Vissen, zittend naast de kachel Geen Nieuwjaarszoen meer van de Parijse marktvrouwen „DURF VERDER TE LEVEN" Het is er nu in Canada de tijd voor: De vangst ivordt in de diepvries bewaard Belangrijke rol in de historie DE STEM UIT DE KLOK een oudejaarsverhaal door Jan van Maasdorp 55ste jaargang Maandag 31 december 1956 Achtste blad no. 29024 (Van önze correspondent in Canada) HET is nu al weer wat jaren geleden. Het was onze eerste Canadese winter en het had al behoorlijk gevroren. Dank zij overschoenen, oorkleppen en dikke wanten, hadden we echter alles ontdooid weten te houden en daar waren we eigenlijk een beetje trots op. Welnu, in die ijzige omstandigheden het was tussen kerst en nieuwjaar vroeg mijn Frans-Canadese buurman Jean-Guy met het oprechtste gezicht van de wereld, of ik mee ging vissen. Ik had hem willen vragen of hij een groot aquarium in de huiskamer had, maar ik zei alleen: Man, ik ben blij, dat ik het leven heb. De kou moet nog komen, was het antwoord. We beginnen pas! Hij stond daar in een bontgekleurde jas en een wollen muts over zijn oren en zei: Kom op, dan zal ik je eens iets laten zien. Ik zal nooit het gezicht van mijn vrouw vergeten, toen ik zo gewoontjes mogelijk zei: Zeg, ik ga vissen met Jean-Guy. We komen morgen terug. Ik had net zo goed elk ander onmo gelijk ding kunnen aankondigen en omdat ik het zelf ook dwaas vond, zei ik: Waarom niet? En zo zaten we een half uur later op de grote wegnaar Quebec City. Het besneeuwde landschap schitterde in de zon en de hemel was zo stralend helder, dat het onnatuurlijk aandeed. Even onwaarschijnlijk zag de St. Lawrence rivier er uit: toegevroren alsof er nooit open water in had geze ten. En nog geen maand geleden voe ren daar oceaanschepen. Jean-Guy was in een beste stemming en na een uur of drie rijden zei hij plotseling: Ste.Anne de la Pérade. We zijn er! Onthou die naam goed, want het wordt een mijlpaal in je leven! We reden een dorpje binnen, zoals er zoveel zijn langs de St. Lawrence: een echt Quebecs vriendelijk plaatsje met oude huizen, een grote kerk en veel bomen, die 's zomers voor schaduw en koelte moesten zorgen. Het was er nu koel genoeg. We sloegen rechts af en waren al gauw terug aan de rivier: een tafereel om nooit te vergeten. Daar lag de rivier als een brede vlakte van ijs en sneeuw en op die blikkerende uitge strektheid. zover je maar kon kijken, stonden er kleine huisjes. Huisjes met rechte daken en met puntdaken, geverfd in de helste kleuren van rood. geel, groen en blauw en boven al die huisjes een rookpluimpje in de tintelende win terlucht. Er stonden hier en daar auto's op het ijs en er liepen mannen rond in helgekleurde jassen en mutsen, dik ingebakerd tegen de kou. die als een rookkolom op je neusgaten stond. Een schilderij van Breughel: levensgroot en levensecht. We gingen door naar een verhuurder: Jean-Guy betaalde twee dollar de man en we installeerden ons in een van de huisjes. Hengelen bij de kachel in Canada. Een geroutineerd hengelaar kan - met een beetje geluk! - een goede vangst aan „tomcod" mee naar huis nemen. Al vriest het buiten twintig, dertig graden: binnen is het lekker warm dank zij de kachel, die door gaans met hout wordt gestookt. Het was een meter of vier lang. drie breed en er stonden een kachel in, een soort tafel en een paar stoelen. Er was voldoende plaats voor vier vissers, maar Jean-Guy. die meteen de kachel begon aan te maken, vertelde dat het nog vroeg in het seizoen was en dat de grootste drukte nog moest komen. Zo tegen Kerstmisnieuwjaar is het ijs meestal dik genoeg voor de eerste huis jes; later staan er bij Ste.Anne soms wel vierhonderd, die tot begin februari in gebruik blijven. Toen de kachel eenmaal brandde, haalde Jean-Guy uit een plastic zak stukken varkenslever, die hij in dobbel stenen van een halve centimeter begon te snijden. Aas. legde hij uit, je kunt de stukjes ook groter maken. Dat hangt helemaal van je ervaring af. HIJ schonk whisky in metalen bekertjes en zei: Van een pond lever krijg je vierhonderd aasjes... Nou. zei ik. zoveel zullen we er niet nodig hebben. Moet je niet zeggen, antwoordde hij. We zouden de eersten niet zijn, die een paar honderd „poulamons" vin gen in één nacht. Er zijn geroutineerde kerels geweest, die er vijf- tot zeshon derd uithaalden. Tussen zeven uur 's avonds en zeven uur *s ochtends, 's nachts bijten ze het best. Ik zal je beloven, dat is hard werken Het begon nu lekker warm te worden in het huisje en het was werkelijk moei lijk om te geloven dat we op ijs ston den. Steeds kwamen de woorden van een kinderversje in mijn gedachten op: „Er was eens een vrouwtje, dat was niet wijs; Dat bouwde een huisje al op het ijs Wie heeft deze manier van vissen eigenlijk uitgevonden?, vroeg ik. O. zei Jean-Guy. men zegt dat ze al teruggaat tot de eerste kolonisten. Die hadden het de Indianen zien doen. Ze hakten gaten in het ijs en spietsten de vis zodra die in de opening verscheen aan een speer. Dat was natuurlijk een koude bedoening en daarom hingen ze huiden over zich heen. Behalve dat deze bescherming tegen de wind gaven, slo ten ze op die manier het daglicht bui ten. zodat ze beter in het water konden kijken. Later hebben ze toen die huisjes gemaakt, die je gemakkelijk op het ijs kunt schuiven, zodra het een centime ter of tien. vijftien dik is. Eerst hak je een gat een rechthoek van twee bij een halve meter en dan zet je daar het huisje overheen. Jean-Guy maakte nu de lijnen in orde. In het midden deed hij een lucifer. Die moest als dobber dienst doen. Hij deed stukjes lever aan de beide haken, lichtte de plank op die over het gat heen lag „om te voorkomen dat het zaakje dicht vriest" en liet het geval in het water zakken. En U kunt het geloven of niet. we zaten daar nog geen vijf minuten of die dobber begon zachtjes te bewegen. Jean gaf een ruk en haalde zijn eerste „tomcod" op. of „poulamon" zoals de Frans-Canadezen zeggen: een vis van een centimeter of achttien, die inder daad iets weg heeft van een jonge kabeljauw. Niet slecht om mee te beginnen zei Jean-Guy. Hij haalde de „tomcod" van de haak en tot mijn verbazing gooide hij hem door het raampje naar buiten. In de diepvries, legde hij uit. Dan smaakt-ie straks zoveel te beter! En inderdaad was het buiten zo koud, dat de vis onmiddellijk stijf bevroor. DE zon ging als een oranjebal onder en kleurde sneeuw en ijs met een vreemde gloed. We staken de lamp aan en we schikten ons nog eens extra gemakkelijk in de stoelen. De blokken hout knapperden in de kachel en we keken met welbehagen naar het lucifers houtje in het wak. Wel, zei Jean-Guy, daar zitten we dan. Het leek wel een sprookje, maar het was waar: wc zaten naast de kachel en we zaten te vissen. Ik weet niet hoe vaak we die nacht bezoek kregen van praatgrage buren-hengelaars en hoe vaak ik moest verzekeren, dat ik zo iets nu werkelijk nog nooit had meegemaakt. Vissen naast de kachel. Dat moet je nu eens naar Neder land schrijven, zeide ze dan. Hetgeen ik dan hierbij doe. Ik weet het: II denkt misschien dat ik u in het oude jaar nog gauw iets op de mouw tracht te spelden, dat ik 1 april misschien vier maanden heb ver vroegdDe foto's, die hierbij zijn afgedrukt, zijn écht! En ja, als u het nog niet gelooft, wel, komt U dan zelf maar eens naar Ste. Anne de la Pé rade kijken. Wacht niet te lang en zoek .een avond uit als er een volle maan staat boven de St. Lawrence en loop dan eens langs al die huisjes, waar gedempt gelach uit opklinkt of ge zang van vrolijke Frans-Canadese liedjes. Snuif de geur van brandend hout op in de priemende vrieslucht en doe dan eens zo'n deur open. Stap de warmte in, ga zitten, hier zijn de haken, twee stukjes lever en wedden dat het geen vijf minuten duurt, of u hoort: Vissen naast de kachel. Dat moest U nu eens naar schrijven Wedden? Ste. Anne de la Pérade is bekend bij hengelaars in heel Canada en de Ver. Staten. Er wordt gevist in Nederland gieine huisjes. die op het ijs worden I geschoven, zodra het sterk genoeg is. Alleen bij Ste. Anne staan er in deze dagen wel 400 van die hutjes, die voorzien zijn van een kachel en elektrisch licht. De dames gaan morgen naar de President ROND de oude kerk St. Eustache, aan de Rue de Rambuteau, te Parijs, een der schoonste der aan mooie kerkgebouwen zo rijke Franse hoofdstad, heerst, in de vroege morgenuren, een bedrijvig komen en gaan. Uit de markt hallen worden vlees, groenten, bloemen en vis weggevoerd. In de omliggende straten verdwijnt het plaveisel onder de afval der levensmiddelen, welke gespierde, rondborstige verkoopsters ginds, in het gewoel der Halles Centrales aan de man (resp. de vrouw) hebben gebracht. In de „Buik van Parijs", zoals Emile Zola de Parijse markthallen schilderachtig noemde, lenen de morgen uren zich slecht tot een interview met de brave, druk bezige koopvrouwen over het heden en verleden van haar veelzijdig bedrijf. Zij hebben dan de handen te vol. De visvrouw woelt in de bergen zeevis, onder het ijs; de bloe menverkoopster wil nog graag vóór de koffie haar mimosa en rozen kwijt; de groentevrouw slaat juist, met een paar welgemikte hamerslagen, de latten van een bloemkoolkrat uit elkaar. De „dames de la Halle". gelijk men j sinds honderden jaren de Parijse markt- j vrouwen noemt, zijn niet bepaald om| een praatje verlegen. Zij hebben het een weinig barse voorkomen van een voudige. rechtschapen volkskinderen. Wanneer het nodig is, zijn ze echter 1 N de stilte der huiskamer klonk het monotoon getik van de pendule op de schoorsteenmantel, elke seconde één. De vergulde slinger dirigeerde als het ware de ritmische tik: linksrechts Het leek of de vrouw, die aan de tafel in het midden der kamer zat, stil naar dat tikken luisterde. 16 zat zij reeds geruime tijd, het hoofd gebogen, in haar ene hand een opengevouwen brief, op de tafel een heel stapeltje saamgebonden. Hoe vaak had Gerda Verhoef deze brieven al gelezen, ze kende iedere zin en elk woord welhaast uit het hoofd. Prettige dingen waren het, die in die brieven ston den. Opwekkende mededelingen uit het verre land, dat zagen spelen van de „Suikerfreule", hoe Weet je nog, Ger, toen we dat stuk onbedaarlijk wij toen gelachen hebben, toen die juffrouw op een stoel ging staan, uit angst voor de „krokodil", die zo maar tegen de wand van de kamer op liep? Nu. ze lopen ook bij mij in de kamer tegen de wand, maar ze doen geen kwaad hoor! Hier is, ondanks de verwarde toe stand. het leven toch nog niet slecht te noemen. Ik heb goede moed. dat alles met een jaartje oké is en als wij weer met ons allen samen zijn, zul je. net als ik, gelukkig zijn. dat wij kunnen meewerken aan de opbouw van dit mooie land. Geef Elly een flinke pakkerd van me. omhels Vera, zoals ik het jou in ge dachten doe, en zeg aan Rob. dat ik er op vertrouw, dat hij slaagt voor zijn eindexamen. Tot spoedig weerzien, liefste. voor Gerda een ongekende wereld was, berekeningen van de tijd, wanneer ze weer allen samen zouden zijn in het begin van het nieuwe jaar. Samen: maar dan in dat andere land. Als één grote toekomst-belofte had dit alles veilig op de bodem van Gerda's hart gelegen. En mocht zij al eens ongerust zijn geweest door krantenberichten over de gevaren, die nog steeds in Indonesië dreigden, en vaak ook somber van toon waren, waar het gold de verwachtin gen voor de toekomst van dat land, de altijd optimis tische brieven van haar man, geschreven in zijn onbe zorgde trant zoals hij altijd gewoon was ook te redeneren hadden haar geloof en vertrouwen in hun herenigd geluk steeds voor wankelen behoed. De pendule op de schoorsteen tikte nog steeds in hetzelfde tempo: tik-tik- tikEn op de cadans van dit geluid tikten Gerda's tranen op het papier in haar hand. Tot spoedig weerzien Zijn optimisme, zijn geloof en zijn zekerheid waren niet voldoende geweest om hun droom te verwezenlijken. Waar hij gespaard bleef voor een mogelijk geacht gevaar, waarover Gerda, ondanks zijn optimisme zich soms toch zorgen maakte, werd hij getroffen door een ver keersongeluk, dat ook in Holland een einde aan zijn leven zou hebben ge maakt. Als ik denk aan de naderende kou daar bij jullie in Holland, dan doet het wel vreemd aan. dat. terwijl jullie straks wellicht bij ijs en sneeuw oud en nieuw vieren, ik lekker in mijn pyjama op de waranda zit met een ijskoude split! Dat stond in zijn laatste brief, nu enkele maanden geleden EN nu was het Oudejaarsavond! Met befloerste ogen keek ze naar de kalender, waarvan het laatste blaadje haar herinnerde aanzijn laatste brief. Het bizarre cijfer werd al maar groter en als een mene tekel groeide het in haar verbeelding tot het de gehele wand besloeg. Met een ruk schoof ze haar stoel weg en liep naar de wand. Met een driftige beweging scheurde ze het blad van de kalender, zodat nog slechts het lege. kale schild overbleef. Zó was ook haar leven nu, dacht ze ver bitterd. lichtende sterren, de witte wereld be sprenkelde met een zilveren glans. Won derlijk mooi was dat, als een boodschap; een belofte Met een vermoeid gebaar sloot Gerda het gordijn en zuchtte diep. Voor haar was er geen boodschap en ook geen be lofte. Zij had haar droom gedroomd dit was de werkelijkheid: alléén. Ze keerde terug naar de tafel. Léég en kaalHuiverend trad ze op het venster toe, schoof het gordijn terzijde en keek naar buiten. Het had opgehouden met sneeuwen, de bomen in de laan waren bedekt met een witte vacht. Zij keek omhoog naar de maan aan de hemel, die, temidden van de vele OUD en nieuw vierenDe meis jes, onwetend, had ze in bed ge stopt en Rob had ze toestemming gegeven, bij een vriend een feestje bij te wonen Ze dacht aan vorige jaarwis selingen. die zij met haar man met de vaste club kennissen had gevierd. Dit jaar Aiste zij echter de lust. men sen te bezoeken of te ontvangen, liever was ze alleen. Jo van Wanen, haar vriendin, was evenals zij, alleen over met haar kinderen. Vaak had ze zich verwonderd over de moed en de levens lust, die deze gaandeweg had terug ge vonden. na haar verdriet. Och, zei ze, als ik om me heen kijk en dan bedenk, hoeveel groter het leed is van zoveel anderen, die alles verloren hebben: hun huis, hun man of vrouw én hun kinderen, dan ben ik nog geluk kig. dat ik tenminste mijn kinderen heb om voor te leven Gerda dacht aan die gesprekken met haar vriendin en ineens kwam er een gevoel van schaamte in haar binnenste. De kinderen! Haar blik dwaalde naar de kamerhoek, waar het speelgoed nog lag: de pop van Elly, de prentenboeken van Vera en het bijna afgewerkte vlieg tuig van Rob. de jongen, die ingenieur wilde worden, net als zijn vader. Ge lukkig wist ze, dat althans de droom van hém verwezenlijkt kon worden, omdat zijn vader geldelijke maatregelen had getroffen. Er zijn er zovelen, die nog méér verloren hebbenJa. dacht ze be schaamd. velen die berooid zijn van alles en het zonder geld moeten zien te klaren. Voor zulke mensen was de gang nog veel zwaarder. HET was Gerda alsof zij opeens door een schok uit haar geslagenheid werd weggevoerd. Met een ener giek gebaar rekte ze zich en begaf zich naar de schoorsteenmantel, waar zij bleef staan voor de groepsfoto, waarop het gezin was afgebeeld. En toen zag ze, naast de foto, de pendule, een geschenk van haar man. De slinger is van puur goud, had hij haar lachend gezegd, toen hij haar de fraaie klok schonk. En die „gouden" slinger, bemerkte Gerda, bleef maar trouw zijn arbeid verrichten: linksrechtsbegeleid door het uurwerk: tiktakZe staarde naar het souvenir, dat haar nu nogeens zo lief was en het was opeens of zij uit die klok een stem vernam: Gerda, zié je die slinger van de klok en hóór je zijn tik? Het is de slin ger van de tijd, die nooit stilstaat, want hij idfeit leven. Die tik, dat is zijn hart slag. Als die twee hun werk staken, is het voorgoed uit. Zó, als die klok tikt, tikt ook het bloed in je aderen. En de slinger, dat is je wil. Je wil om te leven en te werken! Je künt toch werken en je wilt toch léven? Pak dan aan en leef voor je kinderen! Je droom is nog niet uitgedroomd! TERWIJL ze gefascineerd luisterde naar die stem uit de klok, richtte ze het hoofd op en blikte in de spiegel.boven de klok. En zij zag een energieke vrouw tegenover zich, de haren zij constateerde het verbaasd nog niet vergrijsd, de handen in de nek ge vouwen, de ellebogen, als in afweer, naar buiten gekeerd, de ogen schitte rend van een vreemde glans. Toen zij zó, in haar nieuwe gedaante, tegenover haar eigen „ik" stond, sloeg de oude klok twaalf sor.ore slagen. En de stem in de klok zei: Zó is het goed, Gerda, vergeet niet wat achter je ligt, maar durf verder te leven. Begin het nieuwe jaar met nieuwe moed! ook niet op haar mondje gevallen, en in geen geval maken ze haar goede hart tot een moordkuilDe uitgestalde koopwaren schikkend en als liefkozend met haar dikke, rode. zwaar-beringde vingers, vertellen ze, in korte doch wel sprekende woorden, een en ander over haar arbeid en over de lang vervlogen tijden, die menige schone herinnering in zich bergen, óók voor haar. LANG vóór men, omstreeks het jaar 1890, de tegenwoordige markthallen bouwde, bestonden er reeds „dames de la Halle" in de Franse hoofdstad. En zeker hadden zij niet slechts haar be tekenis als verkoopsters van levensmid delen. doch bovendien wat méér is waren zij zoiets als de vleesgeworden „vox populi" van Parijs. Zij belichaam den essentieel de gedachten en de politieke opvattingen van „het volk". Zij hoorden veel, onder het babbelen met haar leveranciers en haar klanten. Zij waren onbedorven kinderen der volksklassen, hard werkend en eenvou dig; zij stonden met haar stevige benen nuchter op de vaste grond, en hadden ook in de meest verwarde tijden haar gezond verstand en heldere blik op recht en onrecht zuinig bewaard. Dat wisten de Franse koningen; en dus waren dezen erop bedacht om steeds met de ronde marktvrouwen op goede voet te staan. Wie de „dames de la Halle" eenmaal tegen zich had, die had al spoedig het volk tot vijand. Koning hendrik iv wist dat ook. en toch was deze populaire monarch niet helemaal in het reine met zijn geweten. Hij had zijn „amourettes". Dat was niets voor de degelijke hal lendames. en deze verre van gemakke lijke priesteressen van huwelijkstrouw en goede zeden konden de Koning zijn herdersuurtjes met mademoiselle Ver- neuil niet vergeven. Toen zij op een goede keer, bij een of andere feestelijke gelegenheid, moesten instemmen met „Leve de Koning!", deed de brave ma dame Ladoucette geen mond open. Natuurlijk werd dit ,.an allerhöchsten Stelle" opgemerkt, en zij werd veroor deeld tot 30 ponden boete en bovendien haar standje voor een maand lang ge sloten. De uitgeslapen mère Ladoucette liet dat echter niet zonder méér op zich zitten. Enkele dagen later vond het traditionele banket plaats dat Koningin Maria de Medicis eenmaal per jaar aanbood aan de „dames de la Halle", en de veroordeelde zag kans zodanig manoeuvreren, dat zij de Koningin in de loop van het feest een brief kon toe schuiven. Daarin beklaagde zij zich, beleefd doch in bittere bewoordingen en zonder er doekjes om te winden, over de Koning, die „zulk een lieve vrouw had en toch maar niet laten kon, nu en dan buiten zijn (trouw)boekje te gaan". De schrijfster zou zijn maitresse met vis om de oren slaan, zo stond daar, indien deze het wagen dorst, ooit een voet in de Hallen te zetten! Maria de Medicis kende haar hèer- gemaal wel zo goed, dat de verstoorde mère Ladoucette haar niet bepaald een nieuwtje vertelde. Zij stelde echter de rondborstigheid van de brave vrouw op prijs, enbenoemde haar fluks tot ..hofleverancierster der Koningin". Ook deed zij het bevel tot sluiting van het marktkraampje annuleren. OOk onder de volgende Koningen waren de betrekkingen tussen de marktvrouwen en het hof niet altijd zonder haken en ogen. Vooral Lodewijk XIV had het vaak met haar te kwaad. De Nieuwjaarsreceptie werd niettemin geen enkele keer overgesla gen. Op Nieuwjaarsdag maakten alle vTOUwen van de Hallen haar opwach ting in het paleis, en kregen gelegen heid haar klachten en desiderata per soonlijk voor te dragen aan het hoofd van de Staat. Na afloop mochten twee van de bezoeksters dan de Koning op beide wangen een zoen geven. Dit typisch gebruik heeft de eeuwen getrotseerd en is blijven voortleven tot in onze dagen. Géén monarch toonde zich preuts of protocolair genoeg om zich eraan te onttrekken. Toen Lode wijk XIV zich een weinig te aanzienlijk achtte voor de brave koopvrouwen, zoch ten dezen voor hem een plaatsvervan ger en riepen de jeugdige due de Beau fort tot „Roi des Halles" uit. Maar al spoedig viel zijn manier van leven niet geheel in haar smaak. Hij gaf tezeer toe aan de hartstocht van het spel en zat vaak vroeg in de morgen al (of niet) om hoge bedragen te gokken. Dat was de brave, hard werkende vrouwen in hoge mate antipathiek, en zij besloten hem een les te geven. Toen hij weer eens een keer aan de speeltafel werd aangetroffen, overhandigde een delega tie der „dames de la Halle'' hem een buidel met 200 dukaten, met de mede deling. dat zij graag zouden voortgaan te zwoegen van de vroege morgen tot laat in de avond, als zfj hem slechts haar zuur verdiende geld in de zak mochten schuiven om het te verspelen! L ODEWIJK XVI. die haar schone tuinfeesten aanbood in het park van Versailles, stond bij de hallen- dames zeer in de gunst. Alleen met zijn vrouw, Marie Antoinette, hadden zij niet zoveel op. Om onbekende redenen had deze het bij haar verkorven. Gedurende de Terreur speelden de „dames de la Halle" geenszins zulk een verschrikke lijke rol als menigeen heeft gedacht. Integendeel, haar gezonde zin en haar rechtschapen hart verzette zich tegen het bloedvergieten. Napoleon I werd ook door de markt vrouwen op de handen gedragen. Voor een groot deel had hij dit te danken aan een scherts, die trouwens geheel in zijn lijn lag. Toen hij op een goede dag met zijn staf door Parijs reed, trad een onbehoorlijk zwaarlijvige visvrouw hem in de weg en schreeuwde, dat het volk wel kon verhongeren, als de Eerste Consul zich maar de buik vol mocht eten. Napoleon keek de dikke vrouw een ogenblik met stomme verbazing aan. Toen liet hij zich van het paard glijden, ging naast het krijsende wijf staan en zei: „Zouden we het niet liever aan de omstanders overlaten, te beoor delen wie van ons beiden de laatste tijd het beste gegeten heeft?" DE KEIZER mocht vallen, en ande ren. Koningen of presidenten, hem opvolgen als hoofd van Staat of Republiek, Versailles mocht Louvre heten dan wel Elvsée. de marktvrouwen bleven ..hoffahig", was het dan ook maar één middag van het jaar. De zoen op de 1ste januari bleef gehandhaafd, even onwankelbaar als de receptie van het Corps Diplomatique. Wat de niet geheel jaloezie-vrije Joséphine had moeten gedogen, moest ook de echtgenote van Louis-Philippe dulden. En niet altijd waren de afge zanten der markthallen dik en lelijk. De kleine Thiers en maarschalk De Mac-Mahon aanvaardden de hulde met blijkbaar welgevallen. Grévy echter bleef ijskoud onder de ceremonie. En toen Sadi Carnot zuur erbij keek. nog veel erger dan zijn stugge voorganger, dorsten de dames de President niet meer om de hals te vallen ter bezegeling harer gelukwensen. Van die tijd af bleven de zoenen achterwege. VELE jaren later, In 1930 en 1931, werd een balletje erover opgewor pen om dit ritueel in ere te her stellen. Doch het denkbeeld ontmoet te in de Foubourg St. Honoré niet veel enthousiasme. Geleidelijk hadden ook de marktvrouwen haar eigen klederdracht verloren. In onze dagen leeft de traditie voort in de succesvolle operette „La Fille de Mme Angot". Ook vele andere toneeldichters, vóór zowel als na Charles Lecorcq. hebben de legendari sche visvrouw Angot, die tot rijkdom kwam en de zeldzaamste avonturen beleefde, bezongen. Maar ook al maken de zoenen geen deel meer uit van het programma, op Nieuwjaarsdag worden de dames van de Hallen nog steeds ontvangen door het hoofd van de Franse Staat. Zelfs Pétain en. na hem, De Gaule hebben deze grappige populaire traditie niet willen onderbreken. LEO FAUST.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 21