Vissen, zittend naast de kachel
Geen Nieuwjaarszoen meer van de
Parijse marktvrouwen
„DURF VERDER TE LEVEN"
Het is er nu in Canada de tijd voor:
De vangst ivordt in de diepvries bewaard
Belangrijke rol in de historie
DE STEM UIT DE KLOK
een oudejaarsverhaal door Jan van Maasdorp
55ste jaargang
Maandag 31 december 1956
Achtste blad no. 29024
(Van önze correspondent in Canada)
HET is nu al weer wat jaren geleden. Het was onze eerste Canadese winter
en het had al behoorlijk gevroren. Dank zij overschoenen, oorkleppen en
dikke wanten, hadden we echter alles ontdooid weten te houden en daar
waren we eigenlijk een beetje trots op. Welnu, in die ijzige omstandigheden
het was tussen kerst en nieuwjaar vroeg mijn Frans-Canadese buurman
Jean-Guy met het oprechtste gezicht van de wereld, of ik mee ging vissen.
Ik had hem willen vragen of hij een groot aquarium in de huiskamer had, maar
ik zei alleen: Man, ik ben blij, dat ik het leven heb.
De kou moet nog komen, was het antwoord. We beginnen pas! Hij
stond daar in een bontgekleurde jas en een wollen muts over zijn oren en zei:
Kom op, dan zal ik je eens iets laten zien. Ik zal nooit het gezicht van mijn
vrouw vergeten, toen ik zo gewoontjes mogelijk zei: Zeg, ik ga vissen met
Jean-Guy. We komen morgen terug.
Ik had net zo goed elk ander onmo
gelijk ding kunnen aankondigen en
omdat ik het zelf ook dwaas vond, zei
ik: Waarom niet? En zo zaten we
een half uur later op de grote wegnaar
Quebec City. Het besneeuwde landschap
schitterde in de zon en de hemel was
zo stralend helder, dat het onnatuurlijk
aandeed. Even onwaarschijnlijk zag de
St. Lawrence rivier er uit: toegevroren
alsof er nooit open water in had geze
ten. En nog geen maand geleden voe
ren daar oceaanschepen.
Jean-Guy was in een beste stemming
en na een uur of drie rijden zei hij
plotseling: Ste.Anne de la Pérade.
We zijn er! Onthou die naam goed,
want het wordt een mijlpaal in je
leven!
We reden een dorpje binnen, zoals er
zoveel zijn langs de St. Lawrence: een
echt Quebecs vriendelijk plaatsje met
oude huizen, een grote kerk en veel
bomen, die 's zomers voor schaduw en
koelte moesten zorgen. Het was er nu
koel genoeg. We sloegen rechts af en
waren al gauw terug aan de rivier: een
tafereel om nooit te vergeten. Daar lag
de rivier als een brede vlakte van ijs en
sneeuw en op die blikkerende uitge
strektheid. zover je maar kon kijken,
stonden er kleine huisjes. Huisjes met
rechte daken en met puntdaken, geverfd
in de helste kleuren van rood. geel,
groen en blauw en boven al die huisjes
een rookpluimpje in de tintelende win
terlucht. Er stonden hier en daar auto's
op het ijs en er liepen mannen rond
in helgekleurde jassen en mutsen, dik
ingebakerd tegen de kou. die als een
rookkolom op je neusgaten stond. Een
schilderij van Breughel: levensgroot en
levensecht. We gingen door naar een
verhuurder: Jean-Guy betaalde twee
dollar de man en we installeerden ons
in een van de huisjes.
Hengelen bij de kachel in Canada.
Een geroutineerd hengelaar kan -
met een beetje geluk! - een goede
vangst aan „tomcod" mee naar huis
nemen. Al vriest het buiten twintig,
dertig graden: binnen is het lekker
warm dank zij de kachel, die door
gaans met hout wordt gestookt.
Het was een meter of vier lang. drie
breed en er stonden een kachel in, een
soort tafel en een paar stoelen. Er was
voldoende plaats voor vier vissers, maar
Jean-Guy. die meteen de kachel begon
aan te maken, vertelde dat het nog
vroeg in het seizoen was en dat de
grootste drukte nog moest komen. Zo
tegen Kerstmisnieuwjaar is het ijs
meestal dik genoeg voor de eerste huis
jes; later staan er bij Ste.Anne soms
wel vierhonderd, die tot begin februari
in gebruik blijven.
Toen de kachel eenmaal brandde,
haalde Jean-Guy uit een plastic zak
stukken varkenslever, die hij in dobbel
stenen van een halve centimeter begon
te snijden. Aas. legde hij uit, je
kunt de stukjes ook groter maken. Dat
hangt helemaal van je ervaring af.
HIJ schonk whisky in metalen
bekertjes en zei: Van een pond
lever krijg je vierhonderd aasjes...
Nou. zei ik. zoveel zullen we er
niet nodig hebben.
Moet je niet zeggen, antwoordde
hij. We zouden de eersten niet zijn,
die een paar honderd „poulamons" vin
gen in één nacht. Er zijn geroutineerde
kerels geweest, die er vijf- tot zeshon
derd uithaalden. Tussen zeven uur
's avonds en zeven uur *s ochtends,
's nachts bijten ze het best. Ik zal je
beloven, dat is hard werken
Het begon nu lekker warm te worden
in het huisje en het was werkelijk moei
lijk om te geloven dat we op ijs ston
den. Steeds kwamen de woorden van
een kinderversje in mijn gedachten op:
„Er was eens een vrouwtje, dat was niet
wijs; Dat bouwde een huisje al op het
ijs
Wie heeft deze manier van vissen
eigenlijk uitgevonden?, vroeg ik.
O. zei Jean-Guy. men zegt dat
ze al teruggaat tot de eerste kolonisten.
Die hadden het de Indianen zien doen.
Ze hakten gaten in het ijs en spietsten
de vis zodra die in de opening verscheen
aan een speer. Dat was natuurlijk een
koude bedoening en daarom hingen ze
huiden over zich heen. Behalve dat deze
bescherming tegen de wind gaven, slo
ten ze op die manier het daglicht bui
ten. zodat ze beter in het water konden
kijken. Later hebben ze toen die huisjes
gemaakt, die je gemakkelijk op het ijs
kunt schuiven, zodra het een centime
ter of tien. vijftien dik is. Eerst hak je
een gat een rechthoek van twee bij
een halve meter en dan zet je daar
het huisje overheen.
Jean-Guy maakte nu de lijnen in orde.
In het midden deed hij een lucifer. Die
moest als dobber dienst doen. Hij deed
stukjes lever aan de beide haken, lichtte
de plank op die over het gat heen lag
„om te voorkomen dat het zaakje dicht
vriest" en liet het geval in het water
zakken.
En U kunt het geloven of niet. we
zaten daar nog geen vijf minuten of
die dobber begon zachtjes te bewegen.
Jean gaf een ruk en haalde zijn eerste
„tomcod" op. of „poulamon" zoals de
Frans-Canadezen zeggen: een vis van
een centimeter of achttien, die inder
daad iets weg heeft van een jonge
kabeljauw.
Niet slecht om mee te beginnen
zei Jean-Guy.
Hij haalde de „tomcod" van de haak
en tot mijn verbazing gooide hij hem
door het raampje naar buiten.
In de diepvries, legde hij uit.
Dan smaakt-ie straks zoveel te beter!
En inderdaad was het buiten zo koud,
dat de vis onmiddellijk stijf bevroor.
DE zon ging als een oranjebal onder
en kleurde sneeuw en ijs met een
vreemde gloed. We staken de lamp
aan en we schikten ons nog eens extra
gemakkelijk in de stoelen. De blokken
hout knapperden in de kachel en we
keken met welbehagen naar het lucifers
houtje in het wak.
Wel, zei Jean-Guy, daar zitten
we dan.
Het leek wel een sprookje, maar het
was waar: wc zaten naast de kachel
en we zaten te vissen. Ik weet niet
hoe vaak we die nacht bezoek kregen
van praatgrage buren-hengelaars en
hoe vaak ik moest verzekeren, dat ik
zo iets nu werkelijk nog nooit had
meegemaakt. Vissen naast de kachel.
Dat moet je nu eens naar Neder
land schrijven, zeide ze dan.
Hetgeen ik dan hierbij doe. Ik weet
het: II denkt misschien dat ik u in
het oude jaar nog gauw iets op de
mouw tracht te spelden, dat ik 1 april
misschien vier maanden heb ver
vroegdDe foto's, die hierbij zijn
afgedrukt, zijn écht! En ja, als u het
nog niet gelooft, wel, komt U dan zelf
maar eens naar Ste. Anne de la Pé
rade kijken. Wacht niet te lang en
zoek .een avond uit als er een volle
maan staat boven de St. Lawrence en
loop dan eens langs al die huisjes, waar
gedempt gelach uit opklinkt of ge
zang van vrolijke Frans-Canadese
liedjes. Snuif de geur van brandend
hout op in de priemende vrieslucht
en doe dan eens zo'n deur open. Stap
de warmte in, ga zitten, hier zijn de
haken, twee stukjes lever en wedden
dat het geen vijf minuten duurt, of u
hoort: Vissen naast de kachel. Dat
moest U nu eens naar
schrijven
Wedden?
Ste. Anne de la Pérade is bekend
bij hengelaars in heel Canada en de
Ver. Staten. Er wordt gevist in
Nederland gieine huisjes. die op het ijs worden
I geschoven, zodra het sterk genoeg
is. Alleen bij Ste. Anne staan er in
deze dagen wel 400 van die hutjes,
die voorzien zijn van een kachel en
elektrisch licht.
De dames gaan morgen naar de President
ROND de oude kerk St. Eustache, aan de Rue de Rambuteau, te Parijs, een
der schoonste der aan mooie kerkgebouwen zo rijke Franse hoofdstad,
heerst, in de vroege morgenuren, een bedrijvig komen en gaan. Uit de markt
hallen worden vlees, groenten, bloemen en vis weggevoerd. In de omliggende
straten verdwijnt het plaveisel onder de afval der levensmiddelen, welke
gespierde, rondborstige verkoopsters ginds, in het gewoel der Halles Centrales
aan de man (resp. de vrouw) hebben gebracht. In de „Buik van Parijs", zoals
Emile Zola de Parijse markthallen schilderachtig noemde, lenen de morgen
uren zich slecht tot een interview met de brave, druk bezige koopvrouwen
over het heden en verleden van haar veelzijdig bedrijf. Zij hebben dan de
handen te vol. De visvrouw woelt in de bergen zeevis, onder het ijs; de bloe
menverkoopster wil nog graag vóór de koffie haar mimosa en rozen kwijt; de
groentevrouw slaat juist, met een paar welgemikte hamerslagen, de latten
van een bloemkoolkrat uit elkaar.
De „dames de la Halle". gelijk men j
sinds honderden jaren de Parijse markt- j
vrouwen noemt, zijn niet bepaald om|
een praatje verlegen. Zij hebben het
een weinig barse voorkomen van een
voudige. rechtschapen volkskinderen.
Wanneer het nodig is, zijn ze echter
1 N de stilte der huiskamer klonk het monotoon getik
van de pendule op de schoorsteenmantel, elke seconde
één. De vergulde slinger dirigeerde als het ware de
ritmische tik: linksrechts
Het leek of de vrouw, die aan de tafel in het midden
der kamer zat, stil naar dat tikken luisterde. 16 zat zij
reeds geruime tijd, het hoofd gebogen, in haar ene
hand een opengevouwen brief, op de tafel een heel
stapeltje saamgebonden.
Hoe vaak had Gerda Verhoef deze brieven al gelezen,
ze kende iedere zin en elk woord welhaast uit het hoofd.
Prettige dingen waren het, die in die brieven ston
den. Opwekkende mededelingen uit het verre land, dat
zagen spelen van de „Suikerfreule", hoe
Weet je nog, Ger, toen we dat stuk
onbedaarlijk wij toen gelachen hebben,
toen die juffrouw op een stoel ging
staan, uit angst voor de „krokodil", die
zo maar tegen de wand van de kamer
op liep? Nu. ze lopen ook bij mij in de
kamer tegen de wand, maar ze doen
geen kwaad hoor!
Hier is, ondanks de verwarde toe
stand. het leven toch nog niet slecht te
noemen. Ik heb goede moed. dat alles
met een jaartje oké is en als wij weer
met ons allen samen zijn, zul je. net
als ik, gelukkig zijn. dat wij kunnen
meewerken aan de opbouw van dit mooie
land. Geef Elly een flinke pakkerd van
me. omhels Vera, zoals ik het jou in ge
dachten doe, en zeg aan Rob. dat ik er
op vertrouw, dat hij slaagt voor zijn
eindexamen. Tot spoedig weerzien,
liefste.
voor Gerda een ongekende wereld was, berekeningen
van de tijd, wanneer ze weer allen samen zouden zijn
in het begin van het nieuwe jaar.
Samen: maar dan in dat andere land. Als één grote
toekomst-belofte had dit alles veilig op de bodem van
Gerda's hart gelegen. En mocht zij al eens ongerust
zijn geweest door krantenberichten over de gevaren,
die nog steeds in Indonesië dreigden, en vaak ook
somber van toon waren, waar het gold de verwachtin
gen voor de toekomst van dat land, de altijd optimis
tische brieven van haar man, geschreven in zijn onbe
zorgde trant zoals hij altijd gewoon was ook te
redeneren hadden haar geloof en vertrouwen in hun
herenigd geluk steeds voor wankelen behoed.
De pendule op de schoorsteen tikte
nog steeds in hetzelfde tempo: tik-tik-
tikEn op de cadans van dit geluid
tikten Gerda's tranen op het papier in
haar hand. Tot spoedig weerzien
Zijn optimisme, zijn geloof en zijn
zekerheid waren niet voldoende geweest
om hun droom te verwezenlijken. Waar
hij gespaard bleef voor een mogelijk
geacht gevaar, waarover Gerda, ondanks
zijn optimisme zich soms toch zorgen
maakte, werd hij getroffen door een ver
keersongeluk, dat ook in Holland een
einde aan zijn leven zou hebben ge
maakt.
Als ik denk aan de naderende kou
daar bij jullie in Holland, dan doet het
wel vreemd aan. dat. terwijl jullie straks
wellicht bij ijs en sneeuw oud en nieuw
vieren, ik lekker in mijn pyjama op de
waranda zit met een ijskoude split!
Dat stond in zijn laatste brief, nu
enkele maanden geleden
EN nu was het Oudejaarsavond!
Met befloerste ogen keek ze naar
de kalender, waarvan het laatste
blaadje haar herinnerde aanzijn laatste
brief. Het bizarre cijfer werd al maar
groter en als een mene tekel groeide het
in haar verbeelding tot het de gehele
wand besloeg. Met een ruk schoof ze
haar stoel weg en liep naar de wand.
Met een driftige beweging scheurde ze
het blad van de kalender, zodat nog
slechts het lege. kale schild overbleef.
Zó was ook haar leven nu, dacht ze ver
bitterd.
lichtende sterren, de witte wereld be
sprenkelde met een zilveren glans. Won
derlijk mooi was dat, als een boodschap;
een belofte
Met een vermoeid gebaar sloot Gerda
het gordijn en zuchtte diep. Voor haar
was er geen boodschap en ook geen be
lofte. Zij had haar droom gedroomd
dit was de werkelijkheid: alléén. Ze
keerde terug naar de tafel.
Léég en kaalHuiverend trad ze
op het venster toe, schoof het gordijn
terzijde en keek naar buiten. Het had
opgehouden met sneeuwen, de bomen
in de laan waren bedekt met een witte
vacht. Zij keek omhoog naar de maan
aan de hemel, die, temidden van de vele
OUD en nieuw vierenDe meis
jes, onwetend, had ze in bed ge
stopt en Rob had ze toestemming
gegeven, bij een vriend een feestje bij
te wonen Ze dacht aan vorige jaarwis
selingen. die zij met haar man met de
vaste club kennissen had gevierd.
Dit jaar Aiste zij echter de lust. men
sen te bezoeken of te ontvangen, liever
was ze alleen. Jo van Wanen, haar
vriendin, was evenals zij, alleen over
met haar kinderen. Vaak had ze zich
verwonderd over de moed en de levens
lust, die deze gaandeweg had terug ge
vonden. na haar verdriet.
Och, zei ze, als ik om me heen kijk
en dan bedenk, hoeveel groter het leed
is van zoveel anderen, die alles verloren
hebben: hun huis, hun man of vrouw
én hun kinderen, dan ben ik nog geluk
kig. dat ik tenminste mijn kinderen heb
om voor te leven
Gerda dacht aan die gesprekken met
haar vriendin en ineens kwam er een
gevoel van schaamte in haar binnenste.
De kinderen! Haar blik dwaalde naar
de kamerhoek, waar het speelgoed nog
lag: de pop van Elly, de prentenboeken
van Vera en het bijna afgewerkte vlieg
tuig van Rob. de jongen, die ingenieur
wilde worden, net als zijn vader. Ge
lukkig wist ze, dat althans de droom van
hém verwezenlijkt kon worden, omdat
zijn vader geldelijke maatregelen had
getroffen.
Er zijn er zovelen, die nog méér
verloren hebbenJa. dacht ze be
schaamd. velen die berooid zijn van
alles en het zonder geld moeten zien te
klaren. Voor zulke mensen was de gang
nog veel zwaarder.
HET was Gerda alsof zij opeens door
een schok uit haar geslagenheid
werd weggevoerd. Met een ener
giek gebaar rekte ze zich en begaf zich
naar de schoorsteenmantel, waar zij
bleef staan voor de groepsfoto, waarop
het gezin was afgebeeld. En toen zag ze,
naast de foto, de pendule, een geschenk
van haar man. De slinger is van puur
goud, had hij haar lachend gezegd, toen
hij haar de fraaie klok schonk. En die
„gouden" slinger, bemerkte Gerda, bleef
maar trouw zijn arbeid verrichten:
linksrechtsbegeleid door het
uurwerk: tiktakZe staarde
naar het souvenir, dat haar nu nogeens
zo lief was en het was opeens of zij uit
die klok een stem vernam:
Gerda, zié je die slinger van de
klok en hóór je zijn tik? Het is de slin
ger van de tijd, die nooit stilstaat, want
hij idfeit leven. Die tik, dat is zijn hart
slag. Als die twee hun werk staken, is
het voorgoed uit. Zó, als die klok tikt,
tikt ook het bloed in je aderen. En de
slinger, dat is je wil. Je wil om te leven
en te werken! Je künt toch werken en
je wilt toch léven? Pak dan aan en leef
voor je kinderen! Je droom is nog niet
uitgedroomd!
TERWIJL ze gefascineerd luisterde
naar die stem uit de klok, richtte
ze het hoofd op en blikte in de
spiegel.boven de klok. En zij zag een
energieke vrouw tegenover zich, de haren
zij constateerde het verbaasd nog
niet vergrijsd, de handen in de nek ge
vouwen, de ellebogen, als in afweer,
naar buiten gekeerd, de ogen schitte
rend van een vreemde glans.
Toen zij zó, in haar nieuwe gedaante,
tegenover haar eigen „ik" stond, sloeg
de oude klok twaalf sor.ore slagen.
En de stem in de klok zei: Zó is
het goed, Gerda, vergeet niet wat achter
je ligt, maar durf verder te leven. Begin
het nieuwe jaar met nieuwe moed!
ook niet op haar mondje gevallen, en
in geen geval maken ze haar goede hart
tot een moordkuilDe uitgestalde
koopwaren schikkend en als liefkozend
met haar dikke, rode. zwaar-beringde
vingers, vertellen ze, in korte doch wel
sprekende woorden, een en ander over
haar arbeid en over de lang vervlogen
tijden, die menige schone herinnering
in zich bergen, óók voor haar.
LANG vóór men, omstreeks het jaar
1890, de tegenwoordige markthallen
bouwde, bestonden er reeds „dames
de la Halle" in de Franse hoofdstad. En
zeker hadden zij niet slechts haar be
tekenis als verkoopsters van levensmid
delen. doch bovendien wat méér is
waren zij zoiets als de vleesgeworden
„vox populi" van Parijs. Zij belichaam
den essentieel de gedachten en de
politieke opvattingen van „het volk".
Zij hoorden veel, onder het babbelen
met haar leveranciers en haar klanten.
Zij waren onbedorven kinderen der
volksklassen, hard werkend en eenvou
dig; zij stonden met haar stevige benen
nuchter op de vaste grond, en hadden
ook in de meest verwarde tijden
haar gezond verstand en heldere blik
op recht en onrecht zuinig bewaard.
Dat wisten de Franse koningen; en dus
waren dezen erop bedacht om steeds
met de ronde marktvrouwen op goede
voet te staan. Wie de „dames de la
Halle" eenmaal tegen zich had, die had
al spoedig het volk tot vijand.
Koning hendrik iv wist dat
ook. en toch was deze populaire
monarch niet helemaal in het
reine met zijn geweten. Hij had zijn
„amourettes".
Dat was niets voor de degelijke hal
lendames. en deze verre van gemakke
lijke priesteressen van huwelijkstrouw
en goede zeden konden de Koning zijn
herdersuurtjes met mademoiselle Ver-
neuil niet vergeven. Toen zij op een
goede keer, bij een of andere feestelijke
gelegenheid, moesten instemmen met
„Leve de Koning!", deed de brave ma
dame Ladoucette geen mond open.
Natuurlijk werd dit ,.an allerhöchsten
Stelle" opgemerkt, en zij werd veroor
deeld tot 30 ponden boete en bovendien
haar standje voor een maand lang ge
sloten.
De uitgeslapen mère Ladoucette liet
dat echter niet zonder méér op zich
zitten. Enkele dagen later vond het
traditionele banket plaats dat Koningin
Maria de Medicis eenmaal per jaar
aanbood aan de „dames de la Halle", en
de veroordeelde zag kans zodanig
manoeuvreren, dat zij de Koningin in de
loop van het feest een brief kon toe
schuiven. Daarin beklaagde zij zich,
beleefd doch in bittere bewoordingen en
zonder er doekjes om te winden, over
de Koning, die „zulk een lieve vrouw
had en toch maar niet laten kon, nu
en dan buiten zijn (trouw)boekje te
gaan". De schrijfster zou zijn maitresse
met vis om de oren slaan, zo stond
daar, indien deze het wagen dorst, ooit
een voet in de Hallen te zetten!
Maria de Medicis kende haar hèer-
gemaal wel zo goed, dat de verstoorde
mère Ladoucette haar niet bepaald een
nieuwtje vertelde. Zij stelde echter de
rondborstigheid van de brave vrouw op
prijs, enbenoemde haar fluks tot
..hofleverancierster der Koningin". Ook
deed zij het bevel tot sluiting van het
marktkraampje annuleren.
OOk onder de volgende Koningen
waren de betrekkingen tussen de
marktvrouwen en het hof niet
altijd zonder haken en ogen. Vooral
Lodewijk XIV had het vaak met haar
te kwaad. De Nieuwjaarsreceptie werd
niettemin geen enkele keer overgesla
gen. Op Nieuwjaarsdag maakten alle
vTOUwen van de Hallen haar opwach
ting in het paleis, en kregen gelegen
heid haar klachten en desiderata per
soonlijk voor te dragen aan het hoofd
van de Staat. Na afloop mochten twee
van de bezoeksters dan de Koning op
beide wangen een zoen geven.
Dit typisch gebruik heeft de eeuwen
getrotseerd en is blijven voortleven tot
in onze dagen. Géén monarch toonde
zich preuts of protocolair genoeg om
zich eraan te onttrekken. Toen Lode
wijk XIV zich een weinig te aanzienlijk
achtte voor de brave koopvrouwen, zoch
ten dezen voor hem een plaatsvervan
ger en riepen de jeugdige due de Beau
fort tot „Roi des Halles" uit. Maar al
spoedig viel zijn manier van leven niet
geheel in haar smaak. Hij gaf tezeer toe
aan de hartstocht van het spel en zat
vaak vroeg in de morgen al (of niet)
om hoge bedragen te gokken. Dat was
de brave, hard werkende vrouwen in
hoge mate antipathiek, en zij besloten
hem een les te geven. Toen hij weer
eens een keer aan de speeltafel werd
aangetroffen, overhandigde een delega
tie der „dames de la Halle'' hem een
buidel met 200 dukaten, met de mede
deling. dat zij graag zouden voortgaan
te zwoegen van de vroege morgen tot
laat in de avond, als zfj hem slechts
haar zuur verdiende geld in de zak
mochten schuiven om het te verspelen!
L ODEWIJK XVI. die haar schone
tuinfeesten aanbood in het park
van Versailles, stond bij de hallen-
dames zeer in de gunst. Alleen met zijn
vrouw, Marie Antoinette, hadden zij niet
zoveel op. Om onbekende redenen had
deze het bij haar verkorven. Gedurende
de Terreur speelden de „dames de la
Halle" geenszins zulk een verschrikke
lijke rol als menigeen heeft gedacht.
Integendeel, haar gezonde zin en haar
rechtschapen hart verzette zich tegen
het bloedvergieten.
Napoleon I werd ook door de markt
vrouwen op de handen gedragen. Voor
een groot deel had hij dit te danken
aan een scherts, die trouwens geheel in
zijn lijn lag. Toen hij op een goede dag
met zijn staf door Parijs reed, trad een
onbehoorlijk zwaarlijvige visvrouw hem
in de weg en schreeuwde, dat het volk
wel kon verhongeren, als de Eerste
Consul zich maar de buik vol mocht
eten. Napoleon keek de dikke vrouw
een ogenblik met stomme verbazing
aan. Toen liet hij zich van het paard
glijden, ging naast het krijsende wijf
staan en zei: „Zouden we het niet liever
aan de omstanders overlaten, te beoor
delen wie van ons beiden de laatste tijd
het beste gegeten heeft?"
DE KEIZER mocht vallen, en ande
ren. Koningen of presidenten, hem
opvolgen als hoofd van Staat of
Republiek, Versailles mocht Louvre
heten dan wel Elvsée. de marktvrouwen
bleven ..hoffahig", was het dan ook
maar één middag van het jaar. De zoen
op de 1ste januari bleef gehandhaafd,
even onwankelbaar als de receptie van
het Corps Diplomatique.
Wat de niet geheel jaloezie-vrije
Joséphine had moeten gedogen, moest
ook de echtgenote van Louis-Philippe
dulden. En niet altijd waren de afge
zanten der markthallen dik en lelijk.
De kleine Thiers en maarschalk De
Mac-Mahon aanvaardden de hulde met
blijkbaar welgevallen. Grévy echter
bleef ijskoud onder de ceremonie. En
toen Sadi Carnot zuur erbij keek. nog
veel erger dan zijn stugge voorganger,
dorsten de dames de President niet
meer om de hals te vallen ter bezegeling
harer gelukwensen.
Van die tijd af bleven de zoenen
achterwege.
VELE jaren later, In 1930 en 1931,
werd een balletje erover opgewor
pen om dit ritueel in ere te her
stellen. Doch het denkbeeld ontmoet
te in de Foubourg St. Honoré niet
veel enthousiasme. Geleidelijk hadden
ook de marktvrouwen haar eigen
klederdracht verloren.
In onze dagen leeft de traditie voort
in de succesvolle operette „La Fille
de Mme Angot". Ook vele andere
toneeldichters, vóór zowel als na
Charles Lecorcq. hebben de legendari
sche visvrouw Angot, die tot rijkdom
kwam en de zeldzaamste avonturen
beleefde, bezongen.
Maar ook al maken de zoenen geen
deel meer uit van het programma, op
Nieuwjaarsdag worden de dames van
de Hallen nog steeds ontvangen door
het hoofd van de Franse Staat. Zelfs
Pétain en. na hem, De Gaule hebben
deze grappige populaire traditie niet
willen onderbreken.
LEO FAUST.