Rembrandts Leidse tijd herleefde in een door zon overgoten stad Een voorzaatdie wereldroem ven i'ierf. grandioos geëerd Dit zou hem goed gedaan hebben jEDER jaar opnieuw, als wij daar staan op de Burg- 9 gravenlaan om de optocht te zien, denken wij: „Is 't al wéér zo ver? Een jaar voorbij en zie: de 3 Octobervereeniqing heeft een nieuw idee! Het is zó consciëntieus uitgewerkt, van A tot Z, van détail tot détail, dat de historicus er zel den iets op aan te merken heeft. Duizenden en nóg eens duizenden laten desnoods hun haring en wittebrood, hun hutspot e voor staan, om a dit schoons, deze uitbundige pracht en praal in zich op te nemen: zij zullen de hutspot, als de Optoc' voorbij getrokken is, wel verder opeten, ofschoon koud lang niet èlles is. Duizenden en nog eens duizenden willen er „bij" zijn, als de Optocht langs trekt. Slechts de siekeneuren blij ven in een hoekje thuis. Maar voor hén is dit alles dan ook niet in elkaar gezet en hebben honderden en hon derden er zich niet op voorbereid. Dat deden zij voor hen, die op 3 oktober willen meegenieten. Zij deden het met vreugde, omdat Leidens Ontzet „gevierd" wil zijn met juichend en onbedorven hartl Rembrandt en Leiden zijn onverbrekelijk, al zou men het ook niet altijd zeggen WELAAN: dit kon dit jaar ten völle! Viel er niet een voorzaat te eren, een eenvoudig Leidenaar, die wereld roem verwierf? Rembrandt is zijn naam! Wie nü nog niet weet, wie Rembrandt was en wat hij deed, is geen knip voor de neus waard. Rembrandt, een naam Dit is Rembrandt als schilder-leerling, zoals de wereldberoemde schilder gisteren in de optocht werd uitgebeeld. van een schilder, dè schilder, die zich torenhoog boven anderen verhief: een tovenaar van het palet, een gewelde naar, een genie, aan wie nauwelijks een ander zich kon meten. En deze Rembrandt, de uitbeelding van zijn „Leidse" leven, stond in het centrum van deze 3 oktoberviering van het jaar 1956, 350 jaar nadat hij hier in Leiden, in de Weddesteeg, het levens licht mocht zien en sedertdien de we reld een schok bezorgde door zijn Kunst en Kunnen. Rembrandt heeft het indertijd niet kunnen denken, dat de Leidenaars hem op deze welhaast voortdurend door zon overgoten dag zö luisterrijk zouden eren! Want, éérlijk waar, deze optocht mocht er zijn: deze optocht was niet precies als de ander, zoals men zo dik wijls smalend zeggen hoort, maar muntte uit door originaliteit van beeld, door schittering van kleur, in één woord: hij droeg een schilderachtig karakter, in overeenstemming met de figuur van de Meester, die men zo graag huldigen wilde. HET moet, het kén niet anders, de duizenden toeschouwers die van heinde en ver waren opgekomen, om dit Rembrand tschouwspel mee te maken, vergaan zijn als ons: zij heb ben volop meegeleefd met het Leiden uit de 17e eeuw .toen daar de kleine Rem brandt ten doop gehouden werd, de spruit van Harmen Garritsz. van Rijn en Neeltje Willemsd. van Zuvtbrouck. van wie niemand bevroeden kon. hoe hij de wereld in beroering zou brengen. Het molenbedrijf van vader Harmen had er ons al voorbereid: daar stond en tragisch leven, dat Rembrandt later ten deel zou vallen, maar dat hem tot een innerlijk gerijpt mens zou doen uit groeien. Het ging er op dat doopfeest gemoedelijk toe, allen, die een functie hadden om het „hoofdje te wassen", waren er aan te pas gekomen: niet al leen de vroedvrouw, als belangrijkste personage na de ouders, maar ook de waardige chirurgijn mr. Symon Vougen en de dansende herbergier Pieter Pie- tersz. van Twist, want zulk een festijn zonder iemand, die niet weet uit welke ingrediënten de bandeel moet bestaan, is geen festijn! Nu moet U niet licht denken over de opgaaf om na te snuf felen, wie er allemaal bij geweest zijn. Maar men zal alles wel goed en gedegen nagepluisd hebben, want hoe konden anders zóveel namen opgediept? Rrrrtalwéér een ander schilderij de kleine Rembrandt bij meester v. Woldendorp, met al z'n touwsprin- gende kornuitjes. Wie tegenwoordig nog iets aan te merken heeft op onze scho len, mag wel eens terugdenken aan Rembrandts tijd, toen de pijprokende meester van Woldendorp het met z'n plak te zeggen had en alle kindertjes er op hun beurt flink van langs kregen, tot zelfs Rembrandt toe. was toen 14 jaar kwam de inschrij ving aan de Leidse Universiteit. Hoewel Rembrandt er gauw z'n bekomst van had van al die geleerde wetenschap wel te verstaan! en liever het palet hanteerde, heeft hij toch maar voor de Hooggeleerden met hun gewichtige ba retten op, gestaan, omringd door alle studenten uit vreemde landen, die tóen Dit waren de Rembrandts. die in de op tocht meereden. De moeder van de grote schilder met viermaal haar zoon: als baby in de armen, als scholier. leerling, als student en als deze gelukkige vader aan de ingang van zijn molen, de meelzakken en de gou den korenaren spraken van zijn rustige welvaart. De ezeltjes, de manden met de kakelende eenden, de duiven, Jclppen en de zwijgzame konijnen hadden zich een plaatsje weten te veroveren in dit landelijke, idyllische taf reel, waarin niets nog duidde op het bewogen Voorop zat in z'n kooi de groene pape gaai als een kleine wijsgeer, wiens voca bulaire door al het kindergesnap wel niet tot een paar woorden beperkt zal zijn gebleven. Meester van Woldendorp heeft Rembrandt de eerste wijsheid bij gebracht; daarvoor alleen al verdient hij een pluim, afgezien van de vraag, hóe hii het deedWat later hij Bijzonder aardig was de wagen, waarmee de inschrijving van Rembrandt alt student werd uitgebeeld. al ontdekt hadden, dat er maar één Universiteit op aarde is, namelijk de „Leidse"! Ook dit was een pakkend en aller aardigst beeld: de jonge Rembrandt èèn van de vier uit de optocht voor het forum van drie! HET was voor Rembrandt slechts een pas van de Universiteit naar Van Swanenburgh, de leermeester die hij al spoedig overvleugelen zou. Een der verdiensten van Van Swa- .nenburgh was intussen, dat hij zich een Italiaanse als echtgenote koos. Im mers: nu kon een ganse rij zwierige en sierlijke Italianen in deze optocht op genomen worden, met prachtig klin kende namen, die van Swanenburgh's huis waren binnen getrokken, uitbundig gepliumde Italianen, zoals de mode van omstreeks 1620 dat dwingend voor schreef. Rembrandt zal van hen heel wat opgestoken hebben, dat zijn zin voor kleuren stimuleerde. Het duizelde ons zo maar van de Italianen, die het nuchtere Holland kwamen binnenrollen. Het kon dan ook een pracht van een wagen worden, met bepluimde hoeden en schitterende kostuums, gedragen door dames en heren met verrukkelijk klin kende namen. Midden in de felle rode dahlia's zaten daar een Barbanera di Berenice of een Marciano del Ciaracia, namen waar alle moderne radio- of te levisiesterren jaloers op mogen zijn. Te paard zelfs zaten prinsessen, markiezin nen, hertoginnen: de ene al heerlijker dan de andere. Maar Rembrandt zal ze wel nooit ontmoet hebbenToch: als opluistering hadden we al deze dames niet graag gemist, ook niet de „dames de chambre", die op de gracieuse garde robe moesten passen NA a"l het gefeest, plotseling een ge weldige overgang: de ernst des le vens in Rembrandts atelier. Eigen lijk Pieter Lastmans atelier, waar hij met Lievens om en de bij 1625 werkte. Wat al wonderlijke figuren waren hier bij elkaar: behalve Rembrandts kunst broeders zoveel modellen als ze bij machte waren geweest, samen te trom melen: bizarre Oosterlingen merk waardige voorkeur voor die tijd! en bedelaars in een dergelijke meewarige plunje, dat de wereld van toen er zich voor had moeten schamen. Gelukkig zijn die tijden lang voorbij, dank zij hoogconjunctuur en sociale voorzienin gen. Bedelaars kennen we niet meer, maar voor Rembrandt zijn ze waardevol geweest, omdat ze hem inspiratie en roem brachten. Ze sukkelden mee, hon gerig en op een paar centen belust, géén illustratie van een „Gouden Eeuw", wel flïuntratie "an zielige figuren, die even zovele „ontdekkingen" voor het genie betekenden. Het kostte moeite, voordat ieder pre cies z'n plaats gevonden had voor Rem brandts jeugdschilderij „De clementie van Titus", dat duizenden in de Laken hal gezien hebben. Dóér mocht niets aan mankeren! Het werd in Rembrandts Leidse tijd geschilderd en hij heeft zichzelf op de achtergrond geplaatst, met de kop. die de 3 oktoberaffiches sierde. Al of niet van Rembrandt, in ieder geval is dit schilderij niet een héél ge lukkig staal van zijn kunnen het paste toch volkomen in de opzet van deze gevarieerde stoet. Er waren talloze Romeinen uit Keizer Titus' tijd. edelen, burgers, dan wel soldaten, krijgshaftig en volkomen tot de strijd bereid. Ze marcheerden vief en kordaat. Titus en Rembrandt tot eer. Titus, die het over hen te zeggen had en Rembrandt, die ze uit het verleden terugriep! EN nóg was geen einde aan alles wat Rembrandt in Leiden overko men is. Waren daar niet de dichter Constan- tijn Huygens en de historicus Aernout van Buchel? Zij achtten Rembrandt reeds in zijn jonge jaren hoog: wét wonder dat zij hem bezochten en tot zijn latere roem bijdroegen? Ook dit kon een vondst voor deze optocht wor den: zoveel Hoogmogenden. waarvan tallozen te paard en er waren héél wat practhige paarden bij! vormde een kleurig gezicht! Dantot slot ,de klap op de vuur pijl: een zegewagen, bedolven onder een schat van bloemen in herfsttinten, die onder het felle zonnelicht schitter den en fonkelden, een ware, warme hulde aan de grote Rembrandt, die zelf deze kleurenpracht met volle teugen zou hebben ingedronken. De volle admiratie, die wij allen de schilder Rembrandt toedragen, vond door middel van deze praalwagen haar verwezenlijking: onze verering en be wondering voor Rembrandt paarde zich aan de bewondering voor deze ware climax! NU moet U niet denken, dat er een einde aan ons Latijn is! Bewondering willen w\j ook uit spreken voor de ontwerpers, de deelne mers en de vele charmante deelneem sters, die onvermoeid urenlang door Leidens straten gingen. Voortreffelijk van stijlvolle een voud waren de boerenwagens, dit in de kopgroep van de optocht mee reden. Zonder opsmuk, zonder praal maar met een zeldzame charme, oogstten zij het succes, dat zij ten volle verdienden. Het is waarachtig geen sinecure mee te doen, vooral niet als je telkens epn rondedans moet maken, vooral niet voor de kindertjes, die zonder ophouden moesien huppelen en touwtje-springen, zeker om aan te tonen, hoe vrolijk het in vroeger eeuwen op school kon toe gaan. Meester van Woldendorp keurde dat, ondanks de vervaorlijke plak, heus goed. Hoe is het mogelijk! En dan een speciaal woord van hulde aan alle muziekverenigingen, die zon der uitzondering kranig marcheerden en musiceerden, waarmee ze deze optocht niet slechts tot een visueel, maar ook tot een auditief genot maakten. Welk een schittering schonk bijv niet het openingskorps: de harmaniekapel van de Ned. Kabelfabriek (Delft), waar van de leden in hun grijs-rode capes, met de prima tambour-maltre voorou, een waarlijk martiale indruk boden! Welverdiend zijn op verschillende pun ten, bijv. voor de Soviëteit en in Oud- Hortuszicht aan het actieve 3 Octobe^- bestuur en aan anderen de erewijnen aangeboden of aan verschillende deel neemster bloemen geoffreerd. Nu: dat mocht ook wel, want zo ooit, dan hebben allen zich ingespannen om in dit Rembrandtjaar uitstekend voor de dag te komen! Lelden en Rembrandt zijn onver brekelijk. al zou men 't niet altijd zeg gen, omdat velen helaas niet volkomen beseffen, welk een importantie Rem brandt heeft gehad, om aan „zijn" stad vermaardheid te geven. Ditmaal Is echter treffend tot uiting gekomen, hoe véél Rembrandt voor Leiden betekent! Gèèn Leidenaar of hij moet als een nurks in huls gebleven zijn zal nu nog kunnen beweren, dat Rem brandt hem onbekend is. En daartoe heeft de 3 Octoberver- eenlging op grandiose wijze bijgedra gen! Hoe grandioos: men heeft dat op deze stralende middag kunnen erva ren! Jammer, dat Rembrandt dit alles niet kon zien. Hoewel in latere jaren wars van ydelheid: dit had hem goed gedaan! Na alle miskenning van tijdgeno ten BB De Rembrandt (een van de vele) die alter harten veroverde was deze: de aankomende student, levendig uitgebeeld door Floris Herfst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 5