WAAR DE BOER ARBEID ZAAIT EN ELLENDE OOGST Communisme berust op heerschappij der armoede VEkELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 21 AUGUSTUS - PAGINA 3 De landbouw in Indo-China Ondanks hoge beschaving laag levenspeil Het onlangs bereikte accoord in Indo-China heeft de ogen van de ganse wereld op dit deel van Azië gericht. Men zal zich herinneren hoe in het laatste stadium van de oorlog de Tonkin delta door de Vietminh ernstig werd bedreigd en uit haar hoofd stad Hanoi een grote uittocht van burgers naar Saigon plaats vond. Deze Tonkindelta behoort tot één van die Oost Aziatische vlakten, waar het krioelt van een actieve boerenstand. Op haar 15.000 km2. vindt men 6.500.000 landbouwers, gemiddeld dus 430 per km2. Deze maken deel uit van een homogene mensenmassa van 400 millioen zielen, gevormd door de Oost Aziatische boeren. Van Cochin-China tot aan Mandsjoerije vertonen ze een zekere physieke verwantschap en hun lage huizen groeperen zich in achter bamboe en bomen verborgen liggende dorpen. Deze zoeken de alluviale vlakten op; het berg- en heuvelland schap is practisch leeg. Rijst, thee en de moerbezie vormen er de typerende cultures. De bevolking leeft vegetarisch. Men et zeer weinig vlees en gebruikt geen Plantaardige producten ver- ifen het voedsel, ka toen vezels le- kleding. De werktuigen en de h-jizeo zijn van hout en bamboe. De (jóolng heeft een dakbedekking van .jt' lichte, doch stevige bamboe weet teen zeer vindingrijk voor duizenden binden te benutten- o.a. worden «terleidingen, boten, lantarens, Junden etc. van vervaardigd. t was echter de Chinese bescha- Jl-:, die de homogeniteit van Oost- t: schiep. Deze verspreidde zich ge- ^ïselijke niet alleen doordat geen iele reliefbarrière de betrekkingen ssai Noord en Zuid bemoeilijkte, b ook omdat de oude locale be- lavmgen aan haar verwant waren. ■Al!; landen van Oost-Azië: China, Tirdiioenie. Japan. Korea. Formosa Viet Nam hebben een Chinese be- biing De grens tussen de Indische seld en Oost-Azié loopt tussen 'ün-China en Cambodja. ■t Chinese schrift is de mnchtice biotor geweest voor de homogeni- I van het intellectuele leven in ■•Azië. Daar het in alle talen de- li? betekenis heeft, kunnen door I intellectuelen, die el- Te sprekend niet kunnen verstaan, ptder door middel van het schrift i boeren hier behielden reeds per.lang door hun volharding, hun "Dliesentiment en hun wlisheid, in hals zeer armoedige materiele om- w zheden en hun waardigheid van "'"a'de mensen. Hun hele lnstel- tegen de oorlog gericht. I line nu valt de aanzienlijke infil- van de communistische Viet- n dit gebied te verklaren? Als fc dominerende oorzaak moet men f heerschappij van de ellende zien, i het gebied zelf wordt de fle daarvan helaas maar al te Jlnlg beseft. In de delta trekken de vrucht- pr^le gronden, die gemakkelijk te fttren vallen en weinig van over- pomingen hebben te duchten, de patste mensenmassa's. Geen duim uwbare grond, die niet sedert henden jaren door de mens werd gespit! Sedert tien eeuwen le- t de bodem hier steeds twee festen per jaar. ENORME BEVOLKINGSDICHTHEID O de Rode Rivier en vooral aan nonden ligt de bevolklngsdlcht- ■M.;-n de luOO per vlerk. km. Ze Fjldt zelfs In bepaalde kan- _oeo00' iMen vergelijke hier-mee »a Europa zeer zelden bereikte van 100 landbouwers per STIJGEND BEHOEFTEN-NIVEAU Dit behoeftenniveau stijgt 6teeds. In de delta is het gemiddelde geboor tecijfer per 1000 inwoners 38 en in be paalde dorpen zelfs hoger dan 70. In geheel Oost-Azié brengen de boerin nen zoveel kinderen ter wereld als haar mogelijk is. En dikwijls huwen ze voor haar twintigste levensjaar: De boeren wensen een overvloedig nageslacht, dat hun de garantie geeft dat de vooroudercultus zal worden be wezen Eovendien betekenen kinderen geen last voor hen. doch hulp bij het werk en een verzekering voor de ouderdom. Het is een zuiver agrarische bevol king en de streek heeft dan ook een landelijk aspect. Geen steden, geen industriegebouwen. geen fabrieks schoorstenen. niets herinnert aan de overbevolkte streken van Europa. In tensieve bodemexploitatie en de be scheiden behoeften van de boeren ver klaren die bevolkingsdichtheid, die nog meer spreekt, wanneer we haar in ver band brengen met het bebouwde op pervlak. In de Tonkindelta staat ge middeld niet meer dan één h.a. land bouwgrond ter beschikking van 5 boeren. BEGRIP „INTENSIEF" VERSCHILT VOOR OOST EN WEST. Ondanks de zeer grote inspanning van de boer. is het landbouwrendement middelmatig. Dit vindt zjjn oorzaak. he'zU in de uitputting van de bodem, of de oor spronkelijke armoede daarvan. hetzjj In bepaalde technische onvolkomen heden. TEN GELEIDE Een onzer medewerkors wijdt do nevenstaande Interessante be schouwing aan de levensomstan digheden van het grootste deol der bevolking van Indo-China. welke voor een belangrijk deel een verklaring geven van het feit. dat het communisme zich hier zulk een grote Invloed wist te Het ls hier als elders: hoe gro ter de ellende, hoe groter de com munistische kansen om zijn in vloedssfeer uit te breiden! Deze zeer sterke dichtheden zijn een teken van hoge beschaving; een politiek en sociaal gevorderde ontwik keling ls onmisbaar voor de oplossing van de door die dichtheden gestelde problemen. Voor het dorpsbestuur, de betrek kingen tussen de dorpen onderling, het onderhoud van de wegen, de irrigatie, de strijd tegen de overstromingen, de rechtspraak en het heffen van be lastingen. is een sterk georganiseerd? staat vereist. Men heeft vrede nodig om streken met productie-overschot ten de uitwisseling daarvan mogelijk te maken. Door hun hoge beschaving is de be volking hier zo dicht! Terwijl een bar- barenbevolkmg. om tegemoet te ko men aan de toename van haar effec tieven. geen ander middel ziet dan buurmans gronden te bemachtigen, reageert de beschaafde Oost-Aziatisclie boer op de bevolkingsgroei door zijn landbouwtechniek te verbeteren en het rendement te verhogen. De voortdurende moeite, die hij zich geeft om door een continue-verbete- ring de bestaansbronnen op het be- hoeftenniveau te brengen, bepaalt zijn beschaving. Door de sterke verbrokkeling van de grond nemen ln Tonkin de dijkjes, smalle aarden walletjes, die de rijst velden van elkaar scheiden, bijna 3fo van het bebouwbaar oppervlak in be slag. Een h.a. grond ls er gemiddeld ln 6 percelen verdeeld en er zijn dorpen waar de percelen In het algemeen niet meer dan 5 of zelfs 3 acres tellen. De hoeveelheid werk. besteed aan de exploitatie van de bodem, staat in ver band met de bevolkingsdichtheid. Is de aarde karig toegemeten, dan wordt de techniek uiterst zorgvuldig en precies. De boeren van de Tonkindelta be steden een enorme moeite aan bun kleine, op onze tuinen gelijkende rijstakkers, die hen 2. ja zelfs soms 3 oogsten per jaar geven. Aan een kg. blanke Tonkinrijst is voor pro ductie en pellen bijna 3 uur mensen werk besteed. D? arbeid van de boer en zijn familie wordt echter niet gerekend; verwerkt men haar wel. dan stuit men dikwijls op een tekorten vertonende balans. Toch. ook als de aarde met de groot ste zorg wordt bewerkt, heeft elke landbouwer niet langer dan de helft van het Jaar werk op zijn grond, ze- veel handen zijn er die de bodem ex ploiteren. Het probleem van de verbetering van het lot van de Oost-Aziatische boer, zal dan ook niet alleen zijn oplossing vinden in het streven naar een hoger rendement, doch tevens in de ontwikkeling van nieuwe werk zaamheden. waaraan de boeren hun teveel aan vrije tüd zuilen kunnen geven. Men zal aanvullingen moeten zoeken in visvangst, industrie en handel. De landbouw van Oost-Azië is dus intensief, dat is haar eerste en voor naamste kenmerk. Maar het begrip in tensief verschilt met dat van het Westen: bi) ons beoogt een intensieve landbouw het hoogste rendement te behalen door toepassing van weten schappelijke techniek, het benutten van grote hoeveelheden kunstmest stoffen en het gebruik van machines, die kostbare arbeidskrachten vervan gen en de kostprijs doen dalen. In het Oosten zoekt de intensieve landbouw de grootste jaarlijkse pro ductie door de oogsten te verveelvul- digen. zonder de aarde rust te geven. Men past een kundige, doch geen we tenschappelijke techniek toe. Hoewel eigen mest benut wordt, vindt aan koop van bulten niet plaats. PRIMITIEVE METHODEN. Tonkin heeft grote behoefte aan vruchtbare elementen, omdat de boer de grond uitmergelt door stro, wortels en droge bladeren niet op haar plaats te laten, maar als brandstof te gebruiken. De mest van de boerderij is middelmatig en schaars: zo er vee ls wordt het sleoht gevoed. Wanneer buffels een irrigatiemolen aanzetten volgt een kind hen om hun ontlasting op te vangen voor deze op de grond valt. Ook bedekt de boer zijn grond met een meerdere centimeters dikke laag slijk uit meren, rivieren cn kanalen. Een ontzettend werk. dat hij met zijn handen verricht I Eveneens worden menselijke faeca- liën gebruikt: rond de grote steden wordt er een ware handel in gedreven, de boeren komen er kilometers ver voor lopen. Tot op een afstand van 30 km van de stad wordt ze benut. van hU«; J Langs de rivieren vindt men veel waterraden die door de kracht van de stroom bewogen worden. Bamboe-biezen, welke aan het geheel bevestigd zijn. brengen het voor de irrigatie benodigde water naar de akkertjes Saigon is één van de mooiste steden van Zuid-Oost-Azië. Dit is één van de voornaamste winkelstraten Toch wordt de aarde onvoldoende be mest, daar de oogsten, die men van haar vraagt, elkaar te vlug opvolgen en te uniform zijn. Machines gebruikt men niet: de mens is immers de minst kostbare motor. De traditionele outillage van de boer bestaat uit een kar. eg. spaden, houwelen, sikkels, enige manden, een hefboom om lasten te dragen en wa terscheppers voor de irrigatie. Want een rijstoogst ken zelden goed zijn. zonder dat de boer met moeite en zweet water naar zUn rijstakker brengt. VERZET TEGEN GROOTGRONDBEZIT. In geheel Oost-Azië Lshet meren deel van de boeren eigenaar van dc grond. Maar het zün eigenaar-pro letariërs. die bestaan kunnen dank zij. hun eenvoudig leven en hun fa milie-communisme. Im de Tonkindelta is het gemiddeld eigendom 1.20 h.a. groot. Het kleine eigendom overheerst er grotendeels. Het middelgrote eigendom omvat de gronden van 1 tot 3.6 h.a. en neemt 400.000 h.a. ln beslag: het „grote be zit" begint met meer dan 3 6 h a. en strekt zich uit over 200.000 h.a. Het middelgrote eigendom kan door de be zittende familie niet alleen geëxploi teerd worden: ze moet een deel ervan in pacht geven of een landarbeider in dienst nemen. De klasse landarbei ders is echter niet talrilk. Ze verdie nen heel weinig, maar ze worden als familieleden behand?ld. wonen bij de eigenaar in cn worden door hem ge voed en gekleed Deze eigenaar be werkt zelf de aarde veelal niet; hij houdt toezicht op zijn loontrekkers en vervult administratieve functies in het dorp. Vanouds waren wetten en zeden het grootgrondbezit vijandig gezind In Vietnam gebood de wet periodieke ver deling ervan: de boeren verzetten zich tegen hen, die trachtten grootgrondbe zit op te bouwen. Ook de gemeente- autoriteiten werken tegen. AALSCHOLVERS IN DIENST VAN DE VISSERIJ. Eén van dc belangrijkste bezigheden op het platteland ls de zijdecultuur. Ze vormt de schakel tussen het te weinig aan grond en het teveel aan tijd. De moerbezlcbomen zijn te vinden op gronden, die men niet kan benutten voor de rijstbouw. De boer besteedt alle zorg aan de rupsen; hij schrijft ze een mysterieuze en verfijnde gevoeligheid toe. Zwan gere vrouwen en personen, die van een begrafenis komen, worden van de rupsenverblijven geweerd. Bij onweer moet men een geluid maken om do donder te „bedekken", teneinde do zijderups niet te verschrikken. Als na. deel valt het feit te noemen, dat de Chinese en Indo-Chinese boer niet beschikt over goed geselecteerde zaden cn dat de hygiëne van. de inrichting dikwijls veel te wensen over laat. Ziekte kan rampen veroorzaken. De zeevisseri) ls voor de Indo-Chi nese boer van practisch geen belang. Boeren, die ln hun vriie tijd op zee vissen, zbn zeldzaam. (Dit ln tegen stelling tot Japan). Beroepsvissers ex ploiteren ook de rivieren en vijvers. Hierbij maken ze gebruik van anl- scholvers: deze dieren duiken naar de vis en brengen ze. goed afgelicht als ze zijn, naar hun meesters. Een weinig opium in hun voedsel houdt hen van vluchten terug. De belangrijkste inkomstenbron bui ten de landbouw levert de boer de ver koop van Industrieproducten op. Die dorpsindustrie is gespecialiseerd Men vindt niet in ieder dorp een schoen maker. jjottenbakker, wever etc., maar er bestaan dorpen van spinners, we vers. smeden etc. Deze specialisatie kan zeer ver doorgevoerd worden. D? verbindingen tussen de industriedor pen zijn dikwijls ongelukkig. De grondstoffen worden natuurlijk in de verkoopprijs berekend, doch de ver richte arbeid wordt heel laag opgeno men; het zeer lage levenspeil maakt die kleine winsten mogehik. Boven dien is het slechts bllverdienste. Ds akker blijft het wezenlijke doel, ze ls helaas te klein voor de liefde, welke men haar toedraagt. DE KWELGEESTEN VAN DE BOER. Het kleine inkomen van de boer wordt nog verminderd door de belas tingen, gevolgen van eventuele ram pen. woeker en door de pacht. Veelal volden de pachters elkaar van vader op zoon op dezelfde grond op. In Tonkin ls hun positie middel matig. De pachter behoeft er de aan koop van de mest met te betalen, wel de zaden en bepaalde bijzondere kos ten. De vergoeding voor het werk be draagt meest niet meer dan een kwart deel van het bruto inkomen, dat de grond oplevert. Conflicten tussen eigenaars en pach ters komen veel voor. De laatsten ver sterken zich door het oprichten van verenigingen met als doel pachtver- hging en het tegengaan van onteige ningen. Werkstaking of passief verzet is soms hun strijdwapen. De pachter is de eigenaar minstens de helft van de oogst schuldig; deze bijdrage varieert naar bevolkings dichtheid en vruchtbaarheid van de grond. Hij betaalt zijn heer in geld of in natura. Behalve periodieke cadeaux aan de eigenaars werken de pachters gedu rende een zeker aantal dagen gratis voor hun heer en schenken hem op de voornaamste feestdagen van het Jaar plulmdieren en vruchten. Dan zijn er nog de natuurrampen, welke hongersnood kunnen veroorza ken. Zo wordt in Noord-China de oogst nogal eens door droogte geru.- r.terd. De prijzen stijgen dan ongekend hoog; men verkoopt ziin bezit, dik wijls zelfs vrouw en kinderen als enig middel om ze te redden. Ontbreken, zelfs voor geld. levens middelen dan eet men grassen. Ook komt dan kannibalisme voor. Een groot aantal boeren pleegt bij hon gersnood naar de stad te vluchten, waar men niet zo volkomen zonder voedsel zit. Ze vinden er wel een of ander slecht betaald baantje, bedelen er en krijgen van de burgers de rijst, die aange brand op de bodem van hun ketel kleeft. Overstromingen veroorzaken nog meer ellende. Waar men huizen met aarden muren heeft, lossen deze in het water op en de gevormde graan voorraad spoelt weg. De verplaatsingen van de mond van de Gele Rivier hebben tientallen mil- lloenen Chinese boeren het leven ge kost. In de Tonkindelta had men van der gelijke rampen weinig last Voorts zijn de belastingen zeer zwaar. De boeren gaan vooral jrebukt onder het grootste deel der directe belastin gen. Er zijn streken in Oost-Azié. waar ze wegtrekken omdat de fiscus er te veel vergt. De landelijke gemeenten, zowel in China als in Vietnam trach ten hem wel om de tuin te leiden door slechts een gedeelte van hun lnwoner3 op te geven. SCHANDELIJKE WOEKER. Ook de woeker sticht zeer veel kwaad. Door de honger gedwongen leent men geld, levensmiddelen of onmisbare zaden. Chinese boeren kunnen op betrekkelijk gematigde condities bij de banken van lening fondsen verkrijgen: landbouw instru menten. des winters in bewaring ge geven. worden in de lente ingelost. De rentevoet ligt dan tussen 40 en 60fc per jaar. Een zadenlcning moet veelal na de oogst worden afgelost tegen een dubbele hoe\eelheid: ze levert ln 6 maanden 100'ë rente op. Maar het waardeverschil is tussen beide perio den natuurlijk groot, hetgeen het ge wicht der rente vermindert. Deze woeker is in alle lagen van de samenleving diep ingeworteld. Een bescheiden voorbeeld uit Hanoi in Tonkin: venters, die geen eigen „kapitaal" bezitten, lenen 's mor gens 2 francs om de groente te kunnen kopen, die ze op straat uit venten. Des avonds betalen zo de geldgever 2,1 francs terug. Ze heb ben dan enkele stuf vers winst ge maakt. waarmee ze voor zich en hun gezin voedsel kunnen kopen: de woe keraar maakt aldus per jaar een rente van 1825?f. welk percentage nog niet eens met samengestelde in terest werd berekend: SLECHTE VERKOOPORGA NISATIE: HANDICAP VOOR DE BOER. Uit geldgebrek houdt de boer vaak te weinig van zijn oogst voor eigen gebruik ln huis. Later mort hij het te kort dan zelf veel duurder inko pen. De tabaksverbouwers in Tonkin leveren hun oogst aan grossiers, die enige maanden later dit product tegen minstens de dubbele prijs verkopen. Chinese boeren staan machteloos tegenover ln gilden georganiseerde op kopers. welke de inkoopprijzen vast stellen. De boer. die het zwaarste werk verricht en alle risico loopt wordt van 9'10 van de waarde van zijn pro duct beroofd I De armoede van de landbouwer uit zich het gevoeligst ln zün maaltijden, welke monotoon en middelmatig zijn. Door de nood gedwongen eet hij infe rieure producten en verkoopt de beste. De boer ln Tonkin bewaart niet noeg rijst en eet zelf aardappelen. De Koreaan verkoopt zijn rijst en koont voor zichzelf uit Mandsjoerije af komstige gierst welke minder duur is. Rijst eet men op feestdagen; het is een keuzevoedscl voor zieken. De thee. door ons beschouwd als universele drank in Oost-Azië. Is voor vele boeren een luxe. Het suikergehalte ls in China prac tisch nihil; van melk. boter en kaas heeeft men een afkeer. Het ontbr?'.?n van eiwitten en vette bestanddelen verklaart de ijverige zoetwatervisserij. Ook eet men insecten; zo in Tonkin bv. de zijderups, krekels, bijenlarven en huisjesslakken. Het miserabele budgw kan nog omvergeworpen worden door onvoor ziene uitgaven, die de boer tot lenen nopen, -zoals begrafenis of huwelijk. De uitgaven hiervoor belopen meer dan een derde van bet Jaarlijks in komen. Een begrafenLs kan voor de familie ruïneus zijn. Nite alleen moet er veel uitgegeven worden aan dc vele be taalde helpers, maar ook rekent iedereen, die iets voor de dode ge offerd heeft, erop, dat hij gast zal zjjn bij het maal. dat de rouwende familie moet geven. Om zün eer op te houden is het familiehoofd ver plicht om aanmerkelijk meer terug te geven dan er ontvangen is. Daar bij komen dan nog alle arme fami lieleden als een zwerm sprinkhanen aanzetten om hun deel van de buit In ontvangst te nemen. En het be grip familie Ls zeer uitgebreid. Allen, die dezelfde naam dragen rekenen zich ertoe. In drommen staan ze aan de poort om hun aandeel In de wacht te slepen en het familiehoofd, dat zou weigeren, stelt zich bloot aan het gevaar van een groot tumult. INDO-CHINESE EOER IN ELLENDE GEDOMPELD. Al naar de streek is de economi sche ontwikkeling verschillend; het Japanse platteland bezit een zeer dicht handelsnet en dc boeren kun nen er betrekkelijk veel kopen. Zo wel in China als in Tonkin, daaren tegen. leven de boerengezinnen, practisch uitsluitend op zichzelf. Summa summarum: do Indo-Chi nese boer leeft In de meest strikt gesloten economie, n.l. die van de ellende. J. H. VAN DEN BRINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1954 | | pagina 9