Doffe trommels klinken in Afrika
Een Zoeklicht
Iedere instrument spreekt zijn eigen taal
GESPREK MET HUGO CLAUS,
een VEELZIJDIG KUNSTENAAR
woord
van
bezinning
DE PLAATS WAAROP GIJ STAAT
Helder wakker in het Rijk der
Nederlanden
Zaterdag 22 september 1956
GEHEIME GENOOTSCHAPPEN (II)
IH-SADOE !Het woord, fluisterend gesproken, gaat van mond
tot mond in het Afrikaanse wildernis-dorp. Ih-Sadoe Dit woord bete
kent: Samenspraak, Palaver. En allen, die dit woord spreken of horen,
begrijpen, dat weldra - misschien diezelfde nacht nog - de leden van
het geheime genootschap van de stam, de ingewijden, de „uitverko
renen", dus, bijeen zullen komen, ver buiten het dorp, in oerwoud of
spelonk. Zij weten, dat weldra de trommels zullen opklinken. Dof,
monotoon, meeslepend. Althans voor het Europese oor. De Afrikanen
weten, dat die eentonigheid der trommelklanken slechts schijnbare
eentonigheid is. Zij verstaan de taal dier trommels. Zij weten, dat
iedere slag, ieder ritme een eigen betekenis heeft. Nu eens storten de
trommels verguizing en verachting uit over de lafhartigheid van de
mannen van een andere stam. Dan weer prijzen zij de heldendaden
van de eigen stam, van het geheime genootschap ook. En soms ook
verkondigen zij een doodvonnis, uitgesproken tijdens een „palaver"
van de ingewijden. Een doodvonnis, dat - de negers twijfelen er niet
aan - zonder erbarmen zal worden voltrokken. De stamleden weten
ook, dat ieder opperhoofd en ieder geheim genootschap zijn eigen
trommelroep, zijn eigen trommelkenmerk heeft, zodat zij reeds tevoren
kunnen begrijpen, wie de „machtige geesten" zijn, die de trommels
doen roeren en over het wel en wee van de mensen zullen oordelen.
Ih-Sadoe Het woord gaat als wildvuur door het wildenisdorp in het
hart van Afrika. Palaver
DE EGBO-BOND
AFRIKA's trommeltaal wordt ver
staan van kust tot kust, hoezeer
ook de woordentalen der Afrika
nen' verschillen. Met „trommel-woor
den' werden vroeger de leden der Por-
ro-Broederschap opgeroepen. Maar
niet zij alleen. Ook de leden van een
ander machtig Afrikaans geheim ge
nootschap ontvingen zo het bevel tot
een samenkomst. Het Egbo-Verbond
steunde op .machtige geesten" en „ho
gere kennis". Daarenboven hadden de
„verbondenen" zich sociale voorrech
ten aangematigd, die tot de ergerlijkste
dingen leidden. Wat toch was het ge
val? De leden waren onderverdeeld in
elf graden. Een Egbo-Bondgenoot van
de Elfde Graad was een man van bij
zondere betekenis in West-Afrika,
waar de bond de meeste leden had.
Maar ook de leden van de lagere gra
den telden me. Een der praktische oog
merken van de Egbo was de slaven en
vrouwen klein te houden. Een conser
vatief verbond dus. Het gekozen mid
del om het doel te bereiken, was even
doeltreffend als gewetenloos.
De leiders van het verbond hadden in
gesteld. dat de leden van iedere
„graad" één dag per jaar kregen toe
gewezen, waarop zij doen en laten
mochten wat zij wilden zonder op eni
gerlei wijze gestraft te kunnen worden.
Elf dagen per jaar was het dus
„feest" voor de Egbo-leden. Dan kon
den zü naar hartelust genieten, wraak
nemen, plunderen en wat dies meer zü.
Dan ging het bont toe, op die „feest
dagen"! Vooral de slaven en de vrou
wen, maar ook de niet-ingewüden had
den het dan hard te verduren. Als zo'n
„hoogtüdag" voorbij was, prees een
niet-ingewüde zich gelukkig, als hij
zün vrouwen, kinderen, slaven en vee
behouden had! En met schrik en be
ven wachtte hü dan op het volgende
trommelwoord, dat weer zo'n „straf
loze dag" zou aankondigen.
TOT eer van het Egbo-Verbond
moet worden gezegd, dat het ook
goede posten op zijn rekening heeft
staan. Zijn invloed op de Afrikaanse
handel was namelijk zeer gunstig. Hoe
dit kwam? In de vorige eeuw was de
meeste handel in Afrika nog ruilhan
del. Daar er veel stamoorlogen wóed-
den, was de handel slechts mogelijk,
als rovers en dieven de „marktplaat
sen" met rust lieten. De leiders van
het Egbo-Verbond hebben zich steeds
de bescherming van de markten ten
doel gesteld. Zij kondigden een markt
vrede af. En wie zo dom of brutaal
was om de Egbo-vrede te breken, kon
er zeker van zijn .dat de leden van het
verbond hem op uiterst gevoelige wijze
zouden straffen. Wie zijn leven lief
had, eerbiedigde dus de marktplaatsen.
Toen de Europeanen hun handel in
Afrika uitbreidden en goederen gingen
betrekken van de in het binnenland
wonende stammen, vroegen zij vaak
aan de Egbo om hen te beschermen
en een vrügeleide naar de kust te
geven. Zo'n vrügeleide was meer
waard dan de beste vuurwapenen! Ja,
er zün enige gevallen bekend van
Europeanen, die terwille van hun han
delsbelangen lid zün geworden van het
geheim Egbo-verbond.
EN DE MAU-MAU?
ZEER veel andere geheime genoot
schappen kende en kent Afrika. In
het gebied van de Congo bloeide
geruime tyd het O'Kimbo-Verbond, dat
evenals de Egbo als beschermer van de
handel verdiensten had. Ter Westkust
vond men de betrekkelijk kleine, maar
zeer strüdbare Sidoengo- en Seymos-
Bonden. die eeuwen lang de stryd te
gen opdringende Mohammedaanse in
vloeden volhielden. In het hart van
Afrika bestaat (vermoedelyk) nog het
geheime genootschap der Moembo
Djoembo. De leden zijn kannibalen en
schedeljagers, doch hebben, naar ver
luidt. de beschikking over bijzondere
toverkrachten. Ten Zuiden van de
Congo bestaat dan nog de Moe'kish,
een bijzonder geziene geheime bond,
omdat de leden zich ten doel stel-
Ernstig bespreken deze Oost-
afrikaanse negers de geheime
boodschapdie de trommels
brachten.
len, de boze geesten te verjagen. Een
kwade geest aldus redeneert de be
volking wil in zijn domein alleen
heerser zijn., Zodra hij merkt, dat een
andere machtige geest in het domein
is binnengetrokken, blaast hij snel de
aftocht. Een Moe'kish-broeder is een
machtige geest. Komt hij in het dorp,
dan is men dus zeker, dat de kwade
geest de benen neemt.
De laatste jaren heeft vooral het
geheime genootschap Mau-mau in
Oost-Afrika van zich doen spreken.
Omtrent de oorsprong der Mau-mau
tast men in het duister. Is het een we
dergeboorte van een vroegere geheime
bond? Hoe dit zü. de eden, welke de
leden moeten zweren, de inwyding, die
zij moeten doormaken, de schandda
den, die zij bedreven hebben, dit alles
en nog veel meer wijzen er op, dat de
Mau-mau een twintigste-eeuwse uit
loper is van de Afrikaanse geheime ge
nootschappen in hun ergste vorm. Ook
de Mau-mau beroept zich op steun van
geesten en op bovennatuurlijke inspi
ratie. Ook de Mau-mau-leden maakten
zich schuldig aan moord, verminking
en plundering. Ook de Mau-mau paart
aan „hogere" oorsprong een praktisch
politiek en sociaal doel: verdryving
van de blanken. Het verschil met vroe
ger is, dat in de Mau-mau vermoedelijk
politieke infiltratie heeft plaats gevon
den, die niet van Afrikaanse huize
is.
Doffe trommels van geheime ge
nootschappen klonken vroeger met de
regelmaat van een klok in Afrika. Zü
klinken er nog. Zü het in mindere
mate. Bij de Afrikaanse jongeren bre
ken andere begrippen zich baan. Zü
zoeken niet langer het lidmaatschap
van een geheim genootschap om tot
aanzien te komen. Zü zoeken de weg
naar de vrüheid en werken met moder
ne middelen, met hun kennis, techniek
en idealisme aan de toekomst, van hun
vaderland, van hun werelddeel.
VOLGENDE KEER:
STILLE HEERSERS IN HET
ZUIDZEE-PARADIJS
Zijii nieuwe toneelstuk nog dit seizoen in
Rotterdam in première
(Van onze Parijse correspondent)
De jonge Vlaamse dichter-romancier-dramaturg-schilder Hugo
Claus legt op dit moment de laatste hand aan een toneelstuk, dat
waarschijnlijk nog dit seizoen door Ton Lutz met zijn Rotterdamse
troep - die ook zijn eerste werk „Bruid in de morgen" regisseerde -
voor het eerst zal worden opgevoerd. Althans als het stuk, dat men
in Rotterdam nog slechts ten dele kent, daar wordt geaccepteerd.
Claus, die met zijn Nederlandse vrouw, de filmactrice Elly Norden
tegenwoordig weer in zijn Vlaamse geboorteland is neergestreken,
was even in Parijs en bij die gelegenheid hebben we, rond de huise
lijke dis, zo weer het een en ander over zijn toekomstplannen ver
nomen.
HET is een waarschijnlijk wat
onhebbelijke gewoonte van
mij om by iedereen op de
inhoud van de boekenkast te let
ten. Maar meer nog dan het inte
rieur van een huis kan ons de
boekenschat iets over de bewoner
leren evenals de afwezigheid
van een boek ons ook iets kon zeg
gen. Zo trof ik bij een intellectu
eel een kast vol boeken over oos
terse landen en vooral over ooster
se religies, als Boeddhisme. Hin
doeisme en over oosterse mystiek
Maar over het christelijk geloof
geen enkel werk, zelfs geen bijbel.
Ik wees op de eenzijdigheid en
vroeg hem of hij wel eens iets over
het christelijk geloof had gelezen.
Maar 't bleek dat hij daar geen
interesse in had en 't ver weg
zocht in vreemde beschavingen en
oosterse mystiek. Zocht hij niet té
Martin Buber vertelt ergens het
volgende verhaal, dat in vele stre
ken in andere omgeving ook be
kend is. maar hij vertelt het in de
sfeer van het Joodse geloof, en bij
hem krygt. het daardoor een zeer
diepe zin. Hij heeft het over een
rabbi, die aan zijn leerlingen, die
vaak van ver gekomen zijn om
God door zijn onderwijs te zoeken,
het volgende verhaal vertelt:
Rabbi Eisik, de zoon van Rabbi
Jekel uit Krakau, had in zeer
moeilijke tijden, waarin zijn Gods-
nu zyn droomgezichten! Dan had
ik ook op reis moeten gaan, toen
ik eenmaal in de droom het be
vel vernam om naar Krakau te
reizen, naar het vertrek van een
zekere Jood Eisik de zoon van Je
kel, omdaar onder de stookplaat
naar een schat te zoeken. Eisik, de
zoon van Jekel! Ik kon mij inden
ken hoe ik daar, waar de ene helft
der Joden Eisik en de andere helft
Jekel heet in alle huizen had moe
ten zoeken!" En hij lachte weer.
Maar rabbi Eisik nam afscheid, en
groef de schat op op de plaats hun
aangewezen, toen hij op de brug
in Praag was en bouwde daarvan
een huis des gebeds, dat naar hem
is genoemd.
Wil dit verhaal ons niet juist
zeggen, dat wij een schat kunnen
vinden, daar waar wij zijn, waar
wij in het leven staan en werken?
f
Het onderwerp van het nieuwe stuk.
dat nog geen naam draagt, heeft iets
met bandieten te maken - het verhaal
kan voorlopig beter verzwegen blijven
- en het is geschreven in een ..epische
styl".
Er spelen een stuk of tien actrices
en acteurs in mee en qua opzet is het
iets moderner en gedurfder dan de
„Bruid in de morgen", waarin Claus
zich, als debuterend toneelschrijver,
bewust nog enige zelfdiscipline had
opgelegd om het publiek bij de eerste
kennismaking niet met al te geavan
ceerde middelen voor het hoofd te
stoten. ..De Bruid" gaat het overigens
nog altijd wel voor de wind, want de
zer dagen werden de vertaalrechten
juist naar Zweden en zelfs Japan ver
kocht. In Holland heeft het stuk meer
dan tachtig opvoeringen beleefd en in
Parijs wordt „De bruid" in de regie
van de jonge Pitoeff algemeen tot de
opmerkelijkste revelaties van het vo
rige seizoen beschouwd. Of er ook nog
ander werk op de schaafbank stond?
Ja, een roman „De koele minnaar".
die momenteel bij „De Bezige Bij" ter
perse is en ook al in het Frans werd
vertaald. Verder een libretto voor een
opera, die de Franse componist Fran
cis de Rochefoucault in opdracht van
de beroemde Amerikaanse zangeres
Marie Powers moet schryven en die
vermoedelijk volgend jaar in Monte-
cario ten doop zal worden gehouden,
alsmede een openluchtspel voor een
Benelux-manifestatie, waarvoor Jur-
riaan Andriessen de muziek zal com
poneren. En tenslotte een ander spel
voor de stad Gent in de geest van
„Son et lumière", die in Frankrijk te
genwoordig zoveel opgang maakt.
Hugo Claus heeft met het meren
deel van zijn Vlaamse confraters ge
meen dat hij ook een privé zeldzaam
boeiend en savoureus verteller is, en
een enkele anekdote wil ik U hier
niet onthouden. Ik heb zelden iemand
ontmoet die zoveel en zo goed gele
zen had als Hugo Claus, die de hele
ver weg. wat hy dicht bij in eigen
omgeving, waarschijnlijk ook kon
vinden? En was het niet beter
vooral het christelijk geloof, dat
toch wel zéér met onze beschaving
is verweven, te kennen om het dan
te vergelijken met andere gods
diensten en zo het christelijk-ei-
gene beter te verstaan?
Zo gebeurt het echter zo vaak
het verre en vreemde boeit en
trekt ons. Dat is op zichzelf niet
verkeerd maar vaak vergeten
wij er het dichtbije en het eigene
door. Wij zoeken God vaak op ver
re, moeilijk begaanbare wegen ter
wijl het toch zo is, dat God tot
ons komen kan en ook tot ons ko
men wil in 't gewone leven, op de
plaats waar wij wonen, werken en
leven. En is dat niet het aller-be-
langijkste?
wereldliteratuur in zijn zak - of liever
in zijn hoofd - schijnt te hebben. Als
kind was hij al bezeten door die dorst
of die waan alles van een schrijver of
een onderwerp te willen weten.
Als knaapje van acht of negen jaar
had de aardykskunde hem te pakken
en toen stelde hij er een eer in op alle
vragen - hoeveel inwoners heeft Uru
guay. wat is de hoofdstad van Roe
menie. hoe staat het met de grond-
stoffenvoorziening in de Ardennen
zijn antwoord klaar te hebben.
Op een dag werd hij door zijn tante
aan de tand gevoeld, toen zijn oom de
kamer binnenkwam. Niet helemaal zo
zeker van zijn benen, want oomlief
hield veel van alcohol. En vertel jij
me dan ook maar eens, zei de man
tussen twee hikken in. - waar Ken
tucky dan wel is gelegen.
Daarvan had Hugo nooit gehoord en
tot zijn intense schaamte moest hij
dat bekennen. Waarop oom onthulde
dat hij er zo juist vandaan kwam. Het
is dat estaminet langs de Keizerstraat,
hier nog geen tien minuten vandaan,
zei hij.
Hugo Claus bezit overigens een lier
met menigvuldige snaren, want van de
zomer werd er in Brussel ook nog een
expositie gehouden van tekeningen en
gouaches van zijn hand. waarvan de
Belgische staat er een heeft aange
kocht. En als of hij met al die activi
teiten nog niet genoeg om handen had.
heeft onze man in zijn woonstad Gent
nu ook nog een drukkerij gekocht,
waar hij elke dag als zetter-directeur
een paar uren resideert. Zodat we bij
zijn imposante reeks van artistieke
functies - Claus heeft, laat ik 't niet
vergeten, ook nog toneel gespeeld en
geregisseerd - nu dus ook nog het
drukkersambacht kunnen voegen.
Een combinatie van faculteiten,
waarvan zelfs de duivelskunstenaar
Jean Cocteau. die tot dusver als onge
slagen recordhouder placht te gelden,
niet meer terug zal hebben
FRANK ONNEN
vertrouwen echter niet aan het
wankelen was gebracht, in de
droom het bevel gekregen om in
de stad Praag onder de brug, die
naar het paleis van de Koning
leidde, een schat op te graven.
Als hij dat drie maal gedroomd
heeft, gaat rabbi Eisik op reis en
komt in Praag. Maar bij de brug
staan overdag en 's nachts wacht
posten en dë rabbi durft niet te
graven. Eindelijk vraagt de com
mandant van de wacht, die hem
heeft opgemerkt, vriendelijk of hij
hier iets zoekt of op iemand wacht.
Rabbi Eisik vertelde hem welke
droom hem naar dit verre land
heeft gevoerd. De commandant be
gint te lachenen zegt:,, Terwille
van een droom, ben jij. arme ke
rel op je versleten schoenen hier
heen gekomen? Wie vertrouwt er
Dat wy daar overal God kunnen
ontmoeten, omdat hij daar tot ons
komt? Toen enkele rabbi's in Po
len het eens hadden over de vraag
waar God woont, antwoordde de
meester glimlachend: .Waar spreek
je over. de wereld is toch vol van
zijn heerlijkheid". Maar een rabbi
gaf ten antwoord: „God woont
waar men hem binnenlaat"
God binnenlaten dat kan over
al in ons leven, daarvoor behoeven
wij geen dikke boeken over vreem
de beschavingen te bestuderen en
geen verre reizen te maken. Want
voor ons eigen leven geldt te al
len tyde dat de plaats waar wij
staan heilige grond is.
G. Cadée
Ned. herv. pred. van
Oudshoorn
v OP DE BOEKENMARKT
Anton Pieck en Fred Thomas.
„Droom in de Delta". Zuid-Hol-
landsche Uitgeversmaatschappij,
Den Haag, z.j.
Welk een bijzonder aardig boek en
allemaal over Nederland! Men ver-
denke mij niet van chauvinisme, om
dat ik dit artikel met deze ontboeze
ming laat aanvangen. Deze kreet is
er eerder een van verbazing, omdat
er in een tijd waarin men bedolven
wordt onder reisbeschrijvingen van
auteurs die, zoals eveneens de mo
derne vakantiegangers, een hard-
tocht hebben voor Patagonië en
Tomsk, een boek verschünt eenvou
digweg over Nederland en bestemd
voor Nederlanders.
Mijn bewondering voor dit boek gaait
geheel en al uit naar de tekst van Fred
Thomas. Ik moet eerlijk bekennen
nooit eerder iets van Fred Thomas
gelezen te hebben en nu had ik wel
kunnen gaan nasilaan wat hij verder
gepresteerd heeft het is duidelyk
dat hier een schrijver met ervaring en
grote belezenheid aan het woord is
doch ik heb dat niet gedaan om zelfs
de verdenking niet op mü te laden
een slachtoffer te zijn geworden van
het o-ja-natuurlyk enthousiasme. Ik
troost mij voor deze omissie in myn
kennis van Nederlandse schryvers met
de veronderstelling, dat Thomas my
ook wel niet zal kennen, zodat deze
auteur en ik dus weer quite zijn.
Hy wijst mij in zajn reisboek van Ne
derland trouwens op nog meer onkun
de mynerzijds. De Engelsman Charles
W. Wood en de Fransman Henri
Havard, die resp. in 1878 en 1873 Ne
derland bezocht en beschreven hebben,
zün eveneens aan mijn aandacht ont
snapt. Ik ben blij hen op het spoor ge
komen «te zyn, maar heel bijzonder heb
ik mij vermaakt met de slimme wyze
waarop Fred Thomas hun woorden
aanhaalt om de Nederlanders een
kleine veeg uit de pan te kunnen ge
ven zoals bw. in Wood's tirade over het
schreeuwen; een werkelijk onvergeef
lijke eigenschap van onze beminde
landgenoten.
Ik heb „Droom in de Delta" een bij
zonder aardig boek genoemd en op my
rust dus de plicht deze woorden waar
te maken. Ik heb reeds gezegd dat
myn bewondering niet afhankelyk is
van het feit dat het Nederland is dat
hier zo puntig, zo poëtisch, zo pienter
en zo prachtig beschreven wordt. Het
genoegen, dat ik er aan beleefd heb.
is geheel ontstaan door de wijze waar
op Thomas spreken kan over zaken,
die ons eigenlijk alemaal bekend zijn.
Dit verrassende resultaat moet hy be
reikt hebben door een gelukkige com
binatie van eigenschappen, te weten
een persoonlyke visie, een geoefende
pen, geest tezamen met gevoel en dit
alles geworteld in een grond van cul
tuur.
Thomas kent het land dat hy be-
schrüft. Hy kent de volksaard en de
levensgewoonten, hy is op de hoogte
van de bronnen van bestaan en van de
veranderingen die hebben plaats ge
vonden, hy kent de geschiedenis en
is zich bewust van de grote verschillen
tussen volksgroepen, die betrekkelijk
dicht opeen leven. Daarby vloeien zyn
boeiende en geestige verhalen in een
bedding van literaire, schilderkundige
en architectonische kennis. En dit alles
zou nog niet dit verrassende resultaat
opgeleverd hebben, indien hü er niet
de scheut alcohol van zijn zachtmoe
dige vermaaktheid aan had toegevoegd.
Want daardoor komt het dat men zich
kan verkneuteren in opmerkingen zo
als: „Met de hand op ons hart. het
enige Haagse meisje dat wü ooit leer
den kennen, was Eline Vere
Sindsdien hebben wü nooit meer aan
Haagse meisjes ook maar durven den
ken." Een uitlating dde inderdaad te
denken geeft.
Amusant van ondeugd is zün iro-
ndsoh getinte beschrüving van God
fried Bomans in Haarlem. „De wei
nige ingewüden, in hun bedden, twij
felaars en lits jumeaux, ontwaken tus
sen twee dromen en weten bü dit ge
luid: Stil, het is nieuwe maan. Bomans
spooktHü is rusteloos op zoek
naar de schimmen van de Camera."
„Als een verliefde woerd in de pü-
pen van een eendenkooi, zo zün wij
weer verloren gelopen in de straten
van Maastricht", zo beschrijft Thomas
zün eigen emoties bij een bezoek aan
Nederlands' zuidelijkste hoofdstad. En
een tocht met de boot Staveren-Enk
huizen noemt hij „het schoonste avon
tuur, dat hier in Nederland via het
spoorboekje te beleven valt."
Met zün kostelijke relaas over een
tocht met het trammetje van Alk
maar naar Bergen heeft Thomas wel
het 'beste epitaiphium geschreven van
dit helaas verdwenen vervoermiddel,
terwyl zün ervaringen aan en bü de
halte „de Framschman" zo aandoen
lijk raak en vermakelük zün. dat wü
hem maar zullen vergeven, dat hü bü
zün bezoek aan „De Verbrande Pan"
in de stromende regen „aange
spoeld, het wrak van de Medusa zelf
het werk van onze gastheer erg
kleurig en erg zonnigWü had
den alleen maar belangstelling voor
zün 'kachel en zün genever." niet
vermeldt dat dit huis jarenlang be
woond is geweest door Herman Gorter.
Ik zie geen kans in dit korte bestek
nog meer bewüzen te leveren voor de
waarheid van myn bewering. Alleen
wil ik nog de aandacht vestigen op
het laatste hoofdstuk met de opwin
dende beschrüving van de magische
bezigheden op het eiland Ameland, te
recht door hem „Het eiland der De
monen" genoemd. Het werk wemelt
trouwens van de citaten, in titel en
tekst, van namen en regels, die ieder
een bekend behoorden te zün.
Doch een enkele maal kykt men
vreemd op. Zo vindt men op pag. 94
de mededeling dat Marianne Philips
de moeder van Karl Marx zou zijn ge
weest. Mogelijk heette die moeder zo,
maar een Nederlander denkt na tuur -
lük aan de schrüfster van o.a. „Brui
loft in Europa" en .Henri van de Over
kant". Verder meen ik dat Gabe een
Zeeuwse en geen Friese voornaam is,
maar dat kunnen wij altüd nog bü de
op pag. 121 genoemde Jan Campertna-
küken. En persoonlyk moet ik bezwaar
hebben tegen zün advies om van Edam
een Lier N.H. te gaan maken.
Naast de trefzekerheid van Thomas'
tekst doen de plaatjes wel heel on
echt en saai aan. Maar de tekenaar
daarvan is nu eenmaal de hofillustra-
tor ran de ZH. Uitgeversmü en dus..
CLARA EGGINK.