IN KAMER EN TUIN
Moderne
Frederik
psychologie vergruisde
de Grote's beeld
Noodlanding
in de binnenstad
I
ZA TER DAG 10 NO V EMBER
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
Bewogen Leven
Hij was de verpersoonlijkte trouiv
Geloofde in eeuwige wetten van de Natuur
Kijkjes in de Natuur
MALLE GEVALLEN
Men zegt wel eens, dat Frederik II naar de dood van zijn vader heeft verlangd.
Wij willen het niet ontkennen. Hij heeft zich in zijn correspondentie wel eens
spottend aldus uitgelaten. Aan zijn zuster schreef hij: „De Hertog van Brunswijk heeft
zijn zoon ook een groot pleizier gedaan, hij is doodgegaan."
Het is echter gevaarlijk een conclusie te trek ken uit woorden in spot gezegd. Het is
over het algemeen moeilijk een conclusie te trekken omtrent het wezen van iemand,
alleen uit zijn woorden.
Wat zegt de mens soms niet in boosheid. Hoe bloeddorstig kan de mens soms niet
zijn als"zijn haatgevoel is gewekt. De moderne psychologie heeft het oude beeld van
Frederik de Grote volkomen vergruisd.
De paleizen van zijn vader vond hij te ruim, te kil, te ongezellig. Hij bouwde voor
zichzelf een klein lust-slot: ,Sans Souci', in Rococostijl, naar Frans model. In het kleine
paleis kwamen veel kleine intieme vertrekken, een muziekbal, een bibliotheek.
HIER ging hij wonen, zonder zijn vrouw. Hij ontmoette
haar alleen bij officiële gelegenheden en was dan
uiterst galant tegen haar. Vrouwen kwamen er op
Sans Souci haast nooit. Ziyii moeder er zijn zuster waren
de enigen, die betrekkelijk vaak kwamen. Tussen haar en
hem was een zeer Intieme band. gelegd in de moeilijke
tijd zijn gevangenschap.
Nee, de Koning prefereerde mannentrouw boven vrou
wenliefde. En htj zelf was de verpersoonlijkte trouw.
Wie hem in ztjn Kustrintjjd had bijgestaan, vergat hij
nooit. Ook aan de eenvoudigen uit die dagen van nood.
die hem geholpen hadden, schreef hij geregeld. Als een
kwajongen bijna, helemaal niet als een Koning.
Door deze houding stal hij veler harten. Zijn humor
werd spreekwoordelijk in het ganse land en weldra wist
een ieder ook dat de Koning een goed geplaatst weder
woord hooglijk waarderen kon.
Hij bespotte bij voorkeur doktoren en geestelijken. Beide
klassen ergerden hem. Op een dag vroeg hij spottend aan
een zekere dokter Zimmerman: „Wel, vertel eens. hoeveel
kerkhoven hebt U nu al gevuld?"
De dokter keek hem rustig aan. en zei daarna: „Niet
zoveel als U Sire, maar zeer zeker niet met zo grote
roem!"
Op een dag schreef hij aan de Bisschop van Breslau:
„De Heilige Geest en ik zijn het er over eens geworden,
dat de prelaat Schafgotsch coadjutor in Breslau zal
worden".
De Bisschop, die de Koning op een fijne wijze aan het
verstand wilde brengen, dat deze met de kerkelijke be
noeming niets te maken had, antwoordde prompt:
„De diepe eenstemmigheid van de Heilige Geest en Uwe
Majesteit is groot nieuws voor mij; ik wist niet eens dat
U elkaar kendet! Ik hoop dat hij de Paus en de domheren
gedachten in zal geven die aan onze wensen beantwoor
den!"
De Koning nèm het. Hij nam nog veel meer als het op
luchtige, humoristische wijze werd voorgedragen.
De Koning ergerde zich dus aan de „zelfverzekerde
houding van de geestelijkheid". Was hij ongodsdienstig,
zoals vaak beweerd wordt?
Men moet bedenken dat hij in de tijd van de Verlich
ting leefde, in de tijd dat het verstand, de klare rede
voortdurend meer op de voorgrond kwam. Newton had
zijn pubilcaties de wereld ingezonden. Voltaire had het
verstand gekroond. Slechts wat vanuit het verstand te
bewijzen was, wilde men geloven.
In wezen is dit natuurlijk dwaasheid. Wat bewezen is
is immers een feit. Een feit aanvaardt men. Daar komt
geen geloof meer bij te pas.
De mensheid kan blijkbaar niet tegelijk op alles letten.
Als zij op een gegeven moment en route is, achter het
verstand aan, verwaarloost men het gevoel, de intuïtie.
Ziet men klleen naar de gebreken van hen, „die in hun
onverstand zo zelfverzekerd lopen achter een al lang
overwonnen idee."
De Koning van Pruisen geloofde In de eeuwige wetten
der Natuur. Vrije wil bestond voor hem niet. En hij kon
niet geloven, dat de mens door bidden in kon grijpen
in die wetten. Alles was vastgelegd, oorlog en vrede,
leven en dood. Boven dit alles en in dit alles kon wel
een God zijn, maar Die zou dan zo groot en zo ver zijn,
dat Hij zich niet kon bekommeren om een arm men
senkind, dat om vrede bad, daar Hijzelf de wetten zo
gemaakt had, dat de oorlog erdoor was gekomen.
HOE langer hoe meer dringt het tot ons door. dat wij
ons moeten vereenzelvigen met de persoon over wie
wij schrijven. Dan verdwijnen antipathie en sym
pathie en wordt het te doorleven leven een onderdeel van
het grote geheim dat Leven heet.
Deze regels zijn dus niet geschreven om zonden van een
Koning weg te wassen, of om iets te verwringen naar
onze tijd. Ze zijn alleen maar geschreven om te laten
zien hoe ieder mensenkind groot of klein, mede een
produkt is van zijn tijd. Gelukkig.
Ja. de Koning heeft veel gespot, met priesters en dok
toren. met Koningen en Keizers. In het diepst van de
zaak is deze spot een uiting geweest van zijn eenzaam
heid. In hem was de paradijsmens nog niet gestorven. Hij
was teveel kunstenaar om alleen maar denkend mens te
zijn. Doch hij wilde modern zijn, hij was modern, anti
burgerlijk, en spotten dezulken niet feller dan ze het
werkelijk bedoelen? Maar hij had zijn vader gekend als
een blaffend, doch burgerlijk mannetje, dat een heilig
respect had voor de Habsburgers, die Keizer waren in een
vermolmd Rijk. Die houding haatte hij bepaald. En nu
hij zelf het roer in handen nam, zou hij de wereld tonen,
dat een Pruisisch vorst even koninklijk en even menselijk
was als de grote gekroonden.
Pruisisch vorst. In zijn grote biblotheek was geen enkel
werk van een Duitse dichter
De Koning regeerde zijn Rijk goed. Er werd geen pen
ning verbrast. Behalve dan somtijds te Sans Souci. Doch
de hofhouding was klein. Zijn lijfwacht bestond slechts
uit een man of zes. Er heerste een rechtvaardig vorst in
Pruisen. Dat zou ook eens de molenaar van Sans Souci
ervaren
NIET alle vorsten laten felle spot langs hun koude
kleren glijden. De scherpe tong van Koning Frederik
had menigmaal de paarse neus van de Keizerin van
Rusland beledigd, die verslaafd was aan de wodka. Ook
had hij de geliefde van de Franse Koning Lodewijk XV
niet gespaard. En de jonge Keizerin van Oostenrijk. Maria
Theresia, die hem haatte met een grondeloze haat. omdat
hij haar Silezië'had ontnomen, op een moment, dat er
opstand was in haar Rijk, was ook soms het mikpunt van
zijn spot. Hij had minachting voor haar, omdat ze meer
wilde schijnen dan ze was. Ze beweerde medelijden met
de arme Polen te hebben, doch toen het verdeeld werd,
greep ze begerig naar „haar stuk."
„Zij huilde, maar zij nam altijd," dat was het com
mentaar van de Koning over haar
Op een dag werden de drie vrouwen het eens. Toen
rukten weldra Russische, Oostenrijkse, Franse troepen
naar de grenzen van zijn Rijk. De man. die zich heel
weinig met vrouwen bemoeid had zou nu ondervinden
waartoe een vrouw in staat is. die zich diep beledigd weet,
'n haar eerof in haar uiterlijk.
Er kwamen donkere wolken boven 8ans Souol en de
Koning decreteerde:
„Als ik het ongeluk mocht hebben door de vijand te
worden gevangen genomen, dan verbied ik dat men ook
maar de geringste acht zal slaan op mijn persoon en
ook maar de geringste aandacht schenkt aan wat lk uit
mijn gevangenschap mocht schrijven. Als een dergelijk
ongeluk gebeurt moet ik voor de Staat worden opge
offerd.
REIN BROUWER.
HOE verrassend een dier soms kan
verschijnen in het leven van de
mens en hoe grillig de natuur
met haar schepselen kan handelen, is
mij onlangs weer eens gebleken.
Op een zondagmiddag kwam er
midden op straat in een drukke stad,
een klein rond vogeltje aanzeilen, een
propje grijsbruine veren met korte
vlerkjes, waarmee het snel wiekend
kwam aanfladderen. Nu wilde het toe
val, dat de bewoner van een der hui
zen in die straat het diertje zag aan
komen en daar hij begreep, dat het
een noodlanding was. deed hij. wat
ieder redelijk mens in zo'n geval doet:
hij nam het dier op en bracht het in
veiligheid, in dit geval naar zijn huis,
waar het ten aanschouwe van de hele
familie onmiddellijk demonstreerde,
dat het een watervogel was.
Zijn zwaarbevliesde zwemvoeten lie
ten trouwens geen twijfel toe op dit
punt.
Het was echter overduidelijk (en die
mijnheer had het juist bekeken), dat
es hier iets niet klopte. De natuur
heeft strenge wetten, wie zich daar
buiten plaatst, komt onherroepelijk
om. Wel. deze kleine fuut. want dat
was het) had zich zelf „buiten spel"
geplaatst en de gevolgen waren niet
uitgebleven. Want welke wilde water
vogel maakt nu een landing midden
in het stadsverkeer!
Nu is het met zulke vreemde gasten
niet zozeer de vraag: „Wat is het voor
een dier?" als wel: „Wat moeten we
er in 's hemelsnaam mee!" een vraag,
die voor een bewoner in het hartje van
een stad wel zeer klemmend wordt.
Zo belandde de kleine vogel, de do-
daars. zoals hij ook wordt genoemd,
nog diezelfde avond, ongeveer 10 uur
nog bij mij.
Wanneer ik met een geval als dit te
maken krijg, is mijn eerste gedachte
altijd: „O. daar is iets mis". Want het
is abnormaal, dat een vogel, die thuis
hoort in de stille sloten en kanalen en
op de plassen van ons waterland, op
een windstille, najaarsmiddag zo
vreemd uit zijn koers raakt en zich
als een jong hondje laat oprapen.
Want vergeten we niet: een vogel, laat
zich zelden of nooit aanraken! Het is
echter moeilijk, vast te stellen, waar
de schoen wringt, vooral waneer er
geen enkel spoor van verwonding of
ander letsel is te vinden.
Het is niet de eerste keer, dat ik op
een dergelijke ongewone wijze een
dodaarsje in handen krijg. In een
strenge winter komt dat wel meer voor.
maar dan weet je tenminste, wat de
oorzaak kan zijn van de uitputting van
zo'n verkommerd dier. Maar deze
vogel! Hij was moddervet, volkomen
gaaf en hij glansde me tegen.
r K ken weinig vogels, die zo'n „vrien*
delijke" indruk maken als een kleine
1- fuut. Het is zo'n rustig diertje, het
Nu is het nog een goede tijd voor
het aanplanten van tulpen in uw tuin,
doch stel het niet te lang meer uit.
Tulpen voldoen in alle grondsoorten,
doch ze stellen wel de eis: verse grond.
Met hulpmiddelen kan men het wel
een aantal jaren volhouden ze telkens
op dezelfde plaats te poten, doch het
is veel beter er een ander plekje voor
te gebruiken. Bent U beslist aan een
bepaalde plaats gebonden, dan is het
beter d.e grond tot op een diepte van
dertig centimeter uit te graven en die
door verse grond te vervangen: in
ieder geval met grond waarin de laat
ste Jaren geen bloembollen groeiden.
Tulpen verlangen ook wel een zon
nig plekje: in de schaduw zullen ze
ook wel bloeien, doch de bloei valt
aanmerkelijk later. Men kan de op
lossing vinden door vroegbloeiende tul
pen op een licht schaduwplekje te po
ten en langstelige laatbloeiende soor
ten zet U dan maar op dat zonnige
plekje. Van tulpen kimt U heel veel
Tulpen voor tuinbeplanting.
plezier hebben, doch ze dienen op de
juiste wijze gepoot en verzorgd te wor
den. Het is verkeerd de grond slechts
ondiep onder te spitten en de bollen
dan maar tussen duim en vingers in
de grond te drukken; de toch al zo
gevoelige neuzen worden dan al direct
in elkaar gedrukt en dat is minder
goed. Maak een plantgaatje en laat
de bol er in zakken; poot die dus en
dan liefst op een diepte van ongeveer
acht centimeter. Tulpen houden ook
wel van een voedzame grond en het is
dus heel nuttig wat oude stalmest on
der te spitten; het gebruik van verse
mest kan in een liefhebberstuin beter
ontraden worden. Als de grond vol
doende humus bevat, kan men ook heel
goede resultaten bereiken met de be
kende rose tuin- en gazonkorrelmest.
Grote hoeveelheden behoeft men niet
te gebruiken; een hoeveelheid van on
geveer drie ons per tien vierkante
meter is al ruim voldoende en dan
kan men volgend voorjaar nog wel
eens een'lichte overbemesting geven.
Tulpen kunt U zich in allerlei kleu
ren, vormen en rassen aanschaffen;
elke bloembollenhandelaar kan U aan
een goede catalogus helpen en daar
vindt U vele soorten vermeld. Voor
perkbeplanting kunt U het best ge
bruik maken van de dubbele en en
kele vroegbloeiende rassen; poot dan
niet allerlei kleuren door elkaar; aan
vankelijk mag dat misschien wel aar
dig zijn en op een flinke oppervlakte
voldoet dat ook wel, doch in een klein
tuintje wordt het toch te onrustig. Al
die soorten bloeien toch ook niet alle
maal tegelijk. In de border en dan
speciaal op de voorgrond zullen ook
de laagblijvende soorten uitstekend
voldoen en iets verder naar achteren
kunnen dan de langstelige soorten in
verschillende rassen gepoot worden.
Poot echter steeds groepjes van één
kleur; dat zal. op den duur het beste
voldoen.
G. KROMDIJK
ligt in de holte van je beide handen
zonder merkbare angst en het kijkt
met pientere oogjes de wereld in.
Ook is het een mooi dier. Op een
korte hals staat een fijn gemodelleerd
kopje, dat een korte rechte priemsna-
vel draagt. Die snavel vertoont het
echte kenmerk der kleine futen, name,
lijk aan weerskanten een groenwitte
mondhoek vlek.
De naam „kleine fuut" is gemakke
lijk te begrijpen voor degene, die deze
soort watervogels kent. Het lichaam
is rond en zwaar, de poten staan als
bij een echte duikvogel, zover moge
lijk naar achteren, hetgeen het diep
op het land wel een grote onbevallige
heid verleent, maar het Juist door die
plaatsing in staat stelt, zijn levens
element, het water, te doorkruisen. Dit
gebéurt niet alleen aan de oppervlakte
maar (en zelfs bij voorkeur) ook onder
het watervlak en wel zo snel, dat de
gene, die het dier bij toeval te zien
krijgt, zijn ogen niet gelooft Iedereen,
die op het water bekend is, weet wel,
hoe onbegrijpelijk vlug de futen zich
kunnen verplaatsen en hoe onverwacht
ze druppels spattend van hun blin
kende hals, opduiken op geheel andere
plaatsen dan de toeschouwer vermoedt.
De naam dodaars voor dit kleine
ronde doddeke is ook wel te verstaan.
Moeilijker vind ik dat voor „hagelzak,-
je", maar ook heb ik wel eens de naam
„leren gatje" gehoord, waarmee het
beestje werkelijk niet gek is getypeerd.
IN de vogeigidsen kunnen we lezen,
dat de dodaars een algemeen voor-
mende vogel is. Dat zal dus wel
waar zijn, maar lik ben ervan overtuigd
dat van de vele waterzwervers in Ne
derland maar zeer weinigen hem van
eigen aanschouwen kennen.
Dat iemand, zoals die bewuste mijnheer
overkwam, hem in handen krijgt, is
dus wel een grote uitzondering.
De dodaars leeft namelijk zeer ver
borgen en met zijn grauwe groenigs
kleur weet hy zich zo uitstekend aan
te passen aan zijn omgeving, dat de
kans. hem te zien. zeer gering is. Pro
beer maar eens een klein vogelkopje
te ontdekken, dat tussen drijvende
waterplanten omhoog steekt. Is de
kust veilig, dan wipt het kleine lijfje
helemaal omhoog. Er behoeft echter
maar even onraad te dreigen, of het
duikbootje laat zich vliegensvlug zak
ken en trekt alles onder de waterlijn,
behalve dan dat halsje met het naar
alle kanten wendende kopje, dat als
een periscoop het watervlak bespiedt.
U begrijpt, dat hij z'n grote snelheid
onder water dankt aan zijn krachtige
zwemvoeten. Dat deze wel sterk moe
ten zijn, voel je onmiddellijk als Je
de vogel op de hand houdt, want dan
verbaas je je over de kracht in die ver
woed trappelende kikvorsbenen.
Intussen had ik op de late avond de
taak gekregen, te zien wat ik met de
kleine kerel moest aanvangen. Wegzet,
ten in een stil en donker hok en me er
niet mee bemoeien vind ik in zo'n
geval altijd het beste. Komt tijd komt
raad en een nieuwe dag brengt nog
wel eens een nieuw fris idee.
Dat hij de volgende dag onmiddellijk
in een bak water ging plassen, was
een goed teken en dat hij een worm in
stukken pikte, gaf ook moed, maar het
feit, dat hij na zijn bad niet snel op
droogde, hetgeen bij een watervogel
doorgaans wel het geval is. dat gaf te
denken. Dat denken werd tenslotte
piekeren, want dat niet opdrogen was
een veeg teken.
Zo verbaasde het me dan ook niet,
dat ik ons dodaarsje de tweede dag
dood in zijn hok vond, de grappige
zwemvoetjes verstijfd, de glanzende sa
tijnen hals gestrekt in een laatste
stuiptrekking.
Van mijn voornemen, hem op een
vijver ver weg vrij te laten, is dus niets
gekomen. Het enige, waarop ik nu nog
wacht is het onderzoek van de prepara
teur, dat misschien nog enig licht kan
brengen in het abnormale geval.
Ik ben er wel benieuwd naar.
SJOUKE VrtN DER ZEE.
In Rome moet het niet erger worden.
Daar had Gustavo Zontini zijn auto
voor het politiebureau neergezet.
Toen hij zijn boodschappen had ge
daan bemerkte hij dat onverlaten
verscheidene pakjes uit het voertuig
hadden gestolen. Opgewonden storm
de hij het bureau binnen. Een politie,
agent ging met hem mee om een
onderzoek in te stellen. Toen ze bul
ten kwamen was er geen spoor meer
te zien van de auto.