Jeugd vorming en onderwijs in nieuwe stijl „Revolutionnaire evolutie1'' van de Universitaire gemeenschap Marktwezen herstelde zieh van ziekte en oorlogsnareose Industrialisatie en woningbouw kwamen laat op gang Snelle ontwikkeling uit te klein begin Parallel hiermede heeft zich Rnlterk ontwikkeld om daarmede ^55 stimulans te zijn voor de cultu- itle «P«"le- Werd toot de °°rlog het Jeugdwerk zichzelf overgelaten zonder centrale lachte en onderlinge samenhang, na 51 bevrijding was een grondige her- SfnUUe merkbaar. Dit gold zowel de op zichzelf als het feit, dat de fitheid - voor de oorlog afzijdig heiDgrUke financiële middelen aan het EJ3»erk t«n goede deed komen, en jut bv organisaties als de Leldse jfuedactie een hechter onderling ver- stimuleerden. zou te ver voeren op dit jeugd- -;ï pieper in te gaan, dooh niet on- Termeid ma? blijven, dat van gemeente er» thans een nieuwe weg wordt in- Kskgen door te bevorderen, dat club- ffltdjkgebouwen tot stand komen, waar- i. je Jeugd beter gelegenheid geboden hg worden tot gemeenschapsvorming, pa voorbeeld in die geest Is de projec ts van een soort „wijkgehoorzaal" li. l»t nieuwe Haagwegkwartier als een f-ort „dochterlnstelling" van de Stads- (öioorzaaL Onvoldoende outillage, verrassende uitbouw Knopen wtl aan dit onderdeel van de IfiMt gemeenschap een korte analyse nst van het aanverwante onderwijster rein, dan is ook daar een merkwaardige uitbouw en ontwikkeling zichtbaar. Leiden ging de oorlog in met een vol- Br llwtt onvoldoende^ onderwjjsoutlllage, vöoral op het gebied van het lager iemjs. Te kleine en verouderde gebou- ten. gesplitste scholen, bij dat alles een elft meer adequaat onderwijsmateriaal. Hcewel er na de bevrijding zeer veel nui pfoan is om hierin verbetering te brengen, zoals bv. de bouw van onge- vee: twintig scholen, is de verbijsterende naoorlogse achterstand nog steeds niet 'fa wüedie ingelopen. Worden de thans in ro.-berelding zijnde plannen verwezen- :is;. dan zal waarschijnlijk in Septem ber 1956 het lageronderwijsapparaat zijn r laavepast aan de behoeften vam het Nog iets over tevredenheid Nog even willen wij In dit verband teruggrijpen op onze bespiegelingen over |btt begrip „tevredenheid". Leiden mag ,iuet ontevreden zijn, zolang deze gesig neerde achterstand bestaat. En zelfs ceder dat zouden er nog wensen zijn, 9 veile geen plaats bieden voor volle te- vi-4 nedenheld. Maar voor voldoening is op Ct moment zelfs zeker plaats genoeg. Wit in Leiden bereikt werd op het ge- lied van scholenbouw en -outillage ligt ver boven de prestaties elders als men loet. waarmede Leiden tien jaar gele ien een nieuw begin maakte, en waarop let thans kan bogen. dat alles moet men ln aanmerking a, dat in 1945 ongeveer 9200 kin deren de Leldse lagere scholen bezoch ten en nu reeds meer dan 12.000. De in; lep zal binnenkort hoger blijken te lig gen en gehandhaafd blijven tot onge- teer 1958, waarna een lichte daling narschijnlijk is- Beroepsscholing van te laat naar hoog Zeer merkwaardig en verblijdend is de ontwikkeling geweest op het gebied van het voortgezet onderwijs. Even we zen wij er reeds op, dat Lelden voorheen een verontrustend laag percentage ge schoolde arbeiders telde, welk percen tage aanzienlijk lager lag dan het lan delijke. In de laatste tien jaar is de toeloop naar het nijverheidsonderwijs fabu leus gestegen. Bedroeg het aantal leer lingen vroeger 500 (waarbij inbegre pen de leerlingen uit Alphen en Kat wijk, die thans eigen ambachtsscho len bezoeken), thans overtreft het de 1100 en een groei tot 1500 is te ver wachten. Alom in den lande trad een stijging op dit gebied op, doch in Lelden was zü aanzienlijk sterker dan elders. Bier gaat 30 procent van de jongens na de lagere school naar het nijverheids onderwijs, landelijk nog geen 25 pro cent. Ter vergelijking zij opgemerkt, dat een stad als Haarlem truim 160 000 inwo ners tegen ruim 92.000 in Leiden i slechts 700 leerlingen van ambachtsscholen telt. Als gevolg hiervan zal zeker op korte termijn het aantal ambachtsscholen (thans twee) tot vijf moeten worden uit gebreid, terwijl het aantal meisjesvak scholen eveneens van twee op vijf ge bracht zal moeten worden. Deze ver schijnselen zijn van groot positief be lang voor een zich steeds sterker in dustrialiserend regionaal centrum als Leiden. Met open oog voor het gevaar te worden beschuldigd van een miskenning van het wezen der Universitaire gemeenschap willen wy onze beschouwingen na het jeugdwerk en het onderwijs voortzetten met een analyse van de academische ontwikkeling. Al kan een zeker logisch verband in deze volgorde niet worden ont kend, ir de eerste plaats kiezen wij deze omdat naast de reeds genoemde terreinen in het uijzondcr het universitair bestel zulk een verheugende en opmerkelijke revolutionnaire evolutie te zien heeft gegeven. Men bespare ons critiek op deze slechts schijnbare contradictie. ZU is de enig juiste formulering van een uitzonderlijke expansie. (dank zij de BPM), aan anatomie, aan wiskunde en in ruimer verband ook aan praeventieve geneeskunde. Gebrekkig bolwerk doorstond tweede stormloop De Universiteit als „bolwerk van de vrijheid" heeft stand gehouden tegen vdjf jaren terreur door krachten van buiten af. Na de bevrijding echter stond dit bol werk (door bezuiniging voor en stilstand tijdens de oorlogsjaren) met vrij gebrek kige muren, transen, torens en materiële wapens tegenover de stormloop van de wetenschap zelf. Vooral de B-wetenschappen hebben zich in en na de oorlog stormachtig ontwikkeld, sneller dan ooit tevoren. En deze ontwikkeling is vooralsnog niet in rustiger banen. Het vermogen om aan die nieuwe stormloop het hoofd te bieden heeft de Universiteit op kunnen brengen ener zijds door grote interne geestelijke kracht, anderzijds door een opmerke lijke versterking van de materiële steun, door de overheid verleend. Begrip van overheid Met open oog voor de eisen des tiJds zijn door de overheid middelen gefinan cierd om de outillage van wetenschaps beoefening en hoger onderwijl ln over eenstemming te brengen met hun be hoeften Deze materiële steun is (wan neer men ook de waardevermindering van het geld in aanmerking neemt) zeker drie maal zo groot geweest als voor de oorlog. Er zijn belangrijke uitbreidingen tot stand gekomen, er is een niet onbedui dende (hoewel nog lang niet voldoende) nieuwbouw geweest. Wy denken aan zoölogie, aan physiologie, aan experi mentele histologie, aan neurologie, aan interne geneeskunde, aan röntgenologie, aan diverse chemische laboratoria, aan Beangstigend verschijnsel Zeker, niet alles, bij lange na niet alles van wat nodig was, kon worden verwezenlijkt. Maar het tempo der wetenschappelijke ontwikkeling en super-specialisatie stelt juist in de moeilijke nèooriogse jaren ook dergelijke eisen, dat het wel zeer moeilijk is, materieel bij te blijven of proberen te komen vanuit het begin punt van een grote achterstand Enigszins beangstigend is het ver schijnsel, dat de evolutie van de we tenschap een dusdanig tempo aan neemt, dat aanpassing van outillage welhaast een onmogelijkheid wordt. Veelal is het zo, dat plannen worden opgesteld voor volledige tegemoetko ming aan dc behoeften van het ogen- blik in een bepaalde wetenschapstak met een royale reserve voor onvoor ziene groei dier behoeften, waarna b|j realisatie der plannen op korte ter mijn blijkt, dat te laag gegrepen is en dat het verwezenlijkte niet meer vol doet aan de nieuwere, nog hogere eisen. De Civitas Sprekende over het Universitaire leven moet zeker gewezen worden op het waardevolle hoewel nog niet ten volle gerealiseerde (misschien zelfs in gevaar zijnde) experiment van de Civitas Dit ondanks het feit. dat de Stichting Pro Civitate. de organisatorische vormge ving van het ideaal, haar bestaansrecht ten volle heeft bewezen door opbouw L..L r> ajwi «rii vuue neen oewezen aoor opoouw 'het Kamerlingh Onnes Laboratorium van instellingen als gezondheidszorg. mensa, sportstichting, regelmatig con tact tussen de horizontale en verticale „zuilen" der gemeenschap, huisvestings- zorg etc. Sinds 1953 heeft de overheid ook op dit gebied haar taak begrepen, hetgeen blijkt uit niet onbelangrijke subsidies. Natuurphilosofen het talrijkst Op studenten-gebied blijvend, moet gewezen worden op een merkwaardige omzwaai in wetenschappelijke oriënta tie. Vóór de oorlog vormden de juristen faculteitsgewijze de grootste moot der studenten. Direct na de bevrijding werd hun aantal (door verschillende begrij pelijke oorzaken) overtroffen door de medici, doch deze moesten al spoedig de top weer laten aan de juristen. Vorig jaar werd voor het eerst het I aantal juristen overtroffen door het aantal studenten in de faculteit der wis- en natuurkunde, een opmerkelijk I verschijnsel, dat nog eens de nadruk legt op de uitzonderlijk revolutionnaire opbloei van de exacte wetenschappen. Een derde deel van deze groep koos vorig jaar de scheikundige studie richting. Illustratieve cijfers De snelle ontwikkeling en sterke spe- cialisering van de wetenschappen wordt voorts geïllustreerd door het feit. dat van het begin dezer eeuw tot het uit breken van de oorlog het aantal hoog leraren slechts met enkele 3tecg, terwijl dit aantal sinds de bevrijding verdub beld is tot bijna 150. Iets soortgelijks deed zioh voor bij de wetenschappelijke staf: in 1939 slechts 139 leden, in 1946 waren dit er 157, thans bedraagt hun aantal 560. Inmiddels zijn de materiële credieten voor de Universiteit gestegen van circa 850.000 gulden in 1940 vla ruim ander half millioen in 1946 tot (op de begro ting) ruim zes en een half millioen in 1955. De credieten voor personeelsuit gaven stegen (in overeenkomstige jaren) van bijna twee via tweedriekwart tot vrijwel tien millioen. In die jaren steeg het aantal studen ten van 2224 via 2846 tot 4346. Blijvende problemen Minder gunstige en verblijdende as pecten mogen echter niet worden ver bloemd. Daar is bijv. de doorbreking van de Civitas-gedachte door Catena, het verlies van vele studentenhuizen in de binnenstad (zeker twintig procent van de vooroorlogse), de daling van de ka- Hef ..bolwerk der vrijheid", de Leidse Academie, waar de geestelijke vri/heid ondanks de grootste druk stand hield en dat na de bevrijding het centrum werd van een ongekende wetenschappelijke opbloei welke ternauwernood door de uitbouw van het materiële apparaat kon worden bijgehouden. Ternauwer nood is daarbij nog een euphemistische formulering, die bovendien geen rekening houdt met een voordien bestaande grote achterstand. Foto L.D.Van Vliet demlsche vorming, die dreigt te ontaar den in vakopleiding, etc. pitaalskracht van de student (overigens mede als gevolg van de verheugende toevloed van studenten uit minder ka pitaalkrachtige bevolkingsgroepen), het nog steeds acute probleem der spoor studenten "bijna een derde van het to taal', en het dito der nihilisten, het vraagstuk of de super-specialisering nog wel ln overeenstemming te brengen is met het Universitaire karakter der aca- Niettemin moet worden geconsta teerd, dat de Universiteit en haar die naren met moed, visie en initiatief de na-oorlogse problemen hebben onder kend en aangevat naar de (grote) mogelijkheden, welke geboden werden. Ontwikkeling van kwart eeuw Het wordt, na deze uitvoerige uitweidingen over diverse aspecten van de geestelijke vrijheid zoals zij door het Bolwerk van de Vrijheid werd gebruikt, tijd onze aandacht aan het meer materiële aspect te wijden, hoezeer ook bij voorgaande beschouwingen die materiële zaken ter sprake kwamen. Daarbij willen wij echter beperking betrachten. Het zijn, zeker in een stad als Leiden, in de eerste plaats de geestelijke waarden die voorop behoren *e staan in een analyse van vrijheidsbesteding. Waarmede wij overigens geens zins iets willen afdoen aan de resultaten, op materieel gebied geboekt, hoezeer die ook minder bevredigend mogen zijn als gevolg van de nationaal moeilijke omstandigheden en de tendenz tot materiële nivellering. Oude positie heroverd Een van de belangrijkste economische pijlers van de Leidse gemeenschap is ongetwijfeld het marktwezen, dat het tempel draagt van de veemarkt. De oorlogsjaren betekenden voor deze markt een dieptepunt in de ont- Katwijk. Voorschoten en dergelijke ge meenten heeft Leiden aan clandizie ingeboet. Concentratie I Niettemin heeft de Leidse midden- stand met goed begrip va nde eisen en wikkeling van de laatste kwart eeuw. beloften en mogelijkheden des tijds dit In de tien vooroorlogse jaren was de relatieve verlies weten te compenseren door een ontwikkeling, die niet anders dan verheugend geacht kan worden. Het is een pluim op de hoed van de Leldse middenstand, dat men tegenwoordig niet meer Zaterdagmiddag stromen mensen uit blauwe en gele tram en uit het station ziet komen met pakjes, die uit Den Haag werden meegebracht, maar dat de goede waarnemer daarentegen dikwyls het omgekeerde kan zien. Dit verschijnsel en het feit, dat doelbewust in de nieuwe wyken relatief minder win kels werden geopend behalve directe verzorgingszaken heeft de Leidse mid denstand behoed voor verliezen door ontwikkeling van centra elders. Niettemin blijft ook in Lelden de mid denstand voor ernstige problemen staan, ondanks deze betere aanpassing ln tegen stelling b.v. met Delft waar van een noodtoestand gesproken kan worden. Benauwende verschijnselen Daar Is het beangstigende beeld van het vreemde kapitaal in de midden stand in de vorm van hypotheken en leningen. Vroeger een derde, thans ruw geschat tweederde van het ge ïnvesteerde kapitaal. Dit betekent een grotere vaste last op de bedrijven. Daar is de sterke stijging van de sociale lasten. Daar is bovenal de belasting- politiek, die de ontplooiingsmogelijk heden uit eigen middelen tot een on- toelaatbaae minimum remt en zelfs exploitatie zonder uitbouw ernstig be dreigt. y^e,en(*e veemarkt aan de pijler van de Leidse welvaart volledig herstel van een zeer ernstige °n de molen De Valk. Deze I heeft tien jaren goed besteed door I inzinking. veemarkt' een wegkwijnende zieke, de oorlogsperiode kan gezien worden als een narcose tijdens de crisis, nadien is de patiënt herstellende gebleken, zodat nu alleen in sommige opzichten nog wat nazorg nodig is, terwijl in ander opzicht reeds van een nog nim mer geconstateerde gezondheidsgraad gesproken kan worden. i De omzetten daalden voor de oorlog geleidelijk, en ln deskundige kringen gaf nen Leiden weinig kans, zich te kunnen I handhaven. Na 1945 kwam er, na aanvankelijke aarzeling een opleving die heeft geleid tot drie opmerkelyke successen als basis I voor een huidige bloei Als slachtvee- I markt, gelegen tussen de consumptie centra van de Randstad Holland (en de gunstige Vrijdag als marktdag) heeft Leiden zich thans opgewerkt tot derde slachtrundermarkt na Den Bosch en 1 Rotterdam. Onlangs werden 1200 run deren op één marktdag te Leiden aan- 1 gevoerd, en thaiu ziet men reeds uit naar het cijfer 1500 Op het gebied van de schapenhandel heeft men zich volle- I dig weten te herstellen met eenzelfde verschijnsel van voorkeur voor het j slachtvee. Tenslotte kan men de cijfers van vroeger wat betreft de varkens- markt weer volledig aan Binnen afzien- bare tUd verwacht men de aanvoer van het 500 000ste varken sinds de oprich- tine van de markt in 1905. Naar schatting wordt tegenwoordig voor ruim een millioen gulden per Vrij dagse marktdag omgezet Jammer is. dat niet onmiddellijk na 1 de bevrijding met een nieuw veemarkt terrein kon worden gestart, doch de be lofte van een dergelijke vernieuwing en de grote service in velerlei opzicht door i de Leidse markt geboden deden het hunne om Leiden als marktcentrum I volkomen van een fataal schijnende malaise te doen opleven. De Zaterdagse markt mag ln dit ver- band niet onvermeld blijven. Het aantal standhouders (150) bleef gelijk als ge- j volg van ruimtegebrek, doch een sterke i verschuiving deed zich voor in de aard der verhandelde producten In de groente- en fruitsector zijn er thans 30 stands tegenover vroeger 3 'i'ddenstard verstond de t'id Het is geenszins uit mindere waarde ring dat wij eerst na de weekmarkt de blik laten vallen op de middenstand De weekmarkt moest logischerwijs als het ware een verbinding vormen in de ge- dachtengang. Lelden was. in zeker opzicht, „midden- stands-topzwaar" als gevolg van een vroegere oriëntatie van de gehele omge ving op de Sleutelstad. Door ontwikke ling van een eigen middenstand op rede lijk niveau in de streekcentra als Alphen, Maar slaan geen slecht figuur Wenden wij nu de blik van klein- naar grootbedrijfde industrie, waarmede het probleem van werkgelegenheid en werk loosheid ten nauwste samenhangt Bezien wij de Leidse en de landelijke cijfers, dan moet misschien worden ge constateerd. dat Leiden in volume, in het scheppen van werkgelegenheid, wel licht iets bij de landelijke cijfers is ach tergebleven. doch kwalitatief, wat betreft het economisch aspect en de juiste ver houding tussen scholingsbehoeften en scholingsgraad zeker onder een gelukkig gesternte heeft gevaren. Hoewel de situatie op dit terrein dus niet alleen voor lof in aanmerking komt, betekent dit geenszins een falen. Leiden zat na de oorlog met een ont stellend tekort aan bouwrype grond voor woningen en industrie, een erfe nis van een niet rooskleurig verleden. Het duurde derhalve geruime tyd. eer de noodzakelijke verdere industriali satie kon worden verwezenlijkt. Ver keersproblemen en de aanvankelijk geringe vooruitzichten op een goede reserve van geschoolde werkkrachten (inmiddels, als gezegd, een onopgelost probleem) spraken daarbij een woordje mee. Ontevreden mag men over de ontwik keling na een teleurstellend begin echter zeker niet zijn. Belangrijke industrieën werden aangetrokken, waaronder twee Amerikaanse dochterondernemingen Met twee andere buitenlandse onder nemingen is men in bespreking, terwijl de mogelijkheid van vestiging van nog een Amerikaanse industrie binnen Lei den bestaat. Belangrijke uitbreidingen van grote industrieën als Holl. Con structie Werkplaatsen, Nederlandsche Electrolasch Maatschappij, Grofsmederij. Den Holder etc. droegen het hunne bU tot aanzienlijke verruiming van de w ;rk- gelegenheid. Kentering op arbeidsmarkt Overigens is eerst na 1952 verbetering ingetreden ln de werkloosheidscijfers van de Sleutelstad, hetgeen ruim een jaar later is dan de landelijke kentering. Ook in de vooroorlogse periode bleef Leiden achter, toen in 1936 een kente ring optrad. In 1952 lag in het gewest Leiden het gemiddelde werkloosheidscijfer op niet minder dan 2117, waarvan verreweg het grootste deel voor rekening van de ge meente Leiden kwam. In 1954 lag dit ge middelde op 901. in gelijke verhouding grotendeels voor rekening van Leiden zelf. Dit tekent de sterke achteruitgang van de werkloosheid in Leiden overeen komstig het algemeen landelijk beeld. Onder deze gunstige omstandigheden op de arbeidsmarkt (veel van de huidige werklozen moeten onder de moeilijk- plaatsbaren gerangschikt worden, en zeker niet als gevallen van structurele of conjuncturele werkloosheid' is het verlies van de industrie van Tieleman en Dros op zichzelf betreurenswaardig, geen ernstig probleem ten aanzien van de werkgelegenheid en werkloosheid. Dit kan niet anders dan als een geluk by een ongeluk worden beschouwd. Kwaliteit wint van kwantiteit Ten aanzien van de woningbouw kunnen dezelfde opmerkingen gelden als wü bü de industrialisatie maakten: later dan elders op gang gekomen, maar in totale prestatie slechts weinig beneden het landeiyk gemiddelde ge bleven. Gebrek aan bouwgrond en aan bouwvolume (mede door betrekkeiyke geringe oorlogsverwoestingen en niet snel gestarte industrialisatie) speelden daarbij een rol. Verheugend is echter, dat de kwali teit van de Leidse nieuwbouw over het algemeen het landelük gemiddelde overtreft, waardoor op den duur de Leldse wonir.gpositie relatief verbetert. Ondanks de bouw van ongeveer 3000 woningen zyn er nog steeds 4000 woning zoekenden. welk laatste getal twee Jaar geleden byna duizend lager was Veel werd gedaan op het gebied van openbare werken Het is welhaast onnodig, de spoorweg- werken te vermelden, die Lelden uit een harnas hebben bevryd torn het ln het volgende harnas van de gemeentegren zen te dringen». Daarnaast moet als één van de helangrykste naoorlogse werken de uitbreiding der Lichtfabrieken ge noemd worden, waardoor Lelden een centrum van een zeer groot rayon is geworden en deelgenoot ln een productie- partnerschap dat zich over geheel West- Europa uitstrekt. Vervolg op pag. 4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 13