Vogeltjes, zo groot als mussen, LEVEN!" Een Zoeklicht bedreigen Afrikaanse graanbouw „MENS, DURF TE ZATERDAG 1 SEPTEMBER PAGINA 4 Plaag der quelea's evenaart die van de sprinkhanen Miljoenen guldens schade Bossen langs Blauwe Nijl zien er uit als geteisterde wouden v OP DE BOEKENMARKT (Van een bijzondere medewerker) Autoriteiten, ambtenaren en mannen der wetenschap worstelen thans in een aantal Afrikaanse landen met een heel moeilijk probleem. Dit probleem, kort gesteld, luidt: hoe krijgen wij een vogel onder de knie, die in sommige gebieden evenveel onheil veroorzaakt als de sprinkhanenhorden? De vogel, een soort wevervogel, heet „Quelea". Hij is een uiterst vruchtbaar dier, dat zich snel vermenig vuldigt. Ter staving hiervan een sprekend voorbeeld. Een mijner vrienden in de Sedan kwam tot een aantal van 300 quelea-nesten per gomboom. Per vier nesten waren maar vijf vogels nodig, omdat een mannetje gewoonlijk vier wijfjes heeft, die elk een nest bouwen. In gunstige jaren pleegt een pop vijf broedsels groot te brengen. Bij een aantal van drie jongen per broedsel zou het aantal vogels per boom van driehonderd nesten in één seizoen stijgen van 400 tot ongeveer 5000 De broedkolonie besloeg een oppervlakte van ruim 150 km2. In dit gebied stonden de bomen zodat veertig voet uit elkaar. Als U het de moeite waard vindt, kunt U het juiste cijfers gemakkelijk zelf berekenen. Ik volsta met te zeggen, dat in die éne kolonie de vermeerdering der vogels per broedseizoen vele miljoenen bedroeg. De quelea-vogel zal ons nog voor heel grote problemen stel len en ons honderden miljoenen guldens kosten, alvorens wy hem geheel in bedwang hebben, aldus oordeelt de schrijver van dit artikel, J. D. MacDonald, lid van de wetenschappelijke staf van het Museum voor Natuur lijke Historie in de Engelse hoofdstad. Als na de broedtijd zo'n miljoenen exemplaren tellende vogelgemeenschap gaat roesten („op stok gaat"!), ver oorzaakt zij alleen reeds door het ge wicht grote schade. Ik heb foto's ge zien van bossen hoge bomen langs de Blauwe Nijl, die, na de komst van zo'n roestende miljoenengroep, het aanzien hadden van door wervelstormen geteis terde wouden. De quelea is ongeveer zo groot als een huismus. De veren zijn bruin ge spikkeld. De snavel is typisch kegel vormig, zoals bij de zaadeters gebrui kelijk is. Het mannetje heetft een zwart „gezicht" en een zwarte borst, terwijl zÖn voorhoofd roze-rood is De que- zelfs de scooter toe. Ze ruilen de geciviliseerde maatschappij voor het onbekende, het wisselvallige, het geheimzinnige en keren te rug met een buit aan voor ons wonderlijke zaken, waaraan de wereld van de wetenschap zich verlustigen kan Misschien komen ze ook wel niet terugMaar het leven schonk hun dan toch iets wat zij, die eeuwig bij „moeders pappot" blijven zitten en de weg van de minste weer stand en de moeizame, maar oi ziet het nest van een quelea er uit. Soms zitten er in één enkele 'mom driehon derd quelea- nesten. waar van elk plaats biedt aan maximaal vier jongen. In ..gunstige" ja ren voor de vogels zeker niet voor de mensen!) wordt het aan tal vogels met miljoenen ver meerderd. V groot. Het gaat er nu om, een middel te vinden tegen de quelea-plaag, dat niet erger is dan de kwaal, dus dat kan worden toegepast zonder de op bloei van de Afrikaanse graancultuur in gevaar te brengen. Anders gezegd: men mag door de bestrijding of ver nietiging der vogels de granen niet tevens doden. Meer en meer gaat te genwoordig het quelea-probleem zowel de overheid als de biologen bezighou den. zo langzame carrière kozen bo ven die van het onverwachte en het raadselachtige nimmer ont vangen zullen: de rijkdom en de intensiteit van de waarach tige „belevenis", die eerst de zuivere „inhoud" aan het leven geeft. En mocht hun leven korter uitvallen dan dat van de „be hoedzame", wèt zal het hen deren? Beter kort, maar waardevol en bewogen geleefd, dan een leven, waarin de middelmatigheid tot in hoogste ouderdom de boven toon voerde Zo denken zij er over! En wie geeft hun, diep in het hart, niet gelijk? FANTASIO Foto Will Eiselin, Ryswyk. Hubert Lampo, „De duivel en de maagd". A. A. M. Stolz, 's-Gra- venhage 1955. De jonge Zuidnederlandse roman schrijver Hubert Lampo men her- innere zich zy'n „Terugkeer naar At lantis" O1059D heeft in dit boek de kroniek geschreven van de roemruchte en beruchte Franse edelman Gilles de Rais of de Retz (1404—1440). Deze Bretonse maarschalk en grootgrond bezitter is het middelpunt geweest van een vijftiende eeuws proces dat met dat van Jeanne d'Arc, de eeuwen over leefd heeft. Het is te begrijpen dat deze even ge heimzinnige als monsterlijke gestalte de schrijver Lampo heeft aangetrok ken. Reeds in zy'n vorige roman werd men getroffen door een bescheiden po ging tot levensproblematiek. Deze De Rais met zyn welhaast niet te verzoe nen karaktereigenschappen: zijn voor keur voor muziek, letterkunde en to neel, zijn trouw aan en mystiek geloof in de Maagd van Orleans, die hij op haar veldtochten als beschermer ter zijde heeft gestaan, met daar tegenover zijn verkwisting, zijn barbaarse ruw heid en zijn wreedheid, vormt een ge geven waarvan het zielsprobleem zo wel de moderne auteur als de moderne lezer moet interesseren. Het standpunt dat Lampo als het zyme gekozen heeft is dat van de in vloed van het gruwelijk onreoht. Men ontmoet Gilles de Rais in de aanvang van het boek, vermomd rondzwervend in Rouen waar het proces tegen Jeanne d'Arc op zijn einde loopt. Zijns on danks is hij toeschouwer bij het ver branden van het meisje, dat hij als een broeder bemind en als een heilige vereerd heeft. Deze gruweldaad brengt hem tot de overtuiging, dat God zich van de wereld heeft afgewend en rampzalig van afschuw en woede, richt hy zy'n leven in als handlanger van de duivel, „die machtiger dan God zelve" is geworden en die blijkbaar de wereld regeert. Zeer levendig, delicaat en met diep begrip tekent Lampo het conflict in deze mens, een conflict, dat even teke nend voor die eeuw als onuitroeibaar is. Hy weet zijn historische materiaal te bezielen met de psychologische ken nis van een twintigste-eeuwer, doch geeft zyn hoofdfiguur deze wordt vertellend ingevoerd geen reacties, die hij in zijm tijd niet gehad kan heb ben. De ademloos gespannen dialoog van het proces vormt met de beschrij ving van de gebeurtenissen te Rouen het aangrijpendste deel van de roman Frangoise Sagan, „Als een verre glimlach". A. Manteau, Brussel z. j. „Un certain sourire" is ongetwijfeld net boek waarnaar dit jaar met de grootste spanning is uitgezien. De piep jonge Franse sohryfster, Franqoise Sagan, mag er zich immers op beroe men met haar eersteling „Bonjour Tristesse" de lezende wereld veroverd te hebben. Het boek is in negentien landen vertaald, de V.S. verslond een miljoen exemplaren, Frankrijk zelf 400.000, terwijl Nederland, steeds wat gematigder toch ook drie drukken van dit fenomeen zag verschijnen Ondanks deze geestdrift heeft uw critica met enig voorbehoud tegenover het werk van deze jonge literaire ster gestaan en dat doet zij nog. Zonder twijfel is het juist dat Franqoise Sagan haar pen goed weet te gebruiken en dat zij een verhaal meeslepend' en con sequent weet op te bouwen. Zy is scherpzinnig en handig en weet pre cies wat zij haar publiek voor moet zetten en in weüke dosering. De we reldwijsheid van de moderne jeugd met wat cynisme, vooral niet te veel, de ontroering om zoiets jongs, maar vooral geen vertedering, liefde maar vooral geen consequenties, gebroken harten maar geen gebroken huwelij ken. Zy doseert haar ingrediënten als een maitre de cuisine: zoveel afgestre ken eetlepels gestoorde aanpassing, zoveel liter erotiek, een snuifje tra nen, een toef studentenleven en in tellect, roeren met de potlepel der openhartigheid en het geheel geklutst tot een quasi-wereldwyze sohuim- omelet. Inderdaad, mejuffrouw Sagan is een geboren romanschrijfster, maar wat schrijft zij eigenlijk? En als men deze vraag gaat beant woorden met de ontledingslust van deze schrijfster zelve, dan is de uit komst teleurstellend. Dominique, een studente in de rechten laat haar vriend Bertrand door wie zij zich tot nog toe heeft laten leiden „doch in middels vervuld van kleine koude ge dachten", schieten voor diens oom Luc, die „reiziger" is. Wat voor reiziger wordt nooit verteld, maar hij bevalt haar onmiddellijk, al is hij wat oud. Een dag later gebruiken de jongelui het middagmaal met het echtpaar Luc, Deze laatsten kopen voor Dominique een mantel en hij brengt het paar naar de universiteit met „een snelle, open wagen en hij reed uitstekend". Een stiekum afspraakje, waarbij Luc „er wat verstrooid" uitziet, met zy'n vrien den over Selzerwater spreekt en eT veel whisky gedronken wordt, eindigt met het beschouwen van de zonsop gang, waarbij „de hemel wit boven de Seine" stond. Dominique heeft haar liefde met een hoofdletter gevonden met alle gevol gen van dien. Zij werkt niet meer, kust een vreemde jongeling in een bioscoop, leest „een heel mooi boek van Sartre" en loopt rond met het dromerige uiterlijk van de princesse de Clèves. Daar moet natuurlijk iets aan ge daan worden. Na veel vijven en zessen gaan Luc en Dominique samen een paar weken in een fantastisch groot hotel in Nice doorbrengen, waarbij veel op balcons wordt gestaan en in bed' ge legen en Luc bekent Dominique dat zij „naar warm gras" ruikt en „een kleine cynische bliksem" is. Terug in Parijs lijdt de kleine cyni sche bliksem aan het wereldoude lief desleed. Zij hangt werkeloos rond in de hoop, dat Luc haar zal opbellen. Maar als dat gebeurt is zy reeds over het dieptepunt van haar smart heen en zij komt tot de conclusie, dat zij opnieuw alleen" is en dat er „geen enkele reden is om haar gelaait in een kwijnende plooi te houden". Ik kan mij vergissen, maar ik meen verre echo's te horen van Elinor Glyn, by wie zulke verhalen dan „Six Days", .Three Weeks" en .Love's Blindness" heetten. OLARA EGGINK. lea's nestelen en roesten in de Afri kaanse savannen. Zy vertoeven graag in de buurt van open water om in staat te zijn, hun dagelijks „slokje" te nemen. Zij verorberen dat jn de vlucht, dat wil zeggen, zij scheren troepsge- wijs over het wateroppervlak en dip pen zo nu en dan hun snavels in het water. Het natuurlijke voedsel der que- lea's is wild graszaad. Deze voedsel bron is wel eens arm, vooral, als de regenval onvoldoende is geweest. En hierin schuilt het gevaar voor de mens! Ware de mens er niet, dan zou het aantal quelea-vogels voornamelijk worden bepaald door de rijkdom of ar moede der „natuurlijke voedselbron nen". Tegenwoordig zijn echter grote gebieden in Afrika beplant met tarwe en andere graansoorten. Zodra de na tuurlijke voedselbronnen onvoldoende opleveren, vormen die graanakkers het doel van miljoenenhorden hongerige vogels. Plundering van de oogst is dan het misdrijf, waaraan de quelea's zich schuldig maken. Na zo'n honger-be- zoek bieden de velden een beeld van totale verwoesting. De jaarlijkse scha de, die de quelea's aan Afrika's graan oogst toebrengen, wordt gemeten in tientallen miljoenen guldens. Welke remedie Ik gaf u de cijfers van één quelea- broedkolonie in de Soedan. Het aantal van die kolonies in de Soedan, Kenia, Oeganda en andere Afrikaanse gebie den van Senegal tot in Natal toe is Een drastische, zij het geen blijvende remedie is: de roestplaatsen en broed- kolonies eenvoudig „op te blazen". Tonnen springstof zijn reeds tot ont ploffing gebracht. Ik weet van een ge val, waarin drie explosies op drie op eenvolgende dagen de dood van een miljoen quelea's veroorzaakten. Doch het volgende jaar waren er miljoenen nieuwe graandieven op roof uit! Misschien moet de oplossing eerder gezocht worden in wijziging der graan soorten dan in actieve bestrijding der vogels. Zou men er namelijk in slagen om graansoorten te ontwikkelen en te verbouwen in Afrika, die geoogst kun nen worden vóór het broedseizoen ten einde is, dan zou de „natuurlijke toe stand1" van vroeger zijn hersteld. Dan zouden, als weleer, de rijkdom en ar moede der natuurlijke voedselbronnen het aantal quelea's weer gaan bepalen. Doch welke oplossing op den duur ook gevonden moge worden, ik ben er zeker van, dat het quelea-probleem ons nog heel veel hoofdbrekensen honderden miljoenen guldens zal kos ten, alvorens wij het ten volle ondef de knie hebben. HET avontuur boeit nog al tijd tallozen! Avonturen zijn door eindeloos veel schrij vers onder de loep genomenwie herinnert zich niet Jules Verne's „In 80 dagen de wereld rond". Jan Feifch legde er een schepje bovenop, hij deed het namelijk in 40 dagen. Tijden om te la chen, want tegenwoordig doet men het in een straaljager in enkele etmalen af. Zo'n afstand van eventjes 40.000 kolimeter.. HOE zakelijker, hoe nuchter der de wereld, des te meer trekt het avontuur, dat wil zeggen, hen, die er vatbaar voor zijn en die zonder fantasie, ro mantiek en mysterie niet kun nen leven. Ieder wil er op zijn beurt wel eens tussen-uit, al gaat dat in de tegenwoordige wereld, met al haar wetten en garelen niet meer zo gemakkelijk als in het door Stefan Zweig zo voortref felijk beschreven „Die Welt von gestern", toen niet iedereen voor alles en nog wat passen, visa en andere documenten nodig had en er op ieder gebied zo véél meer vrijheid heerste ER op uit trekken; dat bete kent in dit geval niet een lieflijk „vakantietje naar'ge cultiveerd gebied". Nee; dat is „ontdekken", „pio nieren", geheimzinnige binnen landen intrekken, onmetelijke berghoogten, waar nooit iemand kwam. beklimmen, landen in dringen, waar ge van droomde, en waarvan ge eigenlijk niet weet of ze bestaan of niet. Iets „nieuws" vinden, dat uw naam onsterfelijk kari maken zowel op aarde of diep het luchtruim in, desnoods naar andere planeten met niets an ders dan de wetenschap van uw eigen energie en uw eigen durf. U ontrukkend aan de dagelijkse knellende banden, die U, als ge ze even ontspannen laat, aan de onzekerheid overleveren. Als ge er zó op uittrekt, konv ge wel in een andere onzekerheid terecht, maar die onzekerheid maakt het bestaan tenminste waardevoller dan het rondlopen in de eeuwige cirkelloop van het paard in de steenmolen nUTZENDEN avonturiers zijn ons voorgegaan, met als meester-avonturier Colum bus. zonder wie er nu geen sky scraper in Amerika zou staan. Dan volgen de Pool-ontdek- kers; de grootste van hen is naar mijn gevoelen Andreae ge weest, die in een ballon noord waarts trok, doch van wie men nooit meer hoorde En nog altijd gaan ze er op uit: de vermetelen, die het le ven aandurven, denk aan het „Mens durf te leven!" van me vrouw de Wijs-Mouton! het noodlot tarten, thans met de modernste vervoersmiddelen, tot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 14