CHRISTIAAN HUYGENS: OP DE SCHEIDING VAN TWEE WERELDEN MF? wSHt 'WLr dMJSy n^Élsj^'V nie^Wifhaht, dat de mens alle dingen toonde „vanuit VOORJAAR! EVEN EEN BABBELTJE ZATERDAG 7 APRIL WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Bewogen Leven „VER WONDERING EN ONTWONDERING ZOEKER NAAR DE WAARHEID t*M ff A l tMjWMBM M de bewoners van de Maan en van Mars kan zien. Kijkjes in de Natuur TNewijl het den Almogende behaagd heeft mijn zeer lieve huisvrouw dezen morgen om halfacht gelukkig te verlossen van een welgeschapen dochter, heb ik het mijn plicht geacht bij deze daarvan communicatie te geven, niet twijfelende of U zult wel deel willen nemen in onze vreugde. Kraamvrouw en jonggeborene zijn naar tijdsge legenheid redelijk wel. Aldus placht in vroeger eeuwen een gelukkige vader zich te richten tot zijn vrienden schaar, nadat hij het vaderschap voor het eerst of opnieuw had gesmaakt. Het had de Here zelf behaagd zijn vrouw te verlossen, en hij haastte zich de blijde tijding rond te zenden. «RBmnmpfiiAT §g -«nr - rp OEN Oonstantyn Huygens bovengenoemde notitie I maakte, was het de 14e april 1629. De particulier M secretaris van Frederik Hendrik had even tijd om wMËSÊÈ(ÊÊËÊÈʧr^- "ff W' "f zich met zijn eigen zaken te bemoeien. De Jonge Christiaan stapte een wonderlijke wereld in. Want zo omstreeks het begin van de 17e eeuw „brak er ieen nieuw levensbewustzijn door". Het grote proces der Wm 3T—„Ontwondering" was reeds begonnen. De mens begon )££m '■Yrfo kritisch te worden, zelfs ten opzichte van de Bijbel. [liiBfiïTTmr- a Hellegedachten en hemelse maakten meer plaats voor WbmL J wereldse. Tegelijk met de „ontwondering" kwam de „ver- m wondering". Verrekijker en microscoop werden uitgevon- fSfÈaE^/--'' /.yaiiÉyL XJ3&L m den. Met grote verbazing, verwondering, bemerkte 1jBêÜAw" men dat alles heel anders was dan het tot nog toe ge- leken had. Fen kop van een sprinkhaan was nu een Mi';WKO m wonder. Alles dus feitelijk. Alen begon de aarde te ont- -m dekken. Men leerde op te gaan in de bestudering van de rfflfilËlHBS&fei; AÜêA 'r y aHwür - schepping, zonder een Lieve Heer achter zich te wanen Ifjmfflr' TgffiP8 - jsÈm> die kritisch toekeek, vanaf een wolk. «Bi A JgranM t 'f. jr EN bewoog zich op de scheiding van twee werelden. m h Vm.M w- 4 IV/l Aan de ene kant waren tovenarij, hekserij, magie, lr| jr XVI Wonderen, aan de andere kant was een geheel IT'Wi- Als men zijn verstand gebruikte, nadacht, en het ver- ^WQw' likér J8r stand was toch ook een gave Gods dan vond men het W&W' WONDER in de dingen van alle dag. r Alles was heel anders dan het tot nog toe geleken had. UI Mp/I k :j De zintuigen van de mens zijn dus misleidend. Veel beter WK0WriM W ..-nr* 1 - kan men instrumenten geloven. Die liegen niet. Eens zal TtH tiw f S //W *2 01611 z^ke sterke instrumenten maken dat men daarmee Wm*ï£ Hk 1 In de tijd toen de „Ontwondering" begon èn de „Ver- Ww£Ê£M$&iÊm% S mf- wondering" omtrent het aardse leven, werd Christiaan iur Huygens geboren. Al heeft hij dan voor zijn geboorte niets overgenomen van dat arme kind met die dikke, sdheve wange, voor wie zijn moeder zo geschrokken was, wij zijn er wel van overtuigd, dat het nieuwe levensbesef, ontstaan vóór zijn geboorte, hem daarna wel 'bereikt heeft en gevoed. CHRISTIAAN HUYGENS ELKE eeuw heeft zijn edgen stem, zijn eigen manieren en gebruiken. In de zeventiende eeuw stelde iedere flinke bruiloftsgast er een eer in een ander „met luister van de bank te drinken", nadat men Adam en Eva, met de ganse schare dieren van het Paradijs in gebak- vorm, verslonden had. De Overheid) stelde menig maal paal en perk aan al te veel losbandigheid, doch in de zeventiende eeuw vond men het in alle standen doodgewoon dat „de bruid te bedde werd gedanst". Diep in de nacht, als de luidruchtigheid ten top gestegen was, begon de jacht op de bruid. Het ganse huis werd doorzocht. Eindelijk vond men de jong gehuwden in hun slaapkamer. Men scheurde het bed uiteen, begluurde kussens, lakens en slopen, men greep tenslotte de bruid en roofde de sluier. Niet alleen de sluier, ook de kroon. Ja, in oude ge schriften kan men zelfs lezen dat men de dierbare bruid „plukte, gelijk een kok zijn gevogelte". Als het de bruide gom te bar werd. begon hij zich te ontkleden, en onmid dellijk daarna vlogen allen luid joelend de slaapkamer uit, om in de feestzaal de pret voort te zetten „tot het uohtend- krieken." Al deze gebruiken zijn nu verdwenen, wij zijn er niet rouwig om, want zij waren ruw en plat, zoals de liedjes die gezongen werden. Tot in de hoogste standen kwam het gebruik van de bruid te bedde dansen voor. Suzanne Huygens, de dochter van de dichter Constantijn moest het in 1660 nog ondergaan en op haar bruiloft was een uitgelezen schaar van gasten uit de allerhoogste kringen. LS er een kind geboren werd, werd het kraamklop- LA pertje uitgehangen. Dit kloppertje was een doodge- J woon ebbenhouten plankje, dat in de plaats van de gewone klopper gehangen werd. Als er een jongen geboren werd, was het kraamkloppertje bespannen met. rozerode zy'de, die weer overtrokken werd met heel fijn doorschij nend kant. Was de boreling een meisje dan werd de rode zijde beplakt met een papiertje. Werd er een tweeling ge boren dan kwamen er twee kraamkloppertjes uit. Hingen er nu twee kloppertjes uit, bespannen met rozerode zijde, die overtrokken was met doorschijnend kant, dan was. zelfs als de moeder zweefde tussen leven en dood, het ge luk gereed het huis te bespringen. Soms ook hing er een kloppertje uit dat niet bedekt was met rozerode zijde, doch met zwarte. Dan wist een ieder dat hij aan dat huis zo zacht moest kloppen als hij kon. omdat er een kindje dood geboren was. Vooral als dit een jongetje was, was de smart héél groot. Menige vroedvrouw van de 17e eeuw heeft een „kind om zeep gebracht". Vroedvrouwen uit die dagen waren meer dood'hulpen, dan noodhulpen. ,Het is schandelijk om gezegd te worden, dat menig maal de vroedvrouwen, leerlingen, vrienden en buren dronken naar huis gaan, als bij gemeene lieden een kind geboren wordt. De ondervinding heeft geleerd, dat de man, vroedvrouw en omstanders als beesten zo dron ken waren, terwijl de kraamvrouw in doodsgevaar lag en het met de dood betaalde". Wat met geboorte en dood te maken had, stond in veler gemoedsleven nog in het teken van de magie. Men voelde In die dagen héél duidelijk geheimzinnige, op een afstand werkende krachten. Trouwens, wees de Bijbel niet de weg" Stond bijvoorbeeld in de Bijbel niet het verhaal van Jacob die het vee naar gevlekte stokken liet kijken, zodat hij gevlekt jongvee kreeg? Groene popu- lieretakken, witte kringen er om! ZELFS een voor die dagen zeer ruimdenkend mens als Constantijn Huygens, een in alle opzichten zeer mo dem mens, die „de ganse beschaafde wereld door reisd had", tekende nog by de geboorte van zijn tweede zoon Christiaan, aan: ,Hi) quam ter wereld sonder eenigh lestel ofte lemte, hoewel mijn huysvrouwe seer het contrarie gevreest hadde, doordien sij verschrikt geweest was, van eenen armen jongen Langs de straat gaende met een dicke. scheeve wanghe, daervan het aensioht monstrueux werde aan te sien". De vrees van Suzanne van Baerle. de Amsterdamse koop mansdochter, was dus ongegrond geweest. Christiaan was welgeschapen. En heel spoedig zou blijken dat hij uitzon derlijk grote talenten had meegekregen. De renaissance mens Huygens. de mens die zoveel mogelijk wilde leven bij zijn rede. vond het toch belangrijk genoeg deze ge dachten van een angstige moeder op te tekenen en hier door was hij meer kind van zijn tijd, dan de Drentse boer die nu nog de nageboorte van een veulen in een boom hangt, opdat het jonge dier de hals fier zal dragen! DE ontdekker van de ring van Saturn us en de uitvin der van het slingeruurwerk was, zoals alle mensen, nede een produkt van zijn tijd. Christiaan Huygens was geen magiër meer, hij zocht niet meer naar de steen der wijzen, hij probeerde niet meer „vorsten te vernik kelen" door hen gouden bergen voor te spiegelen, ge maakt uit zeer profane stof, door middel van de kunst der alchemisten. Hy was bestemd om „wetenschapsman" te worden, een zoeker naar Waarheid. Hoe het hem daarbij is vergaan, behandelen wy in een volgend artikel. REIN BROUWER. HET is zo ver. Plotseling zyn we van een alleronaangenaamste win terperiode overgestapt naar het voorjaar, dat ons met zijn vriendelijk ste glimlach ontvangt. Een overgang was er niet. Geen gure, schrale voor jaarswind, geen koude mist, geen „maart roert zijn staart", alleen maar zacht mild licht, dat iedere dag aan helderheid wint. Blijkbaar vindt de na tuur, dat we genoeg te verduren heb ben gehad en bespaart ze ons de be ruchte Nederlandse klimaatwisseling. heggemus, dat grauwbruine ding, dat zo stilletjes op de wintervoederplaats rondschuifelde, heeft nu de hoogste struik in de tuin uitgekozen en geeft daar al tierelerend zijn beste nummer tje weg. Weggeven? O, nee hoor, niks daarvan, zijn liedje is bestemd voor zijn concurrent twee tuinen verder, die daar ook al uit volle borst zit te verkondi gen. dat hij daar de baas is. Dat is nog eens een fjjn voorjaarsgeluid, zo'n heg- gemuszangetje, juist omdat het zo Dus het is zo ver. We zitten ineens in het voorjaar, al kijken we nog een beetje onwennig naar de ravage, die de winter in onze tuinen heeft achter gelaten. Wat heeft hy huisgehouden in de ligusterhagen en wat ziet de vuurdoom er uit. Zou daar ooit nog wat leven in kunnen worden geblazen? Het gazon ligt erby als een aftandse keukenmat. Een troost, het is by de buren al niet veel beter, en de weilan den zien er net eender uit. dus gedeel de smart is halve smart, we moeten maar rustig afwachten. De natuur heeft een wonderiyk herstellingsver mogen. Hadden we b.v. gedacht, dat door die halfbevroren, verkommerde tuin- vogels ooit nog een behoorlyk stukje zang zou kunnen worden opgedist. En nu moet u eens horen! Die nietige HET weerbericht mag voort durend zeggen „Aanhou dend koud", we mogen nog in onze winterjassen lopen en menen, dat er dit jaar nooit een eind komt aan het kachel- stoken. éénmaal wordt de zon ons genadig en kunnen de mannen de paaspakjes en de vrouwen de p aasjaponnetjes dragen, die ze in een wilde bui vlak vóór Pasen hebben ge- ^°Het moet er toch éénmaal van komen: dat we onze truien kunnen uittrekken, onze bouf fantes op de kapstok laten han gen onze wintergarderobe naar de 'zolder brengen en we ons lékker laten bruin bakken, om dat we schoon genoeg hebben van alle bleekgezichten. wan neer we onszelf in de spiegel of anderen in de werkelykheid bCp2senn' heeft genoeg teleur stelling gebracht voor de tallo zen die. tuk op een uitstapje naar „den buiten", maar weer liever bij de kachel kropen om daar met een verbeten gezicht betere en warmere dagen af te wachten TÓCH komt er een moment t kan vandaag of mor gen zijn waarop alle leed vergeten is. de ramen wijd open gaan. alle bedachtzaam heid voor griep of kou als sneeuw voor de zon versmelt en iedereen de lente in zijn hoofd klDan staan inééns de geluk kige vrouwtjes, als van een loden last bevrijd, met elkaar te keuvelen op de balconnetjes: het leven ziet er plotseling anders uit. er zijn nieuwe perspectieven en er kan weer gelachen worden. Ze weten zelf wellicht niet eens. waarom ze lachen, mis schien omdat ze nu eindelijk dat luchtige blousje konden aantrekken, dat in de kast lag te vermuffen. J&: d&t/.al 't zijn! Dan nog iets ènders. Je kunt zo héérlijk lachen, zo maar om niets. Alleen omdat je voelt, dat je lééft en iedere dag stérker leeft, naarmate de zon je verkil de ledematen verwarmt, beter dan dat de kachel, die je iedere dag opnieuw moest uit halen en zorgvuldig vertroete len. het ooit gedaan heeft. maal geen tralies, ze zijn zo vrij als vogels in de lucht nu de stofzuiger zyn plicht heeft gedaan en de bedden allóng zijn opgemaakt. De mannen zijn aan hun werk. Ze maken haar babbeltje, omdat je je hart ook eens luchten moet aan een goede vriendin. Zo even tussen alle huishoudelijke besognes door geeft dat 't gevoel niet een hele dag eenzaam te zijn. En wie begrijpen elkaar beter, dan zij. die in hetzelfde schuitje zitten? Het zijn meestal doodgewone prentjes: over het koken, een nieuwe film of 't laatste grap je van „Bóaaèrtels" door de radio, waarom je tóch moet lachen, al is 't nog zo flauw. Of over de kindertjes, ja. natuurlijk de kindertjes, waar mee ze met de kinderwagen gaan paraderen, of die straks hongerig van school komen en op tyd hun boterhammen moe ten verslinden. Er valt dus nog véél te doen. Te lang kan 't praatje dan ook al weer niet duren: alles moet ..aan kant" zijn. als de man thuis komt om z'n aandeel op te eisen. Die mannen, Jèi, Jè, di« mannen ZO praten ze nog even door. Over alle kleinigheden van het dagelijkse leven, altijd terugkerend, wel vermoeiend soms, maar zonder dat zou de dag tè lang duren. Ér moeten nog boodschappen gedaan worden weet je, bij wie je 't béste terecht kunt? dus gauw weer aan de slag. 't Was tóch prettig een praatje te maken. Dat breekt de dag. De zon doet er nog een schepje bovenop, om je 't ge voel te geven, dat 't leven heus waard Is geleefd te worden. Zelfs na zo'n koude winter, die je door merg en been ging Nu wordt de wereld goed. 't Had niet lang meer moeten duren Anders knap je af FANTASIO. Net zo min kun je aan een onmuzikaal mens duideiyk maken, waarom de Mat. theus Passion ieder voorjaar weer op. nieuw ontroert, ook al is de muziek jt nog zo vertrouwd en overbekend. Hoeveel malen hebben we niet ge luisterd naar de roep van de weidevo gels, die na een afwezigheid van vele maanden hun broedgebied weer heb ben teruggevonden. Toch trilt er iets mee in de wandelaar, wanneer hy heel in de verte de trillers van de wulpen vroeg in het voorjaar is te horen. Het betekent ook nog iets anders, n.l. nest- bouw. En mooie, heel mooie groen blauwe eitjes. Ik heb de indruk, dat het aantal heggemusjes ieder jaar gro ter wordt; je ziet ze tegenwoordig bij na in ieder tuintje. Maar met een een- te mus, die diksnavelige sjilpende huis mus heeft ons heggemusje niets uit te staan! IK kan me best voorstellen, dat iemand, die nooit op de natuur let, verwonderd zou kunnen vragen: „Ver veelt dat nooit, ieder jaar weer de zelfde vogels, dezelfde planten te zien verschynen? Dat heb je toch al zoveel jaren gezien!" Of ik het hem zou kun nen duidelyk maken, dat ieder voor jaar de heldere lijsterzang een verras sing is. hoewel je er zeker van was, dat ze zou komen, nee dat geloof ik niet. DAAR staan de lieve meisjes dan: opgewekt en sierlijk achter de tralies van het balcon. Het zijn echter hele- (Foto Will Eiselin, Ryswyk) opvangt en hun weemoedig klagen hoort. Toch springt er iets in hem op, als hy, zoekend turend over de donkere kluiten van een versgeploegd land. de zwartwitte figuurtjes der eerste kieften ontdekt. En al heeft hij honderden ma- len het geruttogeruttogerutto gehoord, een eigenaardig warm gevoel bevangt hem. zodra hy de grutto's, dis heerlijke voorjaarsvogels, hoog boven zich hoort gaan en hy ze in hun drif tige baldervlucht van vleugel op vleu gel ziet kantelen. DE weilanden mogen in dit voorjaar dan verdord en levenloos liggen, de heidevelden zyn in het zachte licht warm van toon en spiegelen donker in de heideplassen, die als open klare ogen naar de hemel zyn gekeerd. Achter die heidem oer assen glooit de oever naar een hoogbegroeide wal, don ker van dennen en van jeneverbesstrui ken, en nog verder schemert het on- werkeiyke groen van akkers met win terrogge. Op heel deze kleurenpracht, over al dat bruin en geel en het blauw van hst rimpelloze water, rust het voorjaars licht. Op de berkenbossen met hun veelvoudige tintenmengeling, op hun zacht zwiepende fynbeknopte takken. Het rust op de elzen, die met moeite hun vrachten stuivende katjes kunnen dragen. Het doet de gagelstruiken glanzen, de scherpgeurende gagel, die de drassige vlakte kleurt met vlam mend rood en bruin, DAN de waterkant staat een figuur tje scherp getekend tegen de lichte achtergrond. Het is een kie vit, blauwgroen iriserend de vleugels, blinkend wit en glanzend zwart aan buik en borst, de kuif omhooggezwiept boven het donkere oog. dat groot en verwonderd lijkt in het witte vogelge zicht. Hy buigt zich naar het water, hy pleddert en spat en gooit zich de parelende druppels over kop en rug, zo dat ze glinsteren in het licht. Boven zijn gezellige bedryvigheid zeilen twee grutto's al maar kringen beschrijvend, de vleugels stil en gestrekt, de kromme snavel naar beneden gericht. Ze zwy- gen en zwenken met brede boog over de boomtoppen van het moeras, maar dan trekken ze zich met snelle wiek slag omhoog. Luid klinkt hun roep, luider en luider, tot het snelle fluiten overgaat in een hevig vibreren, een trillend roepen, een onbeschryflyk kla- gen, dat voortduurt tot de vogels op hun weg terugkeren en in pylsnelle vaart over het water en hun meevluch- tend spiegelbeeld zwieren. Niet zodra zyn ze in de buurt van de kievit neergestreken, of de onrust krygt ook deze te pakken. Hij doet snel een paar danspassen en hoei! daar gaat de luchtridder de hemelruimte in. Daar duikelt hy en daar zyn er al meer, zwoegend met hun ronde donkere vleu gels, jagend omhoog, kantelend met bliksemende val, en, voor zy de aarde met een verpletterende smak hebben geraakt, prachtig optrekkend in een wonderschone looping. Zwart, wit, véél wit, dat blinkert in het zonlicht, wap perende kuifveren. wydopen wilde ogen in vreemde witte vogelmaskers. Dat zyn de kieviten boven het ruige moeras. Dat is het voorjaar! Het voorjaar boven een wereld, die bevryd is van de winterbenauwenis. Bevryd en mild en warm. Sn onbeschryfeiyk mooi. SJOUKB YAN DER ZEE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 24