PAUL KRUGER's
woord van verzoening
MM211
Een Zoeklicht
D
ZATERDAG 10 DEBEMBER
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 2
Beivogen Leven CLI
Neem het beste uit Utv verleden
en bouwt daarop Uw toekomst
„Wie op de hoge God vertrouwt"
Kijkjes in de Natuur
BEVERRATTEN, ZWEMMERS
VAN PROFESSIE....
OP DE BOEKENMA RKT
Toen Rhodes in zijn vaderland
kwam, was hij een gebroken
man. Doch zijn geest wilde zich
met alle geweld herstellen; moge
lijkheden zoeken voor de uitein
delijke overwinning. Zijn ideaal
was toch goed? *5ans Zuid-Afrika
verenigen in éefti Staat, onder
Engels opperbestuur? De Engel
sen hadden toch bewezen dat ze
regeren konden?
Er waren in Engeland nog veel
meer slachtoffers van zijn vorige
krantencampagnes, dan hij had
durven hopen. Stilzitten kon hij
niet, en diep in zichzelf wilde hij
ook nog niet toegeven dat hij het
verloren had. Rhodes begon een
nieuwe campagne in de kranten.
Aan het Engelse volk werd in
ronde taal duidelijk gemaakt dat
Engeland's prestige in Afrika op
het spel stond. Men kon nu wel
tijdelijk vreselijk op Jameson af
geven, omdat die de neutraliteit
van een bevriende mogendheid
geschonden had, doch was dat in
dit geval zo erg In de eerste
plaats was Transvaal, gelet op
vorige overeenkomsten niet hele
maal onafhankelijk, en in de
tweede plaats, wat daar aan „de
Rand" gebeurde was toch maar
even vreselijk Daar werden tien
duizenden Engelsen als onmon-
digen beschouwd, als slaven
behandeld
Paul Kruger in zijn hut aan boord van H.M.'s Gelderland
Wie vijf jaar aan de Rand had gewoond had nog geen
stemrecht! Was het nu werkelijk zo slecht wat Jameson
had gedaan? Kon dan niemand zich voorstellen wat hij
had gevoeld toen hij de overtuigende bewijzen in handen
kreeg dat daar aan de Rand zijn landgenoten werden
onderdrukt? Zeker, hij moest veroordeeld worden, omdat
hij de wet geschonden had. maar hij had zijn landgenoten
willen redden uit de klauwen van de reinste willekeur en
tirannie.
En die landgenoten waren gedoemd geweest om hem
In de steek te laten omdat zij een wapenstilstand voor
vierentwintig uur hadden gesloten met die leperd, die
Paul Kruger. juist op het critieke moment.
Het is een misdaad zijn woord te breken, maar is het
eigenlijk ook geen misdaad met een onwetende een der
gelijk verbond te sluiten, zodat hij gedoemd is zijn ziel
in lijdzaamheid te bezitten, als zijn broeders vlak bij hem
worden vermoord?
AL spoedig kwam er een vijandige stemming tegen
Transvaal. Jameson werd veroordeeld tot gevange
nisstraf. doch al spoedig flaneerde hij buiten het
gebouw, „op dokters advies". Zijn volgelingen werden
vrijgesproken en Chamberlain, de minister van Buiten
landse Zaken, zei in het Parlement, dat de heer Rhodes
een man van eer was.
Toen Znid-Afrlka dit vernam, begreep het dat Oom
Panl Kruger gelijk had gehad. Vele malen had hij
gewaarschuwd tegen de wolf van Afrika. Rhodes. Aan
de gang van het proces kon een ieder zien hoe de zaken
stonden. Men behoefde zich geen illusies meer te maken.
Oom Paul had het goed gezien, de oorlog stond voor de
deur. Morgen of overmorgen zou hij nog niet uitbreken,
eerst zou Engeland een geweldige troepenmacht naar
binnen dirigeren, en daarna zou er wel een stok ge
vonden worden, om de hond, die de rover eens zo
venijnig gebeten had. te slaan.
Men moest niet versagen; er was maar één weg. Op
nieuw met het geweer aan de schouder voor een tweede
Amajoeba zorgen Zou dat ooit mogelijk zijn? Zouden
twintig duizend burgers in staat zijn om een wereldrijk
te verslaan?
Oranje Vrijstaat en de Kaap. gebieden, die eens naar
Engeland hadden overgeheld, vatten door de Jamesonraid
plotseling vuur en vlam. Weldra was het duidelijk dat de
Vrijstaat in de toekomstige oorlog naast Transvaal zou
staan en dat de Kaap. Engels gebied, een welwillende
neutraliteit in acht zou nemen.
HOE langer hoe meer troepen werden in Zuid-Afrika
ontscheept. Kruger begreep, dat zij tenslotte een
ultimatum zoud'en moeten stellen. Chamberlain
lachte in zijn vuistje. De Boeren werden benauwd; hij zou
hen zo ver krijgen, dat zij de oorlog zouden verklaren.
Wat wist de gemiddelde Engelsman van de troepentrans
porten? De aanleiding tot de oorlog wès er; het niet
stemgerechtigd zijn van de bewoners aan de Rand. Indien
Transvaal op dit punt toegaf was het immers zo verloren.
Dan zou de wilde vogelbevolking, talrijk als de spreeuwen,
immers het land regeren door hun aantal.
Engeland had stemrecht geëist na een verblijf van vijf
jaar. Toen Kruger de oorlog dreigend nader zag komen,
gaf hij op dit punt toe. „Ofschoon nu alle redenen tot
oorlog vervallen waren", ging de troepenontscheping voort.
Op de 11de October van het jaar 1899 stelden de Boeren
hun ultimatum, vóór vijf uur verlangden zij de belofte
van Engeland, dat de troepen, die nog op- zee waren,
niet werden ontscheept en dat de grenstroepen terug
zouden trekken.
De Boeren zouden dan ook hun vrijwilligers uit het
grensgebied roepen. Indien Engeland niet antwoorde,
zou de Republiek dit, zéér tot haar leedwezen, moeten
beschouwen als een formele oorlogsverklaring
IE dag. wélk een spanning, terwijl ledereen toch weten
kon, dat Engeland niet antwoorden zou. Het wilde
Immers een voorbeeld stellen aan de wereld.
Die dag. de uren kropen om. Het werd vijf uur. Toen
werd het ln velen angstwekkend stil. Men had Iets ver
wacht en er was niets gekomen, het was zo maar oorlog
en er was niets gezegd.
Oorlog, de president zelf kon niet meer mee. Hij was
bijna vijf en zeventig. Doch vier van zijn zonen traden
in het veld. en zes schoonzoons. Bovendien nog drie en
dertig kleinzoons. Allen, die met een wapen konden om
gaan, traden aan.
Wat het geen onzinnige taak? Met nog geen veertig
duizend man het machtigste rijk van de aarde te ver
slaan? Paul Kruger zei; „Wie op de hoge God vertrouwt,
heeft zeker op geen zand gebouwd".
Eindelijk, men zou tot handelen overgaan. Het eerst
zou men de grote troepenconcentraties van de vijand
aanvallen. Nog voor het oude jaar was uitgeluid hadden
de Boeren vele overwinningen behaald. Tot verbazing van
de ganse wereld sloegen ze de zeker tien keer sterkere
vijand keer op keer. In de „Zwarte week", zo omstreeks
medio December werden de Engelse legers zo toegetakeld
als zelfs in de Krimoorlog niet was gebeurd.
Voor Engeland was nu de situatie heel penibel. De
militaire schande was nog groter dan die van de Ama
joeba. En in verschillende steden zaten grote legerafdelin
gen, soms van tienduizend man en meer. opgesloten.
Mafeking. Ladysmith, Kimberley werden belegerd door de
Boeren. En de in de nacht naderende dichte drommen,
die dienden tot ontzet, werden op de korrel genomen door
Boeren in hinderlaag.
Van de Engelsen in Afrika maakten zich een vreselijk
deprimerende stemming meester; de Engelsen in het
vaderland eisten Victorie! Het machtige Engeland
mocht niet verslagen worden door een handjevol men
sen. Dat zou weldra overal opstand betekenen.
Vele Boeren dachten dat Engeland na de gruwelijke
nederlagen van Magersfonteln, Stormberg en Colenso
wel met aannemelijke vredesvoorstellen zouden komen.
Hoezeer vergisten zij zich! Terwijl de wereld voortdu
rend meer ln bewondering kwam voor dit heroische
volk, rustte Engeland zich meer ten strijde. Honderd
duizenden zouden zich gereed moeten maken voor de
strijd in Transvaal.
Aan de ene kant deden de Boeren dom. Zij verbeuzel
den hun tijd met de belegering van de steden, waarbinnen
legerkorpsen van de vijand waren gevlucht. Zij hadden
beter gedaan met onmiddellijk de kusten te bezetten,
opdat geen nieuw contingent aan het oude kon worden
toegevoegd. Dan zou men de situatie misschien de baas
zijn geworden. Doch men opereert niet graag met de
vijand in de rug. Voor elke gesneuvelde Engelse soldaat
traden er nu tien nieuwe in de plaats en dat werd de
genadeslag voor de vrijheidlievende Boeren.
PIET CONJÉ moest zich, na dappere verdediging, over
geven aan een Engels leger dat tien keer zoveel
manschappen had en twintig keer zoveel kanonnen,
bij Paardenberg. Nu stroomden de Engelsen weldra
Transvaal binnen en het Boerenleger loste zich op in
kleine benden. De oude president vertrok naar Frankrijk,
hij werd gehaald door een Nederlands oorlogsschip, „de
Gelderland".
Weldra begon in Zuid-Afrika de grote drijfjacht. Zoals
eens de mens daar gejaagd had op kudden groot wild,
begon er nu de jacht op de mens zelf. Over een enorm
breed front rukten de Engelsen voorwaarts; boerderijen
werden verwoest, vrouwen en kinderen meegesleurd en
in concentratiekampen gedreven, waarin velen jammer
lijk omkwamen.
Indien men de doden, die gestorven zijn door een ver
langen'naar macht, door die catastrofale hunkering van
mensengroepen om de éérste te blijven of te worden,
hand in hand zou kunnen leggen, dan zou men er vele
malen de aarde mee kunnen omspannen. Dit verlangen
zit niet in één volk, of in één bepaalde tijd. Het is onver
brekelijk verbonden met „de keerzijde van de mens".
PAUL KRUGER trok door Europa. In Frankrijk rezen
de Onafhankelijkheidscomité's uit de grond en elke
Fransman vond het een gebeurtenis als hij Oom
Paul, de verpersoonlijking van de Vrijheid, gezien had.
Zat ook de Fransen zelf de vrijheid niet in het bloed?
Doch de regering deed niets.
In Duitsland had een ieder tranen in de ogen toen men
oog in oog stond met de grijze held. Doch de regering
Had reeds een koehandel met Engeland gedreven, via
Cecil Rhodes. Het kreeg handelsvoordelen in Afrika en
bovendien nog Samoa. Was dat geen vooruitgang? De
Duitse Keizer liet Kruger weten, dat hij hem tot zijn
leedwezen niet kon ontvangen, omdat hij op jacht was.
Nooit heeft iemand groter bok geschoten
Er was nergens hulp. Ontmoedigd reisde de oude pre
sident tenslotte naar onze Koningin, om haar te bedan
ken voor het zenden van „de Gelderland". Hjj kreeg
longontsteking, werd zwaar ziek, doch dank zij zijn
ijzeren gestel genas hij weerOm te horen, dat zijn
vrouw gestorven was en dat het in zijn vaderland steeds
maar slechter ging.
Doch toen hij zelf ter aarde werd besteld op het een
voudige kerkhof van Pretoria, naast zijn vrouw,
Louis Botha zijn laatste brief voorlas, leefden zij beiden,
Oom Paul en tante Sannie, weer ln al hun eenvoud,
voor de duizenden, die van heinde en ver gekomen
waren, en ontroerd luisterden naar de wijze en ver
zoenende woorden: „Neemt het beste uit Uw verleden en
bouwt daarop Uw toekomst".
REIN BROUWER.
ONLANGS stond lk in een dieren
tuin met veel belangstelling te
kijken naar de verrichtingen
van een familie beverratten, toen me
plotseling te binnen schoot, dat ik nog
een belofte moest nakomen, die ik
jaren geleden aan een van de lezers
had gedaan. Hij had me n.l. verzocht
of ik eens wat wilde schrijven over
beverratten, een soort van knaagdie
ren, waarvoor tijdens en kort na de
laatste oorlog grote belangstelling be
stond.
Mijn belofte, dat ik het zou doen, is
intussen al behoorlijk overjarig gewor
den. maar dat had zijn oorzaken. De
voornaamste was wel gelegen in het
feit. dat de bewuste dieren zeer snel
van het toneel zijn verdwenen, hoewel
ze toch jarenlang met veel energie, met
veel succes en, niet te vergeten, met
het brengen van financiële offers
waren gefokt.
Nog herinner ik me. dat een mijner
kennissen bij me kwam om raad voor
het grootbrengen, de verzorging en
vooral de voeding van beverratten.
Bevers, zei hij, want dat zei iedereen
in die dagen. Ik moest toen ronduit
verklaren, dat ik het niet wist. Samen
hebben we getracht, er achter te
komen en met enige moeite is dat ook
wel gelukt, mede dank zij enige
brochures, die toentertijd in de handel
waren. Dat was in de dagen van
„hoogconjunctuur" in het beverratten-
bedrijf!
Van het resultaat van mijn be
moeiingen heb ik helaas nooit meer
iets vernomen. Dit overkomt me trou
wens nog wel, n.l. dat men me raad
vraagt en n\e, ondanks m'n verzoek,
niet op de hoogte houdt van het resul
taat, ook al is dit negatief. De rest is
dan stilte, en daar heb ik zo weinig
aan.
HET is best te begrijpen, waarom
de beverrattenfokkerij in stilte
overging, zodra na de bevrijding
het leven in normale banen kwam. De
grenzen gingen open, de bontleveran
ciers van over zee heroverden de markt
met hun producten en het publiek ver
loor zijn belangstelling voor een dier
soort, die allereerst geld kostte en
bovendien tijd, aandacht en voortdu
rende zorg vereiste.
Men ruimde zijn „bevers" op en zo
vier er een zwijgen over de „bever-
farms".
Op het ogenblik zou ik zelfs niet
kunnen zeggen, of er in mijn omgeving
nog van deze dieren worden gehouden.
Heel waarschijnlijk acht ik het niet.
Ook dit oorlogsverschijnsel behoort dus
tot het verleden.
Met dat al hebben wij op Neder
landse bodem toch maar jaren een
interessante vreemdeling gehuisvest.
Een buitenlander! De beverrat behoort
n.l. thuis in Zuid-Amerika, het gema-
En zo zijn er meer verschillen. Toch is
de verwisseling der namen wel begrij
pelijk. De beide dieren lijken toch ook
weer op elkaar. Ze hebben dezelfde
formidabele snij tanten. grote geelrode
beitels, die hen wel ten zeerste tot
knaagdieren stempelen. Dan zijn het
allebei voortreffelijke zwemmers.
Het is een lust, deze voor het water
geboren dieren ln hun element te zien,
waarin ze zich met een onbegrijpelijk
gemak bewegen. Wel heeft de natuur
hen daartoe in staat gesteld. Bezitten
ze geen grote zwemvliezen tussen de
tenen? Is hun prachtige vacht niet
ondoordringbaar door de dichte onder
wol, waaroverheen de lange zachte
bovenharen liggen, die de dieren juist
tot zulke gewaardeerde (en veel ver
volgde!) pelsdieren maken?
Zo mooi en sierlijk de beverratten
echter in het water zijn, zo onbevallig
zijn hun bewegingen op het land. Hoe
wel toch ook weer grappig, vooral
wanneer ze schommelend heen en
weer scharrelen, overal aan ruiken,
van alles proeven, waarbij ze op hun
achtersteven zittend de voorhanden
gebruiken op de manier, die we van
de apen zo goed kennen.
Maria Dermout. „De Tienduizend
dingen" Em. Querido. Amster
dam 1955.
Het debuut van de schrijfster Maria
Dermout, „Nog pas gisteren" heeft zo
juist zijn vierde druk beleefd in ae
Salamanderreeks. Dat eA dergelijk
boek zo snel en zo veel herdrukt is
kunnen worden, is verheugend en pleit
voor de smaak van lezend Nederland.
Wie dit werk reeds gelezen heeft, zal
de exquise sfeer en de beeldende kracht
van deze jeugdherinneringen aan Java
nog in het geheugen liggen en hi) zal
weten dat dit werk is waar men naar
teruggrijpt.
Maria Dermouts derde boek het
vorige jaar is een kleine bundel ver
halen „Spel van Tifa-gongs" ge
naamd. verschenen doet niet onder
voor haar eerste, integendeel. Haar
verfijnd etsende pen heeft zich over
een grote vlak bewogen. Een eiland
vol mensen en planten, een zee met
haar bewoners, de specerijtuin en de
vervallen huizen eigenlijk zou dit
boek, hoewel het één geheel vormt,
een inhoudsopgave dienen te hebben,
opdat men naar verkiezing weer zou
kunnen lezen over de baai, over de
posthouder, over de tuin Kleyntjes,
over het lot van „mevrouw van Kleyn
tjes" en van haar zoon of over de
schelpen en de schepen. Stellig be
vat ook dit boek herinneringen, maar
de schrijfster heeft meer gedaan dan
herinneringen verzamelen. Wat zij
heeft samengebracht, zfjn de talloze
grote en kleine dingen de mensen,
de gebeurtenissen, de emoties, de sfeer
die tezamen de ziel vormen van
dit eiland van de Molukken. In dit
boek klinkt de stem van het heimwee.
Niet het heimwee naar een streek of
naar een verleden, maar het even
diepe als tedere heimwee naar het
leven zelf, dat zo heerlfjk, zo ellendig
en zo tijdelijk is.
Claudia Martell. „Geen tyd voor
tranen". De Tijdstroom, Lochem
z.J.
De roman Claudia Martell is een
van die talloze, lang niet zander ta
lent geschreven verhalen, die het
iemand zo moeilijk maken om nu pre
cies onder woorden te brengen waar
hem de schoen wringt. Zeker, men
kan zich voorstellen dat een gehuwde
vrouw met twee aardige kinderen, die
veel van man een kroost houdt, plo'-
seling de grote liefde ontmoet in een
woelige tijd van vluchten en rampen.
Het is te aanvaarden, dat zij haar
gezin veilig wil weten in Amerika,
voor ztf zich overgeeft aan die nieuwe
liefde. Maar wat een geluk, dat die
nieuwe geliefde een Amerikaan is met
geld en relaties. Wat een geluk dat
mevrouw Ann Vernelle aan boord
weer een invloedrijke Amerikaan ont
moet, die haar in New York op weg
helpt als zij daar met haar kinderen
en twee dollar op zak, landt. Wat een
geluk dat er Quakergezinnen zijn, die
zomaar kinderen in huis nemen en
dat de moeder zelf door de weldadige
eigenaar van een broodjeswinkel aan
de ene baan na de andere geholpen
wordt en dat zij na weer een ont
slag. formidabele bedragen ontvangt
voor verhalen die zij in een weekblad
geplaatst heeft gekregen. Kortom, het
lot is mevrouw Vernelle zeer gunstig
gezind, maar daar een mens nu een
maal niet alles kan hebben, loopt het
met de liefde mis. Toch wel een vlot
boek, dat lang niet slecht verteld is.
Hubert Janssen. ,.De Lange scha
duw" Reeks De Eik. J. M. Meu-
lenhoff. Amsterdam 1955.
Deze Hubert Janssen, die zijn Jeugd
herinneringen in een klein boek heeft
neergeschreven, is een enigmatische
persoonlijkheid, doch persoonlijkheid
valt zijn werk niet te ontzeggen Het
raadsel komt tot uiting in de toon van
zijn werk, die enerzijds blijk geeft van
een overschatting van eigen gevoelens
en ervaringen vooral de aanvang
lijdt daaraan doch die anderzijds
ook pregnante beelden oproept, die
authentiek aandoen Dit dualisme is
ook in de gebeurtenissen te volgen.
Het is b.v. niet aan te nemen dat de
beschaafde lieden, die ons als de
ouders van het kind „ik" worden voor
gesteld, hun spruit zouden toestaan
om mensen voor „ouwe jood" en
„mokkel" uit te schelden, zonder de
jongeman in kwestie eens grondig on
derhanden te nemen Het grapje van
het jassen passen in grootvaders win
kel (pag 24). heeft een baard die bij
wijze van spreken op straat hangt.
Doch het daarop volgende tafereel van
het kind met de halfblinde oude man
op straat is zeer pakkend. Men krijgt
ook een benauwd gevoel als men op
pag. 40 leest, dat de vader „toch zo
goed" was en op de daar tegenover lig
gende bladzijde de bekentenis „ik ben
in menig punt precies mijn vader".
Vervolgens wordt men weer getroffen
door de zelfanalyse op blz 5455.
Zo is „De Lange Schaduw" een
raadselachtig geheel, daar de verteller
soms de indruk maakt een over het
paard getilde jongeling te zijn, die
zijn fantasie de vrye loop laat, om
vervolgens weer een herinnering te
schetsen op de wijze van een schrijver
met ervaring.
Helen Doss. „Aan kinderen geen
gebrek". Van Loghem Slaterus
Arnhem 1955.
Helen Doss vertelt bijzonder aardig
en gevoelig over haar, maar liefst
twaalfj aangenomen kinderen. Al
lezende in een boek als dit, moet men
wel tot de overtuiging komen, dat er
in Amerika behalve de sinistere geld
magnaten, „poor whites" en gangsters,
ook nog mensen wonen, in wie de op
gewekte, frisse energie leeft van een
jong en primitief land. Carl Doss, de
echtgenoot, is decoratieschilder en
werkt zo hard dat hij zyn dozijn van
allerlei ras en kleur in goede welstand
kan houden. In zijn vacantie stuurt
hij zijn vrouw ook nog naar de zomer
cursus van een universiteit en neemt
zelf het huiselijk bewind in handen.
Fenomenaal en een beetje onge
loofwaardig zouden wij ln het moede
Europa zeggen, als dit verhaal niet
zo plezierig opgediend was.
A. H. Lehmann. „Geluk op vier
benen'.' H. P. Leopold. Den Haag
1955.
De Oostenrijkse schrijver Lehmann
is bekend om zijn paardenverhalen,
zoals „De Hengst Maestoso Austria" en
„De merrie Deflorata". De kleine ro
man die „Geluk op vier benen" heet,
is gewijd aan de benen en de kuren
van de jeugdige merrie Madeion, het
onverwachte erfdeel van de pastoor
van het paardendorp. De avonturen,
welke Joris en Lois beieven als zij deze
eigenzinnige jongedame op de wed
rennen in Wenen moeten laten lopen,
zijn uitbundig en amusant, hoewel de
hoera-stemming soms wat vermoeiend
wordt.
Clara Eggink.
tigd gebied wel te verstaan, waar het
dus niet te warm is, waar het bosrijk
en bovenal rijk aan water is! Van
Zuid-Amerika is hij naar Europa ge
ïmporteerd en daar in zijn nieuwe
vaderland is hij uitstekend geaard..
OVER de naam beverrat wil ik eerst
nog iets zeggen. Het is bekend,
dat de fokkers een hekel had
den aan die naam. Een rat is nu een
maal niet geliefd bij de mensen, dus
klonk de naam beverrat de liefhebbers
niet prettig in de oren. Daarom maak
te men er „moerasbever" van, maar
dit lijkt toch wel erg op een klakkeloos
overnemen van het Duitse „Sumpfbi-
ber." Nu moet worden toegegeven, dat
„bever" beter klinkt dan „rat", en zelf
zou ik liever hebben geroepen: „Zeg
Jan, och help me even, de bevers lopen
weer in de tuin" dan: „Jan! heb je de
beverratten al gevoerd, ze gaan zo te
keer!"
Maar dat neemt niet weg. dat biolo
gisch gesproken, een bever een bever
is en een beverrat meer overeenkomst
vertoont met de ratten.
Laten we b.v. eens naar de staart
kijken. De echte Noord-Amerikaanse
bever heeft de karakteristieke zwem-
staart, zeer breed, plat en kaal. De
beverrat bezit een echte rattenstaart,
rolrond, geschubd en bezet met ver
spreid staande haren. Hij zwemt er
niet mee!
Nemen we de lichaamslengte. De
bever wordt wel plm. een meter lang,
dat is tweemaal zo lang als de ander.
Een bever duikt buitengewoon goed,
de beverrat duikt uitgesproken slecht.
OF het nu bepaald zulke vriende
lijke dieren zijn, dat geloof ik
niet. Jonge beverratten mis
schien wel. Dat wordt tenminste wel
vermeld, maar oude knapen laten vast
niet met zich spotten. Ze staan hun
mannetje, ook in de gevechten onder
ling en wanneer ze, in hun geboorte
land, worden gejaagd en zij zich tegen
de honden moeten verdedigen. Hun
vlijmscherpe voortanden zullen daar
bij dan geweldige wapens zijn!
Overigens zijn het zeer rustige die
ren, die met gras, wortelen, knollen,
graan en brood gemakkelijk in het
leven worden gehouden.
Ook met vlees en zelfs vis, waarin
ze weer geheel niet lijken op de zoëven
genoemde bevers. Maar op een schoon
verblijf zijn ze zeer gesteld, want dat
moet worden gezegd: als echte hol
bewoners zijn ze erg zindelijk.
Maareen beetje dom zien ze
er toch wel uit.
SJOUKE VAN DER ZEE.
In Zweden woont iemand, die slapeloze
nachten doorbracht, tot voor kort
echter, nu slaapt hfj weer best. Deze
meneer bezat zestien woningen. Hij
werd de laatste tijd overstelpt met
formulieren van de woningconimis-
sies in zyn stad, die van hem eisten
reparaties aan zyn huizen te laten
verrichten, die een bedrag van meer
dan 18.000 gulden vergden. Hij kon
er niet van slapen, zo benauwde hem
dat. Toen heeft hy al zyn zestien
woningen maar aan de bewoners ge
schonken