PAUL KRUGER's woord van verzoening MM211 Een Zoeklicht D ZATERDAG 10 DEBEMBER WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 2 Beivogen Leven CLI Neem het beste uit Utv verleden en bouwt daarop Uw toekomst „Wie op de hoge God vertrouwt" Kijkjes in de Natuur BEVERRATTEN, ZWEMMERS VAN PROFESSIE.... OP DE BOEKENMA RKT Toen Rhodes in zijn vaderland kwam, was hij een gebroken man. Doch zijn geest wilde zich met alle geweld herstellen; moge lijkheden zoeken voor de uitein delijke overwinning. Zijn ideaal was toch goed? *5ans Zuid-Afrika verenigen in éefti Staat, onder Engels opperbestuur? De Engel sen hadden toch bewezen dat ze regeren konden? Er waren in Engeland nog veel meer slachtoffers van zijn vorige krantencampagnes, dan hij had durven hopen. Stilzitten kon hij niet, en diep in zichzelf wilde hij ook nog niet toegeven dat hij het verloren had. Rhodes begon een nieuwe campagne in de kranten. Aan het Engelse volk werd in ronde taal duidelijk gemaakt dat Engeland's prestige in Afrika op het spel stond. Men kon nu wel tijdelijk vreselijk op Jameson af geven, omdat die de neutraliteit van een bevriende mogendheid geschonden had, doch was dat in dit geval zo erg In de eerste plaats was Transvaal, gelet op vorige overeenkomsten niet hele maal onafhankelijk, en in de tweede plaats, wat daar aan „de Rand" gebeurde was toch maar even vreselijk Daar werden tien duizenden Engelsen als onmon- digen beschouwd, als slaven behandeld Paul Kruger in zijn hut aan boord van H.M.'s Gelderland Wie vijf jaar aan de Rand had gewoond had nog geen stemrecht! Was het nu werkelijk zo slecht wat Jameson had gedaan? Kon dan niemand zich voorstellen wat hij had gevoeld toen hij de overtuigende bewijzen in handen kreeg dat daar aan de Rand zijn landgenoten werden onderdrukt? Zeker, hij moest veroordeeld worden, omdat hij de wet geschonden had. maar hij had zijn landgenoten willen redden uit de klauwen van de reinste willekeur en tirannie. En die landgenoten waren gedoemd geweest om hem In de steek te laten omdat zij een wapenstilstand voor vierentwintig uur hadden gesloten met die leperd, die Paul Kruger. juist op het critieke moment. Het is een misdaad zijn woord te breken, maar is het eigenlijk ook geen misdaad met een onwetende een der gelijk verbond te sluiten, zodat hij gedoemd is zijn ziel in lijdzaamheid te bezitten, als zijn broeders vlak bij hem worden vermoord? AL spoedig kwam er een vijandige stemming tegen Transvaal. Jameson werd veroordeeld tot gevange nisstraf. doch al spoedig flaneerde hij buiten het gebouw, „op dokters advies". Zijn volgelingen werden vrijgesproken en Chamberlain, de minister van Buiten landse Zaken, zei in het Parlement, dat de heer Rhodes een man van eer was. Toen Znid-Afrlka dit vernam, begreep het dat Oom Panl Kruger gelijk had gehad. Vele malen had hij gewaarschuwd tegen de wolf van Afrika. Rhodes. Aan de gang van het proces kon een ieder zien hoe de zaken stonden. Men behoefde zich geen illusies meer te maken. Oom Paul had het goed gezien, de oorlog stond voor de deur. Morgen of overmorgen zou hij nog niet uitbreken, eerst zou Engeland een geweldige troepenmacht naar binnen dirigeren, en daarna zou er wel een stok ge vonden worden, om de hond, die de rover eens zo venijnig gebeten had. te slaan. Men moest niet versagen; er was maar één weg. Op nieuw met het geweer aan de schouder voor een tweede Amajoeba zorgen Zou dat ooit mogelijk zijn? Zouden twintig duizend burgers in staat zijn om een wereldrijk te verslaan? Oranje Vrijstaat en de Kaap. gebieden, die eens naar Engeland hadden overgeheld, vatten door de Jamesonraid plotseling vuur en vlam. Weldra was het duidelijk dat de Vrijstaat in de toekomstige oorlog naast Transvaal zou staan en dat de Kaap. Engels gebied, een welwillende neutraliteit in acht zou nemen. HOE langer hoe meer troepen werden in Zuid-Afrika ontscheept. Kruger begreep, dat zij tenslotte een ultimatum zoud'en moeten stellen. Chamberlain lachte in zijn vuistje. De Boeren werden benauwd; hij zou hen zo ver krijgen, dat zij de oorlog zouden verklaren. Wat wist de gemiddelde Engelsman van de troepentrans porten? De aanleiding tot de oorlog wès er; het niet stemgerechtigd zijn van de bewoners aan de Rand. Indien Transvaal op dit punt toegaf was het immers zo verloren. Dan zou de wilde vogelbevolking, talrijk als de spreeuwen, immers het land regeren door hun aantal. Engeland had stemrecht geëist na een verblijf van vijf jaar. Toen Kruger de oorlog dreigend nader zag komen, gaf hij op dit punt toe. „Ofschoon nu alle redenen tot oorlog vervallen waren", ging de troepenontscheping voort. Op de 11de October van het jaar 1899 stelden de Boeren hun ultimatum, vóór vijf uur verlangden zij de belofte van Engeland, dat de troepen, die nog op- zee waren, niet werden ontscheept en dat de grenstroepen terug zouden trekken. De Boeren zouden dan ook hun vrijwilligers uit het grensgebied roepen. Indien Engeland niet antwoorde, zou de Republiek dit, zéér tot haar leedwezen, moeten beschouwen als een formele oorlogsverklaring IE dag. wélk een spanning, terwijl ledereen toch weten kon, dat Engeland niet antwoorden zou. Het wilde Immers een voorbeeld stellen aan de wereld. Die dag. de uren kropen om. Het werd vijf uur. Toen werd het ln velen angstwekkend stil. Men had Iets ver wacht en er was niets gekomen, het was zo maar oorlog en er was niets gezegd. Oorlog, de president zelf kon niet meer mee. Hij was bijna vijf en zeventig. Doch vier van zijn zonen traden in het veld. en zes schoonzoons. Bovendien nog drie en dertig kleinzoons. Allen, die met een wapen konden om gaan, traden aan. Wat het geen onzinnige taak? Met nog geen veertig duizend man het machtigste rijk van de aarde te ver slaan? Paul Kruger zei; „Wie op de hoge God vertrouwt, heeft zeker op geen zand gebouwd". Eindelijk, men zou tot handelen overgaan. Het eerst zou men de grote troepenconcentraties van de vijand aanvallen. Nog voor het oude jaar was uitgeluid hadden de Boeren vele overwinningen behaald. Tot verbazing van de ganse wereld sloegen ze de zeker tien keer sterkere vijand keer op keer. In de „Zwarte week", zo omstreeks medio December werden de Engelse legers zo toegetakeld als zelfs in de Krimoorlog niet was gebeurd. Voor Engeland was nu de situatie heel penibel. De militaire schande was nog groter dan die van de Ama joeba. En in verschillende steden zaten grote legerafdelin gen, soms van tienduizend man en meer. opgesloten. Mafeking. Ladysmith, Kimberley werden belegerd door de Boeren. En de in de nacht naderende dichte drommen, die dienden tot ontzet, werden op de korrel genomen door Boeren in hinderlaag. Van de Engelsen in Afrika maakten zich een vreselijk deprimerende stemming meester; de Engelsen in het vaderland eisten Victorie! Het machtige Engeland mocht niet verslagen worden door een handjevol men sen. Dat zou weldra overal opstand betekenen. Vele Boeren dachten dat Engeland na de gruwelijke nederlagen van Magersfonteln, Stormberg en Colenso wel met aannemelijke vredesvoorstellen zouden komen. Hoezeer vergisten zij zich! Terwijl de wereld voortdu rend meer ln bewondering kwam voor dit heroische volk, rustte Engeland zich meer ten strijde. Honderd duizenden zouden zich gereed moeten maken voor de strijd in Transvaal. Aan de ene kant deden de Boeren dom. Zij verbeuzel den hun tijd met de belegering van de steden, waarbinnen legerkorpsen van de vijand waren gevlucht. Zij hadden beter gedaan met onmiddellijk de kusten te bezetten, opdat geen nieuw contingent aan het oude kon worden toegevoegd. Dan zou men de situatie misschien de baas zijn geworden. Doch men opereert niet graag met de vijand in de rug. Voor elke gesneuvelde Engelse soldaat traden er nu tien nieuwe in de plaats en dat werd de genadeslag voor de vrijheidlievende Boeren. PIET CONJÉ moest zich, na dappere verdediging, over geven aan een Engels leger dat tien keer zoveel manschappen had en twintig keer zoveel kanonnen, bij Paardenberg. Nu stroomden de Engelsen weldra Transvaal binnen en het Boerenleger loste zich op in kleine benden. De oude president vertrok naar Frankrijk, hij werd gehaald door een Nederlands oorlogsschip, „de Gelderland". Weldra begon in Zuid-Afrika de grote drijfjacht. Zoals eens de mens daar gejaagd had op kudden groot wild, begon er nu de jacht op de mens zelf. Over een enorm breed front rukten de Engelsen voorwaarts; boerderijen werden verwoest, vrouwen en kinderen meegesleurd en in concentratiekampen gedreven, waarin velen jammer lijk omkwamen. Indien men de doden, die gestorven zijn door een ver langen'naar macht, door die catastrofale hunkering van mensengroepen om de éérste te blijven of te worden, hand in hand zou kunnen leggen, dan zou men er vele malen de aarde mee kunnen omspannen. Dit verlangen zit niet in één volk, of in één bepaalde tijd. Het is onver brekelijk verbonden met „de keerzijde van de mens". PAUL KRUGER trok door Europa. In Frankrijk rezen de Onafhankelijkheidscomité's uit de grond en elke Fransman vond het een gebeurtenis als hij Oom Paul, de verpersoonlijking van de Vrijheid, gezien had. Zat ook de Fransen zelf de vrijheid niet in het bloed? Doch de regering deed niets. In Duitsland had een ieder tranen in de ogen toen men oog in oog stond met de grijze held. Doch de regering Had reeds een koehandel met Engeland gedreven, via Cecil Rhodes. Het kreeg handelsvoordelen in Afrika en bovendien nog Samoa. Was dat geen vooruitgang? De Duitse Keizer liet Kruger weten, dat hij hem tot zijn leedwezen niet kon ontvangen, omdat hij op jacht was. Nooit heeft iemand groter bok geschoten Er was nergens hulp. Ontmoedigd reisde de oude pre sident tenslotte naar onze Koningin, om haar te bedan ken voor het zenden van „de Gelderland". Hjj kreeg longontsteking, werd zwaar ziek, doch dank zij zijn ijzeren gestel genas hij weerOm te horen, dat zijn vrouw gestorven was en dat het in zijn vaderland steeds maar slechter ging. Doch toen hij zelf ter aarde werd besteld op het een voudige kerkhof van Pretoria, naast zijn vrouw, Louis Botha zijn laatste brief voorlas, leefden zij beiden, Oom Paul en tante Sannie, weer ln al hun eenvoud, voor de duizenden, die van heinde en ver gekomen waren, en ontroerd luisterden naar de wijze en ver zoenende woorden: „Neemt het beste uit Uw verleden en bouwt daarop Uw toekomst". REIN BROUWER. ONLANGS stond lk in een dieren tuin met veel belangstelling te kijken naar de verrichtingen van een familie beverratten, toen me plotseling te binnen schoot, dat ik nog een belofte moest nakomen, die ik jaren geleden aan een van de lezers had gedaan. Hij had me n.l. verzocht of ik eens wat wilde schrijven over beverratten, een soort van knaagdie ren, waarvoor tijdens en kort na de laatste oorlog grote belangstelling be stond. Mijn belofte, dat ik het zou doen, is intussen al behoorlijk overjarig gewor den. maar dat had zijn oorzaken. De voornaamste was wel gelegen in het feit. dat de bewuste dieren zeer snel van het toneel zijn verdwenen, hoewel ze toch jarenlang met veel energie, met veel succes en, niet te vergeten, met het brengen van financiële offers waren gefokt. Nog herinner ik me. dat een mijner kennissen bij me kwam om raad voor het grootbrengen, de verzorging en vooral de voeding van beverratten. Bevers, zei hij, want dat zei iedereen in die dagen. Ik moest toen ronduit verklaren, dat ik het niet wist. Samen hebben we getracht, er achter te komen en met enige moeite is dat ook wel gelukt, mede dank zij enige brochures, die toentertijd in de handel waren. Dat was in de dagen van „hoogconjunctuur" in het beverratten- bedrijf! Van het resultaat van mijn be moeiingen heb ik helaas nooit meer iets vernomen. Dit overkomt me trou wens nog wel, n.l. dat men me raad vraagt en n\e, ondanks m'n verzoek, niet op de hoogte houdt van het resul taat, ook al is dit negatief. De rest is dan stilte, en daar heb ik zo weinig aan. HET is best te begrijpen, waarom de beverrattenfokkerij in stilte overging, zodra na de bevrijding het leven in normale banen kwam. De grenzen gingen open, de bontleveran ciers van over zee heroverden de markt met hun producten en het publiek ver loor zijn belangstelling voor een dier soort, die allereerst geld kostte en bovendien tijd, aandacht en voortdu rende zorg vereiste. Men ruimde zijn „bevers" op en zo vier er een zwijgen over de „bever- farms". Op het ogenblik zou ik zelfs niet kunnen zeggen, of er in mijn omgeving nog van deze dieren worden gehouden. Heel waarschijnlijk acht ik het niet. Ook dit oorlogsverschijnsel behoort dus tot het verleden. Met dat al hebben wij op Neder landse bodem toch maar jaren een interessante vreemdeling gehuisvest. Een buitenlander! De beverrat behoort n.l. thuis in Zuid-Amerika, het gema- En zo zijn er meer verschillen. Toch is de verwisseling der namen wel begrij pelijk. De beide dieren lijken toch ook weer op elkaar. Ze hebben dezelfde formidabele snij tanten. grote geelrode beitels, die hen wel ten zeerste tot knaagdieren stempelen. Dan zijn het allebei voortreffelijke zwemmers. Het is een lust, deze voor het water geboren dieren ln hun element te zien, waarin ze zich met een onbegrijpelijk gemak bewegen. Wel heeft de natuur hen daartoe in staat gesteld. Bezitten ze geen grote zwemvliezen tussen de tenen? Is hun prachtige vacht niet ondoordringbaar door de dichte onder wol, waaroverheen de lange zachte bovenharen liggen, die de dieren juist tot zulke gewaardeerde (en veel ver volgde!) pelsdieren maken? Zo mooi en sierlijk de beverratten echter in het water zijn, zo onbevallig zijn hun bewegingen op het land. Hoe wel toch ook weer grappig, vooral wanneer ze schommelend heen en weer scharrelen, overal aan ruiken, van alles proeven, waarbij ze op hun achtersteven zittend de voorhanden gebruiken op de manier, die we van de apen zo goed kennen. Maria Dermout. „De Tienduizend dingen" Em. Querido. Amster dam 1955. Het debuut van de schrijfster Maria Dermout, „Nog pas gisteren" heeft zo juist zijn vierde druk beleefd in ae Salamanderreeks. Dat eA dergelijk boek zo snel en zo veel herdrukt is kunnen worden, is verheugend en pleit voor de smaak van lezend Nederland. Wie dit werk reeds gelezen heeft, zal de exquise sfeer en de beeldende kracht van deze jeugdherinneringen aan Java nog in het geheugen liggen en hi) zal weten dat dit werk is waar men naar teruggrijpt. Maria Dermouts derde boek het vorige jaar is een kleine bundel ver halen „Spel van Tifa-gongs" ge naamd. verschenen doet niet onder voor haar eerste, integendeel. Haar verfijnd etsende pen heeft zich over een grote vlak bewogen. Een eiland vol mensen en planten, een zee met haar bewoners, de specerijtuin en de vervallen huizen eigenlijk zou dit boek, hoewel het één geheel vormt, een inhoudsopgave dienen te hebben, opdat men naar verkiezing weer zou kunnen lezen over de baai, over de posthouder, over de tuin Kleyntjes, over het lot van „mevrouw van Kleyn tjes" en van haar zoon of over de schelpen en de schepen. Stellig be vat ook dit boek herinneringen, maar de schrijfster heeft meer gedaan dan herinneringen verzamelen. Wat zij heeft samengebracht, zfjn de talloze grote en kleine dingen de mensen, de gebeurtenissen, de emoties, de sfeer die tezamen de ziel vormen van dit eiland van de Molukken. In dit boek klinkt de stem van het heimwee. Niet het heimwee naar een streek of naar een verleden, maar het even diepe als tedere heimwee naar het leven zelf, dat zo heerlfjk, zo ellendig en zo tijdelijk is. Claudia Martell. „Geen tyd voor tranen". De Tijdstroom, Lochem z.J. De roman Claudia Martell is een van die talloze, lang niet zander ta lent geschreven verhalen, die het iemand zo moeilijk maken om nu pre cies onder woorden te brengen waar hem de schoen wringt. Zeker, men kan zich voorstellen dat een gehuwde vrouw met twee aardige kinderen, die veel van man een kroost houdt, plo'- seling de grote liefde ontmoet in een woelige tijd van vluchten en rampen. Het is te aanvaarden, dat zij haar gezin veilig wil weten in Amerika, voor ztf zich overgeeft aan die nieuwe liefde. Maar wat een geluk, dat die nieuwe geliefde een Amerikaan is met geld en relaties. Wat een geluk dat mevrouw Ann Vernelle aan boord weer een invloedrijke Amerikaan ont moet, die haar in New York op weg helpt als zij daar met haar kinderen en twee dollar op zak, landt. Wat een geluk dat er Quakergezinnen zijn, die zomaar kinderen in huis nemen en dat de moeder zelf door de weldadige eigenaar van een broodjeswinkel aan de ene baan na de andere geholpen wordt en dat zij na weer een ont slag. formidabele bedragen ontvangt voor verhalen die zij in een weekblad geplaatst heeft gekregen. Kortom, het lot is mevrouw Vernelle zeer gunstig gezind, maar daar een mens nu een maal niet alles kan hebben, loopt het met de liefde mis. Toch wel een vlot boek, dat lang niet slecht verteld is. Hubert Janssen. ,.De Lange scha duw" Reeks De Eik. J. M. Meu- lenhoff. Amsterdam 1955. Deze Hubert Janssen, die zijn Jeugd herinneringen in een klein boek heeft neergeschreven, is een enigmatische persoonlijkheid, doch persoonlijkheid valt zijn werk niet te ontzeggen Het raadsel komt tot uiting in de toon van zijn werk, die enerzijds blijk geeft van een overschatting van eigen gevoelens en ervaringen vooral de aanvang lijdt daaraan doch die anderzijds ook pregnante beelden oproept, die authentiek aandoen Dit dualisme is ook in de gebeurtenissen te volgen. Het is b.v. niet aan te nemen dat de beschaafde lieden, die ons als de ouders van het kind „ik" worden voor gesteld, hun spruit zouden toestaan om mensen voor „ouwe jood" en „mokkel" uit te schelden, zonder de jongeman in kwestie eens grondig on derhanden te nemen Het grapje van het jassen passen in grootvaders win kel (pag 24). heeft een baard die bij wijze van spreken op straat hangt. Doch het daarop volgende tafereel van het kind met de halfblinde oude man op straat is zeer pakkend. Men krijgt ook een benauwd gevoel als men op pag. 40 leest, dat de vader „toch zo goed" was en op de daar tegenover lig gende bladzijde de bekentenis „ik ben in menig punt precies mijn vader". Vervolgens wordt men weer getroffen door de zelfanalyse op blz 5455. Zo is „De Lange Schaduw" een raadselachtig geheel, daar de verteller soms de indruk maakt een over het paard getilde jongeling te zijn, die zijn fantasie de vrye loop laat, om vervolgens weer een herinnering te schetsen op de wijze van een schrijver met ervaring. Helen Doss. „Aan kinderen geen gebrek". Van Loghem Slaterus Arnhem 1955. Helen Doss vertelt bijzonder aardig en gevoelig over haar, maar liefst twaalfj aangenomen kinderen. Al lezende in een boek als dit, moet men wel tot de overtuiging komen, dat er in Amerika behalve de sinistere geld magnaten, „poor whites" en gangsters, ook nog mensen wonen, in wie de op gewekte, frisse energie leeft van een jong en primitief land. Carl Doss, de echtgenoot, is decoratieschilder en werkt zo hard dat hij zyn dozijn van allerlei ras en kleur in goede welstand kan houden. In zijn vacantie stuurt hij zijn vrouw ook nog naar de zomer cursus van een universiteit en neemt zelf het huiselijk bewind in handen. Fenomenaal en een beetje onge loofwaardig zouden wij ln het moede Europa zeggen, als dit verhaal niet zo plezierig opgediend was. A. H. Lehmann. „Geluk op vier benen'.' H. P. Leopold. Den Haag 1955. De Oostenrijkse schrijver Lehmann is bekend om zijn paardenverhalen, zoals „De Hengst Maestoso Austria" en „De merrie Deflorata". De kleine ro man die „Geluk op vier benen" heet, is gewijd aan de benen en de kuren van de jeugdige merrie Madeion, het onverwachte erfdeel van de pastoor van het paardendorp. De avonturen, welke Joris en Lois beieven als zij deze eigenzinnige jongedame op de wed rennen in Wenen moeten laten lopen, zijn uitbundig en amusant, hoewel de hoera-stemming soms wat vermoeiend wordt. Clara Eggink. tigd gebied wel te verstaan, waar het dus niet te warm is, waar het bosrijk en bovenal rijk aan water is! Van Zuid-Amerika is hij naar Europa ge ïmporteerd en daar in zijn nieuwe vaderland is hij uitstekend geaard.. OVER de naam beverrat wil ik eerst nog iets zeggen. Het is bekend, dat de fokkers een hekel had den aan die naam. Een rat is nu een maal niet geliefd bij de mensen, dus klonk de naam beverrat de liefhebbers niet prettig in de oren. Daarom maak te men er „moerasbever" van, maar dit lijkt toch wel erg op een klakkeloos overnemen van het Duitse „Sumpfbi- ber." Nu moet worden toegegeven, dat „bever" beter klinkt dan „rat", en zelf zou ik liever hebben geroepen: „Zeg Jan, och help me even, de bevers lopen weer in de tuin" dan: „Jan! heb je de beverratten al gevoerd, ze gaan zo te keer!" Maar dat neemt niet weg. dat biolo gisch gesproken, een bever een bever is en een beverrat meer overeenkomst vertoont met de ratten. Laten we b.v. eens naar de staart kijken. De echte Noord-Amerikaanse bever heeft de karakteristieke zwem- staart, zeer breed, plat en kaal. De beverrat bezit een echte rattenstaart, rolrond, geschubd en bezet met ver spreid staande haren. Hij zwemt er niet mee! Nemen we de lichaamslengte. De bever wordt wel plm. een meter lang, dat is tweemaal zo lang als de ander. Een bever duikt buitengewoon goed, de beverrat duikt uitgesproken slecht. OF het nu bepaald zulke vriende lijke dieren zijn, dat geloof ik niet. Jonge beverratten mis schien wel. Dat wordt tenminste wel vermeld, maar oude knapen laten vast niet met zich spotten. Ze staan hun mannetje, ook in de gevechten onder ling en wanneer ze, in hun geboorte land, worden gejaagd en zij zich tegen de honden moeten verdedigen. Hun vlijmscherpe voortanden zullen daar bij dan geweldige wapens zijn! Overigens zijn het zeer rustige die ren, die met gras, wortelen, knollen, graan en brood gemakkelijk in het leven worden gehouden. Ook met vlees en zelfs vis, waarin ze weer geheel niet lijken op de zoëven genoemde bevers. Maar op een schoon verblijf zijn ze zeer gesteld, want dat moet worden gezegd: als echte hol bewoners zijn ze erg zindelijk. Maareen beetje dom zien ze er toch wel uit. SJOUKE VAN DER ZEE. In Zweden woont iemand, die slapeloze nachten doorbracht, tot voor kort echter, nu slaapt hfj weer best. Deze meneer bezat zestien woningen. Hij werd de laatste tijd overstelpt met formulieren van de woningconimis- sies in zyn stad, die van hem eisten reparaties aan zyn huizen te laten verrichten, die een bedrag van meer dan 18.000 gulden vergden. Hij kon er niet van slapen, zo benauwde hem dat. Toen heeft hy al zyn zestien woningen maar aan de bewoners ge schonken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 12