ii öi ij 1v bi l Lti in T^f /n nxLi ,7 IA i >1 LEGIOEN DER VERLORENEN IS RONDOM PALESTINA GELEGERD Een Zoeklichts 4e jaargang no. 12 ZATERDAG 24 MAART 1956 Intocht leidde tot uittocht Acht jaar ballingschap van de Arabische vluchtelingen op 1600 calorieën per dag Britten onttrokken zich aan verantwoordelijkheid (Van onze reisredacteur) De lemen hut was er één uit vele op de rode vlakte onder de besneeuwde top van de berg Hermon. In het schemerdonker lag een jonge vrouw op een mat en toen ik binnentrad, gleden haar met kool zwart gemaakte oogleden half- schuw. half-vertederd omlaag in haar smalle gezicht met de blauwe Arabische tatouage. De schuwheid was voor de vreemdeling, de vertedering voor de zuigeling, die zij in de plooien van haar zwarte abba verborg Zijn naam, Abdoel Rahman, is nu ingeschreven in het lange register van de Arabische vluchtelingen uit Palestina, een lijst met een miljoen namen die de zware hypotheek is op het nieuw gebouwde Joodse tehuis, dat Israël heet. Wrede ironie: voor de thuiskomst in het oude land van het Joodse volk, zelf van uittocht tot uittocht gegaan, is een heel volk ontworteld en verstoten, een miljoen Palestijnse Arabieren dat thans in bittere ellende en bitterder haat in hutten en tenten om Israels grenzen hokt. De kleine Abdoel Rahman heeft zijn vaderland nooit gekend, hij is als vluchteling geboren. Maar de eerste fluisteringen van zijn moe der zullen het heimwee naar Palestina en de haat jegens Israël gelden en zo zal het blijven. In de vluchtelingenschooltjes hangt 't opschrift „Palestina of de dood"? de Arabische kranten jagen iedere dag de wrok hoger op. Het is nu acht jaar geleden, dat het gebeurde, de ver bittering is door acht jaar misère slechts toegenomen. Hoop wordt wanhoop „Dat het gebeurde", die drie woor den roepen voor iedere Arabier de jaren 1947 en 148 op. Het Zionistisch streven was in de dertig jaar nadat de Balfour-verklaring Britse steun voor de vestiging van een Joods „na tionaal tehuis" in Palestina had toe gezegd. gereed voor de grote stap: de vestiging van de Joodse staat Israël. Arabisch verzet was zeker, de Brit ten onttrokken zich aan hun verant woordelijkheid door hun mandaat neer te leggen, de Ver. Naties beslo ten tot verdeling van Palestina in een Joodse en Arabische staat, verdeling die door de Arabieren als onwettig en oneerlijk werd beschouwd. De staat Israël werd uitgeroepen, de Arabische legers vielen haar aan Het treurspel was begonnen. Hard tegen hard Waarom hebben een miljoen Pa lestijnse Arabieren huis en hof. bezit en land in die tijd verlaten? Afgezien van de begrijpelijke drang om een gevechtsterrein naar de kant van ras- en bondgenoot te verlaten, waren er twee specifieke redenen. De aanwe zigheid van een groot aantal Arabie ren in het kleine Israël, dat nog Zo begon de exodus. Met bootjes, ezeltjes en kamelen verlieten een miljoen mensen het land hunner voorvaderen: slechts een honderd- zestigduizend Arabieren bleven in Israël achter. Nu. niet „enige weken", maar acht lange jaren later, wachten zij nog op hun terugkeer. Corruptie, onbekwame, tot stikkens toe in eigen woorden zwelgende leiders van veertig miljoen Arabieren hebben in de gewapende strüd tegen nog geen miljoen Israëli's een beschamend pak slaag gekregen. En derhalve teren vandaag een mil joen onschuldige stakkers op een hoop. die een uanhoop dreigt te wor den. Want al mogen de resoluties van de Algemene ''ergadcring van de V.N. bij herhaling hun recht verzekerd hebben op de keuze tussen terugkeer naar hun woonsteden of volledige schadeloosstelling, er zijn al zóveel resoluties in het Palestijnse geschil terzijde gelegd! En deze behoren daar ook toe. De omstandigheden, waaronder dit legioen van verlorenen thans leeft, mogen verschillen, zij hebben de misère gemeen. Vluchtelingen in het kamp Khan Danoun voor hun lemen hut. In alle ellende is er nog de moed voor een glimlach, maar lang duurt die niet. plaats zou moeten bieden aan zoveel nieuwe immigranten, werd door een aantal Israëli's met lede ogen gezien. Men moet aannemen, dat hierom de Irgoen Zwai Leoemi, de terroristische vleugel van de Israëlische strijdkrach ten op 10 april 1948 is overgegaan tot massamoord van Deir Jassin, waarbij 250 Arabische mannen, vrouwen en kinderen op gruwelijke manier werden afgeslacht. Vier dagen later werden soortgelijke wreedheden gepleegd in Nasr el Din en zij zijn door andere terreurdaden gevolgd Gezien de al sinds lang gespannen verhouding tussen Joden en Arabie ren, wekt het geen verwondering, dat de woorden Deir Jassin en Nsr el Din van die dag af wilde paniek onder de Arabische bevolking zaaiden. De twee de aansporing tot de uittocht kwam van Arabische zijde: met de opgebla zen zelfoverschatting en het totaal gebrek aan werkelijkheidszin, dat vele Arabische leiders en de Arabische pers kenmerkt, deden Arabische staatslieden een beroep op de Pale stijnse Arabieren „hun land voor enige weken te verlaten in afwachting van het moment dat d° zegevierende Ara bische legers Israël verpletterd zou den hebben". In de smalle, zandige strook bij Gaza, die door Egypte wordt beheerd, maken 214.000 vluchtelingen de po sitie van de 100 000 oorspronkelijke bewoners onmogelijk, die. afgesneden van hun door Israël bezette achter land, geen middelen van bestaan meer hebben. In Iibanon hangen er 'honderdduizend rond. die ondanks de welvaart in dat land vrijwel geen rechten en werk kunnen krijgen, om dat hun opneming in di» maatschap pij de tere balans tussen Christenen en Mohammedanen in het voordeel van de Islam zou kunnen doen over slaan. De 88.000 in Syrië zijn er nog het best aan toe. hun rechtspositie wordt steeds verder gelijk getrokken met die van de Syrische staatsburger, maar hun materiële kansen in dit niet zwaarst. Dit als de mieren zo arme land herbergt 500.000 vluchtelingen, een derde van de bevolking. Velen van hen, in dorpen langs de grens ge herbergd. moeten dagelijks toezien hoe vreemden hun land in Israël be werken, hün oogst binnen halen. En in dit moeras van honger, ver nedering en bitterheid tiert de para siet schimmel van het communisme welig. Dit meisje werd als vluchtelinge geboren. Óp de achtergrond de besneeuwde kam van de berg Hermon, die haar van haar onge kende vaderland scheidt. Saoedi-Arabië houdt de geldbuidel dicht Wordt er iets voor hen gedaan? Iets is het woord. Driehonderdvijf- tigduizend van de vluchtelingen wo nen in kampen van de UNRWA. het orgaan van de V.N.. dat zich met hen bezig houdt. Zij krijgen, evenals de genen die niet in deze hutten- of ten tenkampen wrfnen en er meestal nog slechter aan toe zijn, UNRWA-rant soenen die neuwkeurig in calorieën zijn uitgeteld, zestienhonderd per dag voor de winter, vijftienhonderd voor de zomer Hun maandelijks rantsoen bestaat uit 10 kilo meel. 6 ons suiker, 1 pond rijst, 4 ons olie. 6 ons erwnten, 1300 gram zeep. Er mag bijvoeding zyn voor ondervoede kinderen en jon ge moeders, de mannen die wat werk kunnen vinden, kunnen af en toe wat extra's kopen, hiaar het blijft tekort. Naast gratis onderwijs en medische verzorging van de UNRWA. komt er nog wat steun van particuliere orga nisaties. die oude kleren sturen en tenslotte spenderen de gastlanden ook nog wat. Maar juist de gastlanden zijn arm cn Irak en Saoedi-Arabië. die geen vluchtelingen herbergen, heb ben de neiging bij het nacllcn van hun olie-miljoenen de Arabische soli dariteit te vergeten!! Men kan het de UNRWA niet kwa lijk nemen, dat zij niet méér doet. T-itegendeel, onder haar voortreffelijke Franse directeur Labouisse doet zij wonderen met de twee dollar per hoofd en per maand, die zij voor de vluch telingen beschikbaar heeft. Maar twee dollar is nog geen acht gulen en een maand heeft dertig da gen. Het werk van de UNRWA komt bovendien in gevaar wegens achtcr- stalligheid van de vrijwillige contribu tie-betalingen. Van de toegezegde 26 miljoen dollar zijn er dit jaar pas drie miljoen binnen'! En dit terzijde, hoewel Nederland kortelings zijn bijdrage met tiendui zend dollar verhoogde, is een bedrag van vijfendertigduizend dollar voor het allerdringendste vluchtelingenpro bleem van de wereld voor ons land met zijn humanitaire tradities nog steeds erg weinig! Alles of niets Is er voor het in leven houden van de vluchtelingen al te weinig geld. de financiën voor eventuele hervestiging, alleen met enorme irrigatie-projecten in de gastlanden uitvoerbaar, schie ten evenzeer te kort. Bovendien wei geren de gastlanden om politieke redenen her-vestiging in overweging te nemen. Zij houden stokstijf vast aan de eis tot tenuitvoerlegging van de V N-resolutie: terugkeer of schade loosstelling. In de Arabische rechtsmentaliteit zou iedere tijdelijke schikking de kracht van zo'h eis verzwakken Wat voor de staten geldt, geldt voor de vluchtelingen zelf evenzeer. Zij hebben in sommige gevallen ver betering van hun lot van de hand ge wezen om hun „gelijk" niet in gevaar te brengen. Ieder nóg zo aanlokkelijk plan voor emigratie naar welk aards paradijs ook. is daarmee ten dode opgeschreven. Zo staren uit de woestijn van Gaza, van achter de besneeuwde rug van de Hermon. over het meer van Tiberias en uit de kleine dorpjes op de Jor daanse heuvels de brandende ogen van een miljoen vluchtelingen naar Pa lestina. Zjj eten hun zestienhonderd calorieën per dag en de haat voedt hen bij. Dit legioen der verdrevenen, wier miscre als pand wordt gebruikt in een politiek geschil, wacht op de terugkeer. Niet naar de Joodse staat Israël, maar naar Arabisch Palestina... Een terugkeer, die naar zij menen slechts met het kanon kan worden af gedwongen. Men ontkomt niet aan het gevoel dat zjj op hun lange lijdensweg nog vele teleurstellingen zullen ont moeten. EERBIED voor de jeugd Niet als een holle algemene kreet. Niet om wat ze presteert. Niet omdat ze de toekomst heeft en is. wordt dit gezegd. Maar omdat zii het is, aan wie de levensopdracht nieuw wordt geschonken. Terwijl ze al te vaak ook bezwaard is met de in menig opzicht kwade erfenis van het voorgeslacht.' „La guerre s'est nos parents", „de oorlog dat is onze ouders" heeft een boek over wereld oorlog I als motto boven zijn inhoud geschreven. Het was een wrange ge schiedenis. Ook een eenzijdige. Om dat met dit motto slechts de hellt der waarheid werd aangezegd. De andere helft mag echter nooit ont breken. Dat is die. weike ik hierbo ven aanduidde. De jeugd is Gods nieuwe kans met de wereld. Dus eerbied voor de jeugd, waar ze hier van iets verstaat. De vraag is, hoe wij dit respect op de juiste wijze moeten tonen. Zeker niet door haar te omvleien en op te vrijen. Wel door haar ernst au sérieux te nemen. Door haar de gelegenheid te schen ken tot een waardiger en stijlvoller soort leven. DAt is de taak der ouderen In deze weken bereidt een aantal jongeren zich voor (het is een heel kleine minderheidsgroep temidden van de grote massa» op hun „belij denis". Je kunt je verbazen, dat er nog altüd mensen zyn. die dit wil len doen. Want het leven der kerk heeft vaak weinig aantrekkelijks. Zijn gebreken en tekorten zijn dui delijk zichtbaar. En de wereld daar omheen werkt door haar onverschil ligheid. door haar geestelijk-slordige en onbehouwen manier van existe ren bepaald niet mee om ruimte te scheppen voor gewijde feestelijkheid. Daarom is dit belijdenis-doen blijk van durf en vertrouwen. Nederland is wel-is-waar een „christelijke" na tie: naar het aantal kerkgroepen zou je bijna zeggen een „over-chris- telyke" natie. En we laten elkaar Immers vrij m persoonlijke religi euze aangelegenheden. We zijn im. mers zo verdraagzaam! Natuurlijk is ieder vrij om te geloven wat hij wil, om zich te voegen in een zelf gekozen geheel van geestverwan ten. Tenminste binnen bepaalde grenzen en normen. Maar beseffen we. hoe we met dit soort vrijheid en verdraagzaamheid een geestelijke chaos handhaven? Waarin het heel moeilijk wordt om tijd en rust te veroveren voor een ernstige, inner lijke keuze? Wat zou je dan willen? Dat de staat ook hier regelend op treedt. dat die nog meer ingrijpt en aandrang gaat oefenen om de jon geren een geestelijk onderdak te be- WOORD VAN BEZINNING zorgen? Dat de staat het kerklid om heint met een aantal gè- en vèrbo- den?, b.v. door alle vermakelijkhe den op dagen van aanneming en be vestiging stil te zetten in de week voor Pasen. Dat zeker niet! Maar wij, die behalve staatsburgers ook levende denkende mensen zijn, be horen het jonge verlangen naar ernst te respecteren, beter te letten op wat de jeugd tot inkeer en stilte kan brengen. Het is mij opgevallen, dat verdraagzame neutraliteit vrij wel niets doet., waaruit blijkt dat ze aandacht heeft voor wat sommigen onder ons in deze dagen innerlijk beweegt. Men schept, ondanks de vaak geroemde tolerantie geen ruim te voor 'hen, die concentratie zoeken om hun levenskoers te bepalen. Men gaat voort met allerlei genoegeiyk- helds-, gezelligheids- en welvaarts manieren. Het wordt moeilijk ge maakt om een wezenloze soberheid te betrachten Zo kan iemand, die EERBIED VOOR DE JEUGD zich voorbereidt op zyn aanneming, het gevoel hebben dat men hem niet voor „vol" of voor een „modern" mens aanziet. O ja, je kunt zeker niet mee naar die fuif. ik vergat, dat je wordt aangenomen". Dit „verge ten" van wat voor een ander levens belang is, openbaart Juist een schro melijke oneerbiedigheid. Een gemis aan echt medeleven. Het pijnlijkste hierbij is, dat de jeugd deze houding vaak ontmoet in de eigen familie- en vrienden-kring. Ouders, die on danks het haastig gekozen belijde nisgeschenk en die ène kerkgang sinds jaren, in de grond vreemd staan en weinig belangstelling heb ben voor wat hun kind beweegt. Ze vinden die hele aannemerij wel mooi en aandoenlijk, maar weten er verder geen weg mee. Het is niet mooi en aandoenlijk, het is eerlijke, dikwijls strenge ernst, als een mens gehoorzaam wil worden aan de roep der waarheid! Misschien is voor de ouders deze houding een doodgelo pen zaak geworden. Daarom laten ze hun zoon en dochter maar betijen. Eerbied voor d? ernstige, goed willende jeugd, dat betekent: hun bezieling zwijgend aanmoedigen, loven in hun ernst, zich blij tonen met hun beslissing. En óók hun wat stille dagen en uren schenken. Waarin de school hen niet onrustig maakt met proefwerk, of examen drijfjacht. Waar men begrip toont voor het feft. dat ze nu geen be hoefte hebben aan de afdeling van ..bios" of feestjes. Er hoeft waarlijk niets verboden te worden of ver maand, zo in de trant van: Neen. dat hoor je nu niet te doen. Ik geloof, dat de jeugd uit zich zelf een sterk besef heeft, van wat wèl en wat nlèt kan onder bepaalde omstandigheden. Ik ben ervan over tuigd, dat ze een zuiver stijlgevoel heeft en tracht dit te verwezenlij ken. Maar in een soort valse schaamte durven ouderen hierin niet naast hen te staan, met inner lijk ontzag. De bevestigingsdag wordt gevuld met cadeaus en het ontvan gen van beleefdheidsbezoeken. Na de gelukwensen worden dezelfde vlakke gesprekken gehouden van altijd. Ik herinner me jaren geleden ge hoord te hebben, dat de Palmzondag voor een juist bevestigde jonge man een grote teleurstelling werd en een schrijnende herinnering naliet. Te gen het einde van de zondagmiddag werd hij al nukkiger en onbeleefder. Tot de bom barstte. Toen bleek, dat hij er niet tegen op kon. Hij had die dag althans iets van de gewyde ernst willen bewaren, c'ie hij erva ren had. Maar met de beste bedoe lingen had men hem dit onmogelyk gemaakt. Er was visite, er waren geschenken en veel lekkernijen. Maar wat had dat van doen met wat hem innerlijk vervulde? Als vader nu eens een eind met hem was gaan lopen, als zyn moeder hem nu niet aldoor binnen bij het bezoek had geroepen, als men deze dag nu eens omringd had met meer stilte, waarin de innerlijke blijdschap kon door-ademen. Als men zich eens had afgevraagd, hoe deze jongere zelf de dag een goede vorm had willen geven. Met een enkele echte vriend erbij, met wat goede muziek, een rustig gesprek. Dan was het een wezenlijke feestdag geworden. Nu werd het een kwelling. Eerbied voor de jeugd in haar ernst. Wanneer zij hoort, dat God haar roept en dóór haar deze we reld. laten wy ouderen dan zwijgen en eerbiedig ons mèt en over haar verheugen. Omdat zij door God zo ernstig wordt genomen. En omdat zij zelf dit wil verstaan en erop ant woorden. E B. A. POORTMAN, Remonstrants predikante. I nen De Vlaming Jan Walravens. promo tor van de Vlaamse experimentelen heeft deze toon ook flink te pakken De mogelijkheid, dat zij zich zouden kunnen vergissen en dat anderen, niet tot hun club behorende, van enig be gripsvermogen voorzien zouden kun nen zijn. komt blijkbaar niet in hen op. Door deze zekerheid valt de enthousiaste verwardheid en gebrek aan kennis van zaken des te meer op. Het is vreemd bijv te ontdekken dat ware hoofdzin, waren zij niets meer Walraven, zo druk in de weer met de autonomie van het beeld, blijkbaar niet weet wat een metafoor eigenliik is. Metaforen hebben altijd tot de poëzie behoord, ook tot het proza en zelfs tot de conversatie. Maar verbon den door het woordje „zoals" met de dan een verduidelijkend toemaatje". v OP DE BOEKENMARKT Jan Walravens, „Waar is de eerste morgen?" De jonge experimentele poëzie in Vlaanderen. A. Manteau. Brussel 1955. Hoe minder verzet, hoe agressiever de toon. Dit zou het motto kunnen zijn van alle experimenteel geörienteerde essayisten. De experimentele dichters en prozaschrijvers toch zijn met open armen ontvangen. Hun werk werd overal geplaatst en uitgevers stuurden hun bundels en boeken met plezier de wereld in. Het zijn dan ook niet de jonge schrijvers zelf, die vechten tegen de windmolens. Het zijn hun prqfeten. Geen enkel zinnig mens zal een generatie het recht ontzeggen een andere richting te kiezen dan hun voorgangers; in casu Guido Gezelle meer te bewonderen dan Karei van de Woestijne. Dat het, tussen twee haakjes, mogelijk is beiden te bewonderen, is iets dat de ervaring leren moet. Het verwondert mij daarom telkens op nieuw in iedere beschouwing over experimentele literatuur van een tijdgenoot der jonge generatie die malle toon aan te treffen van „Want wat ik zeg is goddelijke bewering". (Rudy van Lier). Afgezien van het feit dat deze be wering ten sterkste aanvechtbaar is. wil het geval dat de metafoor, eenvou dig gezegd, reeds autonoom is. Dit in tegenstelling tot de vergelyking waar bij inderdaad Walravens „woordje zo als" te pas komt. Maar op zulke klei nigheden kan men niet letten, als men het zo druk heeft met inaugureren. „Daar kwam de maan en als een Ad miraal Voer ze den hemel in. -" (Gorter) is een vergelijking, terwijl „De cigaretmaakt een stok roos die langs 't plafond ontbloeit" (Nijhoff) een aardige metafoor is. „Maar dat tot daaraantoe". even eens van Nijhoff Van groter belang zijn de verzen, die op des heren Wal ravens' onklare woorden volgen Deze verzen zyn heel wat minder onvat baar dan de inleider ons wijs wil ma- De oude Sjeik is mei zijn dorpelingen de lange weg naar de ballingschap gegaan. Hij heeft nog één wens: op die weg terug te keren. ken. Zij zijn eigenlijk alleen door hun ritme verzen te noemen, maar dat is m i. voldoende De Inhoud is voor het merendeel benijdenswaardig ingenue en romantisch, soms treffend in de beelden, soms onbegrijpelijk. Hoe be ter het vers. hoe onbegrijpelijker. Dat ls altijd zo. Indien het juist is wat in dit boek je op pag. 19 wordt verteld in cursief - men lette wel op de typografie-, dan hebben wij in deze bloemlezing voor een gedeelte reeds temaken met werk vaneen tweede groep experimentelen die, „humoristischer en spontaner" er toe over zijn gegaan het nieuwe woordgebruik te versoepelen en het bespeelde register uit te breiden. Dit is natuurlijk niet te verwonderen. Een experiment als dit is een gezonde kneep in de onvaste materie, die de taal is en dit woordenspel, beter dit woordenweglaat-spel. is een goede in jectie met vitaminen, zoals ik reeds heb opgemerkt naar aanleiding van het werk van de Nederlandse experi mentelen. Ik heb ook gelezen dat een zekere Walter Korun de essayistische leider van deze tweede groep zal zijn. Doch zolang ik van deze auteur niets gele zen heb. zou ik de jonge Vlaamse dichters willen wijzen op de regels van Gust Gils (blr. 65). vlucht in de schulpen van uw on schuld eer Vlaanderen zijn essayisten op u loslaat. Deze bloemlezing is uitvoerig geïl lustreerd met foto's, waarvan een ge deelte voorzien is van eeuwenoude at tributen. zoals vrouwen en pijpen, en anderen van het bekende baldadige commentaar. Philip Pinkhof. „De Jacht op de Primeur". Nederland's boekhuis. Tilburg 1955. Wie ingewijd wenst te worden in de geheimen van het verslaggeversberoep die grijpe snel naar de herinneringen van de bekende journalist uit de jaren '10 en '50. - de schrijver is kort gele den gestorven - Philip Pinkhof. Deze reporter werkte in een tijd toen er nog geen persbureaus en persconfe renties waren en de hoeveelheid en snelheid van het nieuws dus afhingen van de ondernemingslust en de vin dingrijkheid van de verslaggever van het rayon, waarin de opzienbarende gebeurtenis plaats vond Pinkhof was inderdaad beroemd. Het ontbrak hem niet aan de eigen schap. die hijzelf voor zyn vak nood zakelijk achtte; „een gepaste onbe scheidenheid". Wat hij in dit boek heeft vastgelegd, dat zyn successen, die gelukkig samenvallen met momen ten uit de geschiedenis van de afge lopen halve eeuw Zodoende kan men naar gelang de leeftijd van de lezer zijn geheugen aan deze artikelen op frissen of merkwaardige gegevens op doen over zaken zoals de eerste Elf stedentocht, waar toerrijders aan mee deden, de aanvang van de Eerste We reldoorlog. dc zgn. revolutie van no vember 1918, de ramp van de Schelde. Einstein in Rotterdam, muiterij aan boord van de Rotterdam, de grote op lichter Broekhuijs. over Tuschinski, Lindbergh en talrijke andere memo rabele figuren en voorvallen. Het anekdotische clement voert de boventoon en diep gaat Pinkhof op z n toch zo interressante onderwerpen niet in Daar was hij dagbladschrij ver voor. Maar dat neemt niet weg, dat dit boek een uitstekende geheu gensteun is en heel amusant om zich een avond mee te vermaken CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 11