L In velé Hollandse Ivtolens woont de bitterste armoede! Uitbuiting van verknochtheid aan Molenaarsberoe! even wind Overheidscontrole op salaris gewenst Excessen van kostbare polder-autonomie WEKELIJKS BIJVOEGSEL VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 17 APRIL - PAGl) i i Complex van omstandigheden oorzaak van onduldbare toestandén Keerzijde der medaille De watersnood, welke ons land In het vorig Jaar trof, heeft de vraag opgeworpen of de autonomie van waterschappen en polders gehand haafd diende te worden of dat de zeggenschap over de verdediging tegen Hollands aartsvijand in han den gelegd moest worden van een centrale instantie. Wie zi)n oor te luisteren legt by de discussies, welke over het pro bleem van de autonomie der water schappen zijn ontstaan, moet tot de conclusie komen dat die autonomie het waarschijnlijk winnen zal van een centralisatie van bevoegdheden. Overheersend Is de gedachte, dat plaatselijke omstandigheden het beste beoordeeld kunnen worden door de plaatselijke belanghebben den. De aard van de Hollandse boerenbevolking brengt mee. dat degenen, die het meeste belang hebben bij een effectieve strijd tegen het water, de beste leiders in die strijd zijn. Over het algemeen bestaat er in die kringen een hoogontwikkeld zelfverantwoordelijkheidsbcsef. Het beleid van de Hollandse boer wordt ln sterke mate bepaald, naast de invloeden van het geloof, door het dienen van het eigenbelang terwijl ln hun gedachtenleven eenzelfde verantwoordelijkheid tegenover zich zelf de bezieling van anderen be hoort te zijn waarnaast geen plaats is voor een beroep op buitenstaan ders. Dit Is een mooi. prijzenswaardig en maatschappelijk veelal nuttig standpunt. Wij willen aan de waar de van een dergelijk sterk ontwik keld gevoel voor zelfverantwoorde lijkheid niet tomen. Maar iedere medaille heeft een keerzijde. De positie van de poldermolcnaar, waarover dit artikel handelt is In vele gevallen zulk een keerzijde. Een roetzwarte keerzijde, een exces, een onverantwoord uitvloeisel van iets goeds. Merkwaardig beroep De molenaar heeft een merk waardig beroep Uit een complex van uitzonderlijke omstandigheden vloeit het drama van de slechtbe- taalde molenaar voort. Enkele bij zondere facetten van zijn beroep willen wil opsommen. Hl) heeft aan het bemalen van een polder niet een volledige dag taak door de seizoenen en Jaren heen. Zo ongeveer duizend uren malen per Jaar ls een normale taak. hoewel er molenaars zijn die een minder of meer tijdrovende taak hebben. Maar volle dazlaak oi niet. hij moet er steeds voor klaar staan en steeds, dag en nacht en zo nodig etmalen achtereen zonder uit de kleren te komen, wanneer het wa terpeil het vereist en de wind het toelaat. Een molenaar moet ook bereid zijn drieduizend uur per Jaar te malen in een nat jaar. hoewel zijn gemiddelde taak blijkens ervaring slechts duizend uren malen bete kent. Het molenaarsberoep is voorts over het algemeen een over erfde liefde. De molenaar ls van geslacht op geslacht In zijn beroep en In zjjn molen gegroeid waardoor hij vaak ook tot slavernij aan dat beroep vervallen ls. Bij dat alles komt dat hij. als loonarbeider niet met vele kamera den tegenover een minderheid aan werkgevers kan staan wanneer dat nodig is om uitbuiting van zijn arbeidskracht te voorkomen. De molenaar, levend ln afzondering, is alleenstaand arbeider in de onder neming die polder heet en waarvan alle ingelanden zUn vele bazen zijn bazen die zijn salaris vaststellen. arbeid controleren, enontslag kunnen geven als het hun ook indien het een gril ls niet bevalt hoe de molenaar zijn taak verricht. Een beroep op het Ambtenarenge recht vormt slechts een vage ga rantie tegen al te grote willekeur. Het kan ook goed De sociale positie van de mole naar ls historisch gegroeid. Zoals bij iedere groei mogelijk is, trad ook bij deze groei vergroeiing, scheef groeien en onderontwikkeling op, ln dit geval zelfs in bedenkelijke mate. Er zijn polders, waar de positie van de molenaar harmonisch is meegegroeid met de maatschappe lijke ontwikkeling. Daar hebben de molenaars een bevredigend bestaan. Zij genieten een redelijk salaris en een voldoende sociale zekerheid. Over het algemeen ziet men dit in de nabijheid van de grote steden en ln cultuurtechnisch de meest ont wikkelde landbouw- en veeteelt- gebieden. Verder van de steden echter, waar de maatschappelijke verhou dingen minder onder de Invloed staan van de zich sterk ontwikke lende sociale verhoudingen ln de grote bevolkingscentra, kan men ontstellende toestanden aantreffen. contractloon een fooi van een of twee dubbeltjes per uur.... Dat zijn ergerlijke, erbarmelijke toestanden. Natuurlijk kan een molenaar hiervan niet leven met een gezin. Maar bijverdiensten, waarop deze „lonen" (als dit woord nog past) zjjn gebaseerd, zijn zoals wij straks zullen zien, moeilijk. Van zulk een basisloon van enkele honderden guldens per jaar moeten gezinnen leven, terwijl het niet eens voldoende is om zelf in het leven te biyven. Gezinnen met kleine kinderen. Gezinnen met kinderen die zo spoedig mogelijk ergens aan het werk worden gezet om financieel b|j te dragen in het levensonder houd. Gezinnen waarvan de kinde ren door de aan slavernij herinne rende omstandigheden nooit In de gelegenheid te komen zich te ont wikkelen als andere kinderen. Hun onderricht wordt ten bate van de hulshoudkas, waarvan de bodem Daar vindt men poldermolenaars, die voor hun bemallngswerk, waar voor zij dag en nacht het gehele jaar door klaar staan, die duizend en soms duizenden uren per jaar malen, het verbluffende bedrag van om en nabij de300 gulden per jaar (honger)loon ontvangen! In een jaar van normale neerslag het beschamende uurloon van d'ie dub beltjes in natte jaren wanneer meer gemalen wordt tegen hetzelfde hoofdinkomsten uit nevenarbeid steeds bijna geheel te zien Is, afge kapt zodra dit mogelijk is. Een ontwikkeling, die toch reeds ach tergebleven was by die van andere kinderen als gevolg van de vaak zeer geïsoleerde ligging van het huisje bij de molen en door de financiële onmogeiykheden voor de ouders om hun kinderen deel te laten nemen aan de normale vruch ten van het jeugdleven buiten ge- Achtergebleven bij maatschappij Vroeger hadden de molenaars het al evenmin rooskleurig, doch zy vormden toen een bescheiden groepje ln de massa, welke zich in de loop van de laatste halve eeuw aan ergerlijke loonslavernij heeft ontworsteld Bij die ontworsteling is de positie van vele molenaars ach tergebleven. Bovendien konden de molenaars vroeger beter aan bijverdiensten komen dan thans, zy hadden veelal een lapje grond voor teelt van eigen voedingsmiddelen. De land- honeer in ons dichtbevolkte Neder land heeft daaraan een vrijwel vol ledig einde gemankt Deze lapjes grond zyn opgeslokt door de hon gerige agrarische bedryven. Wat nog rest heeft voor eigen gebruik niet meer de waarde van vroeger, mede door de maatregelen tegen de aardappelmoeheid, die de verbouw van dit ln de eerste plaats ln aan merking komende eigenteelt-gewas sterk aan banden leggen. Ook andere langzamerhand zich ontwikkelende maatschappulke fac toren beperken thans meer dan vroeger de mogelijkheden voor de molenaar om zich van byverdien- sten te voorzien op sociaal geiyk- waardige basis als andere arbeiders. Allerlei sociale zorgen gaan hun neus voorby. omdat zy voor hun losse karweitjes Inkomsten verwer ven. die door de tijdelijke werkge ver niet als uitbetaald loon wor den opgegeven, ófwel die sociale lasten vormen een beletsel om iemand, die ln zó los verband zijn werkkracht aanbiedt. Immers hy ls verplicht zyn tydelyk werk in de steek le laten als de wind opsteekt en de maal-arbeid roept zelfs tijdelijk aan te stellen. De steeds meer nagestreefde efficiëntie der bedryven. nodig om in steeds moei lijker economische omstandigheden de scherpere concurrentie te kun nen volhouden, is voor de onder nemer van welke aard dan ook te genwoordig een begrijpelijke hin derpaal om in 7.0 hoge mate onbe rekenbare werkkrachten als mole naars in dienst te nemen. Tevelen in bittere nood Zeker, er zyn molenaars, die zich door hun omstandigheden van een goede zelfstandige bijverdienste heb ben kunnen verzekeren; een by- verdlenste die hoofdbron van be staan is geworden waarnaast de habbekrats voor hun molenaarsar- beid tot wezenliike bijverdienste de graded t. Er zyn echter te vele molenaars, die in minder opwekkende omstan digheden het bestaan voortslepen. Velen hunner hebben wjj in a gelopen weken, tydens onze 5 tocht naar onaanvaardbare i. gen armoede en ellende. ontir> vertrouweiyk gesproken. zy vertellen niet graag oie problemen en zorgen, zy zijt een groot deel reeds gehard Ir.': wend aan gebrek. Maar na ,v van tyd komen de verbalet los. soms zelfs spontaan. Over natte winters en or.;: deiyk malen zonder kans verdienste, zodat ln de ontspn brengende lente „de muizen voor de kast lagen". Over b. loosheid tegenover keiharde i die des molenaars broodhere: Over de grofste sociale onreclr digheden. Over tlenduizende aan verbetering van een worden gespendeerd, terwijl h* lenaarsgezln (dat de zorg h(el die tienduizenden tot welt* geld te maken) vertiongert c; fooi van een paar honderd f- per jaar. Wij zagen een ff Jonge kerel, de zoveelste mei: ln zijn geslacht op dezlfde c pas vader van zijn eerste kir. een gemoedeiyk gesprek huife zyn kind. dat naast het oonr vend dreunende scheprad in proper wiegje lag. Wij zijn heengegaan, beschaamd ovc feit. dat wy deel uitmaken w maatschappy die dit tolereert Hart van de poi Een molenaar, die toch «P het hart van de polder is. eer dat toegewyd klopt voor he: van de boeren, die hem aanff en somtyds als slaaf ln diens den, heeft recht op een meer dige beloning van zyn arbeid 1 der welke de boeren, die hl) ten gronde zouden gaan. Het gaat niet aan. dat hij v het hoofd boven water kan fr- wanneer hy een veelvoud va: verdiensten als molenaar hoofdberoep waarvoor hi) r klaar moet staan en waant duizend of meer uren besteedt „bflverdlenen". Het is dan wel zo, dat de naar practisch leder jaar vol!" tyd heeft voor nevenarbeid rt' de mogelykheld daartoe bepert doch de basis van zyn dient door de inkomsten vs: hoofdberoep verzekerd te zijn boer zal durven beweren, di' niet de eerste plicht van de naar ls, te malen wanneer hr en nodig ls. Dan ls het dar:-' over ook de eerste plicht n boer. om die molenaar een voor het levensonderhoud te En zulk een basis bestaat r een schamel jaarloon van honderden guldens F -1—1 en paar honderd meter vóór ons draait loom een sierlijke molen tegen een teer- blauwe lentelucht, waarop kleine wolken watten geplakt schijnen te zijn. Hun bewe ging op de zachte wind, welke de molenaar zijn werk geeft, verliest zich in de vrijde hemelkoepel waaruit een stralende lage zon sprankelende lichtflitsen gooit op de wente lende wieken van het „sieraad van Hollands polderlandschap". Een feest, dit landschap, deze heldere schoonheid. Maar in ons gemoed is op dit moment geen plaats voor schoonheid of feest. Wij vrezen wat wij daar, in dat kleine propere huisje naast de statige molen vinden zullen. Het is de zoveelste molen welke wij, lopend langs dijkjes en drassige weiden die hem scheidt van de „bewoonde wereld", op ons af hebben zien groeien van landschaps- omament tot geweldig, heftig kloppend pol- derhart Die vrees benauwt en sluit de ziel voor schoonheid. Wij vermoeden in dat huisje nu de armoede, bittere menonterende armoede. Tientcllen molens hebben het ons geleerd: de les dat er nog slaverij bestaat, gegroeid uit uitbuiting van een geslacht op geslacht gegroeide liefde voor het molenaarsberoep. Het is tijd, dat allen weten wat er schuil gaat in vele poldermolens. Het wordt tijd voor een algemeen besef, hoezeer er gesold wordt met de meest elementaire begrippen van sociale rechtvaardigheid en het princi piële recht van iedereen, die werkt naar kracht, op een menswaardig bestaan. Ook naar die ene molen zijn wij doorge lopen, omdat de tijd dringt om der wille van de rechtvaardigheid en menselijkheid. Hoe wel vrij er ditzelfde trieste beeld vreesden - en vonden - van ellende, uitbuiting, mens onwaardige slavernij aan een maatschap pelijk waardevolle liefde. Dit alles onder de rook van de dure maar veilige eigen haard, waaromheen wij allen, U en wij, leven zonder iets van die onmenselijkheid te weten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1954 | | pagina 12