HET HAVIKSJONG DE DUIK HET BALLETROKJE VOOR DE JEUGD Boefje als Scheepshond WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 22 JANUARI - PAGINA 3 Kijkjes in de Natuur 2 DE EERSTE KEER in mijn leven, dat ik kennis maakte met een havik, een levende wel te ver staan. was het nog maar een dons- jong. dat in een kist met houtwol, ver warmd door een electrische lamp, zijn eerste levensdag sleet. Dagen, die wel heel erg verschilden van die, welke Moeder Natuur voor hem had weg gelegd. Want inplaats van grootgebracht te worden in het haviksnest. de grote roofvogelhorst, van takken gebouwd hoog in een boom in het dichtste en stilste gedeelte van een sparrebos zat hy zyn uren te verdromen in zijn Je altijd schrijven en omdat ik na de sperwer ook eens wat wil vertellen over de vergrote uitgave van de sper wer, dien ik volledigheidshalve bij het jong te beginnen. Eigenlijk bij het ei. het matgroene haviksel. dat in grootte veel weg heeft van een kippenei. Voor havikseieren moeten we echter wach ten tot April en jonge haviken ver schijnen 5 weken later pas in de open baarheid. Dus moet ik uit mijn ge heugen putten. Hoe dat kleine donzige haviksjong nu zo uit zjjn eigen milieu was ge raakt. is weer een verhaal op zichzelf, dat ik laat rusten. 0"N HEEL Jonge roofvogel vind ik altijd weer een grappige en hoogst merkwaardige verschijning. Een Jonge merel of een duif kan er wel eens wat zielig uitzien, hoewel er van zieligheid of narigheid natuurlijk geen sprake behoeft te zijn. Dat leg gen wij, mensen, maar in zo'n vogel gezicht. Maar tien tegen één, als ik aan een bezoeker (vooral een bezoek ster) een Jonge zangvogel laat zien, dan zeggen ze: „Ooooooch!" heel erg medelijdend. Maar een jonge havik! Wat kijkt die ongelofelijk „bijdehand" de wereld in, wat heeft die een paar scherpe kijkers onder z'n rechte wenkbrauwen staan. Ze zijn nog blauw van kleur, (later zullen ze geelachtig wit wor den), maar ondanks hun jeugd be zitten ze al iets van de doordringende starre vogelbllk, die voor de volwas sen havik zo kenmerkend is. Wie toch voor het eerst van z'n leven voor een volwassen havik komt te staan, zegt: „Wat een ogen!" En dan pas: „Wat een klauwen, en wat een bek!" Ook het haviksjong heeft deze drie attributen, die hem later van zo groot nut zullen worden, in miniatuur reeds tot zijn beschikking. Alleen zijn de nagels aan de forse vogeltenen nog niet zo gevaarlijk scherp. Je kunt hem zonder bezwaar op de onge schoeide hand zetten, hetgeen Je na een paar maanden heus niet zult her halen! Die Jonge poten hebben dui delijke hoomsehubben aan voor. en of ging op echte roofvogelmanier na de maaltijd aan 't pluizen en aan het strijken in het grijs-witte dons of aan de korte verenstompjes van zijn vlerkles. achterzijde en evenals bij de sperwer en de kiekendief 't geval is, ze ver tonen ook de knobbelige uitsteeksels aan de onderkant der tenen, hetgeen de greep van de klauwen vaster en klemmender maakt. Als een echte roofvogel bezit hij op zijn zwarte bovensnavel de zg. was- huid, waarin het langwerpige neus gat is. Die washuid is bij het kleintje nog bleekgeel, maar ook deze kleur evenals die van de poten, zal plaats maken voor het heldere geel bij de volwassen havik. Er moet trouwens heel wat veran deren eer uit dit tamelijk onbeholpen donsjong zo'n vervaarlijke knaap groeit, als de havik is. Ons kort verhaal door S. F. BREUER warme kist. Hij was n.l. in de kost bij een valkenier, in dit geval dus een havikier, die voor hem. kleine hon ger hals. vader en moeder tegelijk moest vervangen. De moeder nog het meest, want in een havikgezin is het de moeder, die het voedsel aan de kleintjes toedient, dat door de man lijke vogel is thuisgebracht, dat wil zeggen, gedeponeerd op de takken van de nestrand, waar het wijfje de ge slagen prooi overneemt om ze voor haar jongen in kleine stukjes uit elkaar te plukken. Het ls misschien een beetje vreemd, dat ik vandaag een zeer jonge wilde vogel als onderwerp kies. nu het hartje winter is en er ln de stijf be vroren natuur van kleine nestbewo ners geen sprake is. Inderdaad, maar over haviken, die er 't hele jaar zijn in ons land, kun Dit kleine ding was in allen ge- valle bij de beste pleegvader terecht- J gekomen, die zun ouders maar kon- last den wensen, voor zover een dier dan wat wenst. Hy zat ondanks de kille zomerdagen goed verwarmd en kreeg het beste voedsel op de juiste tijden, zodat hij met de dag en zienderogen groeide en in gewicht toenam. Met zijn groei hielden ziin levensverrich tingen gelijke tred. Zat hit aanvan kelijk als een kleine donsbal in elkaar en piepte hij zacht, als na het openen van he-t deksel het licht zijn kunst nest binnenviel, na enige dagen werd hij al levendiger, richtte zich op zijn bleekgroen gele poten en schreeuwde dringend bedelend om de stukjes rauw vlees, die hem werden voorgehouden. Was hij verzadigd, dan hurkte hij weer neer in zijn warme holletje, miesperde zacht in volle tevredenheid 2 LEZER zal zich misschien heb ben afgevraagd, of zo'n jonge roofvogel.zo'n wild dier. niet een lastige, misschien wel een gevaarlijke kribbebijter is, waarvoor je je, vooral naarmate hij groeit, in acht moet nemen. Toch niet. Is de vogel nog zo jong, dat hy geen verschil ziet tussen zijn verzorger en zijn ouders, dan geeft hy geen last, want dan is alleen degene, die hem voedsel brengt, favoriet. Iets ander staan de zaken, wanneer de havik op latere leeftijd uit zyn ouderlyk huis mocht raken. Trek dan maar handschoenen aan en zorg. dat je heel goed op de hoogte bent van wat je wel en wat je niet kunt doen bil zo'n halfwas van een maand of twee. Maar daarover een volgende keer. SJOUKE VAN DER ZEE. Het is myn ongeluk, dat ik zo'n typisch lichaam heb. Een feit is. dat er by my een lichte neiging tot gezetheid bestaat. Vandaar misschien, dat myn zwemleraar indertyd een kreet van aangename verrassing slaakte, toen hy my als nieuwe leerling gewaar werd. Hy zag in myn zwemmen iets van de lenige wenteling van de zeehond, hoor de iets van het opgetogen proesten van de walrus en leerde mij schallend van plezier duiken als een kikker. En daar héb Je het nu! Een ongeluk zit in een klem hoekje. Het noodlot had toegeslagen. Goed. ik erken het. ik kan duiken, van de kant af en zelfs van de lage plank, maar aan de hoge ben ik nooit toegekomen. Hoogte heeft my altyd griezelig toegeschenen. Als ik van een kerktoren omlaag kyk. lykt het my toe. of ik een zieke mus ben. die dreigt dood te vallen, of een kat. die de boom niet meer uitdurft. Hoogte trekt my onweerstaanbaar aan en stoot my tegelykertyd af. Be- gryp my goed, het is daarom helemaal niet zo bijzonder, dat ik huiverde van griezelgenot, toen ik in het openlucht- bad te K. een 13 M. hoge springplank zag. Er is niets zo dynamisch als een springplank, niets zo betoverend als hoogte. U kunt zich dus voorstellen, hoe het me te moede was, toen een jongedame zich bevallig kronkelend van de hoge springplank stortte, om daarna smeuïg onder het watervlak te verdwynen. Toen daarna een edele, gebronsde man nenfiguur. met de borst vooruit, de plank opliep, kreeg ik het byna te kwaad. Zijn fonkelende ogen in het noeste gelaat wierpen trotse blikken naar het zwemlustig publiek. Er klonk een fluitje van de badmees ter. Men maakte de baan vry. De man stak zyn armen machtige formaties van biceps en tricept fier vooruit, haalde loeiend adem en wierp zich ver metel in de bruisende maalstroom 13 (zegge dertien) meter lager. Bewonderend gegons van stemmen. En ik, arme. kén niet van de hoge Maar. nietwaar, wat lette my om te ge nieten van die huiveringwekkende voor mij. Ik móest en zóu van die plank van 50 cm. breed. Slechts 50 cm. zekerheid hoog boven de aarde. Deze gedachte werd te veel voor my. Ik móst en zóu van die plank omlaag kyken. Natuurlyk zou ik my er niet te ver op wagen, dicht by de balustrade blij ven, want men kan nooit voorzichtig genoeg wezen. Licht huiverend in het zwempak (de wind was koud in het openluchtbad) beklom ik de ladder. Al klimmend zag ik de horizon verwyden. Tenslotte had zich een groots pano rama ontrold. Iel beneden, het zwem bassin, het publiek, de muren; dan daar buiten: de weiden, de landouwen, de dreven. Ik betrad het begin van de springplank. Eerbiedig keek ik omlaag, in de afgrond met water, waarin de nimf en de heros gedoken waren. Het springen van de hoge plank leek my moeilyker dan ooit. IADSELS VII. (Ingezonden door Sarien Hoedemakers) voor allen om uit te kiezen; de Verborgen dierennamen, groteren (1116 jaar) vyf, de i nrhoekoe; 2. khanaspinr; 3. rken- kleineren (711 jaar) dne goede avksteel: 4. bkonsete; 5. pdadlhcis. oplossingen. Naam, leeftijd en VIII. Ik ben altijd geneigd de tegen- adres onder de goede oplossingen, overgestelde kant op te gaan; ontneem Op de enveloppe de aanduiding: me myn middenmoot, en ik ben een „Raadsels". Inzenden naar Bureau dronk. Leidsch Dagblad, of naar Was- straat 38, tot ulterUjk Dinsdag morgen 9 uur. I. (Ingezonden door Marjon van Randwyk) Op de kruisjes komt van boven naar beneden een plaats in Zeeland staan. 1. x zit soms in ys. 2. x telwoord. 3. x kledingsstuk. 4. x gebruiksvoorwerp. 5. x bewaarplaats voor geld. 6. x vis. 7. x speelgoed. 8. x meisjesnaam. 9. x rivier in Nederland. 10. x niet vast. 11. x boom. II. Zolang ik by myn heer bfljf, help ik hem niet; maar zodra hy my weg geeft, ben ik hem van nut. Myn eerste is een ander woord voor mooi; myn tweede is een ander woord voor halt: myn derde is een klein meertje; myn geheel is een plaats in Zuid-Holland. IV. (Ingezonden door Adriaan Jansen) Ik ben een spreekwoord van 40 let ters: 2, 17. 22. 36, 9 jaargetyde; 15, 38 6. 33 Jongensnaam; 7, 35, 10, 20, 40, 13, 39. 2 hoge rang in het leger; 23, 4 28. 11 kledingsstuk; 25, 1. 21, 19 vogel; 3, 14, 5, 24 oever; 34, 30, 18, 27 waarin Je woont; 16. 8 persoonlyk voornaam woord; 26, 29, 12 verdroogd; 31, 1 persoonlyk voornaamwoord; 37, 30, 33, 32 naam van een maand. In de hokjes komt van boven naar beneden en van links naar rechts hetzelfde te staan. OPLOSSINGEN der raadsels uit het vorige nummer. no; 10. snaar; 11. ne: 12. r, r; 13. ge; 14. Venus; 15. daden; 16. on; 17. gh(hg); 18. R.K 19. LD.; 21. Eva: 24. priem; mc(cm); 27. een dracht: 29. ode; 30. are; 32. eer; 33. den: 35. tal; 36. r(e)l; 37. horen; 38. ml. Verticaal: 1. eenvoud; 2. ineen; 3. en, rug; 4. norsheid; 5. esp, drama; 6. L.N. (N.L.), lak; 7. nagel; 8. gren del; 20. speer; 22. verder; 23. schat; 25. rn (nr>; 26. mc(cm); 27. edel; 28. tram; 29. oer; 31. Eli; 33. do; 34. ne. 1. Horizontaal eng, 2. stropdas; strop, das. 3. België: 1. Brussel: 2. Essen: 3. Lel den; 4. Gent: 5. Ierland; 6. Eist. 4. 1. veehandelaar; 2. Beeldhouwer; 3. Politie-agent. 5. De beste stuurlui staan aan wal; aas, turnen, buis. Waal, ta, leus, Ted. 6. een brandnetel. 7. speer, peer, eer, er. Beste raadselnichtjes en -neefjes. Nu, het is maar wisselend weer de laatste tijdVan de sneeuw hebben jullie in beperkte mate wel kunnen genieten, maar de yspret laat nog op zich wachten! Maar misschien komt er nog wel meer winterpret voor jullie. 1. gebruikt een predikant. 2. deel van het hoofd (Meerv.) 3. viervoetig dier. 4. tegen. VI. (Ingezonden door Dik Rlel) Met een b ben ik rond. met een cl ben ik wild, met een J ben ik een boot, met een 1 heb ik pret, met een m ben lk een dier. ONS GEZELLIG HONDEN-VERHAAL 2 7. Waar is de ton DOOR FANNIE CREMER "Volgende week: De speurtocht De ton. ja. ja. daar ging het om. de ton. die beurt'lings daalde en klom en die al kleiner werd naar mate. zij op de kust werd losgelaten. De branding smeet haar als een bal van links naar rechts. In elk geval voor 't drietal binnenin geen pretje! Dan. plots'ling, bij het laatste zetje sloeg 't vat te pletter! Als een noot sprong 't open en de dieren dreven het strand op, suf. maar toch in leven, al voelden zij zich driekwart dood. De papegaai, om zich te melden, ging op een rotsblok zitten schelden. De kater rende als dwaas in 't rond en Boefje deed wat elke hond doet als hij nat is: lekker spatten en keek alsof hij 't niet kon vatten, dat hij na zulk een vreemde tocht hier toch springlevend zitten mocht. Toen - uit de wind en in de zon - lieten ze zich eens heerlijk drogen en hebben samen overwogen, wat ieder doen of laten kon. Tot Jonas zei heel bij de hand): ..Jij hebt je vleugels. Ferdinand, jij moet voor ons de weg verkennen. Vlieg dus vooruit, wij zullen rennen, wanneer je ons een teken geeft, dat alles veilig is! Komaan, we hebben honger, laat ons gaan!" Zij klommen over ruwe blokken en zwoegden door het hete zand. altijd maar achter Ferdinand, die soms aan vruchten zat te schrokken. Hij wierp die ook wel naar bcneé en riep: ..geniet maar alle twee", maar ja. de beide snuffel-neuzen hadden beslist een and're keuze, zij deden er hun maal niet mee. Ik griezelde voor myn heen. Toen nee. het kon niet waar zyn, het afschuwelyke, het afschuwelykc klonk een fluitje van de badmeester, het fluitje dat de zwemmers waar schuwt voor een hoge sprong. Verwil derd keek lk omlaag. De hele menigte mensen keek naar boven, naar my, o. ik rampzalige. Men wachtte op myn sprong. Maar ik zweer U. ik kan niet springen. Ik kan het niet. Het zweet gutste langs mijn oorschelpen, barstte uit al myn poriën. Over het zwembad viel een stilte. Hoort U. het verschrikkeiykeDe ge sprekken verstomden; men zweeg om mij! men verwachtte nu mijn sprong. Ik beefde over myn hele lichaam. Het was nu doodstil De zwemmers beneden waren naar de kant gezwommen en keken, keken Naar mij! Uit de stilte namen myn geprikkelde zintuigen een allereerst begin van hilariteit waar. Zag men my aarzelen? Een licht ru moer begon te groeien. En ik. ongeluk kige. moest ik de smaad verdragen? Schande? Hoon? Maar die afschuwe lyke diepte. In myn borst deinde iets hevig op en neermyn keel kropte zich tot springens toehet pano rama draaide wildin paniek stak ik myn handen uit en viel ik viel, viel, steeds dieper Een zacht bruisen bracht my tot be zinning. Lieflyk spatte wat water om hoog. Ik zwom met krachtige slagen naar de rand van het bassin onder overweldigend applaus van het publiek. Applaus? Ik zwom verbysterd Wat nu? Byval? Toen ik uit het water steeg, schudden verscheidenen my geestdrif tig de hand. Een magische sprong! Bent U beroepsspringer? Een fantastische dubbele salto met halve rol Deze en andere woorden wierp men my toe als bloemen naar een Keizer. De badmeester van K. wrong zich door de mensen heen en wenste me geluk. De techniek was feilloos, de balans magnifiek, de houding edel. zei hy vol bewondering. Ik haalde licht de schouders op. zei koeltjes: Een volgende keer nóg beter. En begaf my toen waardig, doch ylings. vooral ylings, naar myn kleed hokje. Voor de kleintjes In een grote stad stond een school. Dat was niet zo maar een gewone sohool, o heden nee. dat was een bal letschool. Daar leerden een heleboel kindertje dansen in een zaal met grote spiegels aan de wand. Ze moesten hard werken, want het ls erg moeiiyk om balletdanseres te worden. Er waren arme kindertjes, die hoefden niets te betalen, maar ook kindertjes, waar van de moeder wel geld had en die moesten lesgeld betalen. En dat was ook eeriyk natuurlyk! Marliesje was ook op die sohool. Dat kwam omdat Marliesje de hele ganse dag door al maar danste. Ze huppelde op straat, ze danste de trap op en zat te draaien in haar bank op school. Want zo gauw ze muziek hoorde, ver gat ze alles om zich heen en begon te dansen. Daarom had de juffrouw van de lagere sohool gezegd: „Marliesje moet naar de balletschool om ballet danseres te worden". En zo was Mar liesje op die school gekomen. Dat was nu al een jaar geleden en Marlies kon al aardig op de puntjes van haar te nen dansen. Dat is heel wat moet je weten, want dat is verschnkkeiyk moeilijk. Ze deed erg haar best en als de sohool uitging, oefende ze thuis ook nog. Op een dag zei de lerares, dat ze ln de schouwburg een uitvoering zouden geven. En het meisje, dat het mooist danste, zou de hoofdrol krygen in het sprookje dat ze gingen dansen. Die mooht Assepoester zyn. Marliesje was er vol van. „Verbeeld je dat zij de rol van Assepoester mocht dansen!" Ze deed nog meer haar best en oefende tot de zweetdruppeltjes op haar voor hoofd stonden. Eindeiyk zei de lerares op een dag: De andere wintergenoegens hangen niet van het weer afpuzzelen en lezen in de warme kamer: of knutselwerkjes, en wat je verdere liefhebberyen zyn! En nu begin ik maar gauw aan de briefjes, want ik geloof, dat er veel te babbelen is. Ferdinand Bouter. Nu, ik ben natuurlyk erg benieuwd naar Je boek. Je leest heel wat af, geloof ik, elke week een boek. En dan heb je ook nog tyd zulke leuke tekeningen te maken! Het zyn fleurige brieven van jou. Lenie Susan. Nu, dat was wel even een hacheiyk ogenblik op het ys! Dat is momenteel nog maar niets ge daan. Marjon van Randwijk. Har- teiyk dank voor Je raadsel! Met my gaat het weer goed: harteiyk dank voor je goede wensen. Meer kan ik Je niet antwoorden!! Cor van der Graaf. Je briefje van vorige week kwam te laat. zodat Je nu een dubbel antwoord krijgt! Ik kan me voorstellen, dat je graag auto rydt. Maar het lykt me ook wel naar voor Je Moeder, als ze helemaal niet weet, hoe laat je thuiskomt! Als Je het van te voren zegt ls het beter. Ja, het is overal vaak een een vieze modder op straat. Jozetje Hoedemakers. Wat verwen je me met Je nieuwe raadsels, en vooral met de twee nieuwe kruis woordraadsels! Ik kan me best voor stellen. dat je er een beetje hulp bij nodig had, ik vind het toch al erg knap van je. Je hebt de Zondagmiddag dus „hard gewerkt"! Heel veel dank er voor! Ja. hoor, ik ben nu weer hele maal beter. Dick Riel. Wat leuk. dat je de kruiswoordpuzzle helemaal hebt kun nen oplossen. Knap hoor! Ada van der Bent. Ja, dat is inderdaad deze keer een dubbele brief! Dat is dan een vergoeding voor vorige week. De oplossing van het raadsel, zoals jy dat gevonden had (Coster) kon Inderdaad ook. Wat fyn, dat je naar het jeugdconcert geweest bent, Je hebt er zeker weer erg van genoten! Heb je Bartok ook mooi gevonden? Dat is weer wat moderner Gelukkig, dat jy ook weer beter bent! Nelly Heemskerk. De show leek me erg de moeite waard! Je zult wel heel wat verschillenden gezien hebben. Nina Herweyer Fyn, dat Je zo best af. zou lk zo zeggen! Jannle van Veen. Ja het was Inderdaad een griep! Wat heb jy een fyne dingen gekregen: het moet nu dus maar weer gauw gaan vriezen. Zo'n witte das vooral staat erg gezellig! Ik verheug me op Je raadsels. Anneke en Rineke Blöte. Ja, dat ls het enige, wat op het ogenblik nog van de sneeuwpret te genieten valt. Niet genoeg winterpret naar Jul lie zin! Lenie Stijlaart. Harteiyk dank voor Je ingezonden raadsels. Piet van Schalk. Ja, natuurlyk ben ik erg benieuwd! Wie weet. komt het ys nog wel terug. Voor Jullie hoop ik het. Nina Herweyer. Fyn, dt je zo van lezen houdt vooral in de winter- tyd kun je een boek best gebruiken1 Ik ben er erg benieuwd naar. zoals Je zult begrypen. Het boek. dat je met Ji verjaardag gekregen hebt. lijkt me ook erg mooi. Tinie Olivier. Wat fyn, dat jullie een kruiswoordraadsel aan het „Morgen moeten Jullie voordansen om te kyken wie de hoofdrol krygt". Marliesje was erg zenuwachtig, toen ze de volgende dag de kleedkamer bin nenkwam en haar gymbroekje aan trok. De meeste meisjes waren er al en hadden prachtige balletrokjes aan, die wyd uitstonden en op en neer wip ten als ze liepen. Marliesje keek er vol bewondering naar. Haar moeder had geen geld om zo'n mooi rokje te ko pen. maar Marlies vond dat niets erg. want ze was veel te biy. dat ze dansen mocht leren. Eén meisje was er, die wel het allermooiste rokje aan had. Dat was Annelies. Ze draaide en trip pelde voor de spiegel op en neer en zei trots: „Ik heb het mooiste rokje van allemaal, lekker!" O, wat vond Marliesje het rokje mooi. Zo zacht en pluizig. Zou ze er eventjes over heen stryken? Voorzich tig raakte ze het rokje aan. Meteen snibde Annelies: „Bah, ga weg! Biyf van myn rokje af, naar akelig kind!" „Ik wou het alleen maar even vast houden. Als ik Assepoester mag z!)n, kryg ik misschien ook wel zo'n bal letrokje aan", zei Marlies. „Ha, ha, lachte Annelies, hoe zou jy Assepoester kunnen dansen! jy zeker, met die lelijke gymbroek aan! Daar kan Je helmaal niet ln dansen, net goed!" Eeeellllllllll, en Annelies stak haar tong uit. Marliesje schrok, zy kon er immers niets aan doen, dat Mams geen rokje kon kopen. Byna ging ze er van hullen. Daar werden ze geroepen. Eén voor één moesten ze naar voren komen. Marlies was wanhopig. Hoe zou ze het kunnen opnemen tegen al die meisjes met die mooie rokjes? Annelies was nu aan de beurt. Ze stak haar neusje in de lucht en wipte met haar rokje. Maar toch danste An nelies erg lelijk, want ze danste met kromme knieën! En Je moet weten, dat dat héél erg is by balletdansen. Maar Marliesje zag er niets van. Die zag enkel maar het prachtige rokje, dat golfde en fladderde op de maat van de muziek en ze dacht: „Annelies krijgt vast en zeker de hoofdrol". „Marliesje", werd er geroepen, ze was aan de beurt. „Het wordt toch niets",, ze! ze. maar toen ze de muziek hoorde, vergat ze alles om zich heen, alles van het rokje en dat Annelies zo naar tegen haar geweest was. en ze danste zo mooi, dat het net was alsof ze zweefde. Je begrijpt zeker wel, dat Marliesje de hoofdrol kreeg en niet Annelies al had ze nog zo'n sohitterend rokje! Toen eindeiyk de avond in de schouwburg was aangebroken, danste Marlies in haar mooie rokje en met een kroontje op haar hoofd als ln een droom en toen het afgelopen was. klapten alle mensen erg hard, omdat ze zo mooi Assepoester gedanst had. En het mooiste, het aller-aller mooi ste was toch wel, dat Marliesje het balletrokje mooht houden als beloning voor haar mooie dansen. Later toen ze groot was is Marliesje een prima-ballerina geworden, dat noemen ze zo. als Je het beste van allemaal danst. Maar ze is nooit trots geworden en ze heeft altyd het Asse- poesterrokje bewaard om zichzelf er aan te herinneren, dat het niet hin dert waarin Je danst, als Je maar mooi danst. Loes Zindel. Adri Verhart. Knap, dat Je ze allemaal gevonden hebt, want ze waren lang niet allemaal makkeluk. Annie Verhart. Je hebt genoten op Je verjaardag, dat merk lk wel! Nu, elk maand lijkt me wel wat veel, dan zou het maar gauw gaan vervelen! Als antwoord op je vraag: 23—2, Bram Lagas. Wat vervelend, dat je ziek bent ben je langzamerhand al weer een beetje opgeknapt? Ja. het is maar raar weer de laatste tyd. Beter schap! JaapjeLagas. Nee, het ls bulten niets gedaan: van de sneeuw kan Je ook al niet veel genieten. Jullie ver langen natuurlyk naar goed ys. Olga Derks. Wat een grappig hondje hebben Jullie, echt leuk. dat hy op dat speciale woordje zo sterk reageert! Harteiyk dank voor Je raad sel. Lenie Zwanenburg. Gelukkig, dat Je weer een beetje beter bent van Je hoofdgriepje! En dat Je de raadsels ook nog kon insturen! Hennyvan derPluym. Ja, wat een storm het vorige weekend! Wat een serie feestjes hebben Jullie in het vooruitzicht; heeriyk! Riekje van der Pluym. Dat wordt een langdurige ligparty voor je. maar gelukkig mag Je vast wel het een en ander doen op Je bed! Op het ogen blik ben je beter binnen dan bulten, want het is buiten vies weer. Gezellig dat je in het kamer ligt. Schryft vol gende keer maar eens. wat Je zo a! op bed mag doen: en vooral beterschap toegewenst! Je hebt een leuke tekening gemaakt en ook zo keurig! En hiermee eindig ik voor vandaag Werk weer pleizierig. en tot voleen e week Allen hartelyk gegroet door Jullie Raadseltante, Mevrouw M. J. BOTERENBROOD

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1955 | | pagina 13