B loemen Planten en rondom het Kerstfeest „HET NIEUWE LICHT VAN KERSTMIS" r Verkerstende heidense gebruiken KERSTNUMMER VAN HET LEIDSCH DAGBLAD - DONDERDAG DECEMBER 1953 - PAGINA 6 Angst op de vuurtoren. Mistletoe, de plant die U het recht geelt een meisje te kussen, wanneer ze er onder gaat staan. Tal van gebruiken spruiten voort uit Christus' geboorte De Kerstnacht, is een wonderlijke nacht, zoals er geen tweede in een geheel jaar is. In die nacht toch heeft God aan de dieren het vermogen geschonken, dat ze met elkaar kunnen praten. Van elf tot en met twaalf uur vertellen ze elkaar de gedachten, waar mee ze zich het gehele jaar hebben bezig gehouden, doch die ze hebben moeten ver zwijgen, ja, ze hebben in dat éne uur zelfs het vermogen gekregen, bepaalde gebeur tenissen reeds vooruit te zien. Slaat het eenmaal twaalf uur, dan schudden ze nog eenmaal de wijze koppen, doch dan staan ze weer voor een jaar sprakeloos. Hulst, maretak en dennengroen be horen by het Kerstfeest, en toch heb. ben ze evenmin als de gulden versier selen van de Kerstboom, iets te maken met het eigenlijke Kerstfeest, de ge boorte van Christus. Het zyn niets an ders dan verkerstende heidense ge bruiken, zo oud. dat hun oorsprong zich verliest in de lang vergane eeuwen, toen ons land nog bevolkt was door half wilde stammen, die er een primitieve eredienst op nahielden. Toen ons land onder de invloed kwam van c*e door de Romeinen mee gebrachte beschaving en allengs open kwam voor het Christelijke geloof, hadden die eerste predikers heel wat te kampen met die oer-oude gebrui ken Zij waren zo ingeroest, dat vele riten en gewoonten niet waren uit te roeien, en gewoon aan het Christen dom werden aangepast. Zo houden we by de heilige Geboorte allerlei tradi ties in ere. die eigenlijk herinneren aan de zonnewende of Yulefeest, dat in de laatste helft van December viel. Bfj dit feest - de terugkeer van het Licht - werd alles gebruikt wat maar flonkerde en glinsterde, vandaar al onze versierselen, de beshulst, de mare tak en het sparrengroen. boze geesten, doch het vinden er van werd ook beschouwd als een sportpres tatie van de eerste rang. Nu zijn bos sen en hulst verdwenen, maar toch gaan Friese jongens nog ieder jaar naar de Leek om daar de nagemaakte hulsttakken te halen, de zogenaamde Likeblomst. Witte lelie beeld einheid De witte lelie gold bfj de oude Joden als een zinnebeeld van onschuld en reinheid Volgens een oude overleve ring droeg de Engel Gabnél. toen hij aan Maria de blijde Geboorte verkon digde, een bloeiende lelietak in zijn hand. En de Engelen die het loflied ter ere van Maria en haar Kindje aan hieven droegen witte lelies als kaar sen. Waar op oude schilderstukken de Madonna met het Christuskind wordt afgebeeld, ziet men ook steeds witte lelies op de achtergrond. Lavendel geurt naar Paradijs Wist U dat Lavendel de eniee bloem is, die de geur van het Paradijs heeft mogen behouden? Toen Jezus nog maar enkele dagen oud was, moest Maria zijn kleertjes wassen en deed zij dat in een beekje dicht bij de stal. Nadat zij schoon waren spreidde zij plaats, doch waar moest hij deze vin den in zo'n kale streek, waar slechts hier en daar enkele struiken stonden. Daar ontwaarde hij een reusachtige bremstruik, die net was uitgebloeid en bezig was zijn zaad her en der te schieten. Och, lieve brem. verberg ons. Verberg mijn vrouw Maria, verberg het Kindje verberg mij. Maak dat de soldaten ons niet zien Maar de brem deed of hy het niet hoorde, erger nog, hij vlocht zijn taaie takken ondoor dringbaar ineen en ging nijdig door met al knetterend zaad te schieten Wanhopig keerde Joseph zich om en zag enkele meters verder een paar an dere struiken: wilde jeneverbessen met slanke doornige takken. Nauwelijks naderde de kleine karavaan deze struiken of zonder dat hen iets werd gevraagd openden zij hun takken, na men de Heilige Familie tussen zich in en sloten zich weer De woeste solda ten zagen peen spoor meer van de vluchtelingen in de hele onherbergza me vlakti en keerden vloekend terug. Ongedeerd konden Joseph. Maria en 't Kindje hun tocht voortzetten doch eer ze de struik verlieten legde Maria, met 'n zoete dankbare lach haar milde hand op de stekelige, doch gastvrije struik. En zo bleef de Jeneverbes door alle eeuwen heen als een gezegende plant beschouwd. De mistletoe Iedereen kent de bekende Mistletoe - waaronder men immers de meisjes zoenen mag - ze is niets anders dan de Heilige plant van de oude Kelten. Pllnius vertelt hoe zij van deze plant een drank bereidden die overal goed voor was; de mistel moest dan ech ter op een eik gegroeid zijn. Deze plant moest geplukt worden op de zesde dag van de nieuwe maan na de winterzon newende. Een opperpriester, gekleed in een wit gewaad, sneed, de takken met een gouden sikkel af en ving hen op in zijn kleed. Hierna werden twee witte stieren geofferd. De drank die uit de bessen bereid werd, bleef altijd haar kracht behouden en genas voor al die ziekten, die men door betovering had gekregen, zoals pest, kanker, val lende ziekten, krampen enz. Ter bestrijding van de heksen hing men de maretakken op in de stallen of men bevestigde deze aan de stal deuren. Hulst weert boze geesten De hulst had de kracht boze gees ten te weren, dank zij zijn scherpe prikkels en rode bessen. In alle Ger maanse landen werd en wordt de bes hulst steeds ln ere gehouden. Zo trok ken de Friezen al eeuwen geleden op de schaats uit, zij het dan ook dat zij toen nog reden op schaatsen van been deren gemaakt, de zogenaamde scheu- vels Ze trokken oo de scheuvels naar de Leek, waar toen uitgestrekte bas sen waren, op zoek naar de zo fel be geerde beshulst. Zo'n leketak gold niet alleen als beschermingsmiddel tegen ze uit over een plant met onaanzien lijke, viltlge bladeren. Bij haar terug komst kon Maria eerst nergens de kleertjes meer vinden. Maar tenslotte vond zij ze uitgespreid op de oever van het beekje. De lucht was vervuld van een heerlijk aroma. Ze zocht naar de plant en nu zag ze, dat deze was ver anderd in een plant met fris groene bladeren en prachtige blauwe bloemen, die een verrukkelijke geur hadden. De Engel Gabrièl zeide tot haar. deze plant, die de kleertjes van 't Klndeke heeft gedragen, zal voortaan mooie bloemen voortbrengen en een heerlij ke geur verspreiden. Maria plukte een takje en stak het tussen haar kleren en sindsdien hebben dat millioenen Jeneverbes brengt geluk En weet U hoe het komt, dat de Je neverbes in geheel Europa en voorna melijk in de Italiaanse provincie Tos cane beschouwd wordt als een geluk- aanbrengende, dood-, ziekte en tegen spoed-werende plant. Luister wat de jeneverbes deed Toen de wrede He rodes alle kinderen van het mannelijk geslacht liet doden, omdat hem verteld was dat onder hen zich de nieuwe ko ning bevond, moesten Maria, Joseph en het Kindje vluchten. Ze trokken naar Egypte, dwars door een woestijn achtige streek waar slechts weinig plantengroei was. Maar de soldaten van Herodes zaten achter hen aan als een woeste bloeddorstige horde. Reeds zag Joseph heel in de verte stofwolken opdwarrelden, reeds zas hij lansen schitteren, en hoorde hfj barbaarse kreten. Hij aocht naar een schuil- Basilicum of Koningskruid Over het Basiliekruid, ook wel Ko ningskruid genoemd, wordt in „De Geurende Kruidhof" gezegd; De drie Koningen, die bij Christus geboorte naar Bethlehem kwamen waren ma giërs en gedurende de Kerstnacht zag leder van hen een wonderteken. Balthasar zag een struik, het was de basilicum. Daaraan groeide een bloem, die schoner was dan de roos en in de bloem was een omhulseltje. In de nacht van Christus' geboorte ging dit open en er vloog een vogeltje uit, dat rood was als een robijn Dit vogeltje sprak met een menselijke stem. De Schepper van hemel en aar de is geboren, het is de „God en mens" en de wereld is hem onderdanig. De basilicum werd daarom Koningskruid genoemd. De plant bleef een heilig kruid en weerde duivel en toverij. Al leen op Kreta beschouwde men basi liekruid als het zinnebeeld van Satan. Ster van Bethlehem Het geliefde plantje Ster van Beth lehem heeft natuurlijk ook een legen de aan zijn naam verbonden. Toen het Goddelijk Kindje geboren zou worden verscheen aan de Wijzen uit het Oos ten een glanzende ster, die hen tot gids diende op hun tocht. Toen de Wijzen het Kindeke gevonden hadden, was de taak van de ster vervuld. Als een schitterende meteoor viel zij op aarde neer en spatte er uiteen in vele duizenden stukken Uit leder stuk, hoe klein ook, ontsproot, een plantje dai omstveeks Keistmls vele .uiver witte stervormige bloemen draagt. G. KROMWIJK. j Goede wachters - goede kameraden! SINDS hij op de vuurtoren van Biscay geplaatst was, verliep zijn leven traag. De dagen duurden eindeloos, er kwamen weinig schepen langs, zi/n enige metgezel, de oude brompot Lynden, was géén opwekkend gezelschap. Als die tien woorden op een dag sprak, was het vèèl! Landsdale had eigenlijk allang genoeg von zijn baan, waar hij zich zo veel van voorgesteld had. Maar hij durfde er voor zichzelf en zeker niet tegenover Lynden voor uit komen, omdat-ie de functie van vuurtorenwachter nu eenmaal geambieerd had en er zich nu in zijn hart voor geneerde, dat het bar tegengevallen was. Die Lynden was een vreemde vent! Geen mond deed-ie open en als-ie wat zei, was het iets van „Ken je niet uit je doppe kijken?" of „Waarom heb je niet hier of daar voor gezorgd?" Met zo'n kerel kon op de duur niemand het uithouden, vooral Landsdale niet, die in de grond een vrolijke kerel was en op zijn tijd van een mop hield. Waarom die Lynden zo sikkeneurig was? Je kon er niet uit wijs worden. Hij had nooit iets van zijn leven willen vertellen. En toen Landsdale hem er naar gevraagd had, was het antwoord geweest: „Gaat je geen bliksem an". En daarmee uit! ZE zaten nu twee maanden van de buitenwereld afgesloten! Met ziilk hondenweei' als deze winter was er nau welijks een schip te zien, laat staan dat de boot met de post was komen aanvaren. Landsdale werd er bijna gek van. En ook Lynden leek somberder dan ooit. Waren het anders misschien tien woorden, nu konden er hoogstens nog maar drie van af en dat waren in het mooiste geval een paar hartige vloeken. „Wat bén ik begonnen!" dacht Landsdale. „Straks is het Kerstmis en dan zit ik me hier alleen met die zuurpruim. Dót noemen ze dan Kerst„feest"! Ik wou, dat ik er nooit aan begonnen was"En hij nam een slok, om wat op peil te komen, wat niet lukte Landsdale werd hoe langer hoe beroerder in het vooruitzicht van een Kerstavond met die zwijgende Lynden, waar je met uit wijs worden kon en van wie een mens niets wist. „Wat dat op Kerstavond met ons beidjes moet wor den En hy sprak er met Lynden over. „Over enkele dagen is het Kerstmis. Ben je dan óók van plan geen mond open te doen?" Lynden antwoordde niet. Keek strak en dreigend „Hoor je me niet, Lynden?" „Ik vier geen Kerstmis! Nu niet en nooit niet. Snip je dat? En als het je niet aanstaat, spring dan maar naar beneden". Dat was het antwoord. Landsdale vroeg niet meer. Hij wist nu waar hy op Kerstavond aan toe zou zyn. HET werd de dag vóór Kerstmis. Een wilde dag! Geweldig spatten de golven om de vuurtoren; noodweer! Zwarte wolken in de lucht. Oorverdovend het gieren van de wind. Angst aanjagend de atmosfeer. Zowel buiten als binnen. Het kamertje leek te bezwijken onder dit geweld De beide mannen stil tegenover elkaar. Geen woord werd gezegd. Wat móet je zeggen en waarom zou je wat zeggen, als je mekaar haast niet hóren kunt? En als je van te voren weet, tóch geen antwoord te krijgen? De mannen voel den, dat het deze keer met de vuurtoren mis kon lopen. De toren was oud, hèèl oud. Van de bouw van een nieuwe was het no it kunnen komen. Landsdale en Lynden keken elkaar zwijgend aan, want ze wisten, dat het nu ernst was. Landsdale werd er beroerd van. Met deze zwijgzame man en met zulk noodweer op deze vervloekte toren, juist tegen Kerst mis: hij gunde het z'n ergste vijand niet. Die angst of de toren het wel houden zou Het leek alsof ook Lynden nu bang was. Plotseling zei hij: „Die toren houdt het nooit!" Nóg vervaarlijker gierde de orkaan, nóg hoger spat ten de golven. LYNDEN stond tegen de muur van het kleine vuux- torenkamertje. Die muur leek te trillen, de vloer deinde op en neea- „Dit wordt ons einde" zei Lynden. „Laten we er ons op voorbereiden". Er scheen iets niet met hem in or dj te zijn. Hij zag er plotseling héél oud en vreemd uit, alsof hij een moeilijke innerlijke strijd had. Er lag een smeking in zijn blik, alsof hij om vergeving vroeg. „Wat is er toch met hem?" dacht Landsdale, maar voor een vraag was geen tijd meer. Want een seconde later barstte een verschrikkelijk gedreun los. Ontzaglijk was het geweld. „De toren stort in" schreeuwde Lynden. HU stormde op Landsdale af, alsof hij hem redde wilde. Stevig greep hij hem vast. Toen helde de vloer en leek alles te draaien. Stenen en gruis in het rond. Temidden van deze losgebroken hel stonden de twee mannen in doodsangst. Ze vielen omlaag, nog altijd in vaste greep, maar dan elkaar loslatend in hun verschrikkelijke val. Ze vielen in een kolkende zee, in deze strijd tegen de fatale ondergang, zich toch bewust van één nood zaak: ergens een steunpunt te moeten vinden, dat red ding zou kunnen geven Wanhopig was dit vechten om lijfsbehoud tegen ae zwiepende golven, In dit ijskoude water. Twee sterke mannen, die het onmogelijk lang zouden kunnen houden. Wie eenmaal de doodsstrijd tegen het water heeft doorgemaakt, weet wat dit betekent. Het was Landsdale die ineens ergens grond voelde! Een steenmassa, die vastheid bood, wist hy te grijpen. Hij trok zich met zijn laatste krachten op. Even bleef hij uitgeput liggen. Maar met een schok realiseerde Landsdale zich, dat hij Lynden redden HU schreeuwde: „Lynden, Lynden, waar ben je?" Een wonder: zwak klonk een roep dichtby. „Hier, hier moet je zyn". schreeuwde Landsdale. Lynden kwam dichterby. Langzaam, tergend lang zaam leek het, maar hy kwam. En Landsdale grécp hem. Ademloos was de spanning, het lukte, ja. het lukte! Lynden lag bewustelos naast hem. op de kleine rots. die tegen de gedeeltelyk ingestorte toren lag. De rots, die hun redding was. „Hoe is dit mogelyk geweest?" dacht Landsdale nog. Toen verloor ook hy het bewustzUn. DE avond viel. Het werd snerpend koud en nóg loeide de storm onafgebroken. Het licht in de toren was verdwenen, omdat er geen toren meer was. Aan het strand stonden de mannen van de redding boot. Klaar, om op het eerste sein uit te varen. Vreemd: géén licht op de vuurtoren. Wat zou er aan de hand zijn? De mannen vroegen het elkaar, ze vroegen het de schipper. „We moeten er op üit, jongens!" Méér sprak de schipper niet. Het was ook niet nodig. Ieder wist wat hem te doen stond. De boot voer uit. Tegen huizenhoge golven tornde ze op, tegen smakkende windvlagen in. Het was koud, snerpend koud Een uur, twee uur, ja hoeveel uren zwoegde de boot in de golven? Tóch vorderden de mannen, ze kwamen steeds dich terbij. Tót ze zagen: een halve toren, een massa puin, verder niets Ze zagen het moeizaam, in het donker, maarze zagen het. En ze sohrokken. Ze riepen: „Hojo mannen waar zijn Jullie?" De mannen van de vuurtoren waren bijgekomen, maar bijna bevroren. Ze kónden niet antwoorden, iedere kracht was van hen weg. Nóg dichter naderde de boot Tót ze gezien werdende mannen op de rots, be wegingloos. Het verhaal van hun verschrikkelijke redding vormt een apart hoofdstuk. Het spreekt boekdelen voor de durf en het uithoudingsvermogen van de dappere red ders, die daar uren in een ijskoude nacht ploeterden om de twee in hun boot te krijgen. Maar Goddankhet lukte! Tegen even huizenhoge golven en door een woeste branding in keerde de boot terug. Men sprak van een wonderbaarlijke reddingI En het bewustzijn, dat het met Kerstmis gebeurd was, stemde de redders tot nadenken IN het ziekenhuis van Biscay lagen op Kerstmis de twee. Het duurde ling voor ze uit hun bewust' oosheid ontwaakten. Toen ze de ogen openden, was er warmte en vrien delijkheid! Eneen Kerstboom in hun zaal. Het was ongelofelijk en tóch lagen ze daar: Lands dale en Lynden naast elkaar stil voor zich uitkijkend naar de Kerstboom, symbool van nieuw licht, van terugkerend leven! Voor het eerst glimlachte Lynden. En Landsdale zèg het: vreemd, dacht hij, die man „Dèt hadden we niet kunnen denken!" zeiden ze tot elkaar. En Lynden: „Van nü af aan zal het anders worden! Dat zwéér ik! Enkele jaren geleden stierf de vrouw, van wie ik boven alles hield. Toen heb ik alles en iedereen verwenst. Nauwelijks meer gesproken, ook niet tot jou. Niéts kon me meer schelen Maar dit is een teken! Het teken, dat ik inders moet leven, finders moet „zijn". Tegenover Jou, tegenover zovelen. Ik kan misschien voor jou en anderen nog iets „betekenen". Dit teken, dit „Kerstteken" heb ik begrepen! Ik lééf en het is lichter in me, nu dit verschrikkelijke achter me ligt. Ik heb véél goed te maken. Wil jij me helpen, Landsdale?" TWEE mannen keken elkaar aan. Ernstig, zich bewust van het wonder, dat over hen gekomen was en van hun plicht. Er was een nieuw licht in hun blik! Twee mannen, twee beloften: de êên om zichzelf te herzien, de ander, om hem daarin te steunen. Lynden en Landsdale zUn nog vele jaren wachter op hun nieuwe „Ucht"toren geweest. Goede wachters, góede kameraden! Kerstmis had imm»rs nieuw licht gebracht? Th. J. HANNEMA.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1953 | | pagina 18