Doffe trommels klinken in Afrika Een Zoeklicht Iedere instrument spreekt zijn eigen taal GESPREK MET HUGO CLAUS, een VEELZIJDIG KUNSTENAAR woord van bezinning DE PLAATS WAAROP GIJ STAAT Helder wakker in het Rijk der Nederlanden Zaterdag 22 september 1956 GEHEIME GENOOTSCHAPPEN (II) IH-SADOE !Het woord, fluisterend gesproken, gaat van mond tot mond in het Afrikaanse wildernis-dorp. Ih-Sadoe Dit woord bete kent: Samenspraak, Palaver. En allen, die dit woord spreken of horen, begrijpen, dat weldra - misschien diezelfde nacht nog - de leden van het geheime genootschap van de stam, de ingewijden, de „uitverko renen", dus, bijeen zullen komen, ver buiten het dorp, in oerwoud of spelonk. Zij weten, dat weldra de trommels zullen opklinken. Dof, monotoon, meeslepend. Althans voor het Europese oor. De Afrikanen weten, dat die eentonigheid der trommelklanken slechts schijnbare eentonigheid is. Zij verstaan de taal dier trommels. Zij weten, dat iedere slag, ieder ritme een eigen betekenis heeft. Nu eens storten de trommels verguizing en verachting uit over de lafhartigheid van de mannen van een andere stam. Dan weer prijzen zij de heldendaden van de eigen stam, van het geheime genootschap ook. En soms ook verkondigen zij een doodvonnis, uitgesproken tijdens een „palaver" van de ingewijden. Een doodvonnis, dat - de negers twijfelen er niet aan - zonder erbarmen zal worden voltrokken. De stamleden weten ook, dat ieder opperhoofd en ieder geheim genootschap zijn eigen trommelroep, zijn eigen trommelkenmerk heeft, zodat zij reeds tevoren kunnen begrijpen, wie de „machtige geesten" zijn, die de trommels doen roeren en over het wel en wee van de mensen zullen oordelen. Ih-Sadoe Het woord gaat als wildvuur door het wildenisdorp in het hart van Afrika. Palaver DE EGBO-BOND AFRIKA's trommeltaal wordt ver staan van kust tot kust, hoezeer ook de woordentalen der Afrika nen' verschillen. Met „trommel-woor den' werden vroeger de leden der Por- ro-Broederschap opgeroepen. Maar niet zij alleen. Ook de leden van een ander machtig Afrikaans geheim ge nootschap ontvingen zo het bevel tot een samenkomst. Het Egbo-Verbond steunde op .machtige geesten" en „ho gere kennis". Daarenboven hadden de „verbondenen" zich sociale voorrech ten aangematigd, die tot de ergerlijkste dingen leidden. Wat toch was het ge val? De leden waren onderverdeeld in elf graden. Een Egbo-Bondgenoot van de Elfde Graad was een man van bij zondere betekenis in West-Afrika, waar de bond de meeste leden had. Maar ook de leden van de lagere gra den telden me. Een der praktische oog merken van de Egbo was de slaven en vrouwen klein te houden. Een conser vatief verbond dus. Het gekozen mid del om het doel te bereiken, was even doeltreffend als gewetenloos. De leiders van het verbond hadden in gesteld. dat de leden van iedere „graad" één dag per jaar kregen toe gewezen, waarop zij doen en laten mochten wat zij wilden zonder op eni gerlei wijze gestraft te kunnen worden. Elf dagen per jaar was het dus „feest" voor de Egbo-leden. Dan kon den zü naar hartelust genieten, wraak nemen, plunderen en wat dies meer zü. Dan ging het bont toe, op die „feest dagen"! Vooral de slaven en de vrou wen, maar ook de niet-ingewüden had den het dan hard te verduren. Als zo'n „hoogtüdag" voorbij was, prees een niet-ingewüde zich gelukkig, als hij zün vrouwen, kinderen, slaven en vee behouden had! En met schrik en be ven wachtte hü dan op het volgende trommelwoord, dat weer zo'n „straf loze dag" zou aankondigen. TOT eer van het Egbo-Verbond moet worden gezegd, dat het ook goede posten op zijn rekening heeft staan. Zijn invloed op de Afrikaanse handel was namelijk zeer gunstig. Hoe dit kwam? In de vorige eeuw was de meeste handel in Afrika nog ruilhan del. Daar er veel stamoorlogen wóed- den, was de handel slechts mogelijk, als rovers en dieven de „marktplaat sen" met rust lieten. De leiders van het Egbo-Verbond hebben zich steeds de bescherming van de markten ten doel gesteld. Zij kondigden een markt vrede af. En wie zo dom of brutaal was om de Egbo-vrede te breken, kon er zeker van zijn .dat de leden van het verbond hem op uiterst gevoelige wijze zouden straffen. Wie zijn leven lief had, eerbiedigde dus de marktplaatsen. Toen de Europeanen hun handel in Afrika uitbreidden en goederen gingen betrekken van de in het binnenland wonende stammen, vroegen zij vaak aan de Egbo om hen te beschermen en een vrügeleide naar de kust te geven. Zo'n vrügeleide was meer waard dan de beste vuurwapenen! Ja, er zün enige gevallen bekend van Europeanen, die terwille van hun han delsbelangen lid zün geworden van het geheim Egbo-verbond. EN DE MAU-MAU? ZEER veel andere geheime genoot schappen kende en kent Afrika. In het gebied van de Congo bloeide geruime tyd het O'Kimbo-Verbond, dat evenals de Egbo als beschermer van de handel verdiensten had. Ter Westkust vond men de betrekkelijk kleine, maar zeer strüdbare Sidoengo- en Seymos- Bonden. die eeuwen lang de stryd te gen opdringende Mohammedaanse in vloeden volhielden. In het hart van Afrika bestaat (vermoedelyk) nog het geheime genootschap der Moembo Djoembo. De leden zijn kannibalen en schedeljagers, doch hebben, naar ver luidt. de beschikking over bijzondere toverkrachten. Ten Zuiden van de Congo bestaat dan nog de Moe'kish, een bijzonder geziene geheime bond, omdat de leden zich ten doel stel- Ernstig bespreken deze Oost- afrikaanse negers de geheime boodschapdie de trommels brachten. len, de boze geesten te verjagen. Een kwade geest aldus redeneert de be volking wil in zijn domein alleen heerser zijn., Zodra hij merkt, dat een andere machtige geest in het domein is binnengetrokken, blaast hij snel de aftocht. Een Moe'kish-broeder is een machtige geest. Komt hij in het dorp, dan is men dus zeker, dat de kwade geest de benen neemt. De laatste jaren heeft vooral het geheime genootschap Mau-mau in Oost-Afrika van zich doen spreken. Omtrent de oorsprong der Mau-mau tast men in het duister. Is het een we dergeboorte van een vroegere geheime bond? Hoe dit zü. de eden, welke de leden moeten zweren, de inwyding, die zij moeten doormaken, de schandda den, die zij bedreven hebben, dit alles en nog veel meer wijzen er op, dat de Mau-mau een twintigste-eeuwse uit loper is van de Afrikaanse geheime ge nootschappen in hun ergste vorm. Ook de Mau-mau beroept zich op steun van geesten en op bovennatuurlijke inspi ratie. Ook de Mau-mau-leden maakten zich schuldig aan moord, verminking en plundering. Ook de Mau-mau paart aan „hogere" oorsprong een praktisch politiek en sociaal doel: verdryving van de blanken. Het verschil met vroe ger is, dat in de Mau-mau vermoedelijk politieke infiltratie heeft plaats gevon den, die niet van Afrikaanse huize is. Doffe trommels van geheime ge nootschappen klonken vroeger met de regelmaat van een klok in Afrika. Zü klinken er nog. Zü het in mindere mate. Bij de Afrikaanse jongeren bre ken andere begrippen zich baan. Zü zoeken niet langer het lidmaatschap van een geheim genootschap om tot aanzien te komen. Zü zoeken de weg naar de vrüheid en werken met moder ne middelen, met hun kennis, techniek en idealisme aan de toekomst, van hun vaderland, van hun werelddeel. VOLGENDE KEER: STILLE HEERSERS IN HET ZUIDZEE-PARADIJS Zijii nieuwe toneelstuk nog dit seizoen in Rotterdam in première (Van onze Parijse correspondent) De jonge Vlaamse dichter-romancier-dramaturg-schilder Hugo Claus legt op dit moment de laatste hand aan een toneelstuk, dat waarschijnlijk nog dit seizoen door Ton Lutz met zijn Rotterdamse troep - die ook zijn eerste werk „Bruid in de morgen" regisseerde - voor het eerst zal worden opgevoerd. Althans als het stuk, dat men in Rotterdam nog slechts ten dele kent, daar wordt geaccepteerd. Claus, die met zijn Nederlandse vrouw, de filmactrice Elly Norden tegenwoordig weer in zijn Vlaamse geboorteland is neergestreken, was even in Parijs en bij die gelegenheid hebben we, rond de huise lijke dis, zo weer het een en ander over zijn toekomstplannen ver nomen. HET is een waarschijnlijk wat onhebbelijke gewoonte van mij om by iedereen op de inhoud van de boekenkast te let ten. Maar meer nog dan het inte rieur van een huis kan ons de boekenschat iets over de bewoner leren evenals de afwezigheid van een boek ons ook iets kon zeg gen. Zo trof ik bij een intellectu eel een kast vol boeken over oos terse landen en vooral over ooster se religies, als Boeddhisme. Hin doeisme en over oosterse mystiek Maar over het christelijk geloof geen enkel werk, zelfs geen bijbel. Ik wees op de eenzijdigheid en vroeg hem of hij wel eens iets over het christelijk geloof had gelezen. Maar 't bleek dat hij daar geen interesse in had en 't ver weg zocht in vreemde beschavingen en oosterse mystiek. Zocht hij niet té Martin Buber vertelt ergens het volgende verhaal, dat in vele stre ken in andere omgeving ook be kend is. maar hij vertelt het in de sfeer van het Joodse geloof, en bij hem krygt. het daardoor een zeer diepe zin. Hij heeft het over een rabbi, die aan zijn leerlingen, die vaak van ver gekomen zijn om God door zijn onderwijs te zoeken, het volgende verhaal vertelt: Rabbi Eisik, de zoon van Rabbi Jekel uit Krakau, had in zeer moeilijke tijden, waarin zijn Gods- nu zyn droomgezichten! Dan had ik ook op reis moeten gaan, toen ik eenmaal in de droom het be vel vernam om naar Krakau te reizen, naar het vertrek van een zekere Jood Eisik de zoon van Je kel, omdaar onder de stookplaat naar een schat te zoeken. Eisik, de zoon van Jekel! Ik kon mij inden ken hoe ik daar, waar de ene helft der Joden Eisik en de andere helft Jekel heet in alle huizen had moe ten zoeken!" En hij lachte weer. Maar rabbi Eisik nam afscheid, en groef de schat op op de plaats hun aangewezen, toen hij op de brug in Praag was en bouwde daarvan een huis des gebeds, dat naar hem is genoemd. Wil dit verhaal ons niet juist zeggen, dat wij een schat kunnen vinden, daar waar wij zijn, waar wij in het leven staan en werken? f Het onderwerp van het nieuwe stuk. dat nog geen naam draagt, heeft iets met bandieten te maken - het verhaal kan voorlopig beter verzwegen blijven - en het is geschreven in een ..epische styl". Er spelen een stuk of tien actrices en acteurs in mee en qua opzet is het iets moderner en gedurfder dan de „Bruid in de morgen", waarin Claus zich, als debuterend toneelschrijver, bewust nog enige zelfdiscipline had opgelegd om het publiek bij de eerste kennismaking niet met al te geavan ceerde middelen voor het hoofd te stoten. ..De Bruid" gaat het overigens nog altijd wel voor de wind, want de zer dagen werden de vertaalrechten juist naar Zweden en zelfs Japan ver kocht. In Holland heeft het stuk meer dan tachtig opvoeringen beleefd en in Parijs wordt „De bruid" in de regie van de jonge Pitoeff algemeen tot de opmerkelijkste revelaties van het vo rige seizoen beschouwd. Of er ook nog ander werk op de schaafbank stond? Ja, een roman „De koele minnaar". die momenteel bij „De Bezige Bij" ter perse is en ook al in het Frans werd vertaald. Verder een libretto voor een opera, die de Franse componist Fran cis de Rochefoucault in opdracht van de beroemde Amerikaanse zangeres Marie Powers moet schryven en die vermoedelijk volgend jaar in Monte- cario ten doop zal worden gehouden, alsmede een openluchtspel voor een Benelux-manifestatie, waarvoor Jur- riaan Andriessen de muziek zal com poneren. En tenslotte een ander spel voor de stad Gent in de geest van „Son et lumière", die in Frankrijk te genwoordig zoveel opgang maakt. Hugo Claus heeft met het meren deel van zijn Vlaamse confraters ge meen dat hij ook een privé zeldzaam boeiend en savoureus verteller is, en een enkele anekdote wil ik U hier niet onthouden. Ik heb zelden iemand ontmoet die zoveel en zo goed gele zen had als Hugo Claus, die de hele ver weg. wat hy dicht bij in eigen omgeving, waarschijnlijk ook kon vinden? En was het niet beter vooral het christelijk geloof, dat toch wel zéér met onze beschaving is verweven, te kennen om het dan te vergelijken met andere gods diensten en zo het christelijk-ei- gene beter te verstaan? Zo gebeurt het echter zo vaak het verre en vreemde boeit en trekt ons. Dat is op zichzelf niet verkeerd maar vaak vergeten wij er het dichtbije en het eigene door. Wij zoeken God vaak op ver re, moeilijk begaanbare wegen ter wijl het toch zo is, dat God tot ons komen kan en ook tot ons ko men wil in 't gewone leven, op de plaats waar wij wonen, werken en leven. En is dat niet het aller-be- langijkste? wereldliteratuur in zijn zak - of liever in zijn hoofd - schijnt te hebben. Als kind was hij al bezeten door die dorst of die waan alles van een schrijver of een onderwerp te willen weten. Als knaapje van acht of negen jaar had de aardykskunde hem te pakken en toen stelde hij er een eer in op alle vragen - hoeveel inwoners heeft Uru guay. wat is de hoofdstad van Roe menie. hoe staat het met de grond- stoffenvoorziening in de Ardennen zijn antwoord klaar te hebben. Op een dag werd hij door zijn tante aan de tand gevoeld, toen zijn oom de kamer binnenkwam. Niet helemaal zo zeker van zijn benen, want oomlief hield veel van alcohol. En vertel jij me dan ook maar eens, zei de man tussen twee hikken in. - waar Ken tucky dan wel is gelegen. Daarvan had Hugo nooit gehoord en tot zijn intense schaamte moest hij dat bekennen. Waarop oom onthulde dat hij er zo juist vandaan kwam. Het is dat estaminet langs de Keizerstraat, hier nog geen tien minuten vandaan, zei hij. Hugo Claus bezit overigens een lier met menigvuldige snaren, want van de zomer werd er in Brussel ook nog een expositie gehouden van tekeningen en gouaches van zijn hand. waarvan de Belgische staat er een heeft aange kocht. En als of hij met al die activi teiten nog niet genoeg om handen had. heeft onze man in zijn woonstad Gent nu ook nog een drukkerij gekocht, waar hij elke dag als zetter-directeur een paar uren resideert. Zodat we bij zijn imposante reeks van artistieke functies - Claus heeft, laat ik 't niet vergeten, ook nog toneel gespeeld en geregisseerd - nu dus ook nog het drukkersambacht kunnen voegen. Een combinatie van faculteiten, waarvan zelfs de duivelskunstenaar Jean Cocteau. die tot dusver als onge slagen recordhouder placht te gelden, niet meer terug zal hebben FRANK ONNEN vertrouwen echter niet aan het wankelen was gebracht, in de droom het bevel gekregen om in de stad Praag onder de brug, die naar het paleis van de Koning leidde, een schat op te graven. Als hij dat drie maal gedroomd heeft, gaat rabbi Eisik op reis en komt in Praag. Maar bij de brug staan overdag en 's nachts wacht posten en dë rabbi durft niet te graven. Eindelijk vraagt de com mandant van de wacht, die hem heeft opgemerkt, vriendelijk of hij hier iets zoekt of op iemand wacht. Rabbi Eisik vertelde hem welke droom hem naar dit verre land heeft gevoerd. De commandant be gint te lachenen zegt:,, Terwille van een droom, ben jij. arme ke rel op je versleten schoenen hier heen gekomen? Wie vertrouwt er Dat wy daar overal God kunnen ontmoeten, omdat hij daar tot ons komt? Toen enkele rabbi's in Po len het eens hadden over de vraag waar God woont, antwoordde de meester glimlachend: .Waar spreek je over. de wereld is toch vol van zijn heerlijkheid". Maar een rabbi gaf ten antwoord: „God woont waar men hem binnenlaat" God binnenlaten dat kan over al in ons leven, daarvoor behoeven wij geen dikke boeken over vreem de beschavingen te bestuderen en geen verre reizen te maken. Want voor ons eigen leven geldt te al len tyde dat de plaats waar wij staan heilige grond is. G. Cadée Ned. herv. pred. van Oudshoorn v OP DE BOEKENMARKT Anton Pieck en Fred Thomas. „Droom in de Delta". Zuid-Hol- landsche Uitgeversmaatschappij, Den Haag, z.j. Welk een bijzonder aardig boek en allemaal over Nederland! Men ver- denke mij niet van chauvinisme, om dat ik dit artikel met deze ontboeze ming laat aanvangen. Deze kreet is er eerder een van verbazing, omdat er in een tijd waarin men bedolven wordt onder reisbeschrijvingen van auteurs die, zoals eveneens de mo derne vakantiegangers, een hard- tocht hebben voor Patagonië en Tomsk, een boek verschünt eenvou digweg over Nederland en bestemd voor Nederlanders. Mijn bewondering voor dit boek gaait geheel en al uit naar de tekst van Fred Thomas. Ik moet eerlijk bekennen nooit eerder iets van Fred Thomas gelezen te hebben en nu had ik wel kunnen gaan nasilaan wat hij verder gepresteerd heeft het is duidelyk dat hier een schrijver met ervaring en grote belezenheid aan het woord is doch ik heb dat niet gedaan om zelfs de verdenking niet op mü te laden een slachtoffer te zijn geworden van het o-ja-natuurlyk enthousiasme. Ik troost mij voor deze omissie in myn kennis van Nederlandse schryvers met de veronderstelling, dat Thomas my ook wel niet zal kennen, zodat deze auteur en ik dus weer quite zijn. Hy wijst mij in zajn reisboek van Ne derland trouwens op nog meer onkun de mynerzijds. De Engelsman Charles W. Wood en de Fransman Henri Havard, die resp. in 1878 en 1873 Ne derland bezocht en beschreven hebben, zün eveneens aan mijn aandacht ont snapt. Ik ben blij hen op het spoor ge komen «te zyn, maar heel bijzonder heb ik mij vermaakt met de slimme wyze waarop Fred Thomas hun woorden aanhaalt om de Nederlanders een kleine veeg uit de pan te kunnen ge ven zoals bw. in Wood's tirade over het schreeuwen; een werkelijk onvergeef lijke eigenschap van onze beminde landgenoten. Ik heb „Droom in de Delta" een bij zonder aardig boek genoemd en op my rust dus de plicht deze woorden waar te maken. Ik heb reeds gezegd dat myn bewondering niet afhankelyk is van het feit dat het Nederland is dat hier zo puntig, zo poëtisch, zo pienter en zo prachtig beschreven wordt. Het genoegen, dat ik er aan beleefd heb. is geheel ontstaan door de wijze waar op Thomas spreken kan over zaken, die ons eigenlijk alemaal bekend zijn. Dit verrassende resultaat moet hy be reikt hebben door een gelukkige com binatie van eigenschappen, te weten een persoonlyke visie, een geoefende pen, geest tezamen met gevoel en dit alles geworteld in een grond van cul tuur. Thomas kent het land dat hy be- schrüft. Hy kent de volksaard en de levensgewoonten, hy is op de hoogte van de bronnen van bestaan en van de veranderingen die hebben plaats ge vonden, hy kent de geschiedenis en is zich bewust van de grote verschillen tussen volksgroepen, die betrekkelijk dicht opeen leven. Daarby vloeien zyn boeiende en geestige verhalen in een bedding van literaire, schilderkundige en architectonische kennis. En dit alles zou nog niet dit verrassende resultaat opgeleverd hebben, indien hü er niet de scheut alcohol van zijn zachtmoe dige vermaaktheid aan had toegevoegd. Want daardoor komt het dat men zich kan verkneuteren in opmerkingen zo als: „Met de hand op ons hart. het enige Haagse meisje dat wü ooit leer den kennen, was Eline Vere Sindsdien hebben wü nooit meer aan Haagse meisjes ook maar durven den ken." Een uitlating dde inderdaad te denken geeft. Amusant van ondeugd is zün iro- ndsoh getinte beschrüving van God fried Bomans in Haarlem. „De wei nige ingewüden, in hun bedden, twij felaars en lits jumeaux, ontwaken tus sen twee dromen en weten bü dit ge luid: Stil, het is nieuwe maan. Bomans spooktHü is rusteloos op zoek naar de schimmen van de Camera." „Als een verliefde woerd in de pü- pen van een eendenkooi, zo zün wij weer verloren gelopen in de straten van Maastricht", zo beschrijft Thomas zün eigen emoties bij een bezoek aan Nederlands' zuidelijkste hoofdstad. En een tocht met de boot Staveren-Enk huizen noemt hij „het schoonste avon tuur, dat hier in Nederland via het spoorboekje te beleven valt." Met zün kostelijke relaas over een tocht met het trammetje van Alk maar naar Bergen heeft Thomas wel het 'beste epitaiphium geschreven van dit helaas verdwenen vervoermiddel, terwyl zün ervaringen aan en bü de halte „de Framschman" zo aandoen lijk raak en vermakelük zün. dat wü hem maar zullen vergeven, dat hü bü zün bezoek aan „De Verbrande Pan" in de stromende regen „aange spoeld, het wrak van de Medusa zelf het werk van onze gastheer erg kleurig en erg zonnigWü had den alleen maar belangstelling voor zün 'kachel en zün genever." niet vermeldt dat dit huis jarenlang be woond is geweest door Herman Gorter. Ik zie geen kans in dit korte bestek nog meer bewüzen te leveren voor de waarheid van myn bewering. Alleen wil ik nog de aandacht vestigen op het laatste hoofdstuk met de opwin dende beschrüving van de magische bezigheden op het eiland Ameland, te recht door hem „Het eiland der De monen" genoemd. Het werk wemelt trouwens van de citaten, in titel en tekst, van namen en regels, die ieder een bekend behoorden te zün. Doch een enkele maal kykt men vreemd op. Zo vindt men op pag. 94 de mededeling dat Marianne Philips de moeder van Karl Marx zou zijn ge weest. Mogelijk heette die moeder zo, maar een Nederlander denkt na tuur - lük aan de schrüfster van o.a. „Brui loft in Europa" en .Henri van de Over kant". Verder meen ik dat Gabe een Zeeuwse en geen Friese voornaam is, maar dat kunnen wij altüd nog bü de op pag. 121 genoemde Jan Campertna- küken. En persoonlyk moet ik bezwaar hebben tegen zün advies om van Edam een Lier N.H. te gaan maken. Naast de trefzekerheid van Thomas' tekst doen de plaatjes wel heel on echt en saai aan. Maar de tekenaar daarvan is nu eenmaal de hofillustra- tor ran de ZH. Uitgeversmü en dus.. CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 11