pagina: f Industrialisatie stuwde Noorse economie in andere richting „LEVEND" NEDERLANDS Een Zoeklicht ZATERDAG 21 JANUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL Naar fjorden en bergen (VIII) Vissersvloot op indrukwekkende ivijze gemoderniseerd Hydro-elektrische energie is bron van welvaart (Speciale berichtgeving.) De directeur van de Bank van Noorwegen heeft ons, door de invitatie tot een diner in Oslo, waaraan ook een viertal ministers aanzat, een bewijs geleverd, hoezeer Noorwegen geïnteresseerd is in de aantrekking van buitenlands kapitaal ten behoeve van de industrialisatie van het land, dat zich tot dusverre had gespecialiseerd op visserij, landbouw en bosbouw. Weliswaar is de betalingsbalans niet in evenwicht, is er een dividendstop, welke zeer zeker een belemmering zou kunnen betekenen voor buitenlandse investeringen, doch wij mogen aannemen, dat deze hinderpalen, mocht dit beroep in de zeer nabije toekomst op de buiten landse kapitaalmarkt worden gedaan, ten dele zullen worden weg genomen, teneinde de deelneming zo aantrekkelijk mogelijk te maken. De belastingen in Noorwegen zijn zeer progressief, meer nog dan hier te lande. Ze werken sterk nivellerend en romen de grote inkomens nog sterker af dan in Nederland. De staatsbemoeienissen strekken zich in deze staat reeds 20 jaar onder socialistisch bewind verder uit dan ten onzent. Zo worden bijv. in Oslo de bioscopen door de gemeente beheerd. Ze brengen dezelfde pro gramma's als overal elders ter wereld. Na aftrek van 20 pet. vermakelijk heidsbelasting, wordt de winst voor culturele doeleinden gebruikt. Wat zeer lofwaardig is, doch wat betekent, dat de populaire culturele instelling bij uitstek, de film, de andere minder levensvatbare instellingen in stand moet houden. t(jd betreft, zelfs met 80 pet. De produktie per hoofd, meer speciaal nog de produktie per werkend hoofd, is dus niet in dezelfde mate omhoog gegaan als de absolute produktie. Nog is rekening gehouden met de verhoogde beschikbare vrije tijd van de in het arbeidsproces ingeschakelden. Het aantal werkkrachten, in het in- dustrieproces ingeschakeld is in ver houding kleiner dan in 1905, het aan tal werkuren is minder. De stijging van de vrije tijd van de bevolking, een van de graadmeters van de levensstandaard van een volk, in de berekening opgenomen, levert tot uitkomst op, dat, ruw ge schat, de produktieprestatie per man-uur drie maai zo groot is als in 1905 Noorwegen heeft dus wel dividend getrokken van zijn kapitaal, d.w.z. de industriële ontwikkeling in al haar facetten. Eveneens moet rekening worden gehouden, om een volledig beeld van de .economie op te hangen, met de netto ontvangsten aan goederen en diensten uit het buitenland. Spe ciaal voor Noorwegen is dit noodzake lijk, omdat de grote onzichtbare ex port in de vorm van diensten (scheep vaart) betaald wordt in de vorm van een groot zichtbaar importsurplus. In de gehele periode van 1905 tot 1955 heeft Noorwegen meer goederen geïmporteerd dan geëxporteerd, wat heeft bijgedragen tot de verhoging van het economische peil. steeg met meer dan 800 pet., die van de lagere ambtenaren met 400 pet., die van de hogere ambtenaren slechts met ongeveer 250 pet. De steeds meer progressief ver hoogde inkomstenbelasting heeft, af gezien van de salarissen, er sinds 1905 ook toe bijgedragen de netto inkomens te nivelleren. Sociale ideo logieën en sociale machten achter deze herdistributie weerspiegelen de invloed van de arieiderspartij, aan de macht gekomen als gevolg van de georganiseerde werkkrachten. In de 50 jaren, welke Koning Haakon aan de regering is, is er veel veranderd in Noorwegen. Het land heeft voordien veel binnenlandse moeilijkheden ge had, tot het volkomen onafhankelijk werd van de andere Scandinavische landen Toen Koning Haakon de re gering aanvaardde stond het land aan het begin van een industriële ontwik keling, die reeds elders zegenrijke ge volgen had gehad. De Noorse econo mie was er nog nauwelijks door be roerd. Er was geen basis voor de in dustrie omdat kolen en olie ontbraken. De landbouw werd bedreven volgens oude tradities, evenals de visvangst Het grootste deel van de vissers vloot bestond uit zeilschepen en roei boten. Thans echter, zo werd ons in een overzicht door O. F. Knudsen medegedeeld, is deze vloot op indruk wekkende wijze gemechaniseerd en is men begonnen om deze mechani satie te voltooien of te verbeteren met kostbare uitrustingen. De land en bosbouw is eveneens tot mecha nisatie overgegaan. Alleen in 1954 werden meer dan 3000 tractoren in gevoerd, 7000 machines voor mecha nisch melken en 3000 voor het oog sten. Naarmate de mankracht voor de land- en bosbouw minder wordt, beweegt de mechanisatie zich in stij gende lijn. GEEN „BEWOGEN LEVEN" Door verschillende omstandig heden was de schrijver van de artikelenreeks ,3ewogen Leven", Rein Brouwer, deze week ver hinderd zijn gebruikelijke bij drage te leveren. Men zal zijn artikel dus in dit Bijvoegsel tevergeefs zoeken. Dit gaf de stoot bot het stichten van elektrochemische en elektromeballur- gisohe bedrijven, welke een plaats op de wereldmarkt gingen veroveren. Ook de produktie van ertsen, ram timmer hout en visprodukten bewoog zich in de stijgende lijn. Scheepswerven cn machinefabrieken hebben zich gestadig kunnen ontplooien, ook de zware in dustrie. Zo zijn, wij schreven het reeds, alle turbines en generatoren voor de hydro-elektrische werken te Rossaga in Noorwegen gebouwd. De lichtere in dustrie: radio's, ijskasten, wasmachi nes, is eveneens tot bloei gekomen De waterkracht heeft de nationale industrie tot ongekende mogelijkheden gebracht en als men weet, dat heden ten dage slechts een vijfde daarvan In exploitatie is, dan valt er op dit gebied nog veel te verwaohten. De capaciteit van de thans in exploitatie zijnde in stallaties bedraagt 20.000 miljoen een heden per jaar tegen 160 miljoen in 1905. Nu hebben de installaties een capaciteit van 3.600.000 kilowatt en als dit jaar teneinde is, zal dit met 600.000 kilowatt zijn toegenomen, In de gehele genoemde periode is het verbruik van kolen en cokes ongeveer hetzelfde ge bleven VERHOOGDE VOLKSWELVAART Deze economische groei betekent natuurlijk ook een materiële vooruit gang en een verhoogde volkswel vaart. De verhoogde levensstandaard in het algemeen en die van het in dividu in het bijzonder vragen be grijpelijker wijs reeds een hogere produktie. Deze is, zo mag worden aangenomen ook door andere oor zaken verviervoudigd. In die zelfde tijd is de bevolking met meer dan een miljoen, dus bijna 50 pet., ge groeid. Het aantal voor het arbeids proces bruikbare mensen, wat leef- Het is evenwel niet noodzakelijk, dat het cansumptaepeil met eenzelfde percentage omhoog gaat als het pro- duktiepeil. Stads 1905 is een groot, deel van de verhoogde produktie omgezet in investeringen, een kleiner deel in consumptie, In concreto is natuurlijk de consumptie belangrijk gestegen, re latief echter is de consumptie in goe deren en diensten kleiner geworden, terwijl het deel besteed aan de ont wikkeling en uitbreiding van de indus trie is gestegen. Gezegd kan worden, dat 'het peil der investeringen in Noorwegen na de oor log. een der hoogste in de wereld is geweest. Dit hoge peil heeft wel een zekere druk op de economie uitge oefend, het heeft eohter ook de basis verbreed voor het opvoeren van de pro duktie en consumptie in de toekomst. BELANGRIJKE VERSCHUIVINGEN Zowel in produktie als in consumptie hebben er in Noorwegen belangrijke verschuivingen plaats gevonden. De bijdrage aan de nationale produktie van de land- en bosbouw was ta 1910 nog 1/5; in 1950 sleohts 1/10. In 1910 was de bijdrage van de industrie (hier in ook begrepen: handenarbeid, mijn bouw, bouwnijverheid en energiepro- duktie) 1/4 thans bijna de helft. Zoals reeds gezegd, is onder het so cialistische bewind de staat een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Van de bruto produktie incasseerde de staat 28 pet. door belastingen tegen 10 pet. in 1910, Een groot deel hiervan werd besteed aan subsidies, pensioenen en andere sociale verzorgingen. In 1950 beliep die een bedrag van 10 pet. van de nationale produktie. waardoor in belangrijke mate de consumptie werd beïnvloed. Door de nivellering van inkomens werd de economische positie van hen, die er het slechtst aan toe waren in 1905, verbeterd. De nominale verdien sten van land- en industrie-arbeiders KONING HAAKON De vooruitgang ran de scheepvaart is de laatste halve eeuw radicaal te noemen: van windkracht naar diesel- kracht als middel van voortstuwing. Meer dan de helft van de Noorse ton nage bestaat uit tankschepen (welke voornamelijk in charter varen), koel- schepen en lijnschepen. De Noren zijn vrachtvaarders van betekenis gewor den. In de walvisvaart nemen zij een bijzondere positie en een vooraan staande plaats m_ Spoorwegen worden aangelegd ta de tot dusverre ontoegankelijke gebieden. Ook door de aanleg van wegen voor het autoverkeer worden deze gebieden, die anders alleen maar per schip te bereiken waren, opengelegd. Het vlieg tuig is thans de snelste verbinding tus sen Oslo, Sta/vanger, Bergen, Trond- heim, Bodo. Nog noordelijker kan men gebruik maken van watervliegtuigen. Het lange, uitgestrekte Noorwegen is klein geworden door het vliegtuig. STRUCTURELE WIJZIGINGEN De grondslag voor de Noorse econo mie is in de eerste plaats geheel van structuur veranderd Wel voorname lijk door de ontwikkeling van de in dustrie en de energie. Werkzaamheden in fabrieken, welke vroeger hoofdzakelijk door handkracht werden verricht, zijn thans geëlektri ficeerd. De waterkrachtwerken, de goedkope bronnen van energie, hebben deze elektrificatie wel sterk bevorderd en zullen in de toekomst, de atoom energie ten spijt, een nog grotere rol gaan spelen. Werd de eerste elektrische centrale reeds ta 1895 gebouwd, na 1905 begon de hydro-elektrische ontwikkeling eerst recht. De Norsk Hydro, Noorwegens grootste industriële concern, waarin de staat thans grotendeels is geïn teresseerd kon in 1905 op ruime schaal goedkope energie gaan leveren. t T~\ E nieuwe spelling heeft ons f )al héél wat kopzorgen be- 4 zorgd De Nederlandse taal Is een „le vende" taal en dus, gelijk de mens, natuurlijk aan innerlijke en uiterlijke veranderingen on derhevig. Met onze taal is het nu wel eng schoksgewijs onnatuurlijk gegaan en wij, die met deze taal moeten omgaan als het dagelijks brood, zitten met de brokken, hóe erg we onze best ook doen Oude spelling, nieuwe spelling en voorkeurspelling dwarrelen door onze arme hoofden: we zit ten vooral met de c en de k en juist als ge denkt: hier moet persé een c staan is het een k of omgekeerd. Dat valt ta de praktijk haast had ik geschreven practijk niet mee en als we niet op passen, krijgen we er koortsdro men van. DE hooggeleerde heren heb ben, het héél verstandig en goedbedoeld uitgeknobeld! en er zal niemand zijn, die geen hoge dunk van hun kennis en hun kumde heeft. Maar zij die hun vondsten in de openbaarheid moeten uitdra gen, zijn nog niet gelukkig, want de logica is wel eens op de loop en wie gewend is logisch te den ken komt bedrogen uit. Daarom is het een voortdu rend open- en dichtslaan van de beroemde en langzaam aan be rucht geworden „Woordenlijst van de Nederlandse Taal", vrucht van de samenwerking bussen Nederlbanders en Belgen, die het met elkaar op een ak koordje gegooid hebben en voor al op het gebied van de hoofd letters, de koppeltekens en de bastaardwoorden hun ingenieu ze gedachtengang lieten gelden. ER zijn experts onder ons, van wie wij zeker weten, dat zij een grondige studie van de spelregels maakten, waarvoor onomstotelijk hulde past. Het merkwaardige is echter, dat zij dikwijls het meeste ta de knoop zitten en dan aan ons, die er weinig of niets van weten, ter algemene lering de vraag stel len: „hoe zou jij dit of dat woord schrijven?" Nog merkwaardiger is, dat wü het dan meestal in- tuitief goed raden ofhet héél goed „weten", omdat wij slinks en snel de groene Woor denlijst opslaan en rap en gevat het juiste antwoord geven. Vanzelfsprekend laten wij niet merken, dat dit juiste antwoord1 verkregen werd door „spieken", zodat de bewondering der ex perts bij ieder woord groeit. Zij komen tot de voor hen zie lige conclusie, dat degenen die De verwoestingen dioor de oorlog zijn hersteld, nieuwe winsten zijn ge boekt. Het land heeft in de periode vwn 19051950 geen decennium van grotere welvaart gezien, dan dkt van •va de oorlog. Noorwegen staat, wat mensen, ma chines en materiaal betreft, klaar om een nog betere toekomst en een betere maatschappij te bouwen. Het land staat voor problemen, andere problemen dan in de 30er jaren. Er is nl. een over-actlviteit, een teveel aan aanschaffingsmogelijkheden. On dernemingsgeest van overheid en individuele investeerders moet bin nen de perken gehouden worden van wat een natie zich kan veroorloven. De zware balans van het betalings deficit, dat grotendeels moet worden gedekt door buitenlandse credieten en leningen verscherpt de positie. Dit behoeft niet nadelig te zijn voor een zich op velerlei gebied uitbreidend land, mits de essentiële aspecten van de interne economie onder controle kunnen worden gehouden. De 50 ja ren krachtige, economische groei heeft in Noorwegen een sterke grondslag gelegd, die een waarborg is voor een verzekerde toekomst, die redelijk verantwoord is. Noorwegen is ta hoge mate afhan kelijk van een grote lm- en export, voor zijn economische welvaart.. De liberale handelspolitiek ran de 19de eeuw, on der leiderschap van Engeland, is ta de 20ste eeuw afgeslepen door oorlogen en nationalisme. De uitbreiding van de wereldhandel werd door allerlei be lemmerende maatregelen beperkt. Tooh vond in Noorwegen een belang rijke uitbreiding van de internationale uitwisseling van goederen en diensten plaats, van onschatbaar voordeel voor het land. Internationale politieke en economische crises en wereldoorlogen, hebben duidelijk bewezen, dat geen en kel land zijn economie zonder hulp van buiten kan opbouwen. Noorwegen heeft dit zeer wel ingezien en neemt steeds meer deel aan internationale organisaties, die het welzijn van de wereld en de vooruitgang kunnen be vorderen Ook Noorwegen heeft perioden van economische stilstand, industriële on rust en massa-werkloodheid gekend, ta het bijzonder tussen de twee wereld oorlogen. Van 19301939 bedroeg het aantal werklozen 80.000 2.000.000 werkdagen gingen verloren door stakingen. Gedurende de laatste 10 jaren is de werkloosheid zeer gering geweest; on der de 10.000 per jaar ta de periode van 1946—1950, nl. seizoen werkloos heid. Stakingen bereikten een laagte record: 718.000 verloren werkuren in dezelfde periode. De staking van 10.000 transportarbeiders, die op 25 november het werk wegens een loongeschil heb ben neergelegd, zullen wel verandering in deze gunstige cijfers brengen. De jaren stads de tweede wereldoorlog zijn jaren van economische welvaart geweest. De jaren 19461950 gaven een grote bevolkingsaanwas te zien: 6.7 pet. of meer dan het dubbele van de aanwas in de 30er jaren, en stads 1950 heeft deze aanwas een hoog peil be houden. Het sterftecijfer is naar bene den gegaan. v OP DE BOEKENMARKT' held, die de wijsheid eerder accen tueert. Men maakt kennis, met de reizende Hang mee. met vele personen in de Siamese maatschappij. Men ontmoet handelaars, meisjes, officieren, filoso fen die priester zijn, een kleine jongen, die ongedeerd omgaat met de dieren van de wildernis. Men reist in een trein, die een week doet over vijfhon derd km., vanwege een eigenaardigheid bij de brandstoffenleverantie, in een junglewagen met wielen van twee meter doorsnee, men bezoekt Holland se clubs en oosterse huizen, een tempel, een begrafenis. Doch de nadruk ligt inderdaad op de figuren: priester en moordenaar. De priester was een moordenaar, hoewel zonder enige op zet en Hang wordt tot tweemaal toe een moordenaar, eveneens zonder enig boos opzet en alleen omdat zijn han delingen zo ongelukkig waren ten op zichte van het subject. Hang zou priester willen worden evenals Pra Sri Wichai, die hem op een in onze ogen wat humoristische wijze geïnitieerd heeft in de vijver van de tempel Wat. In geen van de voorvallen ontbreekt de wijze moraal waarop deze roman gebaseerd is en die in het kórt hierop neerkomt, dat de mens, oosters of westers, moet trachten los te komen van het traditionele reageren en den ken en zich ontwikkelen van de kin derlijke gaafheid uit. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de Hang aan het slot van zijn avonturen het plan opvat een school te stichten waarin kinderen zich natuurlijk kunnen ont plooien. strikt zonder enige invloed van religie of sociologie. Een even wijs als vermakelijk plan, waarvan Hang zelf de betrekkelijkheid ook wel Inziet door er als aap uit de mouw aan toe te voegen, dat hij denkt dat deze school „ta eerste instantie veel enthou siasme zal opwekken", omdat iedereen nu eenmaal graag modern doet. Na de arbeid aan de eigen ziel, die Hang als het ware en passant verricht, is hij dus tot de conclusie gekomen, dat de mens in deze na-oorlogse wereld, het wijste zou doen met te zien of het mogelijk zou zijn terug te keren tot de primordiale d.w.z. allereerste zuiverheid en vandaar uit te leren zijn oordeel en zijn gedrag te regelen. Deze filosofische gedachte is zeker niet nieuw, maar zelden hebben wij ze op zulk een toenemende en sierlijke wijze opgediend gekregen. Oehla. „De Priester en de moorde naar". J. M. Menlenhoff. Amster dam 1955. Een zeer onderhoudend en wijs ver haal heeft de schrijver, die Oehla heet of zich zo noemt ik herinner mij niet eerder werk van hem ontmoet te hebben opgetekend en er de naam „De Priester en de Moordenaar" aan gegeven. De suggestie, die deze titel althans bij de westerling oproept, is die van geloof, bekentenis en boete. Doch om deze ervaringenreeks gaat 't hier helemaal niet. In dit verhaal, dat een soort reisrelaas is van een jonge Siamees, die na vier jaar in een Japans kamp gezeten te hebben, in zijn land terugkeert en tracht de draden van zijn bestaan weer op te nemen, ligt de zaak anders dan men op het eerste gezicht zou denken. Bij deze samen vatting moet nadrukkelijk vermeld worden dat de verteller, Hang ge naamd. zijn jeugd in Nederland heeft doorgebracht en daar is opgevoed. Indien men daar geen rekening mee zou houden, dan zou men soms ver baasd staan over sommige opvattingen en conclusies, zoals b.v. die over de huwelijkstrouw, die typisch Europees aandoen. De mentaliteit, die uit het boek spreekt, doet half oosters, half westers aan. doch aan beide zijden wel authentiek. Toch ontkomt men al lezende niet helemaal aan de indruk, dat de schrijver soms spreekt „with his tongue in his sheek" op een toon dus alsof hij het zelf toch ook niet hele maal gelooft. Doch dit is geen gebrek, integendeel, deze toon geeft het ver haal een zekere lichtheid en geestig- het meeste ran deze zaak den ken te „weten", er eigenlijk niets van afweten Wat hun, na zoveel vermoeiende studie, niet kwalijk is te nemen. WIJ loeien ons soms als dit treurig peinzende jonge tje, dat zijn uiterste best doet, de nieuwe Nederlandse taal onder de knie te krijgen. Voor hém is het echter nog niet zo moeilijk als voor de ouderen, die thans gedwongen zijn, lang jarige goed-ingeburgerde ge woonten af te leggen. Het is immers altijd veel moeilijker iets „af te leren", «ten „aan te leren", vooral als men niet meer zo jong is, als toen de geest frank en vrij braak lag, om Iets „op te ne men". Dit jongetje mag misschien wat ongelukkig voor zich uit Btaren, omdat hij gedwongen is zioh te onderwerpen aam wat onze Minister van O. K. en W. en de Belgische Minister van Openbaar Onderwijs zo van har te aanbevelen, wij persoonlijk kijken nog véél ongelukkiger, omdat iedere nieuwe dag thans, behalve de gewone, dagelijkse problemen, een stel nieuwe pro blemen geeft, voor de juiste op lossing waarvan wij, zonder de hulpe van de befaamde, groene Woordenlijst, voorlopig geen ab solute zekerheid kunnen geven. 18-karaats zijn onze woorden, zo maar uit het hoofd nog niet, al wanhopen we er geens zins aan, éénmaal ook een hoog gewaardeerd lid van het nieuwe epelltagsgi'lde te warden. NOG enkele maanden en we hebben de ganse Woorden lijst omvattend 635 pagina's in het hoofd. Het zal zweetdruppels kosten, dooh we hebben het er in het be lang van de mooie Nederlandse taal graag voor ovef. Als dan die levende Neder landse taal maar niet wéér ver andert! In dit korte mensenleven hebben we dat al méér ervaren en dat onze kindskinderen weer héél andere zullen schrijven dan wij, staat buiten kijf! FANTASIO Louis Frequin. „De Man die ach terbleef'. Van Loghum Slaterus. Reeks De Gelderse Bloem. Arnhem 1955. „De man die achterbleef" ook dit boek is bij mijn weten een eersteling is bekroond met de literatuurprijs van de provincie Gelderland. De novel le bevat de bekentenis, de biecht zo men wil. van Vic de Waal. Deze Vic de Waal is de enige die het leven behou den heeft van een groep verzetsstrij ders, die in Vugt opgesloten was. Na tien jaren in vrijheid" geleefd te heb ben. graaft, hij. gedreven door een diepe onrust, zijn herinnering aan die rampzalige tijd op en vraagt zich af of hij zich de genade, die hem geschon ken is. waardig heeft gemaakt, zijn geweten, dat deze laatste vraag ont kennend beantwoordt, heeft gemaakt dat hij deze herinnering jarenlang verdrongen heeft totdat zijn morele benauwdheid zo heftig wordt, dat hij achtervolgd door angstdromen, niet verder kan leven. Op aanraden van zijn vriend Herman Bergweg, delft hij zijn ervaringen op en vertrouwt deze aan het papier toe. Een aangrijpend relaas is het gevolg van deze zelfanalyse. Niet dat de lezer iets nieuws meegedeeld wordt. Het is de oude litanie van de illegaliteit; goede bedoelingen, terreur, verraad, marteling, lichamelijk en geestelijk, kameraadschap, aanvaarding en de troost van het geloof in het ogenblik waarop de dood in zo gruwelijke ge daante nadert. Opvallend is hoe veel beter Frequin zijn medjpm beheerst in de gedeelten, die de bekentenis vor men dan ta de passages, die het heden weergeven. Dit kader is kennelijk aan gebracht om te komen tot de stof (het verleden), die de auteur zijn inspiratie gegeven heeft. De waarde van dit boek ligt dan ook n:-' zozeer in het feit dat „De man die achterbleef" een verzets- verhaal is ofschoon er m i. nooit ge noeg gewezen kan worden op de bezet- lingbervaruig. die men aiierwege tracht te vergeten dan wel daarin dat Frequin de noodzaak van deze eerlijke bekentenis duidelijk maakt door zijn oude ervaringen de gestalte van een gruwelijke geestverschijning in een nieuw huis te geven. CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1956 | | pagina 6