Leids Academisch Historisch Archief: een rijke collectie met voortdurende groei VERZORGD, modieus en aantrekkelijk ZATERDAG 29 OCTOBER WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 3 Wanneer men de deur opent, die toegang geeft tot de smalle galerij, waarin de per manente expositie van het museum is inge richt. wordt men on middellijk getroffen door een merkwaardig beeld van Justitia als symbool van het recht, dat een der grond slagen vormt van de Leidse Academische faam. Vermoedelijk is dit beeld voor het laats' in het openbaar ge bruikt bij de laatste executie in Leiden, on geveer honderd jaar geleden op het Gerecht voltrokken. rijkdom van het museum. Reeds nu telt het museum dat Dinsdag en Vrijdag van 2 tot 5 uur gedurende de cursus en dagelijks in de vacantiemaanden voor toeristen geopend is, jaarlijks on geveer duizend bezoekers, zowel voor wetenschappelijke doeleinden als voor het bevredigen van persoonlijke alge mene nieuwsgierigheid en belangstel ling. Kostbaar kleinood Wie zich de moeite getroost, de tien tallen treden van de wenteltrap op te klimmen naar die smalle zaal me: vi trines en prenten onder de gewelfde houten kap van het Academiegebouw, vindt daar een unieke rijkdom, die het verleden van Neerlands oudste acade mie, door de eeuwen heen een centrum van geestelijk, wetenschappelijk en cul tureel leven, weer tovert voor de ogen van de nieuwe Universitaire genera ties. Het is een vreugde, een voorrecht, het verleden hier te zien herleven, zich weer terug te kunnen denken in de vorige eeuwen, die de grondslag legden voor wat Lelden geworden is: wereld beroemd centrum van wetenschap en Ïooral ook van recht en vrijheid. Hoe uidelijk spreken die waarden, die nog steeds hun onvergankelijke kracht en grootheid hebben behouden, uit wat hier met liefdevolle zorgen bijeen is ge bracht. Hoe dankbaar moet de Leldenaar zijn, dat deze collectie bestaat, groeit. Hoe dankbaar zullen museum en commissie zijn, als die dank vertolkt wordt door tot die groei bij te dra gen Organisatorische groei Het is merkwaardig, dat een orga nisatie en instelling als de Leidse Academie, zo ryk aan collecties van allerlei aard en omvang, eerst een kwart eeuw geleden er toe is overge gaan de eigen historie in museum- vorm vast te leggen en bij te houden. Uiteraard bestaan er Universitaire ar chieven, terwijl Universiteitsbiblio theek, Museum van de geschiedenis der natuurwetenschappen en derge lijke Instellingen reeds veql kunnen le ren over het Universitaire verleden. Doch deze verzamelingen dienen slechts administratieve belangen, of meesten tijds) wetenschappelijke doeleinden. Een algemeen centraal historisch in stituut dat betrekking heeft op het verleden van de Universiteit werd ech ter eerst in 1931 in het leven geroepen. De Amsterdamse Universiteit was reeds in 1923 een dergelijke instelling rijk. welke daar opgericht werd op initiatief van de toenmalige secretaris mr P. J. Idenburg. Toen mr Idenburg zijn Amsterdamse functie verwisselde voor het secretariaat van curatoren te Leiden, bracht hy het denkbeeld van een dergelijk museum mee, benevens de leerzame ervaringen, opgedaan in Amsterdam. HU vond voor het denkbeeld in Leidse Academische kringen vol doende waardering, zodat in October 1930, deze week een kwart eeuw ge leden, onder leiding van dr P. C. Molhuyscn, oud-directeur van de Universiteitsbibliotheek en toenter tijd bibliothecaris van de Koninklijae Bibliotheek ln Den Haag. de Histo rische Commissie van de Universi teit te Leiden ln het leven werd ge- Enige Universiteitszegels, die tot de kostbaarste stukken van het Academisch Historisch Archief behoren. Na een kwart eeuw aan het begin van groter bekendheid Steun van velen onontbeerlijk Het jongste van de vele Leidse musea vindt men min of meer verborgen op de zolderverdieping van het centrum van Leidse wetenschap en cultuur, het Academiegebouw aan het Rapenburg. Daar huist het Academisch Histo risch Museum met zijn rijke collectie aan. velerlei materiaal, een enkele keer gedeeltelijk geëxposeerd in tentoonstellingen bij bijzondere gebeurtenissen, maar over het algemeen ten onrechte slechts matig bekend bij de velen, die hiervoor op grond met hun verbondenheid met Leiden en de Leidse Academie belangstelling zouden moeten hebben. Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen, doch men hoopt op korte termijn de belangstelling te stimuleren, waartoe het komende vijfentwintig-jarig jubileum van het museum een belangrijke stimulans kan vormen. Veler medewerking Uiteraard heeft men slechts met be hulp van veler medewerking deze thans zeer rijke doch nog lang niet volledige (en ook nimmer voltooide) verzame ling byeen kunnen brengen. Veel kon worden aangekocht, van particulieren of op veilingen, en nimmer werd voor de financiële middelen daartoe tever geefs een beroep gedaan op curatoren, op het Universiteitsfonds, op andere instellingen of ook op de middelen van de Historische Commissie, bijeenge bracht door een bescheiden aan tal contribuanten. Voor een deel is het museumbezit door die verscheidenheid van middelenbronnen, Rykseigendom, voor een ander deel echter eigendom van uiteenlopende instellingen of par ticulieren, die materiaal in bruikleen of ln eigendom afstonden. Nieuwe taak Nauw contact moest worden onder houden met andere verzamelingen, teneinde materiaal te verwerven. Uiter aard berust in andere musea, door het gehele land verspreid, veel wat voor de Leidse collectie van belang is, doch wat niet aan het Leidse museum wordt afgestaan. Het ligt in het voornemen hiervoor met medewerking dier musea een register van verwyzingskaarten in het leven te roepen, dich dit is een zo omvangrijke arbeid, die zoveel mede werking van anderen vereist, dat hier mede eerst een goed begin kan worden gemaakt als het museum eerst volle dig orde op eigen zaken heeft gesteld. Welke arbeid dit betekent kan mevr. O. C. D. IdenburgSiegenbeek van Heu- kelom de bezoekers vertellen! zy zwaait hier de scepter als secretaresse van de Historische Commissie en con servatrice van het museum, nu al 25 Jaar lang. Deze week werd zy voor die arbeid onderscheiden, waarvan wij P dezer dagen melding maakten. Geschenken in natura Dank zü de genereuse financiële medewerking van de Universitaire instanties en instellingen, waaraan het ook te danken is dat nimmer de mogelijkheid van een belangrijke aanwinst onbenut moest blijven, hebben museum en Historische Com missie niet in de eerste plaats ove rigens toch wel gewaardeerde fi nanciële steun van particulieren no- dig, doch voornamelijk particuliere medewerking bij de directe verrijking van de reeds zeer waardevolle collec tie. Veel van wat herinnert aan het Universitaire verleden bevindt zich in particuliere bezittingen. Oude we- tenschappelijke onderscheidingen, universitaire bullen van grote geleer- den, promotieprenten, afbeeldingen van vroegere universitaire plechtig heden en gebeurtenissen, en ook b.v. van het jongste verleden, nummer.- van het studentenverzetsblad De Geus, waarvan de jaargangen van het museum alles behalve compleet zijnHet moet mogelijk zijn die collectie uit privé-bezit aan te vul- .„j len. Zilveren jubileun Zeker en meer naar buiten treden van het museum, het voeren van een Intensievere propaganda, zal hiertoe - - in belangryke mate kunnen bydragen Werd in de afgelopen week het zilve- ren Jubileum van de Historische com- lUKI missie gevierd, in Februari zal het Museum een kwart eeuw bestaan en daaraan een spectaculaire aantrekke- i lyke manifestatie verbinden. Dat zou dan tevens het begin kunnen zyn van J het geven van groter bekendheid in breder kring aan het bestaan en de Het voorzitterschap berustte aan- vankeiyk bh prof. Knappert, doch ging later over in handen van prof. dr J. N. Bakhuizen van den Brink. Deze Historische Commissie zorgde er voor. dat ln Februari 1931 het Aca demisch Historisch Museum kon wor den geopend als Rijksinstelling. Vele verhuizingen Het museum werd eerst onderge bracht ln een zoldergaierij van het Academiegebouw, verhuisde later naar andere vertrekken ln dit complex en keerde tenslotte weer terug naak het eerste onderkomen, waar het nu nog is gevestigd. Daartussen door werd ge durende de oorlogsjaren het museum- bezit nog eens elders in veiligheid ge bracht. Die „vedligheid" was nogal be trekkelijk. want een deel vond een on derkomen ln het Museum voor Volken kunde. waar nogal ravage ontstond bij het Deoemberbombardement Gelukk:z werden al'e bezittingen van het Aca demisch Museum daarbij gespaard! Ln 1931 was het begin van de ver zameling uitzonderlijk bescheiden: nog geen tien simpele boekjes ln lege kas ten en vitrines. Het kostte jarènlanse nauwgezette en omvangryke arbeid, de verzameling tot een representatieve omvang aan te vullen, systematisch in te richten en volledig te catalogiseren. Vooral de verschillende verhuizingen zorgden voor extra rompslomp, die de volledige opbouw van het museum ver traagde. Nog niet aan de „weg getimmerd" De belemmerende factoren tydens de opbouw, de verhuizingen en de oor logsjaren. zyn er oorzaak van geweest dat het museum vooral in de na-oor- logse Jaren geen intensieve propagan da heeft gemaakt, en hoofdzakeiyk naar buiten getreden ls door middel van tentoonstellingen by byzondere gebeurtenissen, zoals b.v. de exposities van foto's der huidige wetenschappe- lUke Universitaire Instellingen in het Gravesteen ter gelegenheid van het jongste lustrum. Bijhouden eerste vereiste Dit laatste tekent een speciaal as pect van het werk van deze instel ling: het bijhouden van de geschie denis, het bewaren van het heden dat mettertijd historie zal zijn ge worden. Voortdurend moet materiaal bijeen worden gebracht over het Uni versitaire leven van vandaag, en dit dient in velerlei vorm te geschieden: in het verzamelen van Universitaire oraties, levensberichten van dc we tenschapsbeoefenaren en bestuurde- ren der Universiteit, van foto's en beschrijvingen van de wetenschap pelijke arbeid en het studentenleven, en talloos andersoortig materiaal, dat eens voor volgende geslachten de Universiteit van nu kan doen her leven. Veelal helpt het museum ook by de Inrichting van tentoonstellingen elders, waarvoor materiaal wordt afgestaan, zoals b.v. gebeurd is by de expositie MIJLPAAL in Arnhem. Verder wordt vaak voor wetenschappeiyke doelein den een beroep gedaan op wat het museum bieden kan aan historische gegevens. Spiegeltje, spiegeltje aan de wand Parijs. October 1955 Een luxe Een mooie, flatteuze en modieuze peignoir een luxe? Waarom? Omdat ge een kamerjas maar betrekkelijk weinig draagt? Omdat toch niemand (of bijna niemand) hem ziet? Omdat Wacht! Een ogenblikZo weinig draagt ge een peignoir toch niet's Ochtends loopt ge er gemiddeld twee uur in rond, terwijl ge de kinderen aankleedt en naar school helpt, de ontbijttafel afruimt, de melkboer te woord staat. Misschien ook veroorlooft ge U wel een maal per week de behagelijke weelde om op Uw gemak een avond in négligé uit te rusten van een vermoeiende dag. En dus - ook al draagt ge Uw peignoir niet vaker dan twee uur elke ochtend en één avond per week - betekent dit dat ge 886 uren (ofwel ruim vijf weken) per jaar in peignoir bent gehuld. ....Ook in négligé! En nu wat anders. Bezit ge een cock tailjaponnetje? Ja? Goed! Hoe vaak draagt ge het? Oh! Niet zo vaak, zegt U? Eén maal per week misschien? Nee niet eens? Enfin, laten we veron derstellen dat ge éénmaal per week een cocktailparty tje hebt of naar een schouwburg of een concert gaat, ofwel een formele visite afsteekt. Laten we bovendien veronderstellen dat uw cocktail jurkje zomer en winter te dra gen is( hetgeen zonder twyfel niet het geval is!)Draagt ge uw gelegenheids- jurkje zo vaak als we hierboven ver onderstelden, dan zult ge het per Jaar niet meer dan 156 uur (oftewel zes en een halve dag) aan hebben. Heel wat minder dus dan uw peignoir. En toch vindt ge die laatste een luxe, wilt ge er minder zorg aan besteden, minder geld voor uittrekken dan voor een Ja pon „omdat een kamerjas maar zo weinig wordt gedragen". Bovendien vergeet ge dat ge een peignoir bijna tot de laatste draad verslijt, hetgeen ge met een cocktalljurkje beslist nier doet. Een kamerjas draagt ge elke dag. Jaar na Jaar, totdat „het werkelijk niet meer kan"; van een cocktalltoilet doet ge veel eerder afstand omdat het na enige tUd „al te vaak werd gezien", uit de mode is, of „er niet zo heel erg mooi en nieuw meer uitziet". Excuus nummer twee: „Niemand (of byna niemand) ziet uw peignoir. Is het niet genoeg dat al uw huisge noten U aan de ontbyttafel ln peig noir zien. dat ge, in kamerjas, melk boer of bakker over de onderdeur de bestelling opgeeft, of door het voor- deurraampje een vroege qultantieloper betaalt? En dit voordat ge amper tyd hebt gehad U omstandig op te maken en er op uw fleurigst uit te zien? Het bezit van een goede, flatteuze en moderne peignoir ls heus geen luxe. Het ls volkomen verantwoord, indien ge een model kiest dat modieus is. een stof die goed en duurzaam is. een coupe die de toest kan weerstaan en een kleur, die U flatteert als rouge en poeder de natuur nog niet te hulp zijn gekomen Nu de winter byna voor de deur staat, en koude ochtenden en lange avonden weer begonnen zyn, ls de feignolr meer dan ooit een dankbaar ledingstuk. Indien ge toevallig Juist een nieuwe nodig hebt, maakt er dan meteen ook een comfortabel en aan trekkelijk kledingstuk van! Hoe ge dat (onder andere) doen kunt laat de Illustratie U zien. Ze toont U vier modellen, die hyper modern zyn en anders dan de getailleerde peignoir, die tot nu toe ln zwang was. Het eerste model ontworpen voor haar die de moderne, ruime en man telachtige kamerjas niet appreciëren ls getailleerd en heeft naar moderne trant een lang Ujf, waaraan de wijde rok lneengerlmpeld ls. De zevenachtste mouwen zyn van een gladde volant voorzien. De knoopsluiting reikt van het bobbedkraagje tot halverwege de rok. Wat materiaal betreft, komen ge. fagonneerde of bedrukte zyde. flanel en heel dunne, soepele wollen stof voor dit model ln aanmerking. De tweede peignoir is als een lange mantel en ls karakteristiek voor de meest moderne modellen op dit gebied. Het ls een gedistingeerd model met brede overslag en dubbele knoopslui ting. Het heeft een reverskraag en grote, opgenaaide zakken die één stuk vormen met de in 't midden vastge knoopte rugceintuur. De vijfzesde mou wen zyn even onder de schoudertop ingezet. Het aspect van dit klassieke model zal variëren, al naar gelang er soepele wollen stof, katoenen flanel, rlbsfluweel of gewone fluweel, gewat teerde en doorgestikte zyde, katoenen satijn of nog ander materiaal voor wordt gebruikt. Als derde vervolgens een model, dat eveneens ongetailleerd is, maar dat ter variatie met een ceintuur kan worden gedragen. Het heeft een enigszins brede kraag die met een wolkoord wordt gesloten, en een rond schouder stuk. De lange mouwen zyn met een gebreide koord afgezet en kunnen tot driekwart worden opgeschoven. De verticale steekzakken zijn eveneens met een gebreide boord afgewerkt. De peignoir wordt met een lange ry kno pen middenvoor gesloten, ën is hier gemaakt van een geruite (half)wollen stof ln wit en zwart, die in kraag, mouwen en schouderpas schuin werd genomen. Elke fantasieruit en elke Schotse stof zyn voor deze peignoir geschikt; maar ook effen materiaal en bedrukte stof (wol, flanel, viyella etc.) kunnen een aardig resultaat opleve ren In het laatste geval ls schuine verwerking van kraag, mouwen en schouderpas uiteraard niet nodig By effen materiaal zal een randje wol broderie op het schouderstuk een aar dig effect geven. Tot slot een rechte peignoir die niet langer ls dan een japon en waarvan het model (ln katoenen stof uitge voerd) ook voor een hulshoudscnort zou kunnen dienen. De peignoir is ge maakt van gestreepte katoenen satyn ln wit en rood. die aan de binnenkant ls geruwd. De pantalon ls van zwarte zyde of satyn. De streep werd verti caal verwerkt, behalve ln de halsboord die ln een brede strik eindigt, in de tussengezette band van het voorpand en ln het entree van de zakken, waar van de dwarse band over de rug door loopt en daar geïncrusteerd is. Ook dit model kan van zeer verschillende stofsoorten worden gemaakt: ribflu weel. soepele wol (de Incrustaties kun nen in dit geval worden geborduurd of van smalle stikseltjes voorzien), klein geruite flanel (de dwarsbanden worden dan schuin genomen), zware zyden popeline, ottoman et cetera, et cetera. J. V.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 15