Huidige economische toestand gunstig
Regering beantwoordt opmerkingen
van Kamerleden
LEIDSCH DAGBLAD - DINSDAG 15 SEPTEMBER
Conclusies van Minister van de Kieft:
Investeringscapaciteit achteruitgaand
Grenzen van financieel mogelijke bereikt
HET NIVEAU DER RIJKSUITGAVEN 19*6-1954
Huidige goud- en deviezenreserves bieden belangrijk
vergrote mogelijkheden
De Minister van Financien, de heer Van de Kieft. constateert met vol
doening. dat de huidige economische toestand In verschillende opzichten als
gunstig is aan te merken. Daartegenover mag echter niet uit het oog worden
verloren, dat op langere termijn ons land zich nog steeds voor de zware
taak ziet gesteld, werkgelegenheid te scheppen voor de gestadig groeiende
beroepsbevolking. Het Is in verband daarmede een ongunstig verschijnsel, dat
de investeringsactiviteit thans een zekere terugslag blijkt te vertonen. Het
vraagstuk van de werkgelegenheid op lange termijn eist hierdoor meer nog
dan tevoren de voortdurende aandacht op. Ook in dit geval heeft de wen
selijkheid tot aanpassing van de economische politiek zijn weerslag gevonden
in het financiële beleid. Tezamen met de noodzaak van budgetaire compen
satie van een deel der komende huurverhoging en de wenselijkheid van
verlichting van belastingdruk voor verschillende inkomensgroepen is het ver
langen. de werkgelegenheid op lange termijn te bevorderen door middel van
het scheppen van versterkte prikkels tot investering, de drijfveer geweest
tot het Indienen van liet complex van voorstellen lol belastingverlaging, dat
thans bjj de Staten-Generaal aanhangig is. Deze maatregelen zullen, gezien
de terugwerkende kracht van sommige daarvan, het budgetaire beeld voor
1953 enigszins beïnvloeden. Hun effect zal zich echter in hoofdzaak eerst ten
aanzien van de begroting 1954 doen gelden.
Dc belastingverlagingen zijn er mede de oorzaak van, dat in 1954 in samen
hang met de financiering van de Rijksbegroting naar alle waarschijnlijk
heid een belangrijk kastekort zal optreden.
Het ware overigens onjuist, dc mogelijkheden tot belastingverlaging uit
sluitend te toetsen aan het beeld van de begroting 1954 en het daaruit
voortvloeiende monetaire perspectief. De belastingverlagingen immers be
ogen onder meer de productieve kracht van de Nederlandse volkshuishouding
op lange termijn te versterken en zij zullen ook gedurende latere jaren de
budgetaire en monetaire toestand beïnvloeden.
Kenmerkend voor deze begroting is enerzijds het bij voortduring hoge
niveau der uitgaven (niet slechts in absolute zin, doch ook in relatie tot het
nationale inkomen), het nog steeds hoge peil der militaire uitgaven, de voort
gaande uitkeringen van oorlogsrhade. de nog altijd omvangrijke lasten van
de Nationale Schuld, de uitgaven als gevolg van de watersnood, zomede de
bedragen gemoeid met een groot aantal verdere noodzakelijke voorzieningen,
verklaren dit beeld.
Anderzijds staat de nieuwe begroting in het teken der belastingverlagingen.
Zoals in hetgeen eerder werd opgemerkt ligt besloten, zijn het vooral struc-
tuele overwegingen geweest, tc weten de belangen van de werkgelegenheid
op lange termijn, die tot deze verlagingen de aanleiding hebben gevormd.
Daarnaast heeft de wenselijkheid van een verlichting van belastingdruk voor
verschillende inkomensgroepen een rol gespeeld.
De begroting 1954 vormt, gezien de omvang van het te verwachten kas
tekort en de daarvoor aanwezige dekkingsmogelijkheden, een aanwijzing, dat
mede als gevolg van de voorgestelde belastingverlagingen de grenzen
van het in het komende jaar financieel mogelijke kunnen geacht worden
te zijn bereikt.
1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Structuele problemen
oplossen
De minister van Financiën, conclu
deert. dat de Rijksmiddelen en -uitgaven
een belangrijk bestanddeel vormen van
het nationaal inkomen en de nationale
bestedingen. De invloed, welke van de
overheidsfinanciën uitgaat op de eco
nomische ontwikkeling, is daardooi van
grote betekenis. Bijgevolg kan er niet
mede worden volstaan, de ontvangsten
en uitgavenpolitiek van de Staat uitslui
tend te beoordelen naar budgetaire
maatstaven. Beide immers dienen te
worden afgestemd op de algehele eco
nomische ontwikkeling van de volks
huishouding.
Aan het financiële beleid moet men
niet slechts de eis stellen, dat het ls ge
richt op het bevorderen en handhaven
van een zo evenwichtig mogelijke con
juncturele ontwikkeling Een tweede be
langrijke richtsnoer voor dit beleid is,
ciat het zoveel mogelijk dient bij te
dragen tot de oplossing van bestaande
structurele problemen. Met name onder
de huidige omstandigheden treedt dit
aspect op de voorgrond.
Niet altijd zal eën budsetair beleid de
verwezenlijking van beide genoemde
dienststelllngen optimaal kunnen dienen.
Het toekennen van een zekere prioriteit
aan eén van beide veranderingen wordt
dan noodzakelijk.
Gunstige positie
betalingsbalans
In overeenstemming met deze alge
mene gezichtspunten heeft tijdens de af
gelopen jaren het budgetaire beleid ver
anderingen ondergaan.
Reeds in de vorige millloenennota kon
worden vastgesteld, dat het Regerings
programma van Maart 1951. onder
steund door credietbeperkende maatre
gelen van de Centrale Bank. zijn uit
werking niet had gemist. Mede als gevolg
van een reactie op de voorafgaande vei-
sterkte aankopen kwam niet alleen aan
de bestaande betalingsbalanstekorten
een einde, doch werden sedert het derde
kwartaal van 1951 aanzienlijke over
schotten gerealiseerd.
In tegenstelling tot hetgeen een jaar
geleden werd verwacht, zun deze over
schotten tijdens de tweede helft va.i
1952 en de eerste helft van 1953 niet
verminderd Terwijl zich in de periode
van medio 1951 tot medio 1952 een over
schot op de lopende rekening van de be
talingsbalans voordeed van rond 1560
millioen. hebben het tweede halfjaar
1952 en het eerste halfjaar 1953 volgens
voorlopige gegevens te zamen een surplus
opgeleverd van ten naaste bü 1800 mil
lioen.
De netto goud- en deviezenvoorraad
van de Centrale Bank steeg van medio
1951 tot medio 1952 uiteindelijk met
circa 1750 millioen Tot het midden van
1953 trad per saldo een verdere toens-
ming op van circa 1440 millioen. waar
mede een peil werd bereikt van rond
4150 millioen Hierbij dient men in aan
merking te nemen, dat tijdens het eerste
halfjaa- 1953 enige bijzondere schuld
aflossingen plaats vonden en door par
ticuliere banken een kortlopend crediet
werd verstrekt aan België: in totaal was
met deze transacties een bedrag gemoeid
van circa 340 millioen.
Een welkom gevolg van deze onl-
tikkeling ls geweekt, dat de tevoren
hoogst on-.oldoende goud- en devie
zenreserves thans een peil hebben be- I
reikt, dat voor het opvangen van
schokken belangrijk vergrote mogelijk- I
heden biedt. Hierbij Ls mede van be
lang. dat de verhouding tot het totaal
der aanwezige primaire en secundaire
liqiduileilcn gedurende «Ie laatste twee
jaren regelmatig is verbeterd. Medio
1951 omvatte de netto goud- en devie
zenvoorraad 10', van het totaal der
genoemde liquiditeiten. Per medio
1952 en medio 1953 waren deze percen
tages gestegen tot resp. 25 en 36. Het
is in het bijzonder aan de door de
overheid gekweekte overschotten rn
de daarmede gepaard gaande geld-
vernietiging te danken geweest, dat
deze laatste ontwikkeling zich heeft
kunnen voordoen.
Bedrijvigheid duidelijk
hersteld
Aan een gunstige externe positie in
de zin van een toestand van betalings
balansoverschotten op lopende rekening
gioter dan de verplichte aflossingen op
de buitenlandse schuld kunnen on
dertussen ook nadelen verbonden zijn.
Met name is dit het geval, indien zij
zich voordoet ten koste van een con
tractieproces van de binnenlandse be
drijvigheid. Zoals bekend is dit laatste
in de loop var. 1951 en 1952 inderdaad
tot op zekere hoogte opgetreden. Ge
durende een aantal maanden was de ge
middelde dagproductie in de industrie
lager dan in de overeenkomstige maand
van het voorgaande jaar. terwijl de
werkloosheid een toeneming vertoonde.
De regering heeft op deze ontw ikkeling
vooral gereageerd door het treffen van
een aantal budgetaire voorzieningen. Ir.
dc loop van 1952 werden in een drietal
phasen additionele middelen ter verrui
ming van de werkgelegenheid beschik
baar gesteld Tezamen met enkele par
tiële belastingverlagingen, die op het
zelfde doel waren gericht, vergden deze
maatregelen circa 300 millioen In de
vorige millioenennota werd er voorts op
gewezen, dat ook de oorspronkelijke be
groting 1953 reeds in het teken stond
van een verruiming van uitgaven ter
bevordering van de werkgelegenheid
Inmiddels heeft, met name in de eer
ste helft van dit jaar. de binnenlandse
bedrijvigheid zich duidelijk hersteld.
De industriële productie bereikte haar
tot dusverre hoogste stand, waarhij het
peil van de eerste helft van 1951 en
1952 met resp. 7 en 11 f> werd over-
schreden. Ook dc werkloosheid ver
toonde in de loop van dit jaar een op
merkelijke daling.
Naast de door de regering getroffen
werkverruimende maatregelen, zijn
het vooral de omvangrijke herstelwerk
zaamheden in verband met de waters
nood geweest, die de bedrijvigheid in
dit jaar merkbaar hebben gestimu
leerd.
De verliezen en de schade, die door
de stormramp zijn ontstaan, zijn ern
stig. Alleen reeds de rechtstreekse ge
volgen van de watersnood voor dc
Rijksfinanciën zullen, zoals elders ge
meld. naar voorlopige schatting resul
teren in een stijging van de Rijksuit
gaven met ten minste 800 millioen.
Wel mag het een gelukkige omstandig
heid worden genoemd, dat de ramp ons
land trof op een tijdstip, waarop de
financiële toestand geleidelijk zo zeer
was versterkt, dat Ingrijpende beper
kende maatregelen achterwege konden
blijven. Deze bleven, voorzover het
budget betreft, beperkt tot bet terug
nemen van een deel van de voor het
verruimen van de werkgelegenheid
toegestane middelen.
J oorstel Commissie Heckman
ƒ200 millioen voor gedupeerde
oorlogsslachtoffers in Ned. Indië
Voor schade en achterstallige betalingen
Het rapport van de Commissie-Heckman. die is ingesteld om voorstellen te
doen ten aanzien van achterstallige salarissen en andere betalingen aan ambte
naren en particulieren in het rechtsgebied van het voormalige Nederlands Indie
(„Commissie achterstallige betalingen") Is gisteren voor publicatie vrijgegeven.
Het betreft hier voornamelijk de betaling door de Nederlandse regering van
ambtenaren-salarissen, die gedurende de jaren 19421945 in Indonesië niet aan
de rechthebbenden kondrn worden uitbetaald. Verder betreft het de vergoeding
van materiele oorlogsschade aan ingezetenen van het voormalige Ned.-Indie. de
pensioenbetalingcn en de restitutie van ..delegaties", dat zijn bedragen, gedurende
de oorlog in Nederland uitbetaald en verwanten van in Ned. Indie verblijvende
personen.
Wat
het Rijk ontvangt
Het Rijk denkt, naar dc Minister van Financiën in dc
Mllllncm-ii-nota betekent, f. 5.517 millioen gulden te ontvangen.
In dit bedrag is ook het geraamde tekort van f. 9C5 millioen
begrepen.
Het rekensommetje ziet er verder als volgt uit:
millioenen guldens)
Gedistilleerd accijns &7.8
(in millioenen guldens)
Loonbelasting 543.9
Inkomstenbelasting 811.5
Omzetbelasting 984.2
Vennootschaps
belasting 712.2
Suiker accijns 51.8
Bier accijns 14.7
Tabaks accijns
Invoerrechten
Vermogensbelasting
345.3
151.1
486
1035
Met andere woorden: aan belastingen zal een bedrag van
f. 4487 millioen gulden moeten worden opgebracht, zijnde onge
veer f. 45 per hoofd.
Tachtig procent van het Rijksinkomen zal via de belastingen
moeten worden ontvangen.
Daarbij moet tegelijk in aanmerking worden genomen, dal
het Rijk in 1954 ruim een half milliard gulden aan belasting
zal derven.
Hier is het lijstje, dat wij ontlenen aan het vanwege het Depar
tement van Financien uitgegeven instructieve boekje „Wat de
overheid doet en wat het II kost":
<in millioenen guldens)
Tegemoetkomingen aan het bedrijfsleven 211
Verlaging loon- en inkomstenbelasting 175
Afschaffing omzetbelasting op schoeisel en huisbrand 26
Verlaging suiker accijns 35
Verlaging personele belasting 24
Afschaffing (verlaging) schoolgeld 20
Verdubbeling kinderaftrek 16
Afschaffing superweeldcbelasting 10
Totaal
517
De Commissie acht voor de verdere
uitvoering der wettelijke regelingen
100 millioen gulden nodig. (49 millioen
voor ambtenaren, 1 millioen voor par
ticulieren, 35 millioen voor ouderdoms
voorzieningen particulieren, 10 milli
oen voor beroeps- en hedrijfsrehabili-
tatic en 5 millioen voor rehabilitatie
van andere groepen).®
Hierna behandelt het rapport de ma
teriele oorlogsschade De Commissie
heeft de juistheid nagegaan van het door
de regering ingenomen standpunt, dat
vergoeding voor huisraadschade moet
worden geacht mede tc zijn verwerkt in
de slot-rehabilitalic uitkering
De Commissie becijfert, dat de huis
raadschade der Indische oorlogsslacht
offers in Nederland f. 61.250.000 meer
heeft belopen dan de op dc aangege
ven basis tc ontvangen rehabilitatie-
uitkeringen. Zij stelt voor, hun dit be
drag toe tc kennen. Voor vergoeding
van huisraadschade van gepension-
neerden en zelfstandigen stelt zij
onderscheidenlijk nog f. 8.500.000 cn
f. 7.500.000 voor.
Vervolgens heeft de Commissie nage
gaan of betrokkenen alsnog terecht vol
salaris over de tijd der Japanse bezet
ting zouden kunnen eisen De Commissie
heeft echter gemeend by haar voorstcl-
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHI
len geen rekening te moeten houden met
eventuele .backpay", doch des te meer
te moeten aandringen op verwezenlij
king van haar desiderata betreffende
rehabilitatie, materiele oorlogsschade
enz
In het hoofdstuk ..backpay-pensioe-
ner." behandelt het verslag de situatie
van her., die in het begin van 1950 hun
pcnsiocntermijnen ovei de Japanse be
zettingstijd nog steeds niet hadden ont
vangen cn die tengevolge van de mone
taire maatregelen der Republiek van
het hun toekomende bedrag in Neder
land slechts een fractie ontvingen.
Dc Commissie stelt voor. dat Neder
land het verschil aan hen uitbetaalt,
waarvoor een bedrag van f. 4.500.000
nodig wordt geraamd.
Hierna komt aan de orde dc kwestie
der delegaties, d.w.z. de betalingen ten
behoeve van in Nedetland achtergeble
ven gezinsleder.. Deze betalingen zijn in
Nederland tijdens de Japanse bezetting
voortgezet door het Gouvernementen de
werkgevers, hoewel, naar achteraf bleek,
over deze periode geen salaris door be
trokkenen werd genoten. De situatie is
thans, dot in vele gevallen de slotuitke-
nng voor rehabilitatie geheel met delega-
lieschulden verrekend w ordt cn er zelfs
nog een vordering op de oorlogsslacht
offers overblijft
Dc Commissie stelt voor, dat Ncder-
llillllllllllllllllllllllllllllllllllllliil
vergoeding uitkeert tot het
volle bedrag der delegatieschuldrn
over de Japanse bezettingstijd, waar
voor zij een bedrag van f. 18.000.000
nodig acht.
Het rapport bespreekt mede de in
Maart 1950 door de Republiek Indonesië
getroffen z.g. monetaire maatregelen
(deviezencertificatcn a 100'. en omzet
ting van de helft van het chartrale geld
en girale saldi in 3'! staatslening). De
Commissie stelt t.a.v. het hierdoor aan
Indische oorlogsslachtoffers toegebrachte
nadeel, alleen vergoeding door Neder
land voor bij de „backpay-pensioenei
alsmede in de gevallen, waarbij in Ne
derland uitbetalingen krachtens dc reha
bilitatie-regelingen zijn geschied in tie
verhouding 13. Dat voorzover de reha
bilitatie-regeling nog niet is uitgevoerd
jegens oorlogsslachtoffers in Nederland,
zulks moet geschieden in de verhouding
1:1. acht de Commissie vanzelfspre
kend.
Het bovenstaande samenvallende,
stelt de Commissie derhalve voor. dat
Nederland de volgende bedragen be
schikbaar stelt:
uitvoering der rehabilitatie-
regelingen f. ïoo.ooo.tuin
Materiële oorlogsschade f. 77.750.000
hackpay-pensiocncn f. 4.500.000
delegaties f. 18.000.000
Totaal f. 200.250.000
MIDDELEN EN UITGAVEN VAN DE STAAT- Ontwerp begroting 1954
ri?o? i
T!inWh*Jr-
>1 hi Nnil l:fl
O.a. compensatie, „vergeten groepen"
en huurverhoging onder de loupe
In de vandaag verschenen Memorie van Antwoord naar aanleiding van het
voorlopig verslag van de Tweede Kamer op de wetsontwerpen nopens fiscale
•oorzieningen in het belang van dc werkgelegenheid op langere termijn en in
..i -i- •- op veie opmerkingen, gemaakt
verband n
in het v
Compensaties huurverhoging
I Het standpunt tot uitdrukking ge-1
biacht, dat m beginsel moet worden ge-
j streefd naar een volledige compensatie
I van de huurverhoging voor allen, die 1
deze verhoging niet kunnen dragen, kan
de Regering niet onvoorwaardelijk de
len. Met name doet zy dit niet voorzo
ver dat standpunt zou meebrengen, dat
i compensatie tc allen tyde ten laste van
de Staat zou moeten geschieden. Indien I
zij niet op andere wijze mogelijk Is.
I Zoals bekend, heeft over de loonsver-
hoging in verband met dc huun erho- i
ging overleg plaats m de Stichting van,
den Arbeid, terwijl het overleg, in aan
sluiting daarop binnenkort in de eiken-
de ambtcnarenorganisaties zal worden
geopend.
Ten aanzien van de werkingssfeer1
van een loonsverhoging en het eventuele I
bindend voorschrijven daarvan zullen
uiteraard dc voorstellen van de Stich
ting van den Arbeid moeten worden af
gewacht De regering staat niet afwij
zend tegenover eventuele voorstellen
Omtrent een eventuele verhoging
de kinderbijslag en een versterking van
de progressie naar het aantal kinderen,
wacht de Regering eveneens in eersie
aanleg de voorstellen van de Stichting
van den Arbeid af. Bij het overleg Inza
ke deze voorstellen zal zich stellig tevens
de gelegenheid voordoen het vraagstuk
van de onevenredige achterstand" der
grote gezinnen tengevolge van de m
1951 toegepaste consumptie beperking,
waaromtrent door de Regering bu haar
optreden bepaalde toezeggingen zijn ge
daan. tot een oplossing te brengen. Te
vens kan worden medegedeeld, dat bij
de Regering de bereidheid bestaat bij
het bepalen van dc compensatie voor de
huurverhoging rekening te houden met
dc in het algemeen hogere huren, welke
door grote gezinnen moeten worden be
taald
Met betrekking tot de z.g. „vergeten
groepen" staat de Regering op het
standpunt, dat voor degenen, die van
Rijkswege pensioen genieten of socia
le uitkeringen ontvangen, oen zekere
compensatie voor dc huurverhoging
zal moeten worden gegeven, al zal het
natuurlijk nimmer mogelijk blijken
voor elk individueel geval een vol
strekt evenwicht tot stand Ic brengen.
Voor andere groepen kan de regering
eenzelfde verantwoordelijkheid niet
aanvaarden. De moeilijkheden erken
nende, die de omstandigheden na de
oorlog voor dc zojuist besproken groe
pen van de bevolking onmiskenbaar
hebben medegebracht, acht de Rege
ring liet een gelukkige omstandigheid,
dat een toeneming van de kosten
van levensonderhoud voor velen van
hen zal samengaan met een verlich
ting van lasten tengevolge van de ver
laging van de inkomstenbelasting, al
is het voorstel daartoe door motieven
van m-er algemene aard ingegeven.
De vraag, welke maatregelen de rege
ring voor ogen staan met betrekking tot
degenen, die een sociale uitkering ont
vangen. en hen. die van overheidswege
zijn gepei^slonneerd. kan nog niet exact
worden beantwoord De renten voor
personen beneden de 65-jaiige leeftijd
krachtens de invaliditeitswet en de on
gevallenwet moeten worden verhoogd
Dc uitkeringen krachtens de Noodwet
Ouderdomsvoorziening zullen zoveel mo
gelijk aan de nuurstijging moeten wor
den aangepast In samenhang met de
tot stand te brengen wijziging van de
kinderbijslagwet zullen tevens de kin-
derbyslagen voor rentetrekkers en klei- j
ne zelfstandigen worden herzien. Voorts
wordt overwogen een verhoging van de
lopende uitkerinsen krachtens de Ziek
tewet. de Ongevallenwetten cn de Werk
loosheidswet ook op het terrein van de
aanvullende sociale voorzieningen zul
len diverse aanpassingen moeten worden
overwogen. De meeste dezer maatrege
len kunnen niet los worden gezien van
de tot stand komende loonsverhoging.'
Tenslotte wordt voor de van Over
heidswege gepdisionneerden een vorm
van compensatie gezocht, die afgestemd
Is op de wijze, waarop deze pensioenen
worden vastgesteld
Het is de Regering niet mogelijk
thans reeds aan tc geven welke be
dragen gemoeid zullen zijn met de
realisatie van de verschillende voorne
mens inzake de hierbcdoclde aanvul
lende maatregelen. Het zelfde geldt
voor de gevolgen van een salarisver
hoging voor liet Rijkspersoneel en
voor andere functionarissen wier be
zoldiging direct of indirect ten laste
van het Rijk komt. Dc omvang dezer
maatregelen zal nl. mode worden be
paald door dc omvang van dc per 1
Januari 1951 tot stand te brengen
loonsverhoging. Dientengevolge kan
eerst een beeld van de kosten worden
gegeven, nadat de besprekingen, die
de regering met de Stichting van den
Arbeid en in aansluiting daarop, in
de fcnlrale f'oinmissic voor georgani-
j serrd overleg in ambtenarenzaken
terzake van deze maatregelen zal voe
ren, tol ren resultaat beeft geleid.
Vereveningzheffing blijft
De Regering geeft te kennen, dat ztj
beslist afwijzend staat tegenover de sug
gestie om de gevolgen van dc te ver
wachten verhocing van de lonen op te
vangen door een verlaging van de ver
even mgsheffing. Een verlaging van deze
heffing is reeds om budgetaire redenen
niet aanvaardbaar.
Geen afschaffing
Personele Belasting
Naar aanleiding van de voorgenomen
verlaging van de personele belasting is
de vraag gesteld of die belasting niet
kan worden afgeschaft Dc regering
deelt terzake mede. dat zij niet voor
nemens is daai toe een voorstel te doen.
Tegen de afschafllng van deze gemeen
telijke hrlaatlng rijst allereerst deze be
denking. dat daarmede in het bijzonder
voor vele kleinere gemeenten een be-
langryke bron van inkomsten verloren j
gaat. waardoor tevens het eigen belas-I
tinggebied der gemeenten zou inkrimpen 1
en daarmede aan een grondslag van de I
gemeentcliike autonomie afbreuk zou
worden gedaan
Uit de overige beschouwingen in de
Memorie van Antwoord met betrekkine
tot de personele belasting blijkt verder,
dat In het kader van de algemene her-
ziening van de belastingwetgeving door
de vercenvoudiglngscommlssie een nieuw j
ontwerp van wet op de personele belas- I
ting wordt voorbereid, waarbij tevens de
regeling van de klassenindeling van
gemeenten en de kinderaftrek opnieuw
wordt bezien.
Huurverhoging en reële
exploitatie
De Regering ziet de voorstellen tc
huurverhoging als een verdere stap i
de richting van een liuurpeil. waarh.
een reële exploitatie en zo nodig
vervanging van de vooroorlogse wonin
gen mogelijk is.
Omdat de lage huurprijs van voor
oorlogse woningen het peil van de
nieuwbouwwoningen drukt, aangezien
de tendens bestaat om woningen
bouwen, die in huren zo weinig mogr-
lijk verschillen met oude woningen,
zal door dc voorgestelde huurverho
ging de animo om woningen van be
hoorlijke hoedanigheid te bouwen en
te betrekken, gunstig beïnvloeden.
Daardoor zal de huurverhoging mede
strekken tot bevordering van een goe
de volkshuisvesting.
De regering acht huurverhoging niet I
alleen ln verband met de gestegen las
ten van de eigenaren noodzakelijk He'
percentage waarmede het huurpeil
noodzakelijk moet worden verhoog,,
wordt niet zozeer door die stijging dan
wel door de algemene eisen van een
goede volkshuisvesting bepaald Dat dit
percentage niet ineens kan worden be- I
reikt, hangt samen met het compensa-
ticvraagstuk.
Huurverhoging zonder compensatie is
niet door te voeren de mogelijkheden I
tot compensatie zijn beperkt
De uiteindelijke aanpassing van de
huren aan het loon- en prijspeil kan I
slechts geleidelijk, via een aantal be- I
perkte huurverhogingen, tot stand wor
den gebracht. De regering ls van oordeel I
dat met dc huurverhoging nu niet ver- I
der kan worden gegaan dan het aan- I
hangige voorstel Het gemiddelde van
141':. dat uit de beperkte mogelijkheden
tot compensatie resulteert, acht. zij te
genover de huiseigenaren niet onbillijk.
Terugkeer tot de oude onderhoudsz.eden
kan echter nog niet worden verlangd.
Deze zullen pas na verdere huurverho
ging en vooral bij de verruiming van
de woning voorraad kunnen terug
keren.
Door de huurverhoging zullen gern
middelen beschikbaar komen, die liet
mogelijk maken over te paan tot verho
ging van de bijdragen voor die woning
wetwoningen. waarvan de huren lnsrn
boven de maximum normen, die thans
gelden.
Met uitzondering van onbewoonbaar
verklaarde woningen zal de huurver
hoging ook gelden voor slechte wonin
gen Het is niet mogeliik de vooroorlnes?
woningen te gaan "differentiëren war
ouderdom en hoedanigheid aange-im
daarvoor een Juiste maatstaf ontbrr,;i
Het verhoeen van huurprijzen 1
nieuwe woningen, die boven Ie' fl
liezen, dat na de huurverhoging voor 1"
oude woningvoorraad zal eelden i<
het algemeen niet gewenst., aane—icn
binnen afzienbare tyd toch een hoger
huurpeil zal moeten worden bereikl.
Gedifferentieerde
woninghuren
De regering acht differentiatie wen
selijk omdat zoveel mogelijk dient
worden bevorderd, dat dc buren op
het platteland en die in de erole sle
den onderling geen belangrijke grote
re verschillen gaan vertonen da"
thans het geval is. Omdat hel huur
peil op het platteland thans lager ligt
dan dat in de grote steden zou een
huurverhoging met een vast percenta
ge in geld uitgedrukt on het pl-«»te-
'and geringer zijn dan in de grote ste
den.
Met de voorgestelde differentiatie
wordt niet mede beoogd een vooruitlo
pen op de maatregelen ten aanzien
van de gemeenteclassificatie.