TIEN JAAR ECONOMISCH HERSTEL EN
ECONOMISCHE EXPANSIE
PROF. Dr C. GOEDHART,
Allemaal erg mooi maar.
....al die plannen
BOODSCHAP VAN KONINGIN JULIANA TOT DE
JEUGD VAN NEDERLAND
LEIDSCH DAGBLAD - WOENSDAG 4 MEI
door
hoogleraar in de staathuishoudkunde
aan de Gem. Universiteit te Amsterdam
De verzuchting, dat de bevrijding van ons land ons niet dat heeft gebracht,
wat wij gehoopt en verwacht hadden, is welhaast een gemeenplaats geworden.
In verschillende opzichten mogen er wellicht goede gronden zijn voor zulke
verzuchtingen, anderzijds mogen wij toch de ogen niet sluiten voor het tot
dankbaarheid stemmende feit, dat een terugblik op de ontwikkeling van de
Nederlandse samenleving in de afgelopen tien jaren een proces van econo
misch herstel en economische expansie aan het licht brengt, dat als geheel de
stoutste verwachtingen heeft overtroffen. Men werpe niet tegen, dat dit
economische ontwikkelingsproces „alleen maar" de stoffelijke zijde van ons
bestaan betreft. De krachtige economische ontplooiing van onze volkshuis
houding is immers een bewijs van de grote geestkracht van ons volk en is voorts
de basis niet alleen van de stoffelijke, maar ook van de culturele ontwikkeling
van onze samenleving.
ONTWIKKELING VAN ONZE NATIONALE
SCHULO SINDS 1939
Hiermede is niet gezegd, dat op eco
nomisch gebied alle gerechtvaardige
verlangens van de verschillende groe
pen van onze bevolking in de afgelo
pen tien jaar in vervulling zün ge
gaan. De belangrijkste voorbeelden
van onvervulde wensen liggen voor
het grijpen. Men denke slechts aan de
zogenaamde „vergeten groepen" In
het bijzonder kleine gepenslonneerden
en rentetrekkers die geen aandeel
in de stijging van het welvaartsniveau
hebben weten te verwerven en inte-
WAT n'J PRESTEERDEN
mede het vervoerwezen «waar in de
meeste branches met uitzondering
helaas van de Rijnvaart eveneens
grotere prestaties dan vóór de oorlog
konden worden bereikt.
De buitenlandse handel van ons land
heeft in de afgelopen jaren eveneens een
verheugende ontwikkeling te zien gege
ven. Zowel bi) de invoer als bij de uit
voer werden in de afgelopen jaren steeds
hogere record-omzetten geboekt. Het
percentage van de Invoer, dat door de
uitvoer wordt gedekt, welk percentage
vóór de oorlog niet boven de 75 uit
kwam, heeft sinds 1952 vrijwel steeds
boven de 80 gelegen en verschillende
malen de 90 overschreden.
Tweemaal heeft in de afgelopen tien
jaar ons economisch leven een be
langrijke schok te doorstaan gekre-
gendeel vaak een achteruitgang In
materiele positie hebben ervaren. En
men denke voorts aan het overheids
beleid met betrekking tot de woning-
huren. welk beleid op een volkomen
échec is uitgelopen, ten detrimente
van de volkshuisvesting.
VOOR VERBETERING VATBAAR
Er is dus ook thans, na tien Jaren, ook
op economisch gebied nog heel wat te
verbeteren, in het bijzonder wat de ver
deling van onze volkswelvaart betreft.
Maar dit neemt niet weg, dat de verho
ging van ons totale welvaartsniveau in
deze tien jaar zodanig is geweest, dat
niet alleen de door oorlog en bezetting
teweeg gebrachte verarming is onge
daan gemaakt, maar bovendien voor
ons volk als geheel het levenspeil het
vooroorlogse peil in niet onbelangrijke
mate heeft overschreden. Het reële in
komen per hoofd der bevolking, dat in
1946 nog slechts ongeveer drie kwart
van dat van 1939 bedroeg, overschreed
reeds in 1949 het niveau van 1939 en
lag in 1954 circa 18 pet. boven dat van
1939. Dit betekent, dat het welvaarts
niveau reeds vijf jaar na de bevrijding
hoger was dan ooit tevoren was ge
weest. Gezien de verwoestingen, die in
de bezettingsperiode aan ons productie
apparaat waren toegebracht, zowel aan
het productie-apparaat hier te lande
als aan het productie-apparaat van
overzeese Nederlandse bedrijven, getuigt
dit resultaat van een grote veerkracht
en aanpassings-vatbaarheid van het Ne
derlandse bedrijfsleven.
De Industriële productie, die tegen
het einde van 1945 slechts 58 pet. be
droeg van de productie In 1938, over
schreed reeds in 1948 het vooroorlog
se niveau en lag in 1954 niet minder
dan 77 pet. boven de productie van
1938.
Deze sterke stijging van de industriële
productie was mede te danken aan een
zeer belangrijke investeringsactiviteit,
In toenemende mate gesteund door de
nationale besparingen, welke laatste se
dert 1951 zelfs de nationale investerin
gen hebben overtroffen. De werkgele
genheidssituatie was in de afgelopen Ja.
ren. ook na de voltooiing van het her
stel der oorlogsverwoestingen, steeds be
langrijk gunstiger dan in het laatste
vooroorlogse decennium. De werkloos
heid gaf alleen in 1951 en 1952 een tij
delijke stijging te zien. hoofdzakelijk in
verband met de omschakeling van een
deel van het productie-apparaat van
civiele op militaire productie. Ondanks
de in totaal vrij beperkt gebleven om
vang van de emigratie is het bedrijfs
leven in staat geweest, de sterke aan
was van onze beroepsbevolking op te
vangen en is onder invloed van de hoog
conjunctuur in de laatste twee Jaren
in verschillende sectoren van het be
drijfsleven zelfs een niet onbelangrijk
tekort aan arbeidskrachten aan de dag
getreden.
NOG STEEDS WONINGNOOD
De woningbouw, van eminent be
lang voor onze volkswelvaart zowel uit
sociaal gezichtspunt als uit het ge
zichtspunt der industrialisatie, ver
toonde een gestadige toeneming. Dat
desondanks nog steeds van woning
nood moet worden gesproken, moet
voor een niet onbelangrijk deel wor
den toegeschreven aan het kunstmatig
laag houden van het huurpell, waar
door niet alleen het woningaanbod In
ongunstige zin is beïnvloed maar
waardoor bovendien de vraag naar
woonruimte kunstmatig Is opgedreven
tot boven het peil, dat bij de gegeven
economische mogelijkheden verant
woord Is.
Ook de nog niet genoemde sectoren
van het bedrijfsleven vertoonden een
belangrijke expansie. Ik noem nog
slechts de landbouw, waar de opbrengst
van da meeste producten het vooroor
logse niveau heeft overschreden, als-
het geldvolume kon worden beschouwd
als ..Zwevende koopkracht", die bij het
gegeven prijsniveau en de toegepaste
prijsbeheersing- en rantoeneringsmaat-
regelen geen legale bestedingsmogelijk
heden kon vinden en ten dele een uit
weg zocht op de zwarte markt, met alle
ongunstige sociale gevolgen ook voor
de arbeidslust van dien. Dat de wan
verhouding tussen geldvolume en goede
renstroom in een tijd van ruim vijf ja
ren is verdwenen, is aan verschillende
oorzaken te danken. In de eerste plaats
moet hier uiteraard worden gewezen op
de geldzuivering d.w.z. niet alleen op de
blokkeringsmaatregelen van 1945 en de
daarop gevolgde geleidelijke deblokke
ring van het geld, maar ook op de bui
tengewone heffingen de Vermogens-
aanwasbelasting van 1946 en de Vermo
gen; in beide gevallen is de veerkracht gensheffing ineens van 1947
het bedrijfsleven toereikend ge
bleken om de schok met succes te bo
ven te komen.
In 1950 leidde het uitbreken van de
oorlog op Korea tot een sterke neiging
tot extra voorraadvormmg. gegrond op
schaarstevrees, welke voorraadsvorming
de llquiditeltspositievan het bedrijfsle
ven sterk aantastte en ernstige beta-
die
het noodzakelijke sluitstuk vormden van
de geldzuivering. daar zij leidden tot
het definitief vernietigen van een deel
van het „geldteveel". Aanvankelijk werd
het effect van de geldzuivering voor een
deel teniet gedaan door moeilijkheden
bij de financiering van de Staatsuitga
ven. die tot nieuwe geldschepping leid
den. maar in latere jaren heeft de
WERKLOOSHEID IN NEDERLAND
lingsbalans-moeilijkheden voor ons land Staatsfinanciering just in vrij grote om-
dreigde te veroorzaken. De moeilijkhe- ..h o«r
den werden nog vergroot, doordat de re
gering zich genoopt zag. in internatio
naal verband de verplichting op zich te
nemen tot het uitvoeren van een mili
tair programma, waarmede in vier jaar
tijd niet minder dan f6 milliard was
gemoeid. In het voorjaar van 1951 wer
den door de toen nieuw opgetreden re
gering een aantal bezuinigings- en be
lastingmaatregelen genomen, beogende
de civiele consumptie en de civiele in
vesteringen tijdelijk te beperken in de
normaal te achten onderlinge verhou
ding tussen consumptie en investerin
gen, dwz. een verhouding van ongeveer
5 1. Oesteund door de credietpolitiek
van de Nederlandsche Bank is de over
heid er in geslaagd, dit doel inderdaad
te bereiken. Daar voorts medio 1951 het
bedrijfsleven een duidelijke neiging aan
de dag legde, door het staken van de
extra voorraadvorming en het tijdelijk
MARSHALL-HULP
De tweede belangrijke factor, die
tot de sanering van ons geldwezen
heeft bijgedragen, is de befaamde
Marshall-hulp geweest, waarvan Ne
derland met vele andere landen van
1948 af heeft geprofiteerd.
Marshall-hulp stelde ons land niet al.
leen in staat het niveau van de voor
ziening met grond- en hulpstoffen en
voedingsmiddelen sterk uit te breiden bo
ven hetgeen de nationale productie mo
gelijk maakte, maar leidde tegelijkertijd
tot het verdwijnen van een belangrijk
deel van het „geldteveel" via deviezen-
aankoop. bij het bankwezen voor im
portbetalingen. die de ontvangsten uit
export overtroffen. En tenslotte is uiter
aard ook de stuging van de productie
en de omzetten een factor geweest, die
er toe heeft bijgedragen, dat een deel
van het geldvolume het karakter van
„overtollig geld" verloor. Na het uitwer
ken van de bovenvermelde ..Korea-golf"
die ons economische leven in 1950 en
1951 heeft beïnvloed, bleken monetair
evenwichtige verhoudingen in ons land
te zijn teruggekeerd. Dit vrij snelle her
stel van het evenwicht tussen geldvo
lume en goederenstroom heeft het mo
gelijk gemaakt, reeds vrij spoedig een
begin te maken met het opheffen van de
zo belemmerende prijsbeheersings- en
rantsoeneringsmaatregelen. In de loop
van 1949 kon de rantsoenering van de
meeste consumptiegoederen ongedaan
worden gemaakt en spoedig daarna gin
gen de laatste goederen „van de bon".
Met deze korte aanduidingen van
het proces van herstel en expansie van
ons economische leven moet ik vol
staan. Uit de ervaringen van de afge
lopen 10 jaren zijn vele belangrijke le
ringen te trekken. Enkele daarvan wil ik
tenslotte nog vermelden.
In de eerste plaats is het wel duide
lijk geworden, van hoe grote betekenis
het voor de ontplooiing van de economi
sche activiteit is. dat de overheid zich.
zodra evenwichtige verhoudingen dat
mogelijk maken, zoveel mogelijk terug
trekt uit de rechtstreekse gedetailleerde
bemoeiing met het economische proces
en zich zoveel mogelijk beperkt tot de
globale beïnvloeding van dat proces door
middel van de financiële politiek, ge
steund door de monetaire politiek van de
centrale bank.
O VERHEIDS-INGRIJPEN
Anderzijds is het evenzeer duidelijk,
dat toch op enkele punten een recht
streeks overheidsingrijpen niet kan wor
den gemist. Dit geldt in het bijzonder
voor de lonen, die tot stand komen op
de arbeidsmarkt, waar in de tegenwoor
dige maatschappelijke verhoudingen de
werkelijk vrije concurrentie een volko
men onmogelijkheid is. Dank zU vooral
de onmiddellijk na de bevrijding in de
openbaarheid getreden Stichting van de
Arbeid is in ons land een uniek systeem
van loonbeheersing tot stand gekomen,
waarbij werkgevers- en werknemersorga
nisaties nauw betrokken zijn, maar waar
toch de overheid het laatste woord heeft.
Het is niet verwonderlijk dat velen bui
ten onze landsgrenzen ons dit systeem
benijden. Maar anderzijds moet toch ook
worden gewezen op gevaren, die ont
staan wanneer men de loonpolitiek han
teert om de arbeiders te laten delen in
de welvaartsstijging. De ervaringen met
de jongste loonronden hebben wel ge
leerd. dat iedere loonronde. die een al
gemeen karakter aanneemt, onvermij
delijk tot prijsinflatie leidt, ten koste
van andere groepen van de bevolking.
Het wordt daarom zaak. te trachten, de
welvaartsstijging, zoveel mogelijk langs
de weg der prijsverlaging aan de grote
massa der bevolking ten goede te doen
komen en loonsverhogingen te beperken
tot die gevallen waarin die verhoging
zonder prijsverhoging mogelijk blijkt.
Voorts moet ook het ingrijpen van de
overheid ter voorkoming van prijsop
drijving door kartelafspraken als nood
zakelijk worden erkend.
Verder leert de ervaring, dat kunst
matige elementen in de prijsvorming al
spoedig schade kunnen toebrengen aan
het economische bestel. De kort na de
bevrijding op vrij grote schaal verleen
de prijssubsidies zijn met het herstel van
evenwichtige verhoudingen grotendeels
vrij spoedig verdwenen, maar het reeds
eerder genoemde kunsmatig laag ge
houden huurpeil stelt ons land voor een
belangrijk nog onopgelost probleem.
En tenslotte is in de afgelopen ja
ren weer opnieuw duidelijk geworden,
in hoe sterke mate de welvaart van
ons land mede bepaald wordt door de
economische ontwikkeling buiten ons
land. Volkomen terecht staat Neder
land vooraan in het streven om te ko
men tot verder gaande vrijmaking van
bet internationale handels- en beta
lingsverkeer. Het is te hopen, dat ons
land ook een belangrijke bijdrage zal
kunnen leveren bij het streven om te
komen tot die vormen van internatio
nale samenwerking, die noodzakelijk
zijn om belangrijke verstoringen van
de wereldconjunctuur te voorkomen.
Vervolg van pag. 3
Dat klinkt allemaal erg mooi. Het is
ook erg mooi.
Er is. zo zeiden wij reeds, reden tot
grote voldoening.
Maar er is nog meer. Er zijn plannen.
Plannen voor scholenbouw. Plannen
voor verdere universitaire uitbouw. Plan
nen voor een nieuw marktterrein. Plan
nen voor "n nieuwe schouwburg. Plannen
voor een nieuwe overdekte zweminrich
ting. Plannen voor weg- en brugverbete-
ring naast het vele wat reeds werd ge
daan. Plannen voor een nieuwe Volks-
credietbank aan de Herengracht. Plan
nen voor een nieuwe gemeentelijke
werkplaats aan de Groenesteeg. Plannen
voor een nieuwe Rijkswerkplaats aan de
Kanaalweg. Plannen voor uitbreiding
van de Royalindustrie op de plaats van
de huidige Rijkswerkplaats. Plannen voor
nieuwe industrievestiging. Plannen voor
een groots recreatieproject in de Kikker-
polder. Plannen voor
Plannen voor zo ontzettend veel, dat
men zich enerzijds verheugt over de
levenskracht van Leiden doch anderzijds
niet het kwaad-en-goed-omvattende be
grip „tevredenheid" in de mond durft te
nemen.
Laten we dus niet tevreden" zijn.
Moor wel: trots op wat werd bereikt
en dan in het bijzonder trots in diu
zin, dat we weten wat we aan kunntr
Die wetenschap verplicht echter f0«
iets. Tot zware arbeid. Het is iedci
plicht om te arbeiden naar vermoqt.
Leiden heeft getoond het vermog».
te bezitten tot harde arbeid en ér
trots die gevoeld mag worden bij ee-
terugblik over tien jaar vrijheidsbom
ding mag. zo gezien, niet anders ijji
dan een aansporing de schoudon
onder het nieuwe werk te zetten na ét
blik weer naar de toekomst te hebben
gericht.
Er zijn téveel problemen, die wij
niet hebben willen noemen, o».-^
bleven om tevreden te zijn. Er ij
bovendien te grote kracht getoond on
zelfvoldaan te rusten. In tien jaar rrij.
heid is slechts gebleken, dat Leiden dt
weelde van vrijheid dragen kan.
Leiden dra ge de vrijheid derholrt
verder.
Het symbool van de geslaafde
industriële ontwikkeling in de Sleu
telstad: de nieuwe electrische cen
trale. waardoor Leiden zich een
plaats verzekerd weet onder de
weinige centrales, waarin de ener
gie-voorziening van ons land met
tertijd wordt geconcentreerd.
(Foto L.D./Van Vliet.)
interen van de gevormde voorraden zijn
zijn liquiditeitspositie te verbeteren, is
het niet verwonderlijk dat sinds de zo-
mer van 1951 de betalingSbalansmoei- 1
lijkheden zijn verdwenen. Zelfs heeft
onze betalingsbalans in de laatste jaren j
belangrijke overschotten te zien gege-
ven, onder Invloed zowel van de gunsti-
ge conjunctuur in het buitenland als
van het relatief lage loon- en prijsni
veau in ons land.
DE WATERSNOOD
De watersnood die ons land op 1 Fe-
burari 1953 trof, bracht een schade
aan particuliere eigendommen ten be
drage van ruim f. 500 mililoen en aan
overheidseigendommen ten bedrage
van ruim f. 350 mililoen. Was het per
soonlijk leed, veroorzaakt door deze
ramp vrijwel onherstelbaar, de mate
riële schade kon grotendeels als ge-
meenschapslast worden gedragen.
Het materiële „incasseringsvermogen"
van onze volkshuishouding kan worden
geïllustreerd door het feit, dat de scha
de, die met inbegrip van de productie-
derving ruim 5 pet. van het nationale
Inkomen bedroeg, werd overtroffen door
de toeneming van het nationale inko
men in 1953, dat namelijk steeg met
6 pet.
BU het overzien van de economische
ontwikkeling In ons laDd in de afge
lopen jaren mag voorts niet uit het
oog worden verloren, welke beiangTijke
rol daarbij is vervuld door de sanering
van d; toestand op het gebied van ons
geldwezen, die in hoofdzaak in de
eerste vijf jaren na dc be'"ijding haar
beslag heeft gekregen.
Op het moment van de bevrijding be
stond er als gevolg van het wanbeleid
van de bezetter een ernstige wanver
houding tussen geldvolume en goede
renstroom. Het totale geldvolume met
inbegrip van de bank- en giro-tegoeden
was gestegen van ruim f. 2,5 milliard
per ultimo 1938 tot ruim f. 9,5 milliard.
Daar tegenover was de goederenstroom
sterk ingekrompen. Zeker de helft van
„Eerbied voor het leven, in het bijzonder voor dat van anderen"
H.M. Koningin Juliana heeft in een Nationaal Herdenkingsprogramma voor
de scholen vanmorgen voor de radio de navolgende boodschap gericht tot de
jeugd van Nederland, zulks naar aanleiding van het feit, dat 10 jaren geleden
ons land de vrijheid herkreeg:
BEHALVE tot de grote mensen zou ik graag ook
een woord tot jullie willen richten de kin
deren die al oud genoeg zijn om zelfstandig
te denken en de jongeren die toch nog niet tot de
volwassenen behoren omdat wij diep blij en
dankbaar zijn, dat wij tien jaar geleden onze vrij
heid hebben teruggekregen.
Het grootste deel van jullie leven heeft bestaan
uit deze tien jaar na de oorlog en je oorlogs
herinneringen, hoe deze ook zijn, zijn gebeurte
nissen, die voor jullie al heel lang geleden zijn.
Ik kan dus begrijpen, dat jullie je niet erg deelge
noot voelt aan het herdenken van een tijd, die
van je ouders was.
Maar wij kunnen de geschiedenis vergelijken
met een weeisel, waaraan ieder geslacht zijn deel
weeft. Op jullie beurt is het aan jullie goed inzicht
overgelaten om daarin goed de draad, die van
zuiver goud is, in het oog te houden. Die is daar
ingeweven door hen, die doodeenvoudig niet
anders meenden te kunnen doen dan het goede
te kiezen en het kwade te verwerpen. Dat is het
voorbeeld, dat gedurende die oorlogstijd door
zoveel mensen gegeven is, zó, dat zij er hun leven
voor over hebben gehad. De kwade machten
hadden geen eerbied voor het leven op aarde,
zelfs niet voor dat van de kinderen maar zij,
die het hunne afstonden, deden dat, om het leven
op de wereld en in Nederland mooi te laten zijn
in de toekomst. En zij, die de veerkracht vonden
hun geschonden leven weer op te nemen, toonden
daardoor hoe wonderbaarlijk veel er van het
leven kan worden gemaakt.
Iedere keer dat men tien jaar verder is, zijn
het weer heel andere eisen waar de mensen aan
moeten voldoen en jullie ontkomt er niet aan je
te beraden op wat er vooral in de toekomst van
je gevergd zal worden. Aan jullie is het te tonen,
dat je op jullie manier niet onder hoeft te doen
voor wie je vóórgingen en dat je hoog zult houden
al dat, waarvan je voelt, dat je het hoog houden
móét.
Dit kun je tonen door, kome wat kome, je eerbied
voor het leven te laten blijken in het algemeen,
en in het bijzonder voor dat van anderen.
JULIANA
4 Mei 1955