de Islam, die tot
dat ogenblik in de gehele niet-Islami-
tische wereld slechts dilettantistich
was bestudeerd, waagde hij onder de
naam van „Abd al Ghaffar" zoge
naamd als gelovig Mohammedaan te
leven In dit heiligdom dat voor onge
lovigen taboe was en waarin vele moe
dige westerse geleerden voordien had
den durven doordringen doch niet
zonder hun leven als prijs te betalen.
Hier bleek zijn psysieke moed, die hem
later verleiden zou tot het voorstel, in
Atjeh als deserteur van de Hollanders
het binnenland in te trekken om zich
een beeld te vormen van de levensbe
schouwingen dat de sleutel zou moeten
zijn tot oplossing van het grote pro
bleem van dat gebied.
Zijn verblijf in Mekka werd voortij
dig door verraad afgesloten met een
overhaaste vlucht. Een vlucht die hem
behouden en met een schat van we
tenschappelijke gegevens in ons land
terug bracht. Zijn grote standaard
werk „Mekka" dat nadien het licht
zag was een vrucht van deze weten
schappelijke waaghalzerij en decennia
lang de enige (en eerste) sleutel tot
begrip van de Islamitische wereldbe
schouwing. Als zodanig niet alleen
voor ons land van onschatbare weten
schappelijke en maatschappelijk-poli-
tieke betekenis, maar evenzeer voor de
gehele wereld der niet-Mohamme-
danen.
Nadien vertoefde hij geruime tijd
met officiële wetenschappelijke en po
litieke opdrachten in het toemalig
Nederlands Indië.
Het was Snouck Hurgronje. die heit
probleem van Atjeh in de wortels aan
pakte en in die tijd groeiden zijn in
zichten omtrent koloniale beginselen
en westers koloniaal beleid, die hem
later tot vader van de „Leidse school"
zouden maken, in nauwe samenwer
king met zijn leerling en vriend en
latere collega v. Vollenhoven. Hij was
het die de richting aangaf van de op
lossing van het slepende Atjeh-vraag-
stuk, en die Van Heutz pousseerde als
leider van de militaire operaties om
het probleem volgens de door hem ont
wikkelde inzichten tot een oplossing te
brengen.
Leidse look
Veel heeft hy nadien gedaan, om
locale vraagstukken in Indië op te
heffen (men denke slechts aan
Djambi!) doch teveel gegevens hier
omtrent berusten nog steeds in rijks
archieven zonder ooit te zijn gepubli
ceerd om het mogelijk te maken zich
hierover een juist oordeel te vormen
In 1906 kwam Snouck Hurgronje
min of meer tot rust toen hy (met be
houd van zijn adviseurschap van Kolo
niën) het Leids hoogleraarschap in het
Arabisch aanvaardde als opvolger van
De Goeje en als voorganger van zijn
leerlingen Wensinck en Kramers.
Hij heeft ook tijdens zijn professo
raat de arbeid buiten zijn leerop
dracht niet geschuwd.
Afmattend was de periode dat hij
het secretariaat van de Senaat be
kleedde toen het Academisch Statuut
moest worden voorbereid. Bewogen
was de periode van zijn rectoraat.
Overladen was zijn tijd met bezighe
den voor ambtenarenopleidingen.
Groot was zijn belangstelling voor en
omvangrijk zijn medewerking aan het
werk van de Kon. Akademie van We
tenschappen waarvan hij lid en later
vele jaren voorzitter werd.
Dit alles gaf hem weinig tijd voor
kleinere publikaties naast de verschil
lende grote standaardwerken, die nu
nog hun onbetwistbaar gezag behou
den hebben.
Docent op vele niveaus
In al die tijd was hij een zeldzaam
begaafd docent. Van jongs af aan tot
kort voor zijn dood op gezegende leef
tijd heeft hij op merkwaardige en
vruchtbare wijze gedoceerd: aan stu
denten, aan collegae, aan overheid en
aan de maatschappij.
Hij bleef daarbij zichzelve in stijl.
Magistraal van inhoud waren zijn les
sen, dikwijls fijn-geestig, doch mono
toon in akoestische zin, zonder „ac
cent" maar met een toch unieke en
boeiende helderheid. Strak als zijn
geest, zonder frase of pose die hij
verafschuwde, steeds de kern van
problemen helder formulerend en in
het centrum plaatsend.
Zijn docerende taak kreeg een bij
zondere diepte toen hem op grond
van zelden toegepaste wetsartikelen
na zijn zeventigste jaar en tijdens
zijn emeritaat de gelegenheid werd
geboden, zijn colleges voort te zetten,
waardoor hij een van de universitaire
leidsmannen werd van de toenmalige
Prinses Juliana, thans onze Koningin.
Te weinig in
te kort bestek
Wij zijn er ons van bewust, in deze
korte schets te weinig te hebben ge
zegd over deze grote figuur, wiens
laatste levensjaren werden vei-duis-
terd door het vroeger dan hij overlijden
van zijn collega Van Vollenhoven.
We zullen het nogmaals in enkele
woorden proberen: de wegbereider
van het westen in de Islamietische
levensbeschouwing en wijsbegeerte;
grondlegger van de Atjeh-pacificatie;
vader van de vooruitstrevende Leid
se school op het gebied van koloniale
politiek; toonbeeld van onverschrok
kenheid op wetenschappelijk en maat
schappelijk terrein, karakteristiek
uniek docent en daardoor inleider op
een vóór hem welhaast onbegaan we
tenschappelijk gebied.
En als persoon? Wij mogen daarbij
aanhalen wat zijn vrienden schreven
toen hij aan hen ontnomen werd.
„Voor de beginselen die hem heilig
waren heeft hij moedig en vurig ge
streden; de tegenstand schuwde hij
evenmin als hij adhaesiebetuigingen
verlangde."
„Snouck Hurgronje's beeld als man
van genie zal in de geschiedenis voor
zichzelf blijven spreken, zijn nage
dachtenis zal geen zorgvuldige in
standhouding behoeven. Doch zijn
beeld zou eenzijdig getekend zijn in
dien niet vermeld werd zijn toegewijd
leermeesterschap, veeleisend en on
genadig maar on volprezen, zijn on
verbiddelijke eis van waarheid en re
aliteit, zijn koninklijk zelfbewustzijn
bij de simpelste eenvoud, zijn trouwe
aanhankelijke vriendschap."
En tot slot ivoorden die Snouck
Hurgronje zelf schreef bij het over
lijden van zijn vriend Van Vollen
hoven, doch die later bij eigen over
lijden werden geciteerd voor zijn
kenschetsing: „Mannen van zijn
geestelijke dimensie staan nu een
maal te hoog boven de middenmoot
om door de meerderheid hunner
tijdgenoten begrepen te worden
De jaren sindsdien hebben het
begrip verruimd en het citaat be
vestigd.
Wij hebben zijn evenknie ont
beerd en de wereld mist deze nog
steeds
(Foto L.D.-Van Vliet)
Het Snouck Hurgronjehuis aan het Rapenburgeertijds (in een tijd dat de woningnood nog
niet volksvijand-nr-1 was) het woonhuis van de eminente Leidse geleerde. Volgens zijn wils
beschikking werd het huis aan universitair wetenschapelijke doeleinden dienstbaar gemaakt en
zijn naam prijkt boven de monumentale voordeur. In de laatste jaren dreigde deze gift van
een °.r0°? wetenschapsman te degraderentot een receptie-centrum. Wetenschappelijk inzicht
en piëteit hebben ertoe geleid, dat voortaan dergelijk misplaatst gebruik niet meer mogelijk is.
Dat misplaatste gebruik betrof overigens slechts de benedenverdieping, aangezien op de overige
etages belangrijke wetenschappelijke instituten zoals b.v. de Moddermanstichting een tehuis
vinden.
li 1*1 li kon bevroeden. Tienduizenden Polen,
(Van onize Weense correspondent)
In de laatste drie maanden van het vorige jaar keerden in totaal
31.000 Polen uit de concentratiekampen van de Sovjet-Unie terug en
dit getal zal naar alle waarschijnlijkheid voor half februari nog met
14.000 toenemen. Niettemin schijnen er nog zoveel gevangenen, gede
porteerden en dwangarbeiders van Poolse herkomst in de Sovjet-Unie
vastgehouden te worden, dat de Poolse regeringsafgevaardigde
Popiel nu met een officiële opdracht naar Moskou zal vertrekken om
dit vraagstuk definitief op te lossen. De terugkeer van de 45.000 is in
hoofdzaak te danken aan de verandering in de binnenlandse toestand
in Polen en aan de besprekingen, die de huidige premier Gomoelka,
nadat hij aan de macht was gekomen, voerde met de leiders in het
Kremlin. Voordien werd er in Polen angstvallig over die tien- en nog
eens tienduizenden gezwegen. Maarschalk Rokossofski had immers de
militaire macht in handen en de geheime politie lag voortdurend op
de loer
kon bevroeden. Tienduizenden Polen,
vooral boeren rondom Wilna, werden
gedeporteerd en hun hoeven werden
overgenomen door Russische kolonis
ten
Vroegere hofsteden zien zij
niet meer terug
Na een zwerftocht van lange jaren,
geplaagd door heimwee, gebrek en ter
reur, krijgen zij nu de kans om naar
hun land terug te keren, maar hun
oorspronkelijke haardsteden, hun hoe
ven en velden zien zy niet meer! Polen
neemt de gerepatrieerden op, zoekt
werkgelegenheid voor hen en spoort de
boeren aan om zich in de vroegere
Duitse gebieden te vestigen.
Dat alles voltrekt zich met de groot
ste behoedzaamheid, waarbij anti-Rus
sische uitingen zoveel mogelijk worden,
vermeden. De meeste kolonisten ko
men volslagen berooid terug, maar
onder de gerepatrieerden zijn er ook,
die ijskasten, radio's, televisie-appara
ten, motorfietsen en zelfs auto's mee
brengen. Een journalist ontdekte een
elegant geklede heer, die in een splin
ternieuwe „Zim" over de grens reed.
De persman voegde er echter aan toe:
„Ik betwijfel of wij in Polen veel ple
zier van dit heerschap zullen hebben".
Onder de gerepatrieerden bevonden
zich namelijk ook speculanten en men
sen die niets met Polen gemeen hebben
en zelfs de Poolse taal niet beheersen.
Wat de thans teruggekeerden
over hun verblijf in Sovjet-Rusland
vertellen, is, zoals te verwachten
was, verre van opwekkend. Het
blad „Dziennik Polskischrijft veel
betekenend: „Bijna allen zien er
slecht uit. Hun kleren zijn armzalig
en al hebben zij geen lompen aan,
toch lijkt het er erg veel op. Het
leven van ieder van hen is een on
geschreven hoofdstuk uit een bitte
re en treurige vertelling" Terwijl
de Poolse bevolking zich hierover
in particuliere gesprekken opwindt,
blijven regering en pers echter ui
terst voorzichtig en diplomatiek.
Men weet in alle lagen van de be
volking wat deze slachtoffers van
het Russische imperialisme aan
ontberingen hebben doorgemaakt
in de mijnen en werkkampen van
Kamsjatka, Kazakstan, Siberië, Ir-
koetsk, Kaliningrad enz., maar de
officiële instanties laten zich, zo
lang er nog zovelen in de Sovjet-
Unie worden vastgehouden, niet
verleiden tot anti-Russische ont
boezemingen
De gerepatrieerden zijn voor het
grootste deel vroegere boeren uit de
streken rondom Wilna en aan de
overkant van de brug. Met andere
woorden: zij woonden in dat gebied
van Oost-Polen, dat na de oorlog aan
de Sovjet-Unie moest worden afge
staan. Deze streken werden gerussifi
ceerd doordat Russische kolonisten er
bezit van namen, de taal werd Rus
sisch en uiteraard kwam het tot con
flicten met de oorspronkelijke Poolse
bevolking, die hun bezittingen, hun
taal en gebruiken wilden behouden.
De boeren hingen aan hun hofsteden
en zij interesseerden zich niet voor de
gebiedsruil, waardoor Polen in het
bezit was gekomen van de vroegere
Duitse gebieden tot de Oder-Neisse in
het westen. Zij konden en wilden
maar niet begrijpen, dat hun land aan
Rusland was gekomen en hoopten op
revisie zolang de Oder-Neisse-grens
nog niet definitief was geregeld. Ei-
vormden zich verzetsgroepen en er ont
stond een Poolse ondergrondse bewe
ging. Toen sloeg het Russische impe
rialisme onbarmhartig toe. zonder dat
men daarvan in Polen zelf de omvang
„Kcrzap, ga weg!"
Ofschoon regering, partij en pers de
gemoederen zoveel mogelijk trachten
te kalmeren, is toch de anti-Russische
stemming zeer sterk en ze neemt tel
kens toe als er weer nieuwe groepen
gerepatrieerden 't land binnenstromen.
Met opvallende afkeuring beschrijft
het Poolse blad „Gazeta Zielonogar-
ska" de volgende twee feiten: Op straat
rookte een man een sigaret met goud
mondstuk. Plotseling kwam er een
jongeman van ongeveer 20 jaar op hem
af, sloeg hem de sigaret uit de mond
en trapte deze kapot. Het was een
Russische sigaret!
Naast het hotel „Orbis" stapte een
Russische officier uit een auto. Op zijn
borst droeg hij tientallen lintjes. Een
paar jongens tussen acht en tien gin
gen op hem af en vroegen: „Waarom
ben je hier gekomen? Ruski, Ruski,
choc na kluski" (een scheldrijmpje in
de trant van: Ami go home, Ameri
kaan, ga naar huis). De officier lachte.
Hij wilde een van de kinderen strelen,
maar de jongen sprong weg en riep:
..Weg met die „poten," kazap (scheld
naam voor Russische boer). Maak dat
je weg komt".
Premier Gomoelka heeft het wer
kelijk niet gemakkelijk