Ook in Amerika leeft de drang naar romantiek QèC if MAURICE CHEVALIER de koning van de Parijse music liall En (lus werd men maharadjali gesluierd profeet of mystiek tempelridder DE BOUGAINVILLE A VAN MADAME MALIN Zijn derde (en nu definitieveafscheidmaar nog steeds door niemand overschaduwd 95ste jaargang Vrijdag 23 november 1956 Zesde blad no. 28994 GEHEIME GENOOTSCHAPPEN (XI) AMERIKA is volgens de Amerikanen „God's Eigen Land". De Europeanen xijn geneigd om te spreken van het „Land van de Almachtige Dollar". Wat hier van zij, vrijwel allen zijn het er over eens, dat de burgers der Verenigde Staten zakelijk denkende, nuch tere, technisch ingestelde, geld-verdienende mensen zijn. Zij zijn voorts democratisch en vooruitstrevend. Dit alles is waar, maar er zijn toch nog andere aspecten van de Noordamerikaanse mens en samenleving, die niet minder opmerkelijk en stellig heel wat roman tischer zijn. Wie enigermate doordringt in Unclp Sam's land, wie in de gelegenheid is om onder de oppervlakte en achter de gordijnen een kijkje te nemen, komt tamelijk spoedig tot het inzicht, dat de Amerikaanse burgerij nog heel andere eigenschappen heeft dan zakelijkheid, nuchterheid en democratische vooruitstrevendheid. Wie zo nu en dan eens een tipje van de sluier oplicht, ziet vrij spoedig, dat de drang naar romantiek, gewichtdoenerij en geheimzinnig heid in de Verenigde Staten stellig niet minder voorkomen dan elders op aarde. EEN der sprekendste bewijzen daarvoor en tevens een der minst bekende en merkwaardigste vor men waarin die romantische neigingen en het verlangen naar geheimzinnig heid zich manifesteren, waren en zijn de talrijke geheime genootschappen, die men vooral vóór de tweede wereld oorlog in de Verenigde Staten kon aan treffen. Sommige dier geheime organi saties droegen en dragen een politiek karakter, de beruchte Ku-Klux-Klan bijvoorbeld. De meeste echter hadden geen of nauwelijks een politieke inslag. Wat zij dan wel waren? Dat zullen wij nog zien. Laat ons beginnen met te vertellen, dat verreweg het grootste aantal dier niet-politieke geheime genootschap pen pas in onze eeuw werd opgericht. Betrekkelijk weinige zijn of waren van oudere datum. Zijn of waren? Ja, want er waren er, die na een kort bestaan werden opgeheven of opgingen in an dere organisaties van gelijk karakter. Daar zij allemaal geheim waren of zijn, is het verre van gemakkelijk om het „jaartallenboekje" precies bij te houden. En het is misschien nog moei lijker om juiste, tot op de dag van he den bijgewerkte gegevens omtrent al die verenigingen bijeen te brengen. Niettemin zijn wij in de gelegenheid om U een reeks namen, bijzonderheden en enige cijfers te geven, die dateren uit de jaren dertig van deze eeuw, zeg van twintig jaren geleden. Het staat wel vast. dat een aantal dier ge heime verbonden nog heden ten dage bestaat. Welke dat precies zijn, kon den wij niet nagaan. De sprong naar het nabije verleden stelt ons echter toch in de gelegenheid om een goede indruk te krijgen van het doen en la ten der leden van geheime genoot schappen in Uncle Sam's land. Eén enkel feit spreekt reeds boek delen. Een jaar of twintig geleden waren er in de Verenigde Staten ruim achthonderd geheime genoot schappen met een totaal ledental van meer dan dertig miljoen! Het totale bevolkingscijfer was toen ongeveer 125.000.000, dus zowat viermaal zo groot als het ledental der geheime genootschappen. AL die genootschappen werkten uiteraard in stilte, al hadden zij soms publieke samenkomsten. Zij hadden allemaal een reeks geheime herkenningstekens. Elk genootschap had (wij houden deze beschouwing verder voorzichtigheidshalve in de ver leden tydj zijn eigen ordewetten en bovendien eigen codes geloften, idea len en verplichtingen. De namen, die zij droegen, spraken tot de verbeelding. Die namen waren ontleend aan oude mysterie-genootschappen in de landen rond de Middellandse Zee. aan In diaanse tradities, aan primitieve en andere godsdiensten, aan middeleeuw se ridderlijke bonden, kortom, aan exo tische of bizarre voorbeelden. De woorden, die men terugvond in de na men, waren hoogdravend gekozen. Ter men als mystiek, koninklijk, heilig, keizerlijk, ridderlijk, verheven, su- preem, broederlijk, loyaal en illuster deden opgeld. Ook koos men wel die rennamen. Aldus wilde men aankno pen bij de tradities en gebruiken van Amerika's oudste bewoners, de Rood huiden, die ook heel vaak immers zich tooiden met dierennamen. Wij willen U enige „mystieke" ge nootschappen noemen. Wat denkt U van de „Ridders van de Mystieke Cir kel"? Of van de „Dames van de My stieke Cirkel"? De moderne inslag in die genootschappen bleek echter hier uit, dat zij onderling wedstrijden (met. prijzen) hielden in de werving, van nieuwe leden! Ietwat plechtiger waren de „Aloude Orde van de Edelen van de Mystieke Tempel" en de ..Mystieke Orde van de Gesluierde Profeten van het Betoverde Rijk". Amerikaanse vrouwen konden (als zij gevraagd wer den» toetreden tot de ..Orde der Ge blinddoekte Edelvtrouwen van de My stieke Kuil" en andere zich met het woord „mystiek" tooiende geheime or ganisaties. Tal van geheime genootschappen waren, zoal niet „mystiek", dan toch „verheven" of „illuster". Tienduizenden Amerikaanse burgers waren vóór 1940 bijvoorbeeld lid van de „Illustere en Verheven Orde der Kruisvaarders" of van de „Keizerlijke en Illustere Orde van het Mystieke en Verheven Kruis". Miljoenen anderen traden toe tot ge heime genootschappen als daar zijn de „Ridders van Pythias", de „Sheiks dei- Moskee", de „Goedwillende Orde der Apen", de „Regenboogkleurige Orde van Iris", de „Moderne Orde der Blan- Een onverwoestbare 68-jarige ke Mahatma's", de „Aaneengeschakel de Orde der Hoe-hoe's", de „Oosterse orde van de Tovermeesters". de „Al oude en Illustere Orde van de Ridders van Malta". Anderen weer maakten deel uit van geheime organisaties als de „Verheven Stam van Ben Hur", de „Loyale Orde der Buffels" of van de „Goedwillende en Beschermende Orde der Elanden". Uziet het, aan plechtstatige, pom peuze, hoogdravende, romanti sche en geheimzinnig aandoende namen bestond beslist geen gebrek. Een opsomming van alle achtduizend namen der geheime verenigingen zou een boekdeel vullen! Menig voortrekker -in Nederland tooit zich met een naam, die is ont leend aan de dierenwereld. Meer dan tien miljoen volwassen Amerikanen behoorden vóór 1940 tot een of ander geheim genootschap, dat ,als de Roodhuiden van weleer een die rennaam droeg. Als de ingewijden samenkwamen, geschiedde dit met inachtneming van ceremoniën en formaliteiten, zoals men die in de Indianenboeken voor jongens kan lezen. Wij noemden reeds Elanden. Apen en Buffels. Er waren echter ook Rendieren, Uilen. Bevers. Oude Eiken Ceders van de Libanon, Leeuwen, Slangen, Ganzen, Geiten en Beren, om dan nog een kleine greep te doen. Kortom, wie vóór 1940 lust had om een Beer of een Aap, een Maharad- jah, een Gesluierde Profeet of een Mystiek Tempelridder te worden, be hoefde niet naar het filmcentrum Hollywood te gaan. Hij kon vrijwel overal in de Verenigde Staten dat doel bereiken. Volgende keer: „Dan doorstek» men myn oogappels met een drie kantig zwaard!" Ons kort verhaal (loor Helen Kamper Ik heb er lang over nagedacht, of ik mjjn verhaal wel zou vertellen. Het is zó vreemd, zó onwaarschijnlijk, dat velen hun schouders geërgerd zullen ophalen. Toch móét ik het vertellen. Met Ninette, mijn vrouw, kan ik er niet meer over spreken. Men heeft haar opgesloten in een zenuwinrichting „tot ze over de schok zal zijn heengekomen" Maar ze zal er nooit overheen komen We kochten het land aan de weste lijke oever van het Tanganyika-meer zonder het gezien te hebben Het was bespottelijk goedkoop: 300.000 francs voor 50 hectare, de helft in cultuur ge bracht. plus het drie jaar oude woon huis. Het was ons een raadsel, waarom de vorige eigenaar het had prijsgege ven. Per vliegtuig vertrokken we uit Brus sel. landden de volgende morgen in Usumbara. waar we een stationwagon kochten en de nodige mondvoorraad, en trokken de daaropvolgende morgen op pad. Ons „Afrikaans avontuur", zo als Ninett-te het noemde, was begonnen Eindelijk reden we ons „domein" op en vergeten was alle moeheid van de lange reis. Ik hoor nóg Ninettes ent housiaste woorden: „Wat een tuin, Pierre, verwaarloosd natuurlijk, maar wat een mogelijkheden! Waar staat de thee nu? Maar eerst moet ik het meer zien!". Het huis stond met de rug naar de wegkant, de voorzijde moest een prach tig uitzicht op het meer geven. Ninette haastte zioh. Opgewonden dep ze even later: „O, Pierre, dit alléén is al drie honderdduizend francs waard!". De tuin ging via een wit strand over in het diep-bi au we water, dat zich links en rechts verloor in de oneindig heid en aan de overzijde ver weg weer opgroeide tot de wazig-liLa bergrug van Ruanda-Urundi. Toen keerden we ons naar het huis en het was of er een donkere wolk voor de zon schoof. Teleurgesteld staarden we ernaar. Hadden we soms 'n voorge voel van wat zich hier later zou afspe len? Het zag er niet aantrekkelijk uit, maar dat rechtvaardigde toch niet die liohte huivering, waarmede we het be keken. 't Huis was aan alle kanten be groeid met klimplanten, die voortwoe kerden tot op het dak; de ramen wa ren gesloten over de muskietenhorren en binnen waren de gordijnen toege trokken. Het was een donkergrijs blok, vijandig en afwerend. Ninette zuchtte: „Het wil ons niet hebben!" Ik forceerde me tot een luidruchtige lach en haalde de sleutel tevoorschijn. De deur zwaaide piepend open. „Ons huis, Ninette. Ons eerste eigen huis". Ik nam haai- in mijn armen en droeg haar over de drempel. Mijn vrouw lach te klaterend. Haar lach weerkaatste te gen de muren. Toen was het stil. Lang zaam liet ik haar op de grond glijden. We keken huiverend om ons heen. „O. Pierre", fluisterde Ninette, „moe ten we hier leven?" Wat ons drukte waren niet'de stijl loze donkere meubelen en het schamele licht-, maar de ondefinieerbare sfeer, die er hing. Het leek alsof we niet al leen waren, of ei* iets lelijks, iets giftigs aanwezig was. Met moeite wist ik me te bevrijden van dit vreemde gevoel. Ik greep Ninette bij een arm en trok haar mee verder het huis in. Overal dezelfde duistere vijandigheid. Ik gooide de ramen open, maai- het maakte niet veel verschil, want ervoor hing een groen gordijn van klimplan ten. Toen hoorden we buiten roepen: „Jambo bwana, goeden dag heer". Opgelucht liepen we het huis uit. Het was de bewaker. Ik vroeg hem in mijn moeizaam geleerd Kiswahili naar het werkvolk en de bedienden. ,De bedienden zijn hier al", ant woordde hij en hij wees naar twee jongens, die terzijde van het huis ston den. „en de oude voorman zal wel voor werkvolk willen zorgen'. De jongens begonnen de auto te ont laden en ik ging kennismaken met myn theetuinen. Enkele uren later kwam ik tevreden thuis: de thee stond er goed voor. „De mensen, die hier vóór ons ge woond hebben, moeten wel vreemd ge weest zijn", zei Ninette. .Na het schoon maken deed de boy de gordijnen dicht en toen ik hem zei ze weer open te trekken, schudde hij 't hoofd. „Mada me Malin had ze altijd dicht", zei hij. En toen ik later vroeg om morgen de klimplanten weg te halen, keken ze verschrikt. Weet jij iels van onze voor gangers?" Maar ik wist niets Toen we de volgende morgen on«e koffie op dé barza. de veranda, dron ken. viel ons de bougainvillea voor het eerst op. Zij stond midden op het gras veld en was enorm groot. De takken waren zwaai- beladen met grote trassen rode bloemen. „Wat jammer", zei Ninette, „Nu zien we het meer bijna niet". „Haal hem eruit", raadde ik aan. Dat zou ze laten doen. Maar die dag kwam er niets van. De hele week niet. Had Ninettes voorgevoel haar gewaar schuwd dat ze niet aan de boom moest komen? Zaterdagmiddag reden we naai- de dichtsbijzynde onderneming om kennis te maken met onze buren. Het waren jonge mensen, die er al vijf jaar zaten. Al gauw voelden we er ons volkomen thuis en tenslotte kwam het gesprek op onze plantage. „Waarom hebben de vorige eigenaars de plantage weggedaan?" vroeg ik. „Ja, dat is een trieste geschiedenis. Malin heeft geowendeld. Hij móést de plantage wel verkopen, maar op geen stukken na kon het verduisterde be drag gedekt worden". „Wat was hij voor een soort man?" „Een beste brave kerel. Hij werkte hard. We geloven dat hij tot die dief stal gedreven werd. Hij zit nu". „En madame Malin? Hoe zag ze er uit?" vroeg Ninette. „Groot en fors. Niet onknap, maar ze had een hypnotiserende blik" „Had ze kinderen?" ..Ze had een bougainvillea Die bete kende méér voor haar dan een kind. Daar sprak ze mee. die verzorgde cn vertroetelde ze en niemand mocht aan die boom komen. Waar ze nu is, weet niemand, maar ze heeft gezegd, dat ze niet zo-u rusten voor ze het Land en het huis terug zou hebben". „Wat voor een soort mens was ma dame Malin?" Het was geen mens, het was een duivelin. Het huis knapten we op. het gazon werd vergroot, bomen werden gekapt, bloemen en struiken werden geplant, maar de rode bougainvillea bleef staan! Steeds had mijn vrouw een uit vlucht als ik haar vroeg die boom weg te laten halen. Maar tenslotte gaf ik bevel de boom te kappen. Mijn vrouw in tranen. Ze was helemaal overstuur. „Het weghalen van die boom. Pierre, is een fout. waarvoor we zullen moeten boeten De dag, nadat de bougainvillea ver wijderd was, zaten we op de veranda en dronken onze morgenkoffie. Het zou de laatste normale dag zijn in een reeks van krankzinnige dagen, waarin de spanning en de angstaanjagende ge heimzinnigheid steeds in intensiteit zou doen toenemen. Plotseling slaakte Ninette een scher pe kreet. Ze wees opzij van de barza en daar zag ik hoe een bougainvillea zich opkrulde tegen de spijlen van de hou ten pallisade. Ik kon er niets vreemds in zien en begreep de ontstelde uit drukking op Ninettes gezicht niet, tot ik haar hoorde zeggen: „Gisteren was hij daar niet!' We gingen kijken. Langs het hele huis groeiden kleine bougain- villea-planten, die cich omhoogslinger- den tegen muren en ramen. ..Weet je zeker dat ze daar gis teren niet stonden?" „Zeker, heel zeker!" Het leek me zó absurd iets anders dan een natuurlijke verklaring hiervoor te zoeken, dat ik boos werd op haar. We zouden de tuinman de planten la ten weghalen. De volgende ochtend was Ninette het eerst uit bed. Ze trok de gordijnen open en deinsde toen met een kreet van af grijzen achteruit. Langs de muskieten horren kropen als slangen de groene armen van een bougainvillea. Het leek wel alsof ze bewogen, alsof ze groei den ..Pierre, Pierre, dit is afschuwelijk. Ik moet toegeven, dat ik ook ge schokt was, vooral omdat ik geen ver klaring voor ebt verschijnsel kon geven Mijn onmacht, maakte me driftig en onredelijk. Ik stormde naai* buiten en begon de planten uit de grond te ruk ken. Al gauw was mijn drift bekoeld en zag ik in, dat het onbegonnen werk was: overal langs het huis groeiden deze monsterlijke planten Ninette lag nog te snikken. „Ik ben bang", zei ze. Ik riep de bedienden en onderwierp ze aan een streng verhoor. Niemand wist iets van de planten af,- niemand kon er een verklaring voor geven. De tuinman maakte echter een vaag ge baar naar de plaats waar de oude bou gainvillea had gestaan en ik ving de naam „Malin"' op. Wat me bezielde weet ik niet, maar ik viel heftig uit, vloekte en dreigde en verbood de naam Malin nog een keer te noemen. Zou den er morgen weer bougainvillea's staan, dan zouden ze allen ontslagen worden, schreeuwde ik. Zwijgend begonnen ze te graven, maar er sprak angst uit hun blikken en uit de manier, waarop ze over hun schouder keken, leek het alsof ze ver wachtten, dat iemand hen uit de verte zat te bespieden. Toen ik 's middags van de plantage terugkwam, waren de bedienden ver dwenen. „Ze zeiden, dat madame Malin niet wilde dat we bleven"? fluisterde Ni- nette angstig. „Die mensen zijn gek", riep ik hard om de onrilst in mij te overschreeu wen. „We zullen ons wel redden. Ik laat onmiddellijk andere bedienden zoeken ..Je zult ze niet vinden", zei Ninette mat. „Goed. dan laat ik arbeiders uit de theetuinen hier werken. Die waanzin moeten we toch de baas kunnen wor den!" „Je kunt het niet winnen", zei Ni- nette ernstig. „Nooit. Pierre, we moe ten hier weg." „Om die paar onnozele planten? Ben je niet wijs?", bulderde ik. „Het zijn geen gewone planten, Pierre. Hier zit iets achter, iets on verklaarbaars, iets onnatuurlijks „Wil je me soms vertellen, dat je in spoken gelooft?" „Ik weet niet meer wat ik geloof en niet geloof, maar ik wil hier niet blij ven. Er gaat iets ontzettends gebeu ren...." Plotseling voelde ik me moe en moe deloos. Was het beter dat we het maar opgaven? Mensen kon ik bevechten, maar ditNinette zag er doodsbleek en ziek uit en keek angstig om zich heen. „Ninette", zei ik, „jij gaat weg Je gaat een maand in Bukavu logeren of ergens anders waar je het prettig vindt „Ik laat je hier nooit alleen Haar toon legde me verder het zwijgen op en ik, onvergeeflijke idioot, zweeg. Toen volgden twee of drie dagen, die een afschuwelijke droom leken. Iedere ochtend vochten we tegen de bougain villea's, die echter langzaam, onaf wendbaar terrein op ons wonnen. Eerst hadden we nog de werklui uit de theetuin, maar de angst kreeg ook hen te pakken en één voor één lieten ze ons in de steek We waren toen alleen met de onuitroeibare op wraak beluste bougainvillea's. We werkten de hele dag maar tegen de avond was er nog geen tiende van de dikke haag random het huis verdwenen Ninette was een bleke schim geworden met ogen waarin de angst plaats had ge maakt voor doffe berusting. Zo gingen we de nacht in. Ik was moe en viel onmiddellijk in een diepe droomloze slaap, waaruit ik rondom het huls verdwenen. Ninette me wakker maakte. „Pierre, hoor je dat geritsel?" fluis terde ze. „Wat is dat?" In de stille nacht was er duidelijk een ritselend, krassend geluid te horen. .Ach, dat is een tor, die over het muskietengaas loopt, of het zijn muizen. ..Het komt van alle kanten", fluis terde Ninette gespannen. Het was zo. Overal geschuifel, ge ritsel, alsof handen tastend over ra men en deuren gingen. Ik stak 't licht aan. Er was niets te zien. Ik liep naar de zitkamer en trok een gordijn open. Een kronkelende groene massa zag ik, lange armen, die bewogen, die kropen, die zochten naar een opening. Een ge voel van paniek greep me aan. Ik moest iets doen, onmiddellijk! Als de muskietenhorren het onder de druk begaven, kwam die walgelijke levende massa in huis! Haastig stapelde ik van alles tegen de ramen. Kussens, meubelen en matrassen. Voor de slaap kamerramen spijkerde ik losse planken van de uitschuiftafel. We voelden ons toen veilig, veilig voor de nacht ten minste. Hijgend en uitgeput liet ik me tenslotte op bed zinken. „Tracht wat te slapen, liefste", sust* ik mijn vrouw. .Morgen ga ik naar de politie." Ik moet weer in een onrustige slaap zijn gevallen, telkens op de rand van waken gebracht door het onophoude lijke gekras en geschuifel. Plotseling scheurde een ijseldjke gil door de nacht. ..Pierre, help! Ik word vermoord! Ik stik, ik stik Terwijl ik naar het liohtknopje tastte, rukte ik met de andere hand Ninette naar mij toe en ik voelde hoe iets vochtigs van haar afgleed. Toen flitste het licht aan. En tot mijn ont zeting zag ik een lange bougainvillea- arm in de kamer steken. Hij was bin nengedrongen door het smalle lucht gat boven in de muur dat ik vergeten had te barricaderen Terwijl ik naar de tak keek bewoog hij en rekte zich naar Ninette. Met een kreet van af grijzen sprong ze naar de deur. Ik moet gek zijn geworden van woede, van angst van machteloosheid. Ik sprong op de plant toe, rukte, brak, scheurde met mijn tanden de tak in stukken. Toen nam ik mijn trillende vrouw in de armen en ging met haar op de rand van het bed zitten, haai- zachtjes wie gend Terwtijl de eerste hanen begonnen te kraaien in de verte, hoorde ik mijn toonloze stem zeggen: „Het is goed. We geven het op Madame Malin, U hebt gewonnen." .Dit is mijn verhaal. Mijn vrouw, met haar arme ontredderde geest, is er de getuigenis van dat het waar is. Morgen vertrek ik. Ik ga weer terug naar dat prachtige land. dat verschrik kelijke land. om de strijd voort te zetten. Tot de overwinningof de onder gang. 8E\T li GETROUWD? de getrouwdp vrouwen •vegen gem lOkik» meer dan de ongetrouwde tx» de gehuwden tussen 30 en ^Sjaar is de -Jeme ca de hptfr minder dan bi| ca I5%vd Nederi ettv- t»ren is kindorSno'. ca 28% va vohvascen vverejdbevotk.ngis ongp. Co 80% vd Nederi man nen boven de 30iaar is gehuwd ca 70%vd Nederlandse vrojwen boven de 30 jaar is gehuwd v d gehuwde vrouwen in Ned heeft ca.70% voor haar huwelijk ineen bproep gewerkt ca 10% v d gehuwde vrouwen in Ned werkt nog in een beroep agar- tt*- Ondanks eenvoudige afkomst r meester op vele wapenen (Van onze correspondent in Parijs In welke mate dat nu iedere keer echt ernstig was bedoeld of alleen maar als publiciteitstruc viel te beschouwenweet je met artiesten tenslotte nooit geheel en al zeker, en dat kan dus in het midden blijven, maar in elk geval neemt Maurice Chevalier nu opnieuw, en voor de derde keer, afscheid van Parijs. Hij telt thans 68 jaar en daarvan heeft hij er haast zestig op de planken doorgebracht! Maurice begon als de „gosse" van Menilmontand - de popu lairste wijk van Parijs - en hij was het negende hind uit een gezin, waarvan de moeder analfabeet en de vader alcoholist was Hij bezat geen grote of bijzondere stem, maar wel vas hij begenadigd met de mysterieuze gave, dat iij, alleen al door zijn verschijning en zijn aanste- elijk onverwoestbare goede humeur, onmiddellijk en onverklaarbare atmosfeer wist te scheppen, celke door de Fransen als „présence" wordt om- chreven. Iedereen voelde dat hij „iemand" was. een lonsieur, al kon hij dan ook nauwelijks schrijven of tzen. Zijn carrière zette zich in stormtempo voort, en ij trad op met alle grote Franse revuesterren van Ijn tijd: met Colette, de latere romancièredie als anseresje begon en toen - om zo te zeggen - de irste steen legde, voor de huidige kunst van de rip-tease, met Mayol, met Polin, met Dranem, et Yvonne Printemps en natuurlijk met Mistinguet. et wie hij zich - ook en privé - voor het leven zou ibben verbonden. Al zijn liedjes, die overigens veelal maar van vrij were kwaliteit zijn en waren, werden door hem ireldberoemd en een groot aantal is langer dan n kwarteeuw gebleven. Hij draaide films in Hol- vood en in Parijs en bewees - met name in René airs' „silence est d'or" - ook nog over een indruk kend acteurstalent te beschikken. In 1955 verdiende hij bijna een ton - in guldens - r week en voor een enkel optreden in New York xheerde hij vijfduizend klinkende dollars! Zes delen memoires Uurice breidde zijn actieveld nog verder uit en ij zijn memoires schrijven - zes delen als 't U ft! - die soms zeer onderhoudend zijn en die hij I tot de grote literatuur schijnt te willen reke- i, ten onrechte. In het laatste deel kondigde hij r het eerst zijn afscheid aan, dat hij nu, als ge- i, voor de derde maal herhaalt. lie reprise vindt plaats in de wijk waar hij werd oren, in het voormalige Alhambra-theater. Hij It daar nu de directie in eigen handen genomen lijn naam aan het theater gegeven. e triomf is iedere avond weer compleet. Maurice üt een ruim deel van zijn repertoire af, dat hij teltelijk (aardig trekje van zijn coquetterie) in Engels zingt en hij verbaast zijn publiek eens leer met zijn parodie op de „rock and roll", rbij hij zich, ofschoon niet volkomen moeiteloos, ie vreemdste bochten wringt Verrukkelijke parodieën li parodieert ook enkele collega's, die hij niet bij e noemt, maar die iedereen direct herkent: Becaud. Rossi, Trenet en Edith. Piaf, zonder daarbij gevoelens te spuien, die iets met jalouzie of hatelijk heid te maken zouden hébben. Het zijn integendeel scherpe en tevens ironische observaties van de mentaliteit van de artiest, die op de planken een persoonlijkheid suggereert, die vaak maar iveinig met zijn privé-persoon heeft uit te staan. Even voortreffelijk van opmerkingsgave zijn de types uit het publiek, die door Chevalier worden ge- imiteerd. Maurice neemt dan plaats op een stoel tegenover die duizendkoppige menigte en laat zien hoe hij sommige mensen in de zaal waarneemt. De goed lachse burgerman, de collega, of het stuk sjagrijn dat alles „toch maar niks" vindt. En elke minuut toont Maurice daarbij, dat hij de man gebleven is, die - om een theaterterm te ge bruiken - de hele zaal nog steeds met hetzelfde gemak in zijn zak iveet te steken. En, afscheid of geen afscheid, zijn publiek zal tot zijn dood trouw blijven aan dit unieke idool van Parijs, dat nog door geen enkele andere figuur kon worden overschaduwd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 17