KNUS" interieur wat anders dan een „kneuterig" OPENHARTIG Jongeren (anders boordevol critiek) aanvaarden vaak klakkeloos de meubelstijl van een vorig geslacht Jaargang No. 11 Valt over smaak niet te twisten? (Van een onzer redacteuren) (I) Wij, Nederlanders, zijn een huiselijk volk we houden van len woning, waar het „gezellig" is. En zó hoog schatten we die [ezelligheid, dat we liever nog het woordje „knus" gebruiken in precies aan te duiden wat we bedoelen. De vier letters van ie ene pittige lettergreep zijn wel heel typisch-Nederlands: gezellig" is nog te vertalen, maar „knus" dat behoort heel peciaal bij het Nederlandse „binnenhuisje"! Maar, o wee, knus" is langzamerhand gedevalueerd tot „kneuterig". Wie dit ake woord in dit verband voor het eerst heeft toegepast, is ons iet bekend, maar het is wel bijzonder geschikt om het verschil an te geven tussen een interieur, dat een zekere „stijl" heeft de meubels die volslagen stijlloos zijn. En wat is het jammer, at dit onderscheid in vele Nederlandse gezinnen niet wordt angevoeld Gelukkig hebben vele pioniers al tientallen jaren lang, hier n in het buitenland, onvermoeid gestreefd naar een nieuwe ijl. Er zijn er - dit mag wel eens openlijk gezegd worden - die hun gezondheid aan opgeofferd hebben. Toch hielden ze vol. a nu begint het te dagen: hun werk vindt, vooral sinds het einde an de jongste oorlog, meer en meer erkenning, al staat propa- anda voor betere woninginrichting helaas nog niet gelijk aan intrappen van een open deur Eerst weten, dan oordelen Waair het dus om gaat, is: doe moeite om het nieuwe te begrijpen. Een spottende glimlach bewijst door gaans, dat het juist daóraan ontbreekt. Wie zonder behoorlijk onderzoek van de nieuwe vormen en de achtergrond ervan derhalve uit een zekere gees telijke luiheid een afkeurend oor deel uitspreekt, kan moeilijk ernstig genomen worden. Iets anders is het, als men, na grondige v e r g e 1 i jk i n g, toch de voorkeur geeft aan „klassieke" vormen. Maar dit soort beoordelaars is in staat die voorkeur onder woorden te brengen. Met hen kan men praten en er ontstaat dan een vaak heel in teressant debat. Deze categorie ziet trouwens wel degelijk de tekortkomin gen van het „oude" en toont op tal van punten waardering voor het nieuwe. Vanzelfsprekend zullen ouderen het moeilijker vinden de geijkte en welbe kende vormen van het meubilair critlsch te bezien dan de jeugd. En er kan verder ook geen twijfel over be staan, dat menigeen graag wat „anders" zou willen, wanneer de geld middelen geen belemmering vormden. Maar waar een wil is, is doorgaans een weg en waarom zou men niet lang zamerhand van oud op nieuw over- schakelen? HET KOMT herhaaldelijk voor. dat mensen hun mond voorbij praten. Dat is hin derlijk. Je kunt al te openhartig zijn. Niet minder dikwijls wordt de klacht gehoord, dat huisgenoten, vrienden of medewerkers, die geen reden hebben om voor hun naaste omgeving veel te verber gen. zo onuitstaanbaar zwijg zaam zijn. Je moet niet alles vodr je houden. Een mens is geen sphinx. WOORD VAN BEZINNING Vul dit voorbeeld nader aan. De verhouding leerling leraar, baas en knecht, ouders en kin deren is in de grond van de zaak een kwestie van vertrouwen. Dit is en bllift de voorwaarde om openhartig te kunnen zijn. b met zijn mening voor den dag. Je kunt immers niet alles prijs geven. De ander mocht eens van plan zijn uit je woorden voor deel te slaan. ONDER kerkmensen wordt bitter weinig openhartig heid gevonden. Geheel naar wereldse" trant. „Ga alstublieft met met een aan hanger van die kerk debatteren" werd mij eens geheel te goeder trouw gezegd. Alsof debat ver heldering zou kunnen brengen! I 's hiermee de zaak afgedaan? Neen. Dat zou al te eenvoudig zijn. Niet voor „een woord van bezinning", maar juist voor de praktijk, onze omgang met an deren. Gevraagd moet worden, of de ander wellicht redenen heeft om zich niet onmiddellijk uit te spreken. Openhartigheid rust immers op vertrouwen. Een kind, dat vader of moeder een „geheim" in het oor fluistert, kent geen achterdocht. Maar datzelfde kind zal verlegen wegschuilen bij moeder, wanneer een vreem de zioh in zijn wereldje probeert te mengen. TUSSEN aanhangers van ver schillende politieke partijen, tussen leden van kerken en groepen, tussen volken en ras sen heerst dikwijls een ontstel, lende zwijgzaamheid. De woor den, die gesproken worden zijn uiterst officieel, zorgvuldig af gewogen en afgemeten. In toe spraken, persberichten. litera>- tuur ontdek je telkens hoeveel men tegenover elkaar tracht te verbergen. Het kost ook grote moeite om mensen van verschillende opvat ting en geloof bij elkaar te bren gen. Zij moeten zich dikwijls ge weld aan doen om aan één tafel te gaan zitten met anderen en naar elkaar te luisteren. Met veel aarzeling komt a tegenover Geen wonder, dat niet-kerke- ltiken er iets achter zoeken, wanneer een geestelijke of een medewerker met hen contact zoekt. „Wees voorzichtig, is de eerste gedachte. Volkomen begrijpelijk. Maar laat de openhartigheid het mogen winnen van achterdocht. ONLANGS stelde iemand mij de vraag: „Mag ik met God strijden". Ik ant woordde: „Alstublieft!" Waar om? Omdat wij tegenover Hem en via Hem tegenover de men- pen openhartig mogen zijn. P. L. SCHOONHEIM, Predikant voor Bijz. Kerke- werk Herv. Gem. te Leiden. m. I Het moderne meubel is allang niet meer in hoofdzaak product van handenarbeid; de meubelfabrieken heb ben ontdekt, dot er massale vraag en voor bedragen, die ook voor kleinere beurzen bereikbaar zi/n, is dit resultaat van moderne smaak binnen het bereik van velen gekomen. Kuitbroek en wambuis? Voor de jongeren kunnen de zaken wat scherper gesteld worden. Wie zou het tegenwoordig in zijn hoofd halen met een kuitbroek aan over straat te lopen, daarbij gekleed in een fluwelen wambuis en met een breedgerande zwarte hoed op het hoofd? Vergeet ook vooral de schoenen met gespen niet. het zal U in het midden van de twin tigste eeuw een grote waardigheid verschaffen. Wat zegt U. steken we er de gek mee? Nu ja. wel een beetje, want zomin als iemand, het in het hoofd zal halen zich aldus uitgedost in het openbaar te vertonen (behalve dan in een historische optocht), even van zelfsprekend moest het zijn, in 1955 niet in een interieur te gaan zitten, bestaande uit meubilair uit vroeger eeuwen. O zeker, er gaat van die „crinoline"-meubelen zoals we ze voor het gemak maar even zullen noemen ze kere aantrekkingskracht uit. Maarwaaróm? Menigeen, aie zichzelf hierover nader onderzoekt, zou moeten toegeven, dat de keus op klooster- of een ander soort zware meubelen is gevallen, omdat het zo „deftig" staat! Het meubilair moet de indruk wekken, dat de portemon- naie van de eigenaar even zwaar is als de tafel met die dikke potenDe fabrikant die dit soort meubelen Ir. deze tijd maakt, speculeert maar al te vaak op de „ijdelheid, oraalzucht. sen timentaliteit en gebrek aan smaak" van de kopers, om het met de scheroe woorden te zeggen van de binnenhuis architect W. H. Gispen. Dat klinkt niet erg vriendelijk en in zijn alge meenheid is dit oordeel wat overdre ven, maar een kern van waarheid zit er toch wel in. Buffet is geen kerk! Ogi alweer misverstanden te ont gaan: het gaat niet in de eerste plaats om de vraag of bepaalde i .eubelen een nabootsing zijn van iets goeds uit vroeger tijd (by de uitgesproken voor standers van „modern" gaat het daar natuurlijk wèl om. maar wy stellen ons gemakshalve even op een tussen- standpunt). doch om de kwestie of net een goede nabootsing is. Alweer: voorzover imitatie inderdaad goed kan zijn! Maar ook in nabootsing is kwaliteit en helaas, heel veel sléchte. „Voor een prijs, ternauwernood vol doende om het hout van een eenvoudig, maar goed gemaakt kastje te betalen, wordt een massaal pronkbuffet ver langd. dat moet suggereren, dat de eigenares een in weelde badende dame Is. die noch met haar tijd. noch met haar geld raad weet", zegt de reeds hierboven geciteerde Gispen. En hij voegt er even later aan toe: .Een buffet is geen kleine Gothlsche kerk met glas-in-lood-ramen erin. noch een Renaissance kasteeltje, van boven tot onder bedekt met „beeldhouwwerk", maar een voorwerp, bestemd tot ber ging van tafelzilver, tafellinnen en serviesgoed". Tot zover enkele algemene opmer kingen Dit onderwerp is zeer omvang rijk en dus kunnen in een paar artike len slechts enkele hoofdzaken worden aangestipt. Bovendien beogen ze niet meer (maar dat is dan ook al heel wat!) dan de lezer, voorzover nodig, aan het denken te brengen over een zaak, waarover in het algemeen, won derlijk genoeg, helemóól niet gedacht wordt. Op de grondgedachten van de nieuwe stijl komen we dus terug. Rl. is zo gemakkelijk gezegd: „over valt niet te twisten". Al te vaak een dooddoener om gebrék aan tc camoufleren, of juister: om tere nonchalance bij het kiezen aeubilair te verbergen. Jongelui, irnemen hebben een gezm Aten. nemen al te vaak niet de zich eens bezig te houden met ll, waarin zij hun nestje billen B. Waarom ook, denken zij mls- Hun ouders deden het zó en O zouden zij van de traditie ïn? Nu wijst „traditie" nog op «volle elementen, die de moeite behouden waard zijn. maar is het. als een nieuw geslacht doos overneemt wat een vorige .goed genoeg" heeft bevon- Wat vreemd is dat eigenlijk. :en zitten veelal boordevol cri- tp hun ouders, maar die critiek plotseling als het de keuze van betreftAlsof deze tijd flin eigen stijl heeft en also, er evolutie gaande is op net van het interieur! ensgevoel van eigen tijd misverstand te voorkomen: 'tr dezes is weliswaar voorstan- in het „moderne meubel" (dat ersoonlijk niet modern genoeg "iD, maar hy kan zich aan de kant voorstellen, dat sommige i van dit modernisme velen te «n, ook al staan zij niet afkerig 'ver vernieuwing. Men moet niet vergeten, dat elke „revolutie" er stil zwijgend van uitgaat, dat zij de wys- heid in pacht heeft. Zij verwerpt, althans in haar aanvang, letterlijk alles, waar de „conservatieven" bij zweren. Die overdrijving schaadt, al behoort het nu eenmaal by het karak ter van een „omwenteling", dat zy het nieuwe als alleen-zaligmakend be schouwt. Deed zij dat niét. dan zou zy immers het wapen van haar propa ganda uit handen geven! Daarbij komt nog iets. Elke nieuwe richting, op welk gebied ook 'en dus ook op het terrein van de woningin richting», pretendeert, dat hóór vor men kant en klaar zijn om het oude te vervangen. Natuurlijk is dit sterk overdreven. Reeds Berlage ontwierp nieuwe meubelen, maar toen wij zc- enige jaren geleden in het Haagse Gemeentemuseum ten toon zagen ge steld. leek dit ontwerp-van-vyftig- jaar-gelcden al weer verouderd. Met andere woorden: de nieuwe stijl op meuhelgebied is nog niet volgroeid, zij verkeert „in statu naseendi", al zijn de hoofdlijnen wel degelijk aange geven. De voorstanders van nieuwe vormen zoeken nog dagelijks naar ie's beters, ook al is er een zekere consoli datie bereikt. Zij trachten hun begin selen voorzover hun geweten dal toelaat! in overeenstemming t» brengen met de wensen van de koper en dus: met de eisen van de •iractijl' Daarom is het wel wat „goedkoop" d- schouders op te halen over een mis lukte proefneming (of wat nu nog eer mislukking lijkt!). Want de aan hangers van het „oude" mogen eer ding nooit vergeten: het nieuwe lééft' De nle-'wli-hters" «mm.rc ..nrp voor het levensgevoel van de eigen tijd ook al zal er dan wel eens een wilde rank gesnoeid moeten worden. Velen zweren nog bij „Gothisch", maar evenals kuitbroek en wambuis is dit meubi- lair niet in overeen stemming met het levensgevoel van een nieuwe tijd. Niet al leen de vorm, maar vooral ook de kleur laat doorgaans alles te wensen over. Zaterdag 19 Maart 1955

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 11