„IK WIJK VOOR NIEMAND" Een Zoeklicht ZATERDAG 4 FEBRUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 GELEERDE EN HUMANIST ERASMUS: Hij stierf ongeschokt in zijn geloof lke eeuw verwekt haar eigen groten. Deze groten dragen dus altijd het stempel van hun tijd; ook al zijn ze hun eigen tijd nóg zo ver vooruit. Het zaad voor de geniale mens wordt in elke eeuw veelvuldig uitgestrooid, doch de oogst is bitter klein. GelukkigWat zou de wereld met al die genialen moeten doen. De wereld zou er veel te onrustig door worden en het geniale zou niet eens tot zijn recht komen, omdat de wereld geen tijd zou hebben het te verstaan. Zij, die in aanleg geniaal zijn, doch hun kans niet krijgen, hebben een afschuwelijk leven. Nooit voelen ze zich thuis tussen ons, omdat het gewone werk hen niet interesseert en op de duur gaan ze aan zichzelf te gronde. Zó zeggen wij dat. Doch eigenlijk is het anders. Zij gaan te gronde omdat de wereld hen niet geroepen heeftMaar uitein delijk vindt één van dezelfde stam zijn weg. Dan heeft een geslacht zijn top bereikt en is daarna merkbaar ontspannen. Vol aangrijpende tragiek is het leven der „mislukten", vol strijd het leven van hen, die tot de toppen zijn gestegen. Zonder strijd kan het genie zich nooit ontladen. Bewogen Leven CLVII IN de zestiende eeuw vond een „natuurlijk kind", de tweede zoon van een priester, zijn weg naar roem en eer. Hij beklom de moeilijke berg der wetenschap: Erasmus. Beter gezegd: Gerritszoon. want dat was zijn oorspronkelijke naam Wel was hij méér dan weten schapsman alleen, ook theoloog, ook filosoof, ook kun stenaar, maar vanuit zijn wetenschappelijk centrum leefde hij. Een onecht kind dus. van onbemiddelde ouders, van wie wij het geboortejaar niet eens weten en wiens geboorte stad vermoedelijk Rotterdam ls geweest, werd ..het wonder van zijn eeuw". Bij de machtigsten der aarde was hij kind aan huis, en dat zei wat in die dagen, toen de vorsten zich nog „plaatsvervanger van God op aarde" voelden. De negentiende eeuw bracht een heel ander genie voort. Het toen al keiharde Amerikaanse volk. dat maar één ideaal had waarin het zich gans wilde uitleven: zaken doen, baarde een petroleumkoning: Rockefeller Denk niet te licht over hem. Al heeft hij dan een „stuk midden stand" uitgeroeid door zijn trustvorming, hij heeft zijn volk ook gezonder gemaakt, lichamelijk en geestelijk, want hij heeft meer dan een miljard gulden uitgegeven voor filantropische doeleinden: voor de bestrijding van be smettelijke ziekten als gele koorts en malaria voor weten schap. onderwijs en opvoeding Toen hij jong was. en zijn vrienden hem vroegen wat hij later worden wilde, antwoordde hij. dat hij honderd duizend dollar waard wilde zijn Hij leed niet aan een meerderwaardigheids- complex. want hij heeft zijn eigen taxatie wel héél ver achter zich gelaten Gerrit Gerritszoon voelde geen behoefte zijn waarde in geld uit te drukken, terwijl de armoede in die tijd toch zeer zeker veel groter was dan drie eeuwen daarna. Hij had veeleer de behoefte om zijn waarde uit te drukken in zijn kennis en levenswandel, nog beter gezegd: in het gewicht van zijn persoonlijkheid. Eens zou hij als lijf spreuk kiezen: „cedo nulli". d.i. „ik wijk voor niemand". Rockefeller week ook voor niemand en daardoor werden beiden in hun tijd beroemd, gevreesd en gehaat GERRIT GERRITSZOON werd op de 27ste October van het jaar 1466. '67. of '69 geboren, vermoedelijk te Rotterdam. Al héél jong ging hij naar de Latijnse school in Deventer, en zijn moeder zorgde zo goed moge lijk voor hem. De jonge Gerrit was zeer leergierig en de eerste sporen van een geheel nieuw denken en voelen vertoonden zich rondom hem en in hem. De Moderne Devotie, die toen tertijd het godsdienstig denken in de IJsselstreek beheer ste. wilde verinniging van het geloofsleven, waardering voor waarachtige vroomheid. Haarkloverijen en spitsvon dige redeneringen, bijvoorbeeld over het gewicht van een engel, waren haar een gruwel. Zij wilde dus het christe lijk geloof opnieuw geboren doen worden. Het was immers verstrikt in vormendienst. Vanzelfsprekend heeft Gerrit Gerritszoon hiervan de invloed ondergaan. Zijn omgeving was er van doortrokken. En het paste bij zijn natuur. In het Jaar 1484 trof hem een ramp: zijn moeder over leed aan de pest. na een smartelijk lijden. Toen ging hij met zijn broer naar zijn vader, de priester, die in Gouda woonde. Doch korte tijd daarna overleed ook hij. en toen stonden de beide broers, nog niet eens volgroeid, alleen op de wereld In allerijl werden er enige voogden benoemd, en deze, geen betere oplossing wetend, plaatsten de kin deren in een klooster. MENIGMAAL heeft Erasmus later geschreven dat hij geen enkele roeping in die richting gevoelde, doch wat moest hij? Hij kwam nu tenminste niet van kou en honger om en hij mocht studeren. In het klooster Steyn bij Gouda begon dus zijn eigen lijke vorming. Doch hij begreep van de eerste dag af, dat de voltooiing daarvan hier niet kon liggen. In 1493 zien we hem dan ook reeds het vaderland ver laten als secretaris van de bisschop van Kamerijk: rich ting Parijs. Parijs en Italië hadden een machtige aan trekkingskracht op hem. In Parijs hoopte hij relaties te vinden, die hem in staat zouden stellen Italië te zien. De roem van de jonge geleerde verspreidde zich snel. Toen hij even voor de èeuwwisseling een reis naar Enge land maakte, vond hij daar de deur van de beroemde Humanist Thomas More voor zich wijd open. Dit streelde zijn IJdelheid en gaf hem nieuwe kracht op de ingeslagen weg verder te gaan. In Engeland vond hij de relaties die hem naar Italië konden brengen. En nauwelijks daar werd hij eredoctor aan de universiteit te Turijn. Hij had nog maar weinig gepubliceerd, doch men voelde al lang. dat hij eens een geleerde van groot formaat worden zou ERASMUS (door H. Holbein 1523) ITALIË, hij wès er. Door eigen aanschouwing kon hij nu leren, in dit land met zijn oeroude cultuur en een voor hem zo verruk kelijk klimaat. Hier kon hij manuscripten bestuderen, hier kon hij ook Paus Julius II zien, die als een triomfe rende Caesar zijn intocht hield in het door hem veroverde Bologna. De Stedehouder van Christus, van Hem Die in armoede, nederigheid en grote Liefde Zijn taak had vol bracht. In een anoniem pamflet: „Julius exclusus' heeft hij de Paus na diens dood gehoond. Italië werd een teleur stelling voor hem. In het dal van de IJssel bleek men veel verder te zijn dan in het dal van de Tiber. In Italië dacht de kerk meer aan haar macht dan aan haar roeping, was zij meer vertrouwd met de daad van geweld, dan niet de daad van liefde. De jonge Koning Hendrik VIII van Engeland, over wie wij reeds m deze serie schreven, de gekroonde Blauwbaard, riep hem naar Engeland en daar, ten huize van Thomas More schreef hij zijn onsterfelijk werk: „de Lof der Zotheid" Hier besteeg het mensenkind, dat door de wereld ge brandmerkt was als „onecht", de troon van zijn genie en hield de ganse wereld de lachspiegel voor. Pater noch Paus, koopman noch Keizer spaarde hij Vrouwe Stultitia, zijn schepping, de figuur van „de Zotheid" troonde naast hem als de machtigste vorstin, aan wie ieder hulde moest betuigen, want: „Geen maatschappij, geen samenleven kan zonder dwaasheid aangenaam of duurzaam zijn; zo zeer dat noch het volk. den vorst noch de heer den knecht, noch de meid de vrouw, noch de meester den leerling, noch de vriend den vriend, noch de vrouw haar echtgenoot een ogenblik langer zou verdragen, indien zij niet wederkerig onder elkander nu eens dwalen, dan elkaar vleien, nu eens verstandig iets door de vingers zien, dan weer elkaar wat honig van dwaasheid óm de mond smeren MEESTERLIJKE inhoud bij nog meesterlijker vorm. Zo kon hij alles zeggen wat hij wilde. Zijn geniale geest kreeg volkomen vrij spel. De Zotheid kan immers zeggen wat zij wil en ls zelf onkwetsbaar. De dwaas is nog nooit gestraft voor zijn narrepraat. Daar was hij dan eindelijk, een Koning van de geest. Zijn tijdgenoten zagen bewonderend tegen hem op. aanbaden hem bijna en de Lof der Zotheid werd onmiddellijk door gans Europa verspreid. Een ongezouten kritiek op be staande misstanden, zo voelden tijdgenoten het. Weldra was hij het centrum van het toenmalige „verlichte den ken" Èn werd hij zelf twistappel tussen rooms en on rooms.. De oude zowel als de nieuwe kerk beriepen zich op hem, streden, om hem aan hun kant te krijgen of te houden. Erasmus wilde de kerkscheuring niet. Hij wilde alleen nieuwe bezinning, doorbreken van de oude sleur, hij wilde dat de Christelijke wereld zich opnieuw zou laven aan de oude bronnen, die hij voor haar gereinigd had. Hij had de evangeliën vertaald uit het Grieks. Hij had zijn werk opgedragen aan een nieuwe Paus: Leo X. Niemand kan de consequentie van zijn eigen daden overzien. De nieuwe bijbeluiigave werkte mee aan de Hervorming en zijn eigen kerk. de rooms-katholieke plaatste het werk op de Index. Door Roomsen als een ketter gewantrouwd, door de Protestanten als een lafaard betiteld, die de consequen tie van zijn eigen denken niet aandurfde, vond hij te midden van een hem vijandige wereld tenslotte enige jaren rust in Bazel. Hij schreef er verschillende werken en gaf er veel colleges. Hij bleef zichzelf, hij bleef de geleerde, en de humanist, die er geen behoefte aan had een kerk te scheuren terwille van zijn ideeën, die alleen maar het oude grondig wilde herzien, opdat de wereld, weer levend bij de oerbronnen van het Christendom, opnieuw gelukkig kon worden. De wereld heeft zijn woorden genomen en ermee gedaan wat haar goed dacht. In de gruwelijke godsdienstoorlogen, die rondom hem woedden, zag hij weldra zijn ideeën aan beide kan ten. De Roomsen gebruikten zijn beschouwingen over l de vrije wil, de Protestanten spotten met de gebreken in de oude kerk. als hij eens gedaan had in de Lof der Zotheid Hij deed het filosofisch, een nieuwe leer kent nooit filosofie. Dié gaat, jong, dynamisch, zonder filoso fie, doch met veel geloof haar gang. IN 1529 werd Bazel protestants. Hij nam de wijk. om de schijn te mijden hieraan schuldig te zijn. Hij was al lang „schuldig" zonder het zelf te weten Hij beleefde de" Zwitserse godsdienstoorlog nog. Hij moest zelfs nog beleven dat zijn beste vriend, de edele Thomas More de dood vond op het schavot. Zijn geest bleef helder. En héél diep in zichzelf bleef het weten dat bij gelijk had. Slechts een opnieuw zich laven aan de oerbronnen van het Christendom zou de wereld kunnen redden, zou kunnen maken dat liefde en verdraagzaamheid op aarde zouden heersen. Op de 12e juli 1536 overleed hij te Bazel, waar hij weer tijdelijk vertoefde in verband met zijn werk. „Hij stierf teleurgesteld, maar niet verbitterd, vermoeid en vermagerd maar ongeschokt in zijn geloof in God en ondanks alles in de mensen", zegt een van zijn biografen. „Cedo nulli", „ik wijk voor niemand". Hij had het waar gemaakt, maar nooit had hij kunnen denken dat het zo zwaar is een ploeg te trekken door een weer woest geworden gebied. REIN BROUWER. Oras is' instaat deze industriële ge meenschap te bekijken als een geheel, als een hedendaags maatschappij-on derdeel dat hoe langer hoe meer ihet menselijk leven gaat beheersen. Zijn wijze van beschouwen is bepaald niet opwekkend, ondanks de geestelijke energie waarmee het verhaal verteld wordt. Een week lang laat de auteur de fabriek draaien en zijn mensen le ven en verwonderlijk is de hoeveel heid finesses, die in de korte hoofd stukken zijn ondergebracht zonder dat de blik op het geheel ooit verloren gaat. En het is juist met deze fines ses dat de auteur zijn doel bereikt - namelijk deze moderne, democratische gemeenschap met haar vakbonden, haar sociale verzorging, haar stakings recht, haar psychologisohe adviseurs, haar vaste werktijden, haar hygiëne, haar internationale belangen, kortom met haar hele zgn. vooruitgang te kijk te zetten voor wat zij is: een mieren nest vol geringeloorde, benauwde, ver blinde stakkers, van hoog tot laag sla ven van de belachelijke reclameleuze: „Wie Scooters Bouwt. Bouwt Aan De Individuele Onafhankelijkheid In De Wereld". Wat de figuur van Cras onderscheidt van de anderen en maakt dat hij niet meegesleurd wordt in deze krankzinni ge bestaansmallemolen. ls zijn bewuste inzicht, ook in zich zelf. Dit wordt uit gedrukt in het motief, dat men het eerst tegenkomt als beschrijving van een jeugdsensatie van Cras als spijbe lende jongen op straat lopend, „alsof het ging om iemand die na zijn dood nog eens op aarde komt kijken". Hij denkt: ..Neen, het ls geen heimwee, het is verlangen iets dood te laten gaan en dan bitterzoet te voelen dat je nog leeft, dat je het overleefd hebt. dat je een tweede leven hebt, dat je uit eindelijk onkwetsbaar bent". Ditzelfde motief vormt het einde van het boek, waarbij de herinnering aan de school bel weer bovenkomt. Laat hem luiden! De wijze van schrijven, die Van de Waloheren gebruikt, maakt de indruk alsof er iemand spreekt, die weinig over zijn woorden nadenkt. Deze in druk ls des te treffender als men ont dekt hoe in deze stijl letterlijk leder woord functioneel ls. De auteur be dient zloh bijv. voortdurend van korte, kernachtige vergelijkingen, die zo ter loops aandoen, dat de lezer geneigd is over de persoonlijkheid ervan heen te zien. Slechts een enkele maal vervalt hij in al te grote huiselijkheden, zoals „rondborstigheid", gezegd van een meisje en schrijfwijzen als „Perverti- ne" en „phallltisch". Van de laatste twee hoop ik dat het versohrijvingen zijn. Doch deze kleinigheden daargela ten. De heftige geladenheid van de zin nen vormt met de toon, die ik mis schien het beste „doodleuk constate rend" kan noemen, het geheim van het indrukwekkende van deze ro man, waarin zonder gemoraliseer of sentimentaliteit een stuk moderne menselijke tragiek - de tragiek van de mensheid die de schoolbel niet meer kan laten luiden - gegeven wordt, dat en ieder, die het leest, moet doen denken aan de regels van Nühoff: „Ach, waren dat wij niet/ Ach ik niet Ach jij niet". Dit Is het ware schrijverschap; zonder uit eenzettingen en beschouwingen over zijn bedoelingen, een wereld op te bouwen waarin de gebeurtenissen, de beelden en de toon voor zichzelf spreken, CLARA EGGINK overvliegende reiger, genieten zij van het zwenken der breed zeilende meeu wen en vult hun fantasie aan, wat de werkelijkheid hun onthoudt. Voor deze mensen maakt het eigen lijk niet zo veel uit, waai' zij wonen, want wat hen eenmaal heeft bekoord en ontroerd, dat staat voor altijd in hun geest gegrift, ze dragen het met zich, ze kunnen er steeds weer van ge nieten, ongeacht de plaats, waar zij zich bevinden. Bovendienwat is beter: de her innering, gesublimeerd door de tijd, óf de werkelijkheid, vaak gestoord door hinderlijke bijkomstigheden? Een voorbeeld ter toelichting? ENIGE jaren geleden stond ik op een brug boven een rivier in een grote havenstad. Boven mi] was het barre geweld van aanstormende wolkgevaarten waaruit regen neer sloeg op het water, dat grauw en schuimend beneden me wervelde. En op dat water en boven de zwijgende grim migheid der geweldige dukdalven was de lichte gratie het meeuwen volk, de kapmeeuwtjes, de grote zilvers, de manteimeeuwen, de vliegende zwen kende en soms krijsende vogels met hun onbetwist meesterschap over de woedende elementen. Toch weet ik zeker, dat het daar op die brug zeer koud, zeer winderig en ongelofelijk vuil op de straat moet zijn geweest op die gure winterdag, maar al deze nare bijzonderheden staan de mooie herinnering geenszins in de weg Zo is het nu ook met m'n stille vij ver, die me toch koude voeten heeft bezorgd. Maar ook, en voor altijd, een herinnering. SJOUKE VAN DER ZEE. Kijkjes in de Natuur Overdenking bij een vijver v OP DE BOEKENMARKT IN Nederland over het weer schrijven ls een hachelijke onderneming. Sohryf nu eens een artikel vol er gernis over ons wispelturige klimaat, over de stortbuien en de windvlagen van december en januari, lucht er je hart eens in en som alle nadelen van onze geografische ligging op, overdrijf desnoods maar flink, tegen de tijd, dat je pennevrucht de deur uit is, onher roepelijk losgelaten, lacht het mooiste blauw Je tegemoet uit een hemel, waar in het voorjaar al staat geschreven! Dan spektakelen de mussen in de klimop, voor ze gaan slapen, net of het al maart is of april, je huisgenoten zijn opgetogen over het weer en je vrinden en kennissen vinden je klaagzang maar „zo-zo". Maak je voorzichtig speculerend op de plotselinge veranderingen, waar door ons klimaat zo berucht is, een voorzichtig gokje op een prachtig, een zonnig weekend, tien tegen één, dat het „feestartikel" in de bus wordt ge stopt door een bezorger, die alleen maar dank zij fantastische fletstoeren op een spekgladde weg, zijn belang rijke bezigheid kan verrichten. Neen, wij hebben geen klimaat om met een termijn van een week over op te scheppen of over te klagen. Je komt altijd met je verhaal onherroepelijk achteraan sukkelen. Ik doe het dan vandaag ook mpar niet maar ik accepteer eenvoudig wat er op dit ogenblik ls te genieten En dat ls niet gering, hier aan de rand van een vijver in een oud en heel stil bos Het regent niet, het stormt niet, er is alleen maar een verheven rust in een koele winterse omgeving De dunne zwleptakjes aan het einde van de grijparmen der zware bomen, de ontzaglijke stammen met hun kolos sale takkenvraohten, ze bewegen bijna niet. Ze hangen maar zo'n beetje te weerspiegelen in het zwarte water, dat hun evenbeeld met dat van de mooie heester- en atruikenpartijen weer kaatst. Over het brede gazon valt laag het licht. Er is een grote vrede in de on bewogenheid en de rust van al deze dingen: die vijver, de bomen en de paden, de geploegde akkers in de sche merige achtergrond. EEr bestaat een kans, dat sommige lezers hun krant met deze be schrijving van al dit schoons straks in hun doorweekte schoenen stoppen en dat ze zeer lelijke dingen zeggen van het weer in Januari in Ne derland. Dat ls dan Jammer. Van die schoenen. Ook bestaat de mogelijkheid dat vele lezers in hun omgeving in wijde kring moeten zoeken om ook maar een paar boompjes, laat staan een park met stille vijvers te vinden. Is het dan wel behoorlijk, zo vraag lk me af, dat lk die mensen, die hun dagen slijten temidden van de aan na tuur zo arme huizen- en stratenzeeën, zo onder de neus wrijf, wat ze ln opzicht te kort komen? Geen gemakkelijke vraag! ik kan er ook maar niet dadelijk met „ja" of „neen" op antwoorden. Wel kan ik verzekeren, dat schrijver dezes ook niet altijd in de gelegenheid is geweest, naar believen een vijvertje of een bos paadje op te zoeken op elk gewenst Tweemaal Italië uur van de dag en dat hij ook Jaren lang het grote-stadsleven heeft ge kend, toen zijn dagelijkse weg naar zijn werk hem voerde langs gTachten en over kilometers asfalt. De grote stad met zijn krankzinnig gejacht en zijn rumoer, maar ook de stad met zijn schoonheid in velerlei vormen. Wat heb ik, gevangen in de woestijn van huizen en straten, van deuren en ramen en balkonnetjes, in die dagen echter genoten van wat anderen schre ven uit hun streken, die gezegender waren dan de mijne. Wat heb ik ook leren waarderen de parken van mijn stad, waar aan leven meer aanwezig was dan de haastige voorbijgangers konden vermoeden. Daar, in die volle razende stad waar iedereen en alles bezeten was van haast, van drift, daar heb lk door mijn omzwervingen dichtbij en ver buiten af en vooral ook door mijn lectuur de grondslag gelegd van wat later zou worden tot een grote belangstelling in alles, wat leeft, in welke vorm dat le ven zich ook voordeed. Het is namelijk helemaal niet zo, dat iemand, omdat hij toevallig in een streek is opgegroeid, die rijk is aan natuurschoon, ook persé een natuur liefhebber moet zijn. Er zijn mensen, die maar een paar passen behoeven te doen om buiten te zijn en in de prach tigste en rijkste omgeving. Maar ze lopen met een blinddoek voor, ze ken nen geen plant, geen dier, het inte resseert ze geen zier, de natuur is voor hen een gesloten boek. Ik ken er echter ook, die uit hun i hoge kamer uitzien over een dakenzee met schoorstenen en antennen, maar boven dit troosteloze landschap volgt hun blik de lome wiekslag van een Dat men dit werk toch teleurgesteld terzijde legt, vindt zijn oorzaak in het feit dat de lezer die op de hoogte is van wat er in de laatste jaren op lite rair gebied de moeite waard was, een andere Aya Zikken kent. nl. de schrijf ster van de eerstgenoemde boeken. Men is verbaasd deze scherpzinnige auteur hier terug te vinden als een zachtmoedig schoolmeisje met een nei ging tot schilderen, met een mantel pakje in haar rugzak en een blauwe schilderskiel aan. Zij heeft de aanbe veling van de Vereniging ter Bevorde ring van de Belangen des Boekhandels, luidende „Vlieg er eens uit met een Boek", voor haar lezers mogelijk ge maakt, maar daar is ook alles mee ge zegd. Met dit boek is men inderdaad in Italië, maar het is het Italië van de eenvoudigste reiziger en aan de buiten kant bekeken. Gezien de omvangrijke literatuur, die er reeds over dit land bestaat en de schrijverscapaciteiten van Aya Zikken in aanmerking genomen, ls dit m i. niet voldoende om het vol schrijven van 224 bladzijden te recht vaardigen. G. van de Walcheren. „Scherven langs de hemel". J. M. Meulenhoff. Amster dam 1955. Geheel andere koek is de roman van G. van de Walcheren, getiteld „Scher ven langs de Hemel". Ik herinner mi] niet deze schrijversnaam eerder ont moet te hebben. Indien dus mijn her innering mij geen parten speelt en dit boek inderdaad een debuut ls, dan hebben wy hier te maken met een de butant, die als schrijver volwassen ter wereld'is gekomen. Voor ik eohter in bijzonderheden over deze roman zal treden, wil ik na drukkelijk zeggen dat het jammer is, dat de uitgever deze roman met zo'n onmogelijk uiterlijk de wereld inge stuurd heeft. Zowel omslag als typo grafie suggereren Iemand, die op deze zaken een beetje kijk heeft, een heden daagse Johan Kievit of enig ander jongensboek, inplaats van een vol wassen moderne roman, die door zijn uitzonderlijke kwaliteiten van stijl en stofbehandeling onder de onmiddellijke aandacht van ieder intelligente lezer gebracht dient te worden. „Scherven langs de Hemel" is in let terlijke zin de roman van een fabriek en wel van een Italiaanse fabriek, die scooters maakt, de S A. Moto-Mi- nini. De beschouwer van de gemeen schap, die door deze fabriek gevormd wordt! is de personeelschef Cras, een Nederlander In deze functie komt Cras met vrijwel alle individuen, die in deze industrie van hoog tot laag werken, geregeld in nauw contact. Hij is op de hoogte van het fabricagepro ces, van de handelsconferenties, van de sociale rechten en plichten van ie der en bovendien nog van hun indivi duele eigenschappen. Gelukkig laat signor Cras het daar niet bi], want dan zou dit interessante boek nooit tot stand gekomen zijn. Aya Zikken. „Alleen Polenta vandaag". N.V. De Arbeiderspers. Am sterdam 1955. Aya Zikken, die in 1953 een novelle met beloften, genaamd „Het Godsge schenk Onbegrepen" heeft uitgegeven en in 1954 een roman „Als Wi) Groot Zijn, Dan Misschien" die zon der twijfel behoort tot het beste proza van de moderne letterkunde, heeft een kampeertocht door Italië gemaakt en brengt daarvan verslag uit in haar boek „Alleen Polenta Vandaag". Dit reisverhaal is met onaardig. Het is simpel en eerlijk en een tikje poëtisch. Iedere bladzijde spreekt van haar ver rukking over landschap en zonneschijn, over haar blijdschap om haar volko men vrijheid, zy beschrijft vluchtige ontmoetingen met gastvrije landslie den. Zij heeft musea bezocht, kerken gezien, in gondels gevaren, kortom dat gene gedaan wat iedere opgewekte toe rist in Italië of in enig ander land doet. Zodoende is „Alleen Polenta Vandaag" een boek geworden cm vriendelijk over te spreken,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 6