ZÓ GAAT HET, ALS U ZIEK BENT TEN ZUIDEN VAN DE ALPEN.... Een Zoeklicht LAAT ZON IN WATER SCHIJNEN ZATERDAG 11 FEBRUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 Nuchtere Nederlanders staan raar te kijken van reacties van Napolitaanse dienstbode v OP DE BOEKENMARKT Hulde aan het moderne Nederlandse proza (Van onze Romeinse correspondent) Journalisten, althans sommige, zijn ijdele Heden en ze beelden zich in. dat een meer of minder groot publiek ook werkelijk belangstelling heeft voor wat ze schrijven en dat ze tenslotte in de rangorde van uw aandacht niet zo heel ver achter de helden-tenor van de opera en de baarddame in het circus aankomen. Zo meent deze journalist, die zich nu tot U richt, dat U werkelijk zult hebben gemerkt, dat zijn proza een paar weken in uw lijfblad heeft ontbroken. De reden daarvan u>as ziekte, maar vreest niet. dat hij U over die ziekte zal onderhouden. Immers, één ding is nog naarder dan over ziekten te lezen en dat is er over te schrijven Als het in Overschie of Hoogkarspet ïvas gebeurd, zoudt U geen woord van mij horen, maar het gebeurde in Rome en daar is alles heel anders en bovendien houdt uw correspondent er een huishoudster op na. Teresa (zij is via Godfried Bomans. Bertus Aafjes en anderen al een figuur geworden in de Nederlandse literatuur en dat is nog heel wat anders dan de journalistiek.'), wier wieg in Napels stond, en Napels, dat kan ik U verzekeren, heeft niets met Overschie gemeen. Zwitserse instelling die door Italianen met ontzag maar beslistheid wordt genegeerd). In dat ziekenhuis leeft men in de overtuiging, dat er in Ro me óók wel een paar Italianen wonen, maar dat het toch vooral een stad is van en voor vreemdelingen In smoking naar ziekenhuis! Toen de notaris dus aan de zuster- portier vertelde, dat iemand al een uurtje lang volkomen bewusteloos lag, was haar logische reactie: „welke na: tionaliteit?" De notaris keek vreemd en zei toen dat het inderdaad een vreemdeling was, een Nederlander. „Onze Holland se dokter gaat onmiddellijk met U „Teresa, wat zachter" Teresa kissebiste dus op de ochtend van Oudejaarsdag in de keuken rond en galmde daarbij, als steeds, schone Napolitaanse liederen met heel veel over .amore', de zee en rozen. Veel prozaïscher was ik in de badkamer be zig mij te scheren. Op zeker ogenblik zei ik: .Teresa, een beetje zachter, ik voel me niet he lemaal goed'. Teresa gaf dit verzoek prompt over aan de kat, die zachtjes mauwde, om dat zij vond dat het tyd was voor een schoteltje melk, en zei: .Adinda, een 'beetje zachter, hij voelt zich niet goed'. Dit is het laatste wat ik heb ge hoord,daarna volgde voor mij een volkomen ..black-ouf' Dus moet ik Teresa wel zelf aan het woord laten. Aan de vrouw van de notarisdie mijn huisheer is, heeft ze het durven vertellen: „Mevrouw, toen ik een tijd lang niets hoorde, heb ik mij verstout (ja. dit plechtige woord gebruikte zij ervoor)door het sleutelgat te kijken. U begrijpt, alles had mij kunnen overkomen, ik had er wel een spiernaakte man kunnen zien." Dit is de obsessie van de 43- jarige. maar leliereine Teresa. Mannen hebben slechte bedoelin gen en dus onderhoudt zij met alle mannen een volkomen zakelijk contact, er zijn slechts twee uit zonderingen: haar broer, die na tuurlijk maarschalkis bij de carabinieri, met een prachtig uni form. en de pastoor, die tenslotte ook rokken draagt Geen onnette tonelen. Gelukkig werden haar al te ontstel lende tonelen bespaard en zag zij niets dan een man in een nette kamerjas, die voorover gevallen was. Zij sleepte alle dekens en kussens, die ze maar kon vinden de badkamer in en vleide mij neer. Maar toen werd Napels over haar vaardig! In onze oerfatsoenlijke straat, waar een ex-grootmeesteres van de ex-Koningin woont en een ver maard helden-tenor van de Ro meinse Opera en niet te vergeten de nauwgezette notaris, die mijn huisheer is. ging Teresa midden op straat staan en slaakte haar Napolitaanse kreten, die men een kilometer of twee in de omtrek horen kan: „Loopt toe, o mensen. De dottore(ik draag een bril en ben dus voor eenvoudiger Ita lianen een „doctor") ligt op sterven!" Zij riep al haar heiligen aan. vooral de Madonna en Sint fanua- ris. de schutspatroon van Napels en had nog een speciaal onder onsje met Sint Jozef: Sint fosephus van de goede dood. brulde zij. die daar is geen katholiek, als hij sterft is zijn ziel verloren. Neem liever een katholiek in de plaats, desnoods twee. ook slechte. Ik zal wel voor ze bidden dat ze gauw uit het vagevuur komen!" Het wonderlijke is dat deze vocale prestaties effect hadden. Er ontstond een hele volksoploop (ook in Rome is een figuur als Teresa allerminst ge woon) en ook de notaris verliet zijn muffe paperassen en kwam op de goede gedachte naar het internationale zie kenhuis te gaan (een Amerikaans- mee", was het nog verbluffender ant woord en daar het ziekenhuis dertig meter van mijn huis ligt, stond twee minuten later mijn gewone huisdok ter voor mij en deed wat er gedaan moest worden. Die dag mocht ik nog niet vervoerd worden, maar, zo zei de dokter tegen Teresa: „Leg wat kleren en zo klaar, ik kom de patiënt morgen halen". De volgende ochtend vond hij wat Teresa en ieder Napolitaan in zulke gevallen passend vindt: mijn smoking, plus smokinghemden en lakschoenen!! Naar het ziekenhuis ga je als Napoli taan in gala. Na veel soebatten kon ik haar vermurwen iets meer praktisch uit de kleerkast te halen, de kleren, die zij na mijn smoking de mooiste vindt: een witzijden zomerjasje en een zijden lichtblauwe pantalon. Het was 1 januari maar het vroor niet, en dus ging ik naar de kliniek of het een zomertochtje naar Capri gold. Na een week vond de dokter, ook om financiële redenen, dat ik nu wel weer naar huis kon gaan. Teresa was mij elke dag komen bezoeken, schoof met een stuurs gebaar de prachtige bloe men, die Nederlandse vrienden mij hadden gestuurd, terzijde ('bloemen zyn voor de madonna en - maar dan bij karrevrachten vol - voor doden, bij een zieke brengen ze naar napolitaans begrip ongeluk!). Gebakjes met slagroom Teresa bracht haar eigen, typisch Italiaanse geschenken grote schalen vol gebakjes. In een Italiaans zieken huis houdt men zich namelijk aan een dieet. Men weet er van calorieën en vitaminen en veel macaroni komt er niet bij te pas. Het gevolg is, dat de Italiaanse zie ken met hun aan enorme hoeveelhe den deeg gewende maag steeds over honger klagen. In een echt Italiaans ziekenhuis, waar veertig, vijftig patiën ten op één zaal liggen, is het daarom steeds een roezig bedrijf van familie leden, die macaroni komen brengen voor de arme uitgehongerde zieken Teresa gedroeg zich in dat min of meer Hollywood-achtige Amerikaanse ziekenhuis precies zo en daar ze weet dat ik macaroni niet meer dan eens per maand wil zien, had zij in gebak jes - stevige met veel slagroom! - een goed vervangmiddel gevonden. Bij mijn thuiskomst een nieuwe verrassing. Nauwelijks ging de deur open of een zware wolk van wierook kwam mij tegemoet. Het leek een Grieks-Orthodoxe kerk na een plechtige hoogmis. In Na pels blijkt ditnatuurlijk bij een voudiger lieden, gebruikelijk wan neer een zieke terugkomt. Het is goed tegen het boze oog. Niet door de wierook, die ik ijlings verdreef, maar door het vocht (Rome is een ongehoord vochtige stadhield ik het niet uit en moest 's middags weer terug naar de kliniek en dat niettegenstaande Teresa's goede zorg om mijn 'bed in de eet kamer te zetten en zo op te maken, dat het hoofdeind tot voeteneind werd (dan vindt de ziekte je niet zo gauw!!) Heidens bijgeloof huis. Op die manier zal de „belT A- rana" in woede ontsteken en wie weet wat er dan gebeurt! De „mooie Arana", wie is dat in vredesnaam? Toen kwam het hoge woord er uit. De „mooie Arana" is de geest die in ieder huis zetelt, de huisgeest. ,3ell' Arana" is niets dan een verbastering van de Lares, de antieke Romeinse huisgoden uit onze gymnasiumtijd. In Napels leven die na tweeduizend jaar Christendom rustig voort naast de Heilige Januaris en een hele stoet van andere heiligen Ik heb het opgetogen verteld in een gezelschap, waar ook een Rooms- Katholiek prelaat bij was, en zei, dat ik het eigenlijk zo geweldig mooi vond. „Mooi" zou ik niet zeggen", was d» bedachtzame reactie van monseigneur, „zegt u liever: interessant!" De volgende dag zei ik haar: „Te resa, ik geloof dat het huis te vochtig is voor myn gestel". Toen werd ze be slist boos. Het brengt namelyk onge luk, kwaad te spreken van je eigen J. W. Hofstra. „Het oog van de naald". EL P. Leopolds uitgevers- mij, 's-Gravenhage. 1955. Cees Nooteboom. „Philip en de anderen". Em. Querido. Amster dam 1955. Het was in 1932 dat H. Marsman de Nederlandse prozaschrijver het verwijt maakte naar aanleiding van een artikel van Anthonie Donker in de N R. Crt. dat hun plan te laag was. Hij zei en gelijk had hij dat de fout van de Nederlandse roman daarin lag, dat de schrijvers niet anders deden dan uitbeelden van alledagsmensen. De waarachtige kunstenaar, zo schreef hij. ontdekt ook in het uiterlijk zeer allerdaagse, het bijzondere, het wezen lijk levende. Uitgaande van het stand punt. dat het werkelijke leven is. boeiend, bewogen, hartstochtelijk of innig, genuanceerd of massaal en die per ligt dan de alledaagse verschijning, roept hij de prozaschrijvers op het allerdaagse omhulsel te doorboren en het hart van de werkelijkheid te open baren. „Slechts belangrijk is het werk van de kunstenaar voor zover het de lezer een dieper inzicht in de gebeur tenissen en in de samenhang van het bestaan geeft, voor zover dus de wer kelijkheid een openbaring is van in nerlijk leven, waardoor de lezer nader tot de wereld, de mensen en zichzelve komt". Aldus citeert Marsman Jan Greshoff om zijn betoog kracht bij te zetten. Sedert dit artikel van Marsman, „Derde dimensie en Europeesch Peil" INDIEN U niet de zon in het water kunt zien schijnen bent U geen knip voor de neus waard. Als de meisjes bijvoorbeeld jaloers worden op Grace Kelly, omdat ze met een Prins gaat trouwen, als alle metselaars on tevreden zijn, omdat Papa Kelly multi-miljonair geworden is, als we 't niet kunnen hebben, wan neer een Engelsman plotseling een miljoentje rijker geworden is door mee te spelen in een voetbalpool, terwijl U zelf al jaar en dag iedere week Uw dubbeltje offert om hetzelfde geluk te veroveren, wanneer U hoort, leest en ziet van de tal lozen, die plotseling door radio, televisie of film in het middel punt van de belangstelling zijn gekomen, terwijl U zelf altijd op de achtergrond moet blijven en er tóch, tot wanhopig wor- dens toe. naar verlangt ook eens vooraan te staan: nu. dan ver zeker ik U. dat ge geen léven meer hebt IEDERE dag slaat ge de cou rant open en het beeld van een of andere beroemdheid mannelijk of vrouwelijk straalt U lachend en charmant tegemoet. Het moet onder al die be roemdheden een heksenketel zijn om zich te handhaven: zie een Gina Lollobrigida en Sophia Loren. wier felle strijd niet uit gestreden raakt. Eerst is 't voor de beroemd heid een toer om er te ..komen'*, dan om zich een tijdlang té handhaven en tenslotte om be stand te zijn tegen de onher roepelijke aftakeling. Kapitale hoeveelheden energie worden voor dit alles vereist, dat moet ge nooit vergeten! KijM naar de zes-daagse-koning Piet van Kempen, die op 58-jarige leeftijd nog de baan optrok. Wie is er tegen bestand om iedere nieuwe dag. weer of géén weer. hoofdpijn of niet. een kater of niet. humeurig of niet, te glimlachen, alsof gé op elk uur van de dag nieuwe harten veroveren kunt? Er zijn natuurlijk uitzonde ringen gelijk een Mistinguett, die de illusie van de niet-afla- tende jeugd tot ver boven de tachtig met ongelooflijke wils kracht wist voort te zetten, maar wie kan zeggen, hoeveel hete zweetdroppels haar dót tot in hoge ouderdom gekost heeft? WAARMEE ik zeggen wil, dat 't niet alles botertje tot de boom is, om „be roemd" te zijn en je iedere dag. ieder uur, iedere minuut van de dag te moeten handhaven, alsof er geen koutje aan de lucht is. Dat koutje kan elk moment onverwacht opduiken als ge niet oppast, dat er geen enkele deuk in Uw prestatievermogen komt of dat er geen belagers op de loer liggen, om U Uw pas ge ronnen miljoentje afhandig te maken Nee: beroemd „zijn" en be roemd „blijven" zijn er twee; de ontnuchtering komt gauw ge noeg. des te erger voor hem of haar. die éénmaal in het zenit van de glorie heeft gestaan. Terwijl zij, na korte tijd de frontpagina's gesierd te hebben, allang weer in de vergetelheid zijn weggedrukt, beoefent U nog altijd Uw min of meer acht baar baantje met de moed van de volhouder tot het bittere einde. dat. naar wij hopen, toch niet zó bitter zal zijn als voor degeen, die éénmaal de „roem" gekend heeft. Nu moet U zich niet dood- staren op de „grote vijf': Mau rice Chevalier. Mariene Diet rich. Jimmy Durante, Danny Kaye en Sophie Tucker, die per jaar een slordige 250 mlllloen in de wacht slepen en dat nog altijd weten vol te houden. Laat voor hen de zon maar in het water schijnen en gun deze favorieten de pret: de belasting inspecteurs zijn er óók nog! Het is alleen de kwestie of nu juist zij al dat goud waard zijn en of er niet werkelijke be roemdheden over 't hoofd gezien worden, die voor de eeuwig heid wat betekenen en nu op een houtje kluiven. ZE zijn met duizenden te noemen in de wereldhisto rie; de mannen of de vrou wen van de wetenschap, de kunstenaars, zij, aan wie de massa werkelijk wat te danken heeft en die nauwelijks wisten of weten, hoe ze, in materiële zin. behoorlijk voor de dag moeten komen. Wanneer het enthousiasme door de radio giert voor hén, die hun succes zoeken door naar het allerlaagste niveau te grij pen en in onbegrijpelijke onbe nulligheden, bedenk dan. dat ge er beter aan zoudt doen, niet kritiekloos mee te brullen. Laat liever de zon in het water schijnen hóe mooi dat zijn kan. toont bijgaand plaatje! voor hen. die het inderdaad verdienen. Daar horen stellig velen, die ge nü zo klakkeloos toejuicht, niet bij! Zelfs in tijd van hoogcon junctuur moet de goudstroom goed gericht zijn! FANTASIO. (Foto Will Eiselin, Rijswijk) Rijswuk) genaamd, zijn er 24 jaar verlopen en helaas is de ramp van vijf jaren, die aan zoveel schuldig is, ook schuldig aan het feit, dat Marsman er niet meer is om te zien. dat zijn woord vrucht heeft gedragen. En hieraan valt niet te twijfelen, want zelfs als men zich bepaalt tot het proza van na de Tweede Wereldoorlog, dan kan 't geen oplettende ontgaan, dat de Nederland se roman, de novelle en het korte ver haal zich veelal op een plan bewegen, waar zelfs de kritische Marsman te vreden over zou zijn. Het werk toch van auteurs als Jacoba van Velde, van Dubois. Van Maanen, Mulisch, Der- mout, Aya Zikken. Hugo Claus. Kou- wenaar. Wolf-Catz, Van der Veen dit tiental schiet mij toevallig te binnen en gemakkelijk zou ik nog eens dit aantal bijeen kunnen krijgen heeft zich volkomen losgemaakt van het benauwde provinciale realisme en staat werkelijk op een plan „waarop men kan leven, denken, bewegen en ademen". (Marsman). Dat deze hulde aan het Nederlandse proza mij uit de pen geschoten is, nu hier de romans van J. W. Hofstra en Cees Nooteboom op hun beurt liggen te wachten, is toeval. Ik had deze ont boezeming met evenveel recht kunnen vastknopen aan het werk van b.v. Piet van Aken en G. van de Walcheren. J. W. Hofstra. die zich reeds bekend heid heeft verworven met poëzie en proza en de debutant Cees Nooteboom, voldoen aan de eisen, die Marsman zo terecht gesteld heeft. Beiden bewegen zich verre van de kopiëerlust des dage- lijksen levens en hun boeken getuigen van de goede geestelijke structuur van hun auteurs. Zij geven inderdaad „werkelijkheden, die openbaringen zijn van innerlijk leven" in deze romans, waarmee men bij de geschoolde lezer aan kan komen. Na het niveau van deze beide boeken vastgesteld te hebben, kan de kritische beschouwing volgen. Hofstra's roman vertoont de eigenschappen van de schrijver, die op het hoogtepunt van zijn kunnen is aangekomen. Zijn stijl is gaaf. krachtig en persoonlijk, zijn taal zuiver, behoudens een enkel angli cisme (sipte) en de bouw van zijn boek is van een architectonische evenwich tigheid. Deze kwaliteit valt des te meer op door de ingewikkelde structuur van het boek. dat beurtelings speelt in het milieu in Parijs, waar de vrouw Juliette is terechtgekomen en in de omgeving van de man Reyer, die op het Engelse platteland zijn heenkomen heeft gezocht. Dit tijdelijk gescheiden echtpaar is de kern waaromheen een wereld van lotsbeschikkingen draait. Even voorzichtig toetsend geeft Hof stra zijn individuen het noodzakelijke evenwicht. Als het ware systematisch bouwt hij hen steen voor steen op, zo dat men pas als de figuur zijn rol vervuld heeft in het geheel, een totale indruk van het karakter krijgt. Ogen schijnlijke tegenstellingen weet hij op deze wijze tot een harmonieus geheel te maken. Het oog van de naald is de smalle doorgang, die een ieder eens of meermalen in zijn leven passeren moet om te komen op de weg naar de waar achtige zelfvoltooiing. Bij Juliette komt de katharsis tot stand op het enige moment waarin zij tegenover een waar gevoel komt te staan in een midden van gekunsteld en verdorven nihilisme; bij Reyer door de dood van de oude actrice, die het oog van de naald niet door is kunnen gaan. omdat zij niets was dan alleen maar een mooie vrouw. Bijzonder knap is de wijze waarop de schrijver zelfs deze nietsnut nog haar waarde in het be staan weet te geven, speciaal in een gesprek na haar dood. De enige fout, die deze diepreikende en boeiende roman aankleeft is dat de auteur soms wat al te nadrukkelijk in de weer gaat met wat men étiquette pleegt te noe men en dan naast die nadrukkelijkheid iets onjuist beweert. De eerste roman van Cees Noote boom „Philip en de Anderen", is van een totaal ander gehalte. Dit poëtische verhaal van een jeugd roept een ogen blik lang een verre herinnering op aan Fourniers Le Grand Maulnes, een her innering echter, die niet meer is dan een constatering van gelijkgestemd heid. Philip is het kind, later de jongeling, die de gave van het geestelijk avontuur bij zijn geboorte heeft meegekregen. Als vanzelf trekken hem de mensen aan, die deze gave ook bezitten en die deze gave bij het bereiken van de vol wassenheid niet begraven hebben on der de gekoelde lava van het maat schappelijk bestaan. Oom Alexander is de eerste en de periode van Philip in zijn huis is in het boek de beste. De ontmoetingen en belevingen van de adolescent Philip op zijn zwerftocht door Frankrijk. Luxemburg en Zweden hebben alle dat poëtische en tevens concrete dat de bekoorlijkheid van dit boek vormt, maar de exacte helderheid van de tochten naar Loosdrecht keert niet terug. Maar stellig is dat te veel gevergd en ik zal mij wel wachten deze jonge auteur, die de kunst verstaat te spreken „van het paradijs, dat vlak tegen deze'wereld aan woont" daar een verwijt van te maken. Zijn Philip is werkelijk ontroerend en boeiend ge noeg. Hij ontvlucht de bitterheid van de realiteit niet, maar leeft op de wijze der dichters, d.w.z. bewust van zijn durend contact met het raadsel van mensheid en eeuwigheid. Daarom is het dat hij liftend achter een droom gestalte kan aantrekken, dat hij, moe en nat, op meesterlijke wijze van de regen kan zeggen: „Overal liep hij vlug voor mij uit en tikte met zijn kleine handen tegen de struiken" en dat hij van „de anderen", de vluchtige ontmoetingen, als bij instinct de kern weet te grijpen. CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 14