Op 31 Maart 1855 stierf Charlotte Bronte,
de schrijfster van „Jane Eyre"
Wie durft de nieuwe veerman zijn?
De tragische levensgeschiedenis van een
Iers domineesgezin
mallegevallen
WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 26 MAART - PAGINA 4
„We sterven als men ons uit ons land verdrijft"
Stil was het in de pastorie van Haworth, de kleine gemeente
in Yorkshire. Stil, misschien stiller nog dan anders en niemand
zou vermoed hebben, dat zes kleine kinderen in het sombere
huis speelden. Eigenlijk kon men het geen spelen noemen. Ze
zaten in een kamer boven en luisterden naar de herfstwind, die
in wilde vlagen over de eenzame hei voer. Er was geen vuur in
die kamer, want Dominee Brontë voedde zijn kinderen op in
Spartaanse hardheid en zeker werd die hardheid aangewak
kerd door de ietwat stugge en gesloten houding der bevolking
van Haworth, stug als de onvruchtbare heide rondom.
Zes kinderen zijn er in die ongeverfde kinderkamer, zes,
waarvan de oudste nauwelijks zeven jaar was. Vijf meisjes en
een jongen, die Patrick heette. En evenals alle avonden nam
Maria een boek en las de oude sprookjes, maar ook verhalen
voor groten, die de kleintjes nauwelijks begrepen, maar waar
naar ze niettemin luisterden. En vaker nog dan anders legde
Maria haar kleine vinger op de lippen en zei: „Stil zijnwant
Moeder is zo ziek."
Eigenlijk hadden ze Moeder niet an
ders gekend; een heel enkele keer
mochten ze op hun tenen in de kamer
komen, waar Moeder rechtop tegen
de kussens zat, bleek, dodelijk bleek.
Maar dat gebeurde maar zelden
meestal had ze tè erge pijn. En Vader
Vader zagen ze misschien nog
minder. Vader hield niet van kinde
ren: Vader hield van zijn boeken en
van lange wandelingen over de heide,
zijn pistool in zijn zak, want de tijden
waren vol misdaad en zonden.
Soms zagen de mensen van Haworth
de kinderen gaan, zes kleinen en ze
liepen hand in hand, de oudste zeven
en de jongste twee. Dan liepen ze naar
de wilde hei of naar de horizon, waar
dichte struiken stonden, vol geheimen
en gevaren.
In diezelfde herfst, toen de regen
over het kerkhof geselde, dat om de
pastorie lag, is de moeder gestorven en
er was niemand, die even over de
hoofdjes der kinderen streek, als om
hen te troosten. Eenzamer nog werd
het leven, vooral toen de winterstor
men kwamen met diepe sneeuw. Zelfs
het eten moest alleen gebeuren. Vader
liet zich in de studeerkamer bedienen.
Eén vriendinnetje was er ooit in de
pastorie geweest, zeventien jaar telde
ze en ze was goed en aardig voor de
kinderen, maarze was een „zon
dares" en uitgestoten uit de gemeen
schap. Een rijke wolfabrikant had
haar verleid en haar vader had haar
voortaan in haar kamer opgesloten, tot
hij voor veel geld een man voor haar
zou vinden.
Maar hadden ze eigenlijk gezelschap
nodig? Ze hadden immers elkaar, de
kinderen van Brontë?
Stil en geruisloos zochten ze hun
weg, op de een of andere manier leer
den ze lezen en schrijven, vlugger dan
alle anderen, maar vooral leerden ze
luisteren enfantaseren. Tegen de
avond, bij het licht van een flikkeren
de lamp kwamen de verhalen, verha
len, die ze vaak zelf verzonnen. Over
de woeste heide en de verraderlijke
moerassen, over eenzame landhuizen
en bossen met rovers, over wilde ritten
te paarden dan fluisterden ze hun
verhalen en zaten met rode oren naar
elkaar te luisteren, hun kleine handen
in elkaar gevouwen.
Voor hen geen kinderboeken, geen
mooie kleren (dat wilde de strenge va
der niet), geen vriendenalleen
maar de heide en de verhalen. Was
het wonder, dat de zes Brontë's een
eenheid gingen vormen, die nooit meer
verbroken zou kunnen wordenten
zij de dood hen zou scheiden?
Waar ,,Jane Eyre" geboren
werd
En de dood scheidde hensnel
en onverbiddelijk. Dat was toen de
Vader zich plotseling bewust werd, dat
zijn kinderen ènders waren dan ande
ren, dat ze niet speelden en dat ze al
tijd ernstig waren. Toen kwam de be
roemde dag, dat hij ze bij elkaar riep
in zijn studeerkamer en vragen ging
stellen, wonderlijke vragen, maar
waarop nóg wonderlijker antwoorden
volgden.
Daar zaten ze voor hem, de gezicht
jes met de bruine ogen ernstig naar
hem opgeheven, stil en rostig als
Immer. Hij begon met de jongste,
Anne. „Wat heeft een kind als JU
het meeste nodig" vroeg hij. Ze ant
woordde (vier Jaar was ze)„Erva
ring". Toen vroeg hij aan Emilie, die
later de „Woeste Hoogte" schrijven
zou: „Wat moet ik met je broertje
doen, als hU niet gehoorzamen wil?"
„Praat met hem" zei ze wijs, „en als
dat niet helpt sla hem dan".
Toen vroeg hj Charlotte, wat het
mooiste boek ter wereld was en
prompt antwoordde ze: „De BUbel
en daarna het Boek der Natuur". En
toen vroeg hj aan Maria, het moe
dertje, die toen tien jaar was: „Hoe
kan een mens het beste zijn tUd ge
bruiken?" en ze antwoordde: „Jc
klaar maken voor de eeuwigheid".
Dominee Brontë begreep, dat het
hoog tijd werd zijn zestal met andere
kinderen in aanraking te moeten bren
gen en peinzend zon hij op middelen
Plotseling wist hj hetze zouden
naar school gaan.
Voor 't eerst naar school
Zijn schoonzuster, die gekomen was
om het huishouden te doen. drong er
temeer op aan, omdat ze zelf hunker
de naar verandering.
Ze kwam immers uit het veel war
mere Zuiden en haatte dit land, waar
geen bloemen bloeiden en geen groen
te gedijde. En zo vertrok de dominee
met Maria en Elisabeth naar Cowans
Bridge, een klein gehucht in de buurt
van Leeds, er was daar een school ge
opend voor kinderen van predikanten.
Enkele maanden later bracht -hij er
ook Charlotte en Emilie heen en hij
liet zijn kleine meisje met bange ogen
achter, zij, die nog nooit verder ge
weest waren dan de hei en het kerk
hof. Ze droegen nu een uniform en
aten van het slechte eten, dat een luie
kok voor hen klaarmaakte, waardoor
het gehele gebouw naar ranzig vet
rook. Des Zondags liepen ze bijna vier
kilometer naar de kerk, die midden op
een koude vlakte stond. Ze bleven over
in de onverwarmde kerk. omdat ze
twee diensten moesten bijwonen.
Maria was doorlopend verkouden en
toen ze op een morgen moe en afge
mat op bed wilde blijven, werd ze door
de onderwijzeres uit haar bed ge
sleurden zo ontstonden de beel
den, die haar zusje Charlotte later in
„Jane Eyre" zou oproepen.
En toen kwam de dag. dat sommigen
van de meisjes ziek werden, niet al te
erg, maar lusteloos en hangerig. Er
werd een „wijze" vrouw gehaald en
toen zij het schoollokaal binnenkwam,
zag ze een twaalftal meisjes in de ban
ken hangen, met rood ontstoken ogen
en een vreemde blos op de wangen.,
dokters moesten constateren dat het
slechte voedsel er de oorzaak van .was.
Er kwam een nieuwe kok, maar voor
Maria was het al te laatze had te
zeer geleden. Haar Vader bracht haar
thuis met de postkoets, maar twee da
gen later stierf ze. Twee maanden la
ter stierf Elisabeth en dat was het
sein. dat Charlotte en Emilie naar huis
werden gebrachtze keken niet
achterom toen de wagen over de brug
van Cowans Bridge ratelde.
En nu waren ze weer thuis, inniger
verbonden dan ooit En in het huis
was „Tabby", de oude vrouw uit een
heide hut, die vertellen kon van vroe
ger. van geheimzinnige moorden, van
vooral als de Novembermisten bo
ven het land hingen en de wind om
het huis weeklaagde.
Het was toen. dat de meisjes begon
nen te schrijven, schriften volge
dichten en verhalen, toneelstukken en
zomaar losse gedachten. Vijftien jaar
was Charlotte toen. een tenger meisje
met weelderig bruin haar en grote
bruine ogen, maar verder lelijk, heel
erg lelijk. Maar die ogen, die 'spre
kende ogen maakten alles goed.
Zestien jaar was ze. toen ze weer
naar school ging, ditmaal naar de
meisjesschool in Hoe Head, waar nooit
meer waren dan acht of tien leerlin
gen en wat meer zegr: Er waren bo
men in Roe Head en bloemen en er
was weiland en een beek.
Da andere meisjes zagen haar ko
men en haar ogen stonden groot van
verwondering. Ze stapte uit een wa
gentje in zeer ouderwetse kleren. Ze
was bleek en schuw en sprak met een
sterk Iers accent dat ze van haar
Vader geërfd had. Toen ze lezen moest,
stak ze haar lange neus diep in het
boek en toen haar gezegd werd, dat
ze rechtop moest zitten, ging het boek
mee. Grammatica had ze nooit ge
leerd en Aardrijkskunde kende ze
nauwelijks.
In de speeluren vroegen de meisjes
of ze wilde meespelen, maar ze zei, dat
ze niet spelen kon. omdat ze het nooit
gedaan had.
Twee gelukkige jaren
Maar in de avond zaten ze allen
om haar heen. want ze kon vertel
lenallemaal verhalen uit een
tijdschrift, dat ze gelezen had. Dat zei
ze tenminste maar ze verzon die ver
halen zelf. Twee jaar leefde ze daar
en ze was gelukkig. En toen ging ze
weer naar huis. waar een nieuwe taak
haar wachtte: de opvoeding van de
andere kinderen. De gehele dag gaf ze
les of tekende ze en schreef ze en
tegen de avond trokken de drie zusjes
naar de heide, him heide, tot aan de
einder, waar de stenen lagen, die in
oude sagen zulk een grote rol speelden.
In het dorp kwamen ze zelden, schuw
als ze waren.
In de winter was het alsof alle win
den der aarde elkaar, achter de pasto
rie ontmoetten en als de herfst regen
achtig was. dan begroef men vele do
den op het wijde kerkhof.
Toen kwam de dag. dat Charlotte
onder tranen afscheid nam- ze werd
onderwijzeres op dezelfde school, waar
ze twee jaar zo gelukkig geleefd had;
maar o. dat afscheid van de pastorie.
Emilie ging mee als leerling, maar zij
kreeg zon heimwee naar de hei en
de wilde wind over de vlakte, dat ze na
drie maanden ziek naar huis ging,
voorgoed. Ze deed er voortaan het
werk in de keuken maar dikwijls la
gen de Avonturen van Koning Arthur
naast de bruinende cake.
De eerste brief
Met Kerstmis waren de zusters
weer bij elkaar en evenals vroeger,
legden ze precies om negen uur het
werk weg en liepen ze de grote ka
mer op en neerop en neer, ter
wijl grillige schaduwen over de mu
ren dansten. Op die avond spraken
ze over de toekomst, en hoe ze het
leven van hun vader moesten ver
lichten. Charlotte, als de oudste, zou
van alle drie gedichten opsturen
naar een uitgever en zo gleed op een
sneeuwrijke dag de eerste brief door
een aarzelende hand in de kleine
brievenbus in Haworth.
Ze wachtten een maand twee maan
den. Het antwoord was vriendelijk en
vol begrip, maarer was voor ge
dichtenbundels geen emplooi.
En toen was er maar één oplossing:
Oharlotte moest weer voor de klas. Ze
deed het, maar een jaar later werd ze
gouvernante. Maar er was één illusie,
die de meisjes hoe langer hoe meer
koesterden: een eigen school en dan
vlak bij de pastorie vlak bil de wilde
hei. En zelfs daarvoor waren ze bereid
offers te brengen, zelfs ver weg te
gaan. ver van hun geboortegrond.
Oharlotte én Emilie vertrokken naar
Brussel, helemaal naar Brussel, om de
Franse taal te leren .Eenzaam leefden
ze, in hun ouderwetse kleren, tussen
de andere honderd leerlingen.
Maar een jaar later wandelden ze
weer hand in hand over de met sneeuw
bedekte heide en schreven ze weer,
avond aan avond. En verder spraken
ze urenlang over Patrick, de broer,
waarop ze zo trots waren. Het ging
niet goed met hemsoms kwam hij
thuis, dronken. Urenlang kon hij in
het vuur zitten staren en dan weer
sloop hij weg. en ze wisten waarheen
naar de kroeg.
Vader werd oud. was nagenoeg blind
en op de Zondag moesten zijn dochters
hem naar de preekstoel ledden.
Maar het werk vorderde. Soms ston
den ze vroeg in de koude morgen op
en begonnen te schrijven. Emilie aan
de „Woeste Hoogte" en Charlotte aan
.Jane Eyre". terwijl Anne novellen
schreef. En in de avonduren lazen ze
elkaar voor, wat ze geschreven hadden,
luisterend of ze de voetstap hoorden
van Patrick en of hij soms weer dron
ken was.
„Jane Eyre" geaccepteerd
Toen kwam de dag dat „Jane Eyre"
op de bus ging. ze had er de naam
Currer Bell onder gezet. Men las het
en de eerste lezer zei. dat het een
uitstekend boek was. De tweede, een
magere Schot die eveneens op de
Uitgeverij werkte, las het de hele
nacht door. En toen kreeg Charlotte
een brief, dat het geaccepteerd was.
En twee maanden later kwamen de
eerste exemplaren bij de pastorie.
„Vader." zei Charlotte, „ik heb een
boek geschreven". „Heb je?" zei de
oude vader. „Ik wil het je voorlezen",
zei ze verder. „Dat is zo slecht voor je
ogen", zei hij. „Maar het is al ge
drukt, Vader." Hij schudde zijn hoofd
en zei: „Dat kost toch allemaal veel
te duur, en wie zou dat kopen"En
toen las ze hem de eerste recensies
voor. goede en waarderende artikelen
in belangrijke bladen. De vader schud
de zijn hoofd, verder niets.
In diezelfde dagen kwam „De
Woeste Hoogte" uit. het boek van
Emilie. vol dreiging en donkerheid.
Qnilie zei er nooit een woord over.
wandelde alleen naar de heuvels en
kwam verder niet de deur uit.
Het ging met Patrick, de vereerde
Patrick van kwaad tot erger. Hij hield
van een vrouw, en die vrouw was ge
trouwd. Toen haar man stierf, moest
ze kiezen tussen de erfenis en de zoon
van de dominee, die schreef en schil
derde. Ze koos het geld en twee weken
later stierf Patrick, de lieve brieven
van die vrouw in zijn handen. Weer
was er rouw in de pastorie.
Weer luidde de
kerkklok
Eknilie zei niets meer. soms ging ze
traag door het huis en dan lieten de
anderen het schrijfwerk of het naai
werk zakken en luisterden. Emilie
moest na een paar stappen even rus
tenhaar hart wilde niet meer. ze
weigerde een dokter te laten komen en
in December stierf ze. Toen ze begra
ven werd. de schrijfster van de „Woeste
STIL ligt het veerhuis aan de
rivier.
Zoals langzaam de sche
pen voorbijdrijven gaan voor de
veerman de dagen voorbij.
Soms heeft hij het druk.
De vele kerkgangers moeten
naar hét kerkje aan de overzij.
Dan is er even wat vertier.
Maar door de week zijn het en
kelingen, die langs komen om
overgezet te worden.
Het ziet er zo vredig uit en
tóch is er iets met dit oude huis
aan de hand.
De veerman heeft me er van
verteld, toen we samen uitke
ken over de stromende rivier.
Het was een koude, sombere
dag.
Toen hij me sprak over wat
hier vroeger gebeurd was, leek
het nög killer te zijn.
In het licht van mijn verbeel
ding zag ik de veerman getrans
formeerd in hém, aan wie het
verschrikkelijke overkomen was,
waarvan hij tot me getuigde
ELKE nacht hoort de veer
man in dit huis een kreet
van angst.
Verder niets.
Na die kreet is het nóg stiller
dan anders.
Maar die kreet kómt, onher
roepelijk, onverbiddelijk.
Wat betekent dit?
Jaren en Jaren geleden woon
de er in dit veerhuis een kn-
dere veerman.
Hij deed elke dag zijn plicht,
zette de mensen over: bekenden
envreemden.
In een stormachtige nacht,
toen het water de uiterwaarden
en bijna het huis overspoelde,
belden twee mannen aan.
Zij wilden „over".
De veerman weigerde.
Met zulk weer was dit onmo
gelijk. Niemand zou het wagen
in een nacht als deze in de boot
te gaan. In de snelle stroom
waar niet tegen te roeien was
zouden ze afdrijven en tegen de
kant te pletter slaan.
De veerman weigerde de boot
los te maken van de ketting. Hij
weigerde zelfs de sleutel van het
slot te geven.
Maar de mannen móesten en
zóuden naar de overkant.
Tóen is het gebeurd.
Men heeft de veerman in zijn
huisje gevonden, dood gestoken.
Aan niemand heeft hij van het
gevecht kunnen vertellen. Er
moet wanhopig gevochten zijn.
Tafel en stoelen lagen omver
gesmeten, er waren bloedvlek
ken op het behang.
TOEN, na de moord, moeten
de mannen de sleutel ge
vonden hebben. Hij droeg
ze altijd In de broekzak.
Ze maakten de boot los en zijn
het wild stromende water, dat
beukte en klotste in de ijzige
wind, opgegaan. Ze roeiden als
bezetenen, als gekken.
Ze moésten immers naar de
overkant?
Hun overschot werd enkele
dagen daarna gevonden. Ze had
den de strijd opgegeven.
De vlucht van de mannen was
ten einde.
De politie heeft hun lijken ge
borgen.
Het waren twee Inbrekers, die
de vorige dag een oude boer de
dood ingejaagd hadden.
Om zijn geld....
ELKE nacht een angstkreet,
herhaalt de veerman.
Vanwaar?
Hij weet het niet.
Maar die kreet kómt: onher
roepelijk, onverbiddelijk.
Zijn blik is vreemd, afwezig.
Er ligt vrees in.
„Tóch houdt hij het hier uit,
tóch blijft hij op post", denk ik.
Wij geven elkaar bij het af
scheid zwijgend de hand.
Als ik al ver weg ben en om
kijk, zie Ik hem roerloos aan de
kant zitten.
In gedachten verzonken?
ENIGE dagen verliepen.
Tóen las ik in de krant:
„Veerman aan de IJsel
vermoord".
Ik hoefde niet verder te lezen.
Ik wist het.
Heeft hij het óók geweten?..
Een ftezer dagen heeft een
vriend van mij zijn huis gefoto
grafeerd.
Als herinnering aan de veer-
En om U van hém te vertellen.
Wie durft de nieuwe veerman
zijn?
FANTASIO
Hoogte", volgde haar hond de lijk
stoet en huilde huiveringwekkend
door de stille winterdag.
Ze schreven nu met z'n tweeën,
Anne, de stille, toegewijde Anne en
zij. Maar de dokter zëi. dat zeelucht
misschien goed voor hen zou zijn en
daarom trokken de beide zusters naar
het Zuiden, naar de zeeAnne stierf
er vier dagen later. Haar laatste woor
den waren: „Houd moed Charlotte,
houd moed".
Toen kwam de avond dat Charlotte al
leen door de kamer liep heen en weer,
heen en weer. maar alles was stil en alle
kamers waren leeg. Alleen boven slui
merde haar VaderCharlotte was
nu 33 jaarhoe jong waren de
anderen allemaal gestorven.
Stil gleed haar leven voort, de enige
afleiding was de dagelijkse komst van
de postbode met brieven van bewon
deraars. van vnenden. van uitge
versze was beroemd geworden en
de boeken van de zusters vormden het
onderwerp van vele gesprekken. Maar.
wat betekende beroemdheid?
wist, dat de schrijver Bell dezelfde was
als de eenzame dochter van een oude
dominee op de heide bij Haworth?
Ze werkte verder aan nieuwe ro
mans, aan „Shirley", aan „Vilette",
nieuwe edities van „Jane Eyre" kwa
men uit, ook nieuwe edities van haar
zuster's „De Woeste Hoogte".
Ze schreef gedichten, verhalen
Ze maakte reizen, maai- telkens weer
keerde ze terug naar de stille pastorie
met het sombere kerkhof, waar haar
zusjes en haar broer begraven lagen.
Vaak was ze ziek, want ook zij had
een zwakke gezondheid.
Toen was er plotseling Nicholls, de
hulpprediker. Eigenlijk was hij er al
tijd geweest. Hij was er geweest, toen
ze kind was, toen ze schoolmeisje was
en later, toen ze „beroemd" was en.,
alleen. En nu, eindelijk, vroeg deze
stille, ernstige, consciëntieuze man
haar ten huwelijk. Het was geen on
stuimige liefde, veel meer een diepe
verering en toewijding, die ze voor el
kaar koesterden.
Het gelukkige einde
In de zomer van het jaar 1853
trouwden ze. Men zei, dat ze leek op
een sneeuwklokje, toen ze uit de
kerk kwam, wit, met grote groene
strikken om haar muts. Sneeuwklok
jes z|jn tenger, zij was het ook,
sneeuwklokjes sterven gauw zo
was het ook met Charlotte Brontë,
die nu Nicholls heette.
Twee jaar later wandelden ze naar
de waterval, die midden tussen de
heuvels lag. Het was November en
toen ze bü het wervelende water
stonden, begon het te regenen.
Charlotte huiverde en huiverde nog,
toen ze bij de haard zat.
„Ik ben zo ziek, zo moe" fluisterde
ze en in het begin van het
jaar 1855 stierf ze. Ze keek nog even
in de ogen van de man, die over
haar gebogen stond, haar man. Ze
zei: „Zou God ons nu gaan scheiden,
Juist nu ik zo gelukkig ben?"
Op een vroege Maartmorgen luidde
weer de kerkklok voor de
laatste der Brontë's.
A: M. S.
Mogen -we U eens vertellen, wat er
met de heer S. C. Elliott in Liver
pool gebeurde, nadat hij bij zijn
kapper onder het mes en de schaar
was geweest? Hij had nogal zitten
dromen tijdens de behandeling van
de haarsnijder. Toen hij opstond en
men hem afborstelde, was hij nog
maar half wakker. Pardoes stapte
hij even later door de étalageruit
naar buiten. „Ik" zag mensen voorbij
wandelen en ik dacht dat de deur
open stond", zei hij nog geeuwend,
toen men de glasscherven van zijn
jas veegde
Tussen de echtelieden Piovosi in Chi
cago schijnt niet alles koek en ei te
zijn. Het mannelijke deel van het
paar moest altijd de maaltijden klaar
maken, zijn vrouw vond dat geen
vrouwenwerk. Op zekere avond stond
het door meneer bereide voedsel op
tafel en hij wachtte angstig af hoe
zijn ega het zou vinden. ,,"Wat!-al-
weer geen appelsap?", was het grom
mende commentaar van vrouwlief,
terwijl ze hem de schaal geroosterd
brood in zijn schoot wierp Daarna
hief ze de emaille theepot in de
hoogte en sloeg die op zijn hoofd in
stukken, waardoor de arme man bui
ten bewustzijn raakte en de thee op
de vloer terecht kwam. Toen hij
weer bijkwam is hij maai buitens
huis gaat eten.
In Engeland, in de stad Shipley,
Yorkshire, houden ze veel van mu
ziek. Maar tot voor kort konden er
haast geen openluchtconcerten wor
den gegeven, ondanks het feit. dat
de stad een prachtige muziekkoepel
had, in het Norfficliffebos. Wanneer
echter een muziekcorps in de tent
zijn concert begon en de eerste to
nen de lucht werden ingeblazen, dan
kwamen zwermen muggen het de
muzikanten onaangenaam maken.
En niet alléén de spelers, maar ook
het publiek. Dat was zo al vijf jaar
lang gegaan. Totdat onlangs een
orkest Schotse doedelzak blazers een
uitvoering moest beëindigen, omdat
de muggen het op de blote benen
van de Schotten (die immers rokken
dragen1) hadden voorzien. Iedereen
liep luid jammerend rond en was
koortsachtig bezig muggenbulten te
krabben en met azijn te betten
Tegen aanvallen met gas, rook en
DDT werden ondernomen, maar al
les was tevergeefs en de muggen
kwamen in steeds groter eskaders,
luid zoemend triomfantelijk terug.
„Dat gaat zo niet langer", vond de
gemeenteraad. En nu staat er een
gloednieuwe muziektent, in een an
der bos. waar geen muggen voorko
men. Het eerste nummer waarmee
de nieuwe koepel werd ingewijd zo
vertelt men was een werk getiteld:
„De heroische strijd tegen de mug",
in drie delen: „Muggen vallen aan",
„Te wapen met de flitspuit", en
„Victorie onzer muggenbestrijders".