ii
öi
ij
1v
bi
l
Lti in T^f /n nxLi
,7 IA i >1
LEGIOEN DER VERLORENEN IS
RONDOM PALESTINA GELEGERD
Een Zoeklichts
4e jaargang no. 12
ZATERDAG 24 MAART 1956
Intocht leidde tot uittocht
Acht jaar ballingschap van de Arabische
vluchtelingen op 1600 calorieën per dag
Britten onttrokken zich
aan verantwoordelijkheid
(Van onze reisredacteur)
De lemen hut was er één uit vele op de rode vlakte onder de
besneeuwde top van de berg Hermon.
In het schemerdonker lag een jonge vrouw op een mat en toen
ik binnentrad, gleden haar met kool zwart gemaakte oogleden half-
schuw. half-vertederd omlaag in haar smalle gezicht met de blauwe
Arabische tatouage.
De schuwheid was voor de vreemdeling, de vertedering voor de
zuigeling, die zij in de plooien van haar zwarte abba verborg
Zijn naam, Abdoel Rahman, is nu ingeschreven in het lange
register van de Arabische vluchtelingen uit Palestina, een lijst met een
miljoen namen die de zware hypotheek is op het nieuw gebouwde
Joodse tehuis, dat Israël heet.
Wrede ironie: voor de thuiskomst in het oude land van het Joodse
volk, zelf van uittocht tot uittocht gegaan, is een heel volk ontworteld
en verstoten, een miljoen Palestijnse Arabieren dat thans in bittere
ellende en bitterder haat in hutten en tenten om Israels grenzen hokt.
De kleine Abdoel Rahman heeft zijn vaderland nooit gekend, hij
is als vluchteling geboren. Maar de eerste fluisteringen van zijn moe
der zullen het heimwee naar Palestina en de haat jegens Israël gelden
en zo zal het blijven. In de vluchtelingenschooltjes hangt 't opschrift
„Palestina of de dood"? de Arabische kranten jagen iedere dag de
wrok hoger op. Het is nu acht jaar geleden, dat het gebeurde, de ver
bittering is door acht jaar misère slechts toegenomen.
Hoop wordt wanhoop
„Dat het gebeurde", die drie woor
den roepen voor iedere Arabier de
jaren 1947 en 148 op. Het Zionistisch
streven was in de dertig jaar nadat
de Balfour-verklaring Britse steun
voor de vestiging van een Joods „na
tionaal tehuis" in Palestina had toe
gezegd. gereed voor de grote stap: de
vestiging van de Joodse staat Israël.
Arabisch verzet was zeker, de Brit
ten onttrokken zich aan hun verant
woordelijkheid door hun mandaat
neer te leggen, de Ver. Naties beslo
ten tot verdeling van Palestina in een
Joodse en Arabische staat, verdeling
die door de Arabieren als onwettig en
oneerlijk werd beschouwd. De staat
Israël werd uitgeroepen, de Arabische
legers vielen haar aan Het treurspel
was begonnen.
Hard tegen hard
Waarom hebben een miljoen Pa
lestijnse Arabieren huis en hof. bezit
en land in die tijd verlaten? Afgezien
van de begrijpelijke drang om een
gevechtsterrein naar de kant van ras-
en bondgenoot te verlaten, waren er
twee specifieke redenen. De aanwe
zigheid van een groot aantal Arabie
ren in het kleine Israël, dat nog
Zo begon de exodus. Met bootjes,
ezeltjes en kamelen verlieten een
miljoen mensen het land hunner
voorvaderen: slechts een honderd-
zestigduizend Arabieren bleven in
Israël achter.
Nu. niet „enige weken", maar acht
lange jaren later, wachten zij nog op
hun terugkeer. Corruptie, onbekwame,
tot stikkens toe in eigen woorden
zwelgende leiders van veertig miljoen
Arabieren hebben in de gewapende
strüd tegen nog geen miljoen Israëli's
een beschamend pak slaag gekregen.
En derhalve teren vandaag een mil
joen onschuldige stakkers op een
hoop. die een uanhoop dreigt te wor
den. Want al mogen de resoluties van
de Algemene ''ergadcring van de V.N.
bij herhaling hun recht verzekerd
hebben op de keuze tussen terugkeer
naar hun woonsteden of volledige
schadeloosstelling, er zijn al zóveel
resoluties in het Palestijnse geschil
terzijde gelegd! En deze behoren daar
ook toe.
De omstandigheden, waaronder dit
legioen van verlorenen thans leeft,
mogen verschillen, zij hebben de
misère gemeen.
Vluchtelingen in het kamp Khan Danoun voor hun lemen
hut. In alle ellende is er nog de moed voor een glimlach,
maar lang duurt die niet.
plaats zou moeten bieden aan zoveel
nieuwe immigranten, werd door een
aantal Israëli's met lede ogen gezien.
Men moet aannemen, dat hierom de
Irgoen Zwai Leoemi, de terroristische
vleugel van de Israëlische strijdkrach
ten op 10 april 1948 is overgegaan tot
massamoord van Deir Jassin, waarbij
250 Arabische mannen, vrouwen en
kinderen op gruwelijke manier werden
afgeslacht. Vier dagen later werden
soortgelijke wreedheden gepleegd in
Nasr el Din en zij zijn door andere
terreurdaden gevolgd
Gezien de al sinds lang gespannen
verhouding tussen Joden en Arabie
ren, wekt het geen verwondering, dat
de woorden Deir Jassin en Nsr el Din
van die dag af wilde paniek onder de
Arabische bevolking zaaiden. De twee
de aansporing tot de uittocht kwam
van Arabische zijde: met de opgebla
zen zelfoverschatting en het totaal
gebrek aan werkelijkheidszin, dat
vele Arabische leiders en de Arabische
pers kenmerkt, deden Arabische
staatslieden een beroep op de Pale
stijnse Arabieren „hun land voor enige
weken te verlaten in afwachting van
het moment dat d° zegevierende Ara
bische legers Israël verpletterd zou
den hebben".
In de smalle, zandige strook bij
Gaza, die door Egypte wordt beheerd,
maken 214.000 vluchtelingen de po
sitie van de 100 000 oorspronkelijke
bewoners onmogelijk, die. afgesneden
van hun door Israël bezette achter
land, geen middelen van bestaan
meer hebben. In Iibanon hangen er
'honderdduizend rond. die ondanks de
welvaart in dat land vrijwel geen
rechten en werk kunnen krijgen, om
dat hun opneming in di» maatschap
pij de tere balans tussen Christenen
en Mohammedanen in het voordeel
van de Islam zou kunnen doen over
slaan. De 88.000 in Syrië zijn er nog
het best aan toe. hun rechtspositie
wordt steeds verder gelijk getrokken
met die van de Syrische staatsburger,
maar hun materiële kansen in dit niet
zwaarst. Dit als de mieren zo arme
land herbergt 500.000 vluchtelingen,
een derde van de bevolking. Velen
van hen, in dorpen langs de grens ge
herbergd. moeten dagelijks toezien
hoe vreemden hun land in Israël be
werken, hün oogst binnen halen.
En in dit moeras van honger, ver
nedering en bitterheid tiert de para
siet schimmel van het communisme
welig.
Dit meisje werd als vluchtelinge
geboren. Óp de achtergrond de
besneeuwde kam van de berg
Hermon, die haar van haar onge
kende vaderland scheidt.
Saoedi-Arabië houdt de
geldbuidel dicht
Wordt er iets voor hen gedaan?
Iets is het woord. Driehonderdvijf-
tigduizend van de vluchtelingen wo
nen in kampen van de UNRWA. het
orgaan van de V.N.. dat zich met hen
bezig houdt. Zij krijgen, evenals de
genen die niet in deze hutten- of ten
tenkampen wrfnen en er meestal nog
slechter aan toe zijn, UNRWA-rant
soenen die neuwkeurig in calorieën
zijn uitgeteld, zestienhonderd per dag
voor de winter, vijftienhonderd voor
de zomer Hun maandelijks rantsoen
bestaat uit 10 kilo meel. 6 ons suiker,
1 pond rijst, 4 ons olie. 6 ons erwnten,
1300 gram zeep. Er mag bijvoeding
zyn voor ondervoede kinderen en jon
ge moeders, de mannen die wat werk
kunnen vinden, kunnen af en toe wat
extra's kopen, hiaar het blijft tekort.
Naast gratis onderwijs en medische
verzorging van de UNRWA. komt er
nog wat steun van particuliere orga
nisaties. die oude kleren sturen en
tenslotte spenderen de gastlanden ook
nog wat. Maar juist de gastlanden
zijn arm cn Irak en Saoedi-Arabië.
die geen vluchtelingen herbergen, heb
ben de neiging bij het nacllcn van
hun olie-miljoenen de Arabische soli
dariteit te vergeten!!
Men kan het de UNRWA niet kwa
lijk nemen, dat zij niet méér doet.
T-itegendeel, onder haar voortreffelijke
Franse directeur Labouisse doet zij
wonderen met de twee dollar per hoofd
en per maand, die zij voor de vluch
telingen beschikbaar heeft.
Maar twee dollar is nog geen acht
gulen en een maand heeft dertig da
gen. Het werk van de UNRWA komt
bovendien in gevaar wegens achtcr-
stalligheid van de vrijwillige contribu
tie-betalingen. Van de toegezegde 26
miljoen dollar zijn er dit jaar pas drie
miljoen binnen'!
En dit terzijde, hoewel Nederland
kortelings zijn bijdrage met tiendui
zend dollar verhoogde, is een bedrag
van vijfendertigduizend dollar voor
het allerdringendste vluchtelingenpro
bleem van de wereld voor ons land
met zijn humanitaire tradities nog
steeds erg weinig!
Alles of niets
Is er voor het in leven houden van
de vluchtelingen al te weinig geld. de
financiën voor eventuele hervestiging,
alleen met enorme irrigatie-projecten
in de gastlanden uitvoerbaar, schie
ten evenzeer te kort. Bovendien wei
geren de gastlanden om politieke
redenen her-vestiging in overweging
te nemen. Zij houden stokstijf vast
aan de eis tot tenuitvoerlegging van
de V N-resolutie: terugkeer of schade
loosstelling.
In de Arabische rechtsmentaliteit
zou iedere tijdelijke schikking de
kracht van zo'h eis verzwakken Wat
voor de staten geldt, geldt voor de
vluchtelingen zelf evenzeer.
Zij hebben in sommige gevallen ver
betering van hun lot van de hand ge
wezen om hun „gelijk" niet in gevaar
te brengen. Ieder nóg zo aanlokkelijk
plan voor emigratie naar welk aards
paradijs ook. is daarmee ten dode
opgeschreven.
Zo staren uit de woestijn van Gaza,
van achter de besneeuwde rug van de
Hermon. over het meer van Tiberias
en uit de kleine dorpjes op de Jor
daanse heuvels de brandende ogen van
een miljoen vluchtelingen naar Pa
lestina. Zjj eten hun zestienhonderd
calorieën per dag en de haat voedt
hen bij. Dit legioen der verdrevenen,
wier miscre als pand wordt gebruikt
in een politiek geschil, wacht op de
terugkeer. Niet naar de Joodse staat
Israël, maar naar Arabisch Palestina...
Een terugkeer, die naar zij menen
slechts met het kanon kan worden af
gedwongen. Men ontkomt niet aan het
gevoel dat zjj op hun lange lijdensweg
nog vele teleurstellingen zullen ont
moeten.
EERBIED voor de jeugd Niet
als een holle algemene kreet.
Niet om wat ze presteert. Niet
omdat ze de toekomst heeft en is.
wordt dit gezegd. Maar omdat zii
het is, aan wie de levensopdracht
nieuw wordt geschonken. Terwijl ze
al te vaak ook bezwaard is met de
in menig opzicht kwade erfenis van
het voorgeslacht.' „La guerre s'est
nos parents", „de oorlog dat is onze
ouders" heeft een boek over wereld
oorlog I als motto boven zijn inhoud
geschreven. Het was een wrange ge
schiedenis. Ook een eenzijdige. Om
dat met dit motto slechts de hellt
der waarheid werd aangezegd. De
andere helft mag echter nooit ont
breken. Dat is die. weike ik hierbo
ven aanduidde. De jeugd is Gods
nieuwe kans met de wereld. Dus
eerbied voor de jeugd, waar ze hier
van iets verstaat. De vraag is, hoe
wij dit respect op de juiste wijze
moeten tonen. Zeker niet door haar
te omvleien en op te vrijen. Wel
door haar ernst au sérieux te nemen.
Door haar de gelegenheid te schen
ken tot een waardiger en stijlvoller
soort leven. DAt is de taak der
ouderen
In deze weken bereidt een aantal
jongeren zich voor (het is een heel
kleine minderheidsgroep temidden
van de grote massa» op hun „belij
denis". Je kunt je verbazen, dat er
nog altüd mensen zyn. die dit wil
len doen. Want het leven der kerk
heeft vaak weinig aantrekkelijks.
Zijn gebreken en tekorten zijn dui
delijk zichtbaar. En de wereld daar
omheen werkt door haar onverschil
ligheid. door haar geestelijk-slordige
en onbehouwen manier van existe
ren bepaald niet mee om ruimte te
scheppen voor gewijde feestelijkheid.
Daarom is dit belijdenis-doen blijk
van durf en vertrouwen. Nederland
is wel-is-waar een „christelijke" na
tie: naar het aantal kerkgroepen
zou je bijna zeggen een „over-chris-
telyke" natie. En we laten elkaar
Immers vrij m persoonlijke religi
euze aangelegenheden. We zijn im.
mers zo verdraagzaam! Natuurlijk
is ieder vrij om te geloven wat hij
wil, om zich te voegen in een zelf
gekozen geheel van geestverwan
ten. Tenminste binnen bepaalde
grenzen en normen. Maar beseffen
we. hoe we met dit soort vrijheid en
verdraagzaamheid een geestelijke
chaos handhaven? Waarin het heel
moeilijk wordt om tijd en rust te
veroveren voor een ernstige, inner
lijke keuze? Wat zou je dan willen?
Dat de staat ook hier regelend op
treedt. dat die nog meer ingrijpt en
aandrang gaat oefenen om de jon
geren een geestelijk onderdak te be-
WOORD
VAN
BEZINNING
zorgen? Dat de staat het kerklid om
heint met een aantal gè- en vèrbo-
den?, b.v. door alle vermakelijkhe
den op dagen van aanneming en be
vestiging stil te zetten in de week
voor Pasen. Dat zeker niet! Maar
wij, die behalve staatsburgers ook
levende denkende mensen zijn, be
horen het jonge verlangen naar
ernst te respecteren, beter te letten
op wat de jeugd tot inkeer en stilte
kan brengen. Het is mij opgevallen,
dat verdraagzame neutraliteit vrij
wel niets doet., waaruit blijkt dat ze
aandacht heeft voor wat sommigen
onder ons in deze dagen innerlijk
beweegt. Men schept, ondanks de
vaak geroemde tolerantie geen ruim
te voor 'hen, die concentratie zoeken
om hun levenskoers te bepalen. Men
gaat voort met allerlei genoegeiyk-
helds-, gezelligheids- en welvaarts
manieren. Het wordt moeilijk ge
maakt om een wezenloze soberheid
te betrachten Zo kan iemand, die
EERBIED VOOR
DE JEUGD
zich voorbereidt op zyn aanneming,
het gevoel hebben dat men hem niet
voor „vol" of voor een „modern"
mens aanziet. O ja, je kunt zeker
niet mee naar die fuif. ik vergat, dat
je wordt aangenomen". Dit „verge
ten" van wat voor een ander levens
belang is, openbaart Juist een schro
melijke oneerbiedigheid. Een gemis
aan echt medeleven. Het pijnlijkste
hierbij is, dat de jeugd deze houding
vaak ontmoet in de eigen familie-
en vrienden-kring. Ouders, die on
danks het haastig gekozen belijde
nisgeschenk en die ène kerkgang
sinds jaren, in de grond vreemd
staan en weinig belangstelling heb
ben voor wat hun kind beweegt. Ze
vinden die hele aannemerij wel
mooi en aandoenlijk, maar weten er
verder geen weg mee. Het is niet
mooi en aandoenlijk, het is eerlijke,
dikwijls strenge ernst, als een mens
gehoorzaam wil worden aan de roep
der waarheid! Misschien is voor de
ouders deze houding een doodgelo
pen zaak geworden. Daarom laten
ze hun zoon en dochter maar betijen.
Eerbied voor d? ernstige, goed
willende jeugd, dat betekent: hun
bezieling zwijgend aanmoedigen,
loven in hun ernst, zich blij tonen
met hun beslissing. En óók hun wat
stille dagen en uren schenken.
Waarin de school hen niet onrustig
maakt met proefwerk, of examen
drijfjacht. Waar men begrip toont
voor het feft. dat ze nu geen be
hoefte hebben aan de afdeling van
..bios" of feestjes. Er hoeft waarlijk
niets verboden te worden of ver
maand, zo in de trant van: Neen.
dat hoor je nu niet te doen.
Ik geloof, dat de jeugd uit zich
zelf een sterk besef heeft, van wat
wèl en wat nlèt kan onder bepaalde
omstandigheden. Ik ben ervan over
tuigd, dat ze een zuiver stijlgevoel
heeft en tracht dit te verwezenlij
ken. Maar in een soort valse
schaamte durven ouderen hierin
niet naast hen te staan, met inner
lijk ontzag. De bevestigingsdag wordt
gevuld met cadeaus en het ontvan
gen van beleefdheidsbezoeken. Na de
gelukwensen worden dezelfde vlakke
gesprekken gehouden van altijd.
Ik herinner me jaren geleden ge
hoord te hebben, dat de Palmzondag
voor een juist bevestigde jonge man
een grote teleurstelling werd en een
schrijnende herinnering naliet. Te
gen het einde van de zondagmiddag
werd hij al nukkiger en onbeleefder.
Tot de bom barstte. Toen bleek, dat
hij er niet tegen op kon. Hij had die
dag althans iets van de gewyde
ernst willen bewaren, c'ie hij erva
ren had. Maar met de beste bedoe
lingen had men hem dit onmogelyk
gemaakt. Er was visite, er waren
geschenken en veel lekkernijen.
Maar wat had dat van doen met
wat hem innerlijk vervulde? Als
vader nu eens een eind met hem
was gaan lopen, als zyn moeder hem
nu niet aldoor binnen bij het bezoek
had geroepen, als men deze dag nu
eens omringd had met meer stilte,
waarin de innerlijke blijdschap kon
door-ademen. Als men zich eens had
afgevraagd, hoe deze jongere zelf
de dag een goede vorm had willen
geven. Met een enkele echte vriend
erbij, met wat goede muziek, een
rustig gesprek. Dan was het een
wezenlijke feestdag geworden. Nu
werd het een kwelling.
Eerbied voor de jeugd in haar
ernst. Wanneer zij hoort, dat God
haar roept en dóór haar deze we
reld. laten wy ouderen dan zwijgen
en eerbiedig ons mèt en over haar
verheugen. Omdat zij door God zo
ernstig wordt genomen. En omdat
zij zelf dit wil verstaan en erop ant
woorden.
E B. A. POORTMAN,
Remonstrants predikante.
I
nen
De Vlaming Jan Walravens. promo
tor van de Vlaamse experimentelen
heeft deze toon ook flink te pakken
De mogelijkheid, dat zij zich zouden
kunnen vergissen en dat anderen, niet
tot hun club behorende, van enig be
gripsvermogen voorzien zouden kun
nen zijn. komt blijkbaar niet in hen
op. Door deze zekerheid valt de
enthousiaste verwardheid en gebrek
aan kennis van zaken des te meer op.
Het is vreemd bijv te ontdekken dat
ware hoofdzin, waren zij niets meer
Walraven, zo druk in de weer met de
autonomie van het beeld, blijkbaar
niet weet wat een metafoor eigenliik
is. Metaforen hebben altijd tot de
poëzie behoord, ook tot het proza en
zelfs tot de conversatie. Maar verbon
den door het woordje „zoals" met de
dan een verduidelijkend toemaatje".
v OP DE BOEKENMARKT
Jan Walravens, „Waar is de eerste morgen?" De jonge
experimentele poëzie in Vlaanderen. A. Manteau.
Brussel 1955.
Hoe minder verzet, hoe agressiever de toon. Dit zou het motto
kunnen zijn van alle experimenteel geörienteerde essayisten. De
experimentele dichters en prozaschrijvers toch zijn met open armen
ontvangen. Hun werk werd overal geplaatst en uitgevers stuurden
hun bundels en boeken met plezier de wereld in. Het zijn dan ook niet
de jonge schrijvers zelf, die vechten tegen de windmolens. Het zijn
hun prqfeten. Geen enkel zinnig mens zal een generatie het recht
ontzeggen een andere richting te kiezen dan hun voorgangers; in
casu Guido Gezelle meer te bewonderen dan Karei van de Woestijne.
Dat het, tussen twee haakjes, mogelijk is beiden te bewonderen, is iets
dat de ervaring leren moet. Het verwondert mij daarom telkens op
nieuw in iedere beschouwing over experimentele literatuur van een
tijdgenoot der jonge generatie die malle toon aan te treffen van
„Want wat ik zeg is goddelijke bewering". (Rudy van Lier).
Afgezien van het feit dat deze be
wering ten sterkste aanvechtbaar is.
wil het geval dat de metafoor, eenvou
dig gezegd, reeds autonoom is. Dit in
tegenstelling tot de vergelyking waar
bij inderdaad Walravens „woordje zo
als" te pas komt. Maar op zulke klei
nigheden kan men niet letten, als men
het zo druk heeft met inaugureren.
„Daar kwam de maan en als een Ad
miraal Voer ze den hemel in. -"
(Gorter) is een vergelijking, terwijl
„De cigaretmaakt een stok
roos die langs 't plafond ontbloeit"
(Nijhoff) een aardige metafoor is.
„Maar dat tot daaraantoe". even
eens van Nijhoff Van groter belang
zijn de verzen, die op des heren Wal
ravens' onklare woorden volgen Deze
verzen zyn heel wat minder onvat
baar dan de inleider ons wijs wil ma-
De oude Sjeik is mei zijn dorpelingen de lange weg naar
de ballingschap gegaan. Hij heeft nog één wens: op die
weg terug te keren.
ken. Zij zijn eigenlijk alleen door hun
ritme verzen te noemen, maar dat is
m i. voldoende De Inhoud is voor het
merendeel benijdenswaardig ingenue
en romantisch, soms treffend in de
beelden, soms onbegrijpelijk. Hoe be
ter het vers. hoe onbegrijpelijker. Dat
ls altijd zo.
Indien het juist is wat in dit boek
je op pag. 19 wordt verteld in cursief
- men lette wel op de typografie-, dan
hebben wij in deze bloemlezing voor
een gedeelte reeds temaken met werk
vaneen tweede groep experimentelen
die, „humoristischer en spontaner" er
toe over zijn gegaan het nieuwe
woordgebruik te versoepelen en het
bespeelde register uit te breiden. Dit
is natuurlijk niet te verwonderen. Een
experiment als dit is een gezonde
kneep in de onvaste materie, die de
taal is en dit woordenspel, beter dit
woordenweglaat-spel. is een goede in
jectie met vitaminen, zoals ik reeds
heb opgemerkt naar aanleiding van
het werk van de Nederlandse experi
mentelen.
Ik heb ook gelezen dat een zekere
Walter Korun de essayistische leider
van deze tweede groep zal zijn. Doch
zolang ik van deze auteur niets gele
zen heb. zou ik de jonge Vlaamse
dichters willen wijzen op de regels
van Gust Gils (blr. 65).
vlucht in de schulpen van uw on
schuld eer Vlaanderen zijn essayisten
op u loslaat.
Deze bloemlezing is uitvoerig geïl
lustreerd met foto's, waarvan een ge
deelte voorzien is van eeuwenoude at
tributen. zoals vrouwen en pijpen, en
anderen van het bekende baldadige
commentaar.
Philip Pinkhof. „De Jacht op
de Primeur".
Nederland's boekhuis. Tilburg
1955.
Wie ingewijd wenst te worden in de
geheimen van het verslaggeversberoep
die grijpe snel naar de herinneringen
van de bekende journalist uit de jaren
'10 en '50. - de schrijver is kort gele
den gestorven - Philip Pinkhof. Deze
reporter werkte in een tijd toen er
nog geen persbureaus en persconfe
renties waren en de hoeveelheid en
snelheid van het nieuws dus afhingen
van de ondernemingslust en de vin
dingrijkheid van de verslaggever van
het rayon, waarin de opzienbarende
gebeurtenis plaats vond
Pinkhof was inderdaad beroemd.
Het ontbrak hem niet aan de eigen
schap. die hijzelf voor zyn vak nood
zakelijk achtte; „een gepaste onbe
scheidenheid". Wat hij in dit boek
heeft vastgelegd, dat zyn successen,
die gelukkig samenvallen met momen
ten uit de geschiedenis van de afge
lopen halve eeuw Zodoende kan men
naar gelang de leeftijd van de lezer
zijn geheugen aan deze artikelen op
frissen of merkwaardige gegevens op
doen over zaken zoals de eerste Elf
stedentocht, waar toerrijders aan mee
deden, de aanvang van de Eerste We
reldoorlog. dc zgn. revolutie van no
vember 1918, de ramp van de Schelde.
Einstein in Rotterdam, muiterij aan
boord van de Rotterdam, de grote op
lichter Broekhuijs. over Tuschinski,
Lindbergh en talrijke andere memo
rabele figuren en voorvallen.
Het anekdotische clement voert de
boventoon en diep gaat Pinkhof op z n
toch zo interressante onderwerpen
niet in Daar was hij dagbladschrij
ver voor. Maar dat neemt niet weg,
dat dit boek een uitstekende geheu
gensteun is en heel amusant om zich
een avond mee te vermaken
CLARA EGGINK