J ohannes 'de Doper KWARTELKONING Een Zoeklicht DE J NIEUWE Waarachtige, verstilde schoonheid - WA. Toonbeeld van de Nederlandse Dichtkunst WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN IIET LEIDSCII DAGBLAD - VRIJDAG 31 DECEMBER - PAGINA 2 Bewogen Leven CIV HANS MEMLINC: LANG, long geleden, zo vertelde men vroeger In Brugge, kwam er een man de stadspoort in, op een Kerstavond, die dodelijk vermoeid was en zó ziek, dat hij nog maar nauwelijks lopen kon naar het Sint Jans Hospitaal, waar de zusters hem zeker onderdak zouden verschaffen en maaltijden, tot hij weer beter zou zijn. De man had ook al zo ver gelopen en zoveel ontberingen geleden. Met zijn meester was hij Van het ene slagveld naar het andere gerukt. Omdat hij zo dapper was, maar bovenal omdat hij zo trouw was. Hij had Grangon meegemaakt en Murten en bij Nancy had hij mee moeten maken, dat zijn meester gedood werd door een schare overmachtige vijanden. Hij, de eenvoudige soldaat, had het niet kunnen verhinderen. Hij was te ver van zijn meester verwijderd, toen dit alles gebeurde, om te kunnen helpen. Bovendien: hij was maar een gewone huurling. De dag na de slag heeft hij zijn meester gezocht en hem gevonden, vastgevroren in een plast gedeeltelijk door wolven opgegeten. HET verfraai zegt dat dit zien voor de huurling aan de ene kant veel droefheid betekende, doch aan de an dere kant een bevrijding was: wat dood is heeft geen betekenis meer. Wel voelde hij het als zijn plicht het lijk voorlopig in veiligheid te brengen, doch hij deed dit met een rust waarover hij zichzelf verbaasde. Was alles wat hij voor zijn meester had gevoeld dan een begoo cheling geweest? Nee. hij had de levende meester liefgehad. Dat was wat anders dandit lijk. Terwille van de levende zou hy naar Brugg.e gaan om aan de dochter van zijn meester te vertellen wat er was gebeurd. Om haar te zeggen vanwaar zij de dode zou kunnen laten halen, die in Brugge begraven moest worden natuurlijk. Brugge was Immers de residentie der Bourgondiërs geworden! In Brugge had eens Filips de Goede gewoond met Isabella van Portugal. Na hem woonde Karei de Stoute met Mar- garetha van York op het PrincenhofBrugge, de Go- thische stad, was toen immers de parel van Vlaander- land. DE trouwe huurling ls door weer en wind gegaan en doodziek ln Brugge aangekomen. De zusters van het Sint Jans hospitaal hebben zich over hem ontfermd. En terwijl hij daar ligt. doodziek, doch verzorgd zoals een moeder haar innig geliefd kind verzorgt, gaan zijn gedach ten naar het verleden. Overal ziet hij de dood. Hij heeft zovelen gedood. Hij is Immers een soldaat van Karei de Stoute geweest. Zijn gedachten gaan ook naar het heden. Want elke dag komt er drie keer een Jonge zuster by hem. die hem verzorgt alsof hy haar kind is en die een wonderlijk vreemd licht in de ogen heeft, dat hem stiller maakt dan ooit OP een dag vertelt hi) haar wat hem drukt. HU heeft zoveel gedood. Er ls zoveel bloed aan zUn handen. Dan legt ze haar koele, smalle hand op zijn gloeiend voorhoofd en haar zachte stem zingt naar hem dat Christus zelfs de moordenaar aan het kruis vergeven heeft en hy heeft toch alleen maar gedood op bevel van zijn Heer? Zo verlost zy hem van zUn schuldgevoel, doch langer zal het duren voordat ze hem verlossen kan van een ander gevoel dat zUn hart ls binnengeslopen en hem maar niet verlaten wil. Doch eindeiyk begrypt hU wat het voor haar zeggen wil een bruid des Heren te zijn en als hy het begrypt. ls er plotseling vrede ln zijn hart. HU ls opeens uit de eindigheid getreden. De aardse liefde voor een vrouw, die altyd maar weer begeert, onrustig maakt, heeft hij overwonnen, nu hij voelt dat hU ook deel kan hebben aan die eigenaardige, vreemde liefde van Christus, „die de schuld heeft uitgeboet", en die oneindig ls. TOEN hy nog een kind was tekende hij graag en nu. terwijl hy in het klooster ligt. komt het verlangen, opnieuw aan het werk te gaan. Dagelijks komt de jonge zuster by hem. Zy spreken niet meer over dat wat eens scheiding dreigde te brengen. ZU spreken nu over het wonder dat In hun leven ls gekomen, de nieuwe Meester, aan .vie zy trouw zullen moeten zijn tot hun dood. Het rumoer en het gevloek van het slagveld ls uit hem gegaan Het licht dat door het kloosterraam in zyn kamer valt. glimlacht in de blijde stilte die hem omgeeft. Hi) wordt een schilder. Hy wordt de grote schilder van het mystieke huwelijk. Hans Memllnc ls zUn naam. Nooit ls er ln Vlannderland een schilder geweest die zo „verklaard" het mysterie van het Kerstkind heeft weer gegeven. Nog heden ten dage kan men in de grote zaal EEN kleine toevalligheid, 'n onbete kenend voorval kan in onze geest soms een herinnering oproepen aan iets, dat we Jaren geleden hebben beleefd. En zo sterk kan die herinne ring zyn, zo scherp omlijnd het beeld, zo duidelyk de sfeer, die opgeroepen wordt, dat we dit ondergaan als een verrassing. Een wagen met hooi, die ons op straat passeert, verplaatst ons plotseling in de weelde van een geu rende zomerdag. We horen ln het voorbUgaan even het klinken van ha mer en aambeeld in een smedery en Ineens ls daar het beeld uit onze kln- dertyd, toen we met de neus vooraan stonden ln de scherpe walm van een schroeiende paardehoef. Zelfs een melodietje, een onbelang- ryk wUsje, dat we volkomen vergeten waren, kan onder zekere omstandig heden een bekende en'zeer vertrouwde sfeer uit lang vervlogen Jaren naar ons terugwenken. Iets dergeiyks ondervond ik onlangs toen ik in het atelier van een vogel- praeparateur tussen de verschillende opgezette dieren rondsnuffelde. Daar stond nameiyk op een plank een vogelmodel, dat me zeer bekend voorkwam, al kon ik niet dadelyk zeg gen. waar en wanneer ik het dier in leven had gezien. Tochik kende de vogel, hy had een keer mUn pad gekruist, niet eens zo lang geleden. Dus draalde ik hem om en om, be keek de vorm, de houding, het beloop van vleugels, staart en poten en Ja! langzaam begon het by me te dagen. Er werd Inderdaad een herinnerings beeld in me wakker. Ik zat op een vroege Zondagmorgen in een dennen bosje aan de voet van een boom en ik keek uit over een welland, een Meien- wel, waar de wind over streek, waar het licht en schaduw afwisselend gle den over 't bloeiende gras en over het water van een plasje. Het was er zeer stil. Boven mUn hoofd roffelde alleen een eekhoorn over een tak en liet de doppen en schilfers van zyn ontbyt naar beneden dwarrelen. In dat zomerbeeld ver scheen toen tussen de grashalmen een slanke vogel, d;e de grootte en het voorkomen had van een halfwas leg hornkuiken, maar slanker en fUner. Ik was nogal verbaasd, dat herinner lk me heel goed, want dit type vogel kon ik niet thuis brengen. Een water hoen. waar hy nog 't meest op leek. was het niet. want zyn kleur was dui delyk olyfbruin met zwarte rugviek- ken. Voor een patrijs was hij te slank en stond hij te hoog op z'n poten. Opmerkeiyk was zUn gang. Die had iets sluipends, zyn romp en hals hield hy ln één U)n gestrekt, hij tilde zyn poten hoog op zoals hoen ders dat doen. Hoewel ik doodstil zat en zeer behoedzaam mUn kyker han teerde, voelde hij blijkbaar, dat er iets niet ln orde was. want telkens ver dween hij spoorloos in het gras, om dan onverwachts met gestrekte hals op te duiken, waarna hy in de bescher ming van een bosje biezen en bloeiend gras doodstil en waakzaam zUn we reldje overzag. Dat spelletje van rondstappen, ver- dwUnen, weer opduiken en in 't rond spieden duurde wel een half uur, maar de afstand tussen de vogel en „de vo gelaar" werd allengs groter. Toen kokkerde de eekhoorn boven m n hoofd en vloog een vlaamse gaal krijsend het kreupelhout ln. na welk Incident de tippelaar van het weiland was verdwenen. Lang heb ik zitten wachten en ge nieten van de rustige, byna geluidloze zomerochtend. Nu. midden December, met een opgezette vogel voor me. heb lk plotseling de zekerheid, dat ik hem in levenden ïyve heb gezien. En nu weet ik ook met wie ik te doen had. Het was de kwartelkoning! Kijkjes in de Natuur DE weidevogel, die als geen ander de kunst verstaat van het slui pen en het zxhtbaar zich ver stoppen. De geelbruine vogel, wit van onderen, helderbruin op de vleugels en dwarsgestreept aan de zyden en de onderstaart. Hy staat stevig op zijn be nen. de lange wandeltenen hebben kleine hechtvliezen. hetgeen hem het gaan op moerassige grond vergemak- keiykt. Hy ls verwant aan het waterhoentje en aan de zgn. rallen, maar in tegen stelling tot deze vogels ls hy niet aan water en moeras gebonden. Het wel land en het graanland. daar voelt hy zich thuis, want daar kan hy zyn aan geboren drift uitleven van zich te ver stoppen en door sluipen en buitenge woon hard lopen proberen het gevaar te ontkomen. Hy kan best vliegen, maar dat komt pas in de tweede pla.ats, als zyn snelle poten en zyn ca mouflagekunst niet meer helpen. zyn grote schuwheid en verborgen leefwyze zyn er de oorzaken van, dat byna niemand deze toch typisch Ne derlandse vogel kent. Merkwaardig is, dat de schryvers van vogelboeken el kaar tegenspreken nis ze het over de kwartelkoning hebben. De een heeft het over zyn grote zeldzaamheid, de ander noemt hem een vrU algemene broedvogel in ons land, maar ze zyn het vrywel eens over het teruglopen ln aantal van deze weidevogel, als gevolg van de grote verandering, die het bewerken van de wei- en hooilanden heeft ondergaan. Vroeger, toen met de hand werd ge maald. lieten de maaiers nog wel eens een bos gras staan om 'n kwartelko- ningnest. dat ze vonden en spaarden daarmee het broedsel. Tegenwoordig is dat wel zeer bezwaariyk geworden met de razende messen van een maaima- chine. Men zal zeggen: „dat geldt toch voor alle grondvogels. evenals voor de Jonge hazen". Zeker, maar de kwartel- koning begint pas te broeden, als de meeste weidebewoners al rondwande len met hun donsjongen. Dat late broeden wordt de vogel (het w-yfje!) dan vaak noodlottig, vooral omdat ze zeer broedvast op haar eieren biyft zitten. DE naam kwartelkoning is nogal vreemd. Oud bygeloof uit oeroude tijden, toen de mensen werkelyk geloofden, dat een troep kwartels werd aangevoerd door hun koning, hoewel de grote verschillen tussen beide vogel- tvpen wel zeer duidelyk zyn. Er is echter een andere naam n.l. spriet en verder een hele serie volksnamen, zo wel in binnen- als buitenland, wel een bewys. dat dit dier vroeger algemeen bekend was. Leerde U vroeger niet het versje: „In Mei leggen alle vogels een el. Be halve de koekoek en de spriet. Die leg gen in de Meimaand niet". WIJ leerden trouwens „de koekoek en de griet", maar toen had het woord griet nog geen bybetekenis. Nu is er nog een bUzonderheid aan onze griet-spriet en wel zyn geluid. Jac. P. ThUsse schrUft er in het 2e deel van zyn „Vogeljaar" zo gezellig over en zo duidelyk. dat je het hele toneeltje voor Je ziet: de zoekende vo gelvriend en de al m3ar wegsluipende kwartelkoning, die hem met zijn ein deloos herhaald „kreks-kreks!" tot wanhoop brengt. Maar dat moet U zelf lezen. Het staat op blz. 307! U zult zien dat U zo maar ln de echte zomersfeer komt. ook al is het in de laatste maand van het jaar. En ls dat niet wat waard een zomer- hennnering ln de donkere dagen om en naby Kerstmis? SJOUKJE VAN DER ZEE Het kind raakt met ZUn rechterhand de ringvinger van de Heilige Catharina aan. Dat ls alles. Voor ons, doch voor hen die op dit doek zyn afgebeeld, ls het een gewijde handeling. Achter Catharina staat Johannes de Doper met het lam. Hy ziet er ïydend uit. Iemand die hersteld ls van een zware ziekte en nu openstaat voor het mysterie van het leven. Eens was hy een huurling ln het leger van Karei de Stoute. Nu ls hij een Johannes de Doper, die opgaat ln het mystieke huwelyk van de Heilige Catharina. Het ls de grote verdienste van de volUverige archiva ris Parmentier, van Brugge, dat wy nu weten in welk Jaar Hans Memllnc het burgerrecht verkregen heeft. In het Poortersboek over de jaren 14541478, folio 72 verso, vond hy de volgende beschrijving: Jan van Mim- nelinghe. Harmans zeune, ghebooren Zaligbenstat, poo'r- tre 30 ln Laumaent, omme 24 schillylngcn groshen. In 1465 kreeg hy reeds het burgerrecht. Dat was dus twaalf jaar voor de slag bij Nancy. EEUWEN achtereen hebben duizenden Bruggenaren dit schone verhaal geloofd. Totdat yverige ambte naren uit stoffige folianten ,.de waarheid" opdiep ten. Hans Memlinc werd tussen 1430 en 1435 geboren te Se- ligenstadt aan de Main, in de buurt van Frankfort. Nadat hy een tydlang ln Keulen had gestudeerd, trok hy eln- deiyk naar het land waarin de grote schilders woonden: „Vlaanderen". Wanneer kwam hU daar en wat wilde hy daar? Memlinc ging naar Brugge omdat dit toendertyd in Europa was wat een eeuw later Italië zou worden: de bakermat van een grote kunst. Het Brugge van die dagen was de parel van het land. Hanzeschepen voeren de kostbaarste waren aan. Vyftig- dulzend mensen leefden er van de wolnijverheid. Christen dom en aardse rykdom gingen er hand in hand, om er schone gebouwen te doen vèrryzen. de grote Rogier van der Weyden, die ook Rogier van Brugge wordt genoemd. Toen Karei de Stoute van het aardse toneel verdween, behoorde Memllnc reeds tot de aanzienlijken van Brugge. Tijdens zyn leven eerde men hem als een zeer groot kunstenaar. Veel van zyn werk is nog in Brugge te vinden en met gerechtvaardigde trots zal elke Bruggenaar uw gids wil len zyn naar het „Schrijn van de Heilige Ursula", of naar „Het Mystieke Huwelyk". Een Brugs notaris, Romboudt de Doppere genaamd, tekende aan by zUn dood ln 1494: Op 11 Augustus ls te Brugge gestorven Meester Johannes Memmellnc. dien men als den besten en grootsten schilder der gansche Chris tenheld roemde. HU, de zwerver, naar waarheid een nieuwe Johannes de Doper, die de komst van Christus heeft verkondigd en Diens Aanwezigheid heeft afgebeeld, op een wyze, zoals dat tot nog toe niet was gebeurd. Is voor alle tyden „de voorname schilder geworden van het verin nerlijkte beeld", de schilder, die de waarachtige vroom heid ln verstilde sfeer heeft weergegeven als geen ander. REIN BROUWER. Dirk Coster. „De Nederlandse Poëzie in Honderd Verzen". Van Loghem Slaterus. Arnhem 1953. Ik ben er my van bewust dat het mogciyk is. dat Ik het signaleren van een boek dat aan de aandacht van geen enkele liefhebber van de Ne derlandse literatuur ontsnappen mag, wat lang heb uitgesteld. Ik heb ech ter gemeend hiermede te moeten wachten op het goede moment, daar de actualiteit met een bock als dit niets van doen heeft. Nu de Sint Nicolaas- en Kerstmisdrukte in pers en handel voorhy zyn, lykt het my het aangewezen ogenblik om met nadruk te spreken over de derde, herziene druk van Dirk Costers „De Nederlandse Poëzie in Honderd Ver zen". De eerste druk van dit boek ls ver schenen m 1927 !»r zyn dus in zes en twintig Jaar slechts twee drukken ver kocht Ik hoop in wat hier volgen zal duidelyk te maken hoe beschamend dit voor ons allen is. Vooral wanneer men ziet hoe allerlei minder belang- ryk werk op het gebied der bloemle zingen grif aftrek vindt, omdat de ko per daarvan blijkbaar in de mening verkeert, dat hy door het lezen van deze moderne keuze-boeken op de hoogte blijft van wat er in de literaire wereld gaande is Dit laatste is natuuriyk we! juist, maar degene die zo denkt .vergeet één belangryk ding Nameiyk dat deze kleine verzamelingen uit de dicht kunst van een bepaalde periode of een bepaalde richting vertegenwoordigend, niet anders zyn dan zytakken van de grote hoofdstroom der Nederlandse C OP DE BOEKENMARKT dlchteriyke uitingen en dat het weinig doel heeft zich te verdiepen in aftak kingen als men de hoofdstroom niet of nauweiyks kent. Welnu, indien ooit iemand deze hoofdstroom, met alleen he^ft gevolgd, maar bovendien voor iedereen volg baar heeft gemaakt, dan ls het wel Dirk Coster. Dirk Coster is een stille in den lan de. Terecht beschrUft Anthonie Don ker "prof dr N A. Donkersloot in het Crltlsch Bulletin van Februari 19541 h:m als de man. die teruggetrokken leeft in zijn geboortestad; de stad die echter deze inwoner zo óp zyn Juiste waarde weet te schatten, dat zij hem het ereburgerschap heeft aangeboden Donker zegt verder dat Coster op de wijze van ..Johannes Vermeer, die door een nietszeggend stiaatie heen zon en eeuwigheid ontdekte, van Delft uiteen ontdekking heeft gedaan van wat tot het wezenlijke van de ziel der mensen !n deze lage landen behoort, een ont dekking tegeiyk historisch gegrond en voor alle toekomst van belang". En dit Is Juist. Ik zou In Neder land geen bloemlezing weten, waarin de poëzie van de middeleeuwen Het lied van de heer HalewUn tot en met Leopold zo onherrocpelyk groot en zonder tydeiykhcid verte genwoordigd is. Hier vloeit de mach tige rivier van de Nederlandse dicht kunst van zijn oorsprong af met ern niet aflatende kracht en helderheid. Coster heeft geen enkele misgreep gedaan. Zelfs wie persooniyk een an dere keuze, hetzy uit Luyken. Hooft. Bilderdyk of Boutens, gedaan zou heb ben. zal met geen mogeiykheid kun nen ontkennen dat Costers keuze in derdaad het beste en het zuiverste ver tegenwoordigt. dat de dichters die in dit boek aanwezig zUn hebben voort gebracht. Terecht wijst Donkersloot er dan ook op. dat dit boek het werk ls dat niet alleen particulier gelezen moet worden, doch dat ook moet worden in gevoerd ln het middelbaar onderwits en verspreid over de gebieden, waar men een taal spreekt en leest die aan het Nederlands na verwant is. Er valt bovendien nog meer op te merken. Deze bloemlezing toch ls door Coster voorzien van een Inleiding, die deze titel met recht draagt. De schrij ver legt in deze Inleiding niet slechts, zoals te doen gebrulkeiyk ls. reken schap af van zyn keuze. Hy heeft veel meer gedaan. In een voortreffeiyke essay van byna 100 pag. geeft hy de geschiedenis van de Nederlandse poë zie en legt de bronnen, de grote on derstroom en de vertakkingen bloot met een begrip van poczle op zichzelf en met een gevoel voor de grote lijn ln het algemeen als nog niemand voor hem getoond heeft op het terrein der literatuurgeschiedenis. De literatuur geschiedenis in Nederland toch heeft zich over het algemeen te veel bepaald tot het verzamelen van feitenmate riaal. Zelden treft men cr een beschou wing over enig onderwerp nan dat de naam „essay" met ere zou kunnen dragen: een beschouwing dus waar de schrijver zich verdiept heeft ln de es sentie van de literatuur en geschreven heeft op een wyze. die de onderrlcht- toon te boven gaat Aan deze verelften heeft Coster ruimschoots voldaan Men kan het dus kortweg een geluk noemen dat wij, al thans op het gebied van de dichtkunst een werk ryk zijn. dat hoe kort en bondig ook. spreekt van de dingen waar het werkelijk op aankomt en niet over geboortejaren, minder be- langryke levensbijzonderheden en der gelijke bykomstlgheden en dat boven dien op Europees essayistisch peil. Wie wenst tc weten wat poëzie Is en wat deze in een land vertegen woordigt. hij leze dit werk v?n Dirk Coster, die alleen al door zijn „De Nederlandse Poëzie in Honderd Ver zen" het eredoctoraat verdiend heeft, dat hem door de universiteit van Amsterdam Is toegekend. CLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1954 | | pagina 20