HET ZWIN En het gebeurde in de dagen van Karelde Vijfde: Een verloren zoon: „Jan van Leiden" Opgehangen in ijzeren kooi Hij doorstond alle pijnen SLIJTAGE V; Ml M j WEKELIJKS BIJVOEGSEL van hel LEIDSCII DAGBLAD - ZATERDAG 12 SEPTEMBER 193 - Pagina 1 4-, j}- Jj- ü- BEWOGEN LEVEN (XXXVII) Jan van Leiden Sommige bladeren van bomen en struiken hebben reeds een roest- kleur. Zij komen, wat dit betreft, merkwaardig goed overeen met de versleten plekken van mijn fiets. Nu ja. als het weer voorjaar is zullen nieuwe bladeren te voor schijn komen en een fiets kun je laten opknappen. Maar het leven zelf, ons lichaam, onze cultuur, onze godsdienstige wereld? Daar heerst een slijtage, die niet door de natuur of met technische hulpmiddelen hersteld wordt. Het leven maakt vele mensen moe. Zij hebben ternauwernood energie voor hun dagelijks werk. Het is een noodzakelijke last ge worden. Hoe eerder de dag of de week voorbij is. des te liever. Ook in talloze huwelijken is na enkele jaren het nieuwe er af. Niet alleen de meubelen, die in de eer ste weken na de trouwdag onberis pelijk stonden te glimmen, zijn ge havend. Man en vrouw zijn even eens een dagje ouder geworden. Zorgen en teleurstellingen hebben hun krachten ondermijnd. Mis schien kunnen zij het leven niet meer aan. Voor het geval zij tot de „gelovigen" behoren, is hun ijver en trouw dikwijls sterk vermin derd. Als iemand van een kerk hen bezoekt halen zij verlegen of quasi- onverschillig de schouders op: „Ach meneer, wat zal ik zeggen? Vroeger hadden wij voor deze dingen veel belangstelling, maar nu is dat ver dwenen". Heeft de slijtage van eeuwen ook de kerk, de Christenheid in het algemeen, niet stqvig aangetast? Kerken van steen zijn bouwvallig geworden. Of zij verdwenen zonder een spoor achter te laten. Ondanks energieke pogingen tot vernieuwing is de innerlijke kracht, vergeleken bij de eerste Gemeenten, waarover de Bijbel spreekt, sterk verminderd. Moet ook hier geconstateerd wor den opgaan, blinken en verzinken? Het verwekt bij sommigen mis- Woord van Bezinning schien schrik of afkeuring te vra gen of het Evangelie zelf. de heer schappij van Jezus Christus, niet evenzeer aan slijtage onderhevig is. Toch mag deze gedachte hier in het openbaar uitgesproken worden. In deze tijd, nu vele waarden, die eeuwenlang als onaantastbaar gol den. devalueren zelfs het vroe gere „dogma" van het (letterlijk ondeelbare) atoom is voor de ogen van de gehele wereld een onhoud bare theorie geworden wordt de twijfel aan het geloof, volgens de Bijbel, onherroepelijk sterker. Moesten het verguldsel van een romantische eeuw en de betoveren de maar broze macht van een diep en breed „gevoel" voor kunstuitin gen, natuurschoon, zelfs voor „religie", niet als herfstbladeren verkleuren en verschrompelen in de gure stormen van onze tijd? Zou het Evangelie, als erfenis van een ver verleden, een uitzondering zijn en ongedeerd stand houden? i, Het is mogelijk op gevaar af eer. al te simpel antwoord te geven dat iemand antwoord: „God is ecuwig. Zijn heerschappij kan niet vergaan". Misschien komt U zelfs een Bijbeltekst in de gedachten om deze uitspraak te bekrachtigen. Maar laat ik U ronduit mogen zeggen: Wat helpen duizend getui genissen, ondersteund door duizend Bijbelteksten, als ik met de beste wil niets van Gods macht in deze wereld kan ontdekken? Slechts daden en feiten kunnen mij overreden. Wat ik nu vóór mij zie, als ik tenminste de moed heb om te zien, is de slijtage, van mijzelf, van de cultuur, van de kerk, van het ge loof. Mij blijft niets anders over dan de typisch menselijke maar vooral ook typisch Bijbelse verw achting, dat de onafgebroken slijtage tot staan zal komen als Gods Rijk op deze aarde wordt verwezenlijkt. Die laatste omwenteling in de wereldgeschiedenis komt met de dag en met het uur nader, niet ondanks, maar dank zij alle slijtage. P. L. SCHOONHEIM, Predikant voor het Bijzonder Kerkewerk van de Her vormde Gemeente te Leiden. Het was in de dagen van Karei de Vijfde, dat er een man binnen de muren van Leiden woonde, die begrepen had dat de mens slechts waarlijk leeft als hij „voelt". Niet had hij echter begrepen dat dit alles slechts waarheid is wanneer dit voelen stamt uit de grote bron, waaruit de liefde tot de mens en tot de schepping geboren is. Omdat hij dus toch een blinde was en slechts zichzelf zocht, werd zijn zucht naar gevoel een boos zwart dier dat hem naar de poel des verderfs zou jagen. Nog klinkt zijn angst geschreeuw door deze eeuw. Knipperdollinck stond naar de hemel kijkend, voortdu rend te schreeuwen: „Vader. geef". De ongelovigen waren de poort uit gebannen, slechts gelukzaligen bleven over. Een nieuwe gemeenschap der Heiligen, die het nieuwe Jeruzalem zouden stichten. Voor dat het zover kwam waren ze al soldaat De bisschop kwam natuurlijk met een leger om zijn stad op te eisen. Welke heerlijke dromen beleefde de jonge Jan Beukels- roon, ook wel Johannes Bocholt geheten, binnen de vei lige muren van Leiden? Terwyl hij op de kleermakers- tafel zat en zijn slanke handen aan het laken werkten, ktvamen de meest verrukkelijke dromen zelfs by hem, op klaarlichte dag dus. Hij zag zichzelf op de planken, in de rol van koning. Hij droeg de schitterendste gewaden, die door de aller knapste kleermakers van de wereld waren gemaakt. Sier lijk bewoog hU zich in de prachtige kleren en honderden ogen waren op hem gericht. Duizenden monden ver kondigden weldra zyn roem. Vaak bestudeerde hy zyn eigen gezicht in de spiegel. Zijn gezicht was zo schoon, zo fraai-rcgelmatig. Alleen oe mond., nou ja.. Soms. in een opwelling, begon hij :o maar zijn rol te zeggen, voor de snijdersgezellen die met open mond luisterden, die zichzelf vergeten waren en hun gevoelens lieten wiegen op de golven van zijn zee. Dat vond Jan heerlyk, die mee-reagerende monden, ogen. Hij had er soms een vreemde lust in om die ge it chten in beweging te krijgen, om ze te laten huilen en lachen, griezelen en trillen van ontroering. Jan hoort niet by ons." zeiden de snijdersgczellcn vaak onder elkaar. „Hij kan schoner spreken dan de beste prediker, en hy is knapper van lyf en leden dan de edelste ridder. Wat zal er nog eens uit hem worden? Stellig zal hij een beroemd rederijker worden! Jan hoorde deze verhalen heel gaarne, en. hij vond tenslotte dat hy aan al deze mensen verplicht »as om iets te worden waarvan de wereld zou opzien. Nederlanden. Luther had de deur naar het vrye onderzoek opengezet, doch was waakzaam daarbij blijven itaan en had alleen aan die mensen toegang verleend, net dachten als hy. Een nieuwe overtuiging brak zich baan. die der Wederdopers of Anabaptisten. Zij verwachtten weldra het Godsrijk op aarde. Zij. die zich. als zij tot de jaren des onderscheids gekomen waren, opnieuw lieten dopen, vandaar de naam Wederdopers, beschikten over een grote fantasie en een nog groter gevoel van „uitverko ren" te zyn. Zij organiseerden zich op communistisch- rcligieuze grondslag en spraken weldra met vreemde tongen Een van hen was Jan Beukelszoon. Met een stem als een bazuin sprak hij tot zijn mede gezellen en het spreken was hem een vreemde lust. Hij toverde hen taferelen voor ogen die hen lot diep in de gucht vervolgden. Nu eens sprak hij over de hel waarin is verdoemden werden geslingerd, omdat zij zouden branden in lekkende zwaveltongcn. dan weer sprak hij over de uitverkorenen, die waarlijk broeders en zusters waren. Welnu, als dit zo was. hadden ze zich dan zelfs niet vrijgemaakt van de huwelijksband! Waren ze dan in wezen niet even na aan de zuster die met hun broeder getrouwd was als aan dc zuster-.... met wie zij zelf eens in de echt waren verbonden? DE overheden in de Nederlanden vervolgden de ge vaarlijke sekte met kracht. Hoe kan de overheid, hoe kan er een orde bestaan als men dc ordeloos heid wil? Doch naarmate de vorvolgingen toenamen groeide de extase onder de nieuwe belijders van dit won dergeloof: Jan Matthijsz. van Haarlem, een broodbak- kende profeet, die in hoog aanzien stond, en Jan Beu kelszoon van Leiden, zyn trouwe hulp. goten de fiolen van hun toorn over de schare en profeteerden met don derende stem. Weldra zou het nieuwe Jeruzalem komen 1 Wat Johannes had neergeschreven in zijn Openbaring, zou weldra aan de wereld worden voltrokken. IN de stad Munster kwam de reformatie in anabaptis- tisch vaarwater. De uitverkorenen vermeden daar reeds de groet met de ongelovigen. En na de scheme ring kwamen zij in de straten. In het duister voelden zij zich wonderlyk thuis. Het daglicht was zo fel. doch in de avond konden, durfden zij zichzelf zijn. Dan konden ze hun gezicht de uitdrukking geven die zy wensten, dan konden ze door de straten schreeuwen op heel vreemde toon: „Bekeert doet boete. God wil U straffen" Vader. roei hen uit. de goddelozenDit schreeuwen deed hen zo goed. Ze kregen dan pas waarlijk het gevoel dat ze uitverkoren waren! Jan Beukelszoon was een apostel van Jan Matthysz. Hy werd naar Munster gezonden om daar mee te bouwen aan het Nieuw Jeruzalem. Op de 9e Februari van het jaar 1534 vatten de Wederdopers van Munster de wape nen op. De Luthersen verbonden zich in het uur van de nood met de Roomsen en hadden de opstand gemakkelyk neer kunnen slaan. Doch zij onderschatten de vreemde, blinde lazernij en waren tevreden met godsdienstvrijheid voor allen. „Toen werden de aangezichten der ware Christenen, (Wederdopers» weer schoon van kleur. Allen profeteer den en spraken met vreemde tongen, tot zelfs kinderen van zeven jaar. En de vrouwen deden wonderlijke sprongen, alsof zij wilden wegvliegen. „Overal, in elke vezel, was gevoel. En de goddelozen spraken dat zij vol zoeten wyns waren" Op de 27ste Februari hieven dc dopers de oorlogskreet aan: ..Er uit met de goddelozen" Die dag sneeuwde het en een koude, harde wind blies door de straten. Op de markt stonden de predikers met emmers water om de doop aan velen te voltrekken. En wie zyn geloof niet ver zaken wilde werd uitgedreven. De doperse burgemeester 4" ET grote doodsverachting streden de dopers, en de profeet Jan Matthijsz. die met een heel kleine schare dapperen een uitval deed, omdat „de Hemel zulks bevolen had", werd door zyn vijanden aan stukken gehouwen. Wie zou zijn opvolger worden? Daar was in Munster ccn Jan van Leiden. Eens was hij kleermaker geweest binnen haar veilige muren, en koopman, ên herbergier, cn rederijker. Eens had hij de rol van koning gespeeld. Hij, de knappe, de welsprekende, en honderden hadden hem toegejuicht. Hij werd de opperste profeet. En zie. in de tijd toen hij opperste profeet was. kreeg de profeet Dusentschur uit Warendorf een vreemde openbaring, die ongetwijfeld Gods Wil inhield: „de opperste profeet zou koning moe ten worden! Jan dc Rechtvaardige op het gestoelte Davids, zou niet alleen over Munster, doch voor d4 Davids, zou niet alleen over Munster, doch voor de ganse aardbol heersen, als een koning der gerechtigheid". Toen de opperste profeet deze profetie vernam „keerde hij zogenaamd tot zichzelven in", om zijn zonden te belijden. Zyn zonden waren zo groot. Daarom trad hij voor het volk en zei. dat hy een te nietig mens was voor deze (aak, doch het volk brulde: „Jij bent de koning. Jan". En ze gaven hem alle macht! Zo werd een eenvoudig mensenkind uit Leiden een koning. Met kennis van zaken, hij was immers snijder geweest, ontwierp hy voor zich de prachtigste mantels cn onder de hand kondigde hij af. dat in het nieuwe Sion geen zuster zonder broeder leven zou. Er waren veel meer zusters dan broeders in het nieuwe Jeruza lem. Duizenden Trouwen hadden zich mee laten drijven op die vreemde golven van gevoel cn honderden man nen sneuvelden in de strijd Toor het Godsrijk. HET domplein van Munster werd de „berg Sion" Daar predikten en zwijmelden de profeten, daar reed de nieuwe koning David." in volle wapenrusting en met een kroon op het hoofd als een toren, omringd door een tot de tanden gewapende lijfwacht langs de in vervoering jubelende communistische schare. Bazuinen schetterden, de koning steeg af. De koning beklom een zeer hoge troon en kondigde daarna met tranen in zyn stem af. dat God hem had 3fgezet, waarna de profeet Dusentschur hem krachtens een nieuwe openbaring het koningschap weer opdroeg. Hier voelde de koning zyn grootheid. Nadat hem de heerlijkste spyzen waren opgediend bij het klinken der bazuinen, ontwaakte plotseling de machtswellust in hem In de tuimeling van de roes die hem bevangen had. liet hij zich een gevangene brengen, om die te onthoofden ten aanschouwe van de duizenden Hij. de snijder en herbergier, had het altyd al wel ge voeld dat hy in wezen een koning was Dat hij echter voorbestemd was om dc nieuwe koning van Sion te zijn. dat hij eens op het gestoelte Davids zou zitten, overtrof zelf zijn stoutste verwachtingen. Nu was hy nog hoger dan een gewone vorst! Was het wonder dat hy zich een kroon liet maken als een toren? En dat hy een briefje aan de Evangelische landgraaf Filips van Hessen schreef dat begon met de aanhef: „Beste Lips??.... VAN alle kanten rukten de vyanden aan. Roomsen en Luthersen verbonden rich om de eigen aardige gemeenschap van Munster, by wie alle bezit gemeen goed was geworden en bij wie in de nacht de deuren niet meer gegrendeld mochten worden, daar stelen immers niet meer kon bestaan, grondig uit te roeien De nood rees hoog én de honger. De hulp uit de Neder landen bleef uit. In Amsterdam, het middelpunt der dwepers, waren in de nacht van 12 op 13 Februari 1535 12 Wederdopers onder luid geweeklaag over de nabije ondergang der wereld door de straten gegaan, nadat zij „hun klederen van zich hadden geworpen". Zij hadden immers de waarheid en de waarheid was ook naakt. Spoedig werden zij echter gegrepen en hun geweeklaag verstomde voor altijd. Een aanval van de dopers op Amsterdam, onder leiding van de Munsterse bode Jan van Geel. misluktena heftige strijd Er kwam geen hulp meer voor de Munsterse dopers. De volgelingen van koning Jan werden wandelende ge raamten. Met grote gestrengheid ging hy rond. tot aan de laatste dag van zijn wan-bestuur. Hij was de koning! Hij was een Godsgezant. Hij had een broederschap der mensen gesticht zonder priesteis, die het volk uitzogen. IN de nacht van de 24ste Juni 1535 werd de stad Mun ster genomen. De koning viel levend in de handen van zyn vyanden. Men zette hem in een ijzeren kooi en reed hem door Duitsland, als een afschrikwekkend voor beeld Kinderen staken stokken door de tralies en be spuwden hem. Op dc 22ste Januari Tan het volgende jaar werd hij, op de plaats waar eens de rechterstoel van de nieuwe David had gestaan, op gruwelijke wijze omgebrarht. met nog enige anderen. Tijdens zijn terechtstelling hield hij zich dapper. Er waren duizenden die toezagen. Toen men hem met witgloeiende tangen het vlees uit het lichaam kneep riep hij de Hemelse Vader aan en doorstond tot zijn laatste snik dapper alle pynen. Zijn lichaam hees men. in een ijzeren kooi. aan de punt van de Lambertustoren, tot afschrikwekkend voorbeeld voor hen die geneigd waren zijn voetsporen te volgen. WIE was dit mensenkind, dat in zijn Jeugd zulke schone dromen had gehad1 Was hij werkelijk een profeet, die ooor een Farizeïsche overheid werd terechtgesteld? Kan een mens die zichzelf zoekt een profeet zijn? Wel was hy een Bijbelse figuur. Hij was de wereld ingegaan op zoek naar zingenot. Mij was de verloren zoon. De verloren zoon, die door de liefdeloze oudste werd terechtgesteld. Door alle tyden zullen er verdoolden zijn. groepen en enkelingen, die het thuis niet konden vinden omdat de oudste daar alles wist en de jongere In zijn dwangbuis hield. Als zij terugkomen, zelfs met berouw in hun hart. vin den zij het gemeste kalf door de oudste geslacht. Want nooit heeft die kunnen begrijpen waarom deze verdoolde de Vader meer nabij Is. REIN BROUWER. Kijkjes in de Natuur OP DE kleine en zeer lage school banken leerden wy indertyd al van onze meesters, dat het Zwin een inham is in de kust op de trens van België en Zeeuws-Vlaande- ren. Waren zij historisch behoorlijk bij, dan vertelden zy ook. dat die inham in vroeger dagen (dat was dan in de Middeleeuwen, omstreeks 1200 of 13001 veel groter is geweest, een geweldige irolf. waaraan de stad Sluis lag. een 'eearm. die zelfs voor de kooplui uit Brugge goed bereikbaar was. Sluis. Damme, Brugge, allemaal handels steden van betekenis in vervlogen jaren. Deze en dergelijke historische mededelingen zullen wij wel met ge paste ernst aanvaard hebben, waarna 'ij onze beweeglijke aandacht weer tichtten op ons knikkerbuiltje onder w bank. Waarmee ik maar zeggen *il. dat de geschiedenis van het Zwin °ns. tien- k elf-jarigen, Siberisch koud "et, behalveBehalve in het bij- rondere geval, dat onze meester be schikte over een levendige fantasie en N het persoonlyk element in zijn ver- Palen bracht, zonder welke het vertel len van de vaderlandse geschiedenis' tón longe kinderen immers maar een Moedaime bezigheid is. Want bU zo n feester kwam er wat anders uit de Mis. Man man! wat liet hij die lui uit Eiucee en Gent onder elkaar bakke ren! Arteveldc, Pieter de Conlnck' Jan Breyde! Wat een kerels waren dat! bevolkte het open Zwin met de ^gende koopvaardijschepen der njke wolhandelaren en deed er, spe ciaal voor ons genoegen, nog een schepje bovenop, door Floris de Vyfde en zyn collega, de graaf van Vlaan deren, eens extra tegen elkaar in het harnas te jagen, wat in die dagen onder die driftige heren trouwens aan de orde van de dag was. Dan pas be gon die grote plas aan de Vlaamse kust voor ons te leven en als die Middeleeuwers goed tegen elkaar van leer trokken, vergaten wij er onze knik kers en tollen zelfs voor. Dat meester de brave Floris daarbij niet helemaal in het historisch zuivere licht plaatste, wie zal hem dat kwalijk nemen? Want geef nu eens geschiede nis over het slechte mensdom zonder je duim te gebruiken, dat wil zeggen, zonder de schone schijn, zonder het romantische aroma. Wat blijft er. voor kinderen wel te verstaan, anders nog te genieten? rAAR DIT ter zyde. Déze gedach ten gingen namelijk snel door me heen cn we spraken ze ook uit toen we ons van een steenslagweg getje af. tegen het duin hadden opge werkt en ik plotseling <öat was juist de glorie van mijn geleider!), dat be roemde Zwin voor me zag liggen. Zonder koopvaardyschepen natuurlijk, het was zelfs vrijwel geheel droog, maar dat wist ik allang uit de jaren, toen we, almaar knapper wordend, leerden van dichtslibbende en ver zandende havens en van oude steden, die langzaam in verval raakten en in slaap sukkelden. Over de schone slaapster Brugge wil jr A ik het nu niet hebben, maar wel over hetgeen er van het vroegere Zwin is overgebleven. Kent U de Slufter op het eiland Texel? Die diepe inham, waarmee de Noordzee zich daar in het land heeft genesteld? Het is wel een geruime poos geleden, dat ik op Texel In de duinen rond zwierf. maar naar myn herinnering is die Slufter lang niet zo lieflijk als het Zwin althans zoals ik het enige weken geleden op een pracht van een zomer dag heb mogen zien. Ik vrees nl„ dat er in stormnachten als In Februari j.l. weinig lieflijks valt te beleven. De vernielde lüshouten zeeweringen, midden ln de uitge- sterkte vlakte, lieten ten minste aan duideiykheid niets te wensen over. Toen. op die zomerdag, was het daar echter een heerlyk land. De vloed had plassen achtergelaten, grote blinkende spiegels te nndden van de donkere uitgestrektheid en by dat water waren allerlei vogels bezig met hun kleine karweitjes Ik zag er scholeksters en kapmeeuwtjes. die zich op hun dode gemak stonden te poedelen in het zon glanzende water, voorts waren er groenpootruiters, dat zijn gryze vogels met lange snavel en lange poten, zo ongeveer er uitziend als een kleine tu reluur of, wat u beter kent, een klein formaat grutto, maar dan met groene snavel en dito poten. Wie in deze zomer aan zee is geweest, heeft vast en zeker ook wel de onmogelijk snelle pluviertjes gezien, die op hun wonder vlugge pootjes achter de kleine zand- springertjes aanzitten, die by duizen den op het warme zand ronahippen. Aardig is het„ te zien. hoe deze drib belaars ondanks hun zeer drukke be zigheden de langzaam naderende San- delaars scherp in het oog houden en ze zo ongemerkt met grote bogen weten voor te blijven. De vlakte van het Zwin heeft op de hogere delen, waar het vloedwater niet meer komt. een by zonder mooie en in teressante flora. Daar vindt men een groot aantal planten, die zeer gesteld zijn op zout water. Onder deze zout- minnaars vonden we de mooie licht paarse zeeraket, die op onze pinkster bloem lijkt, zagen we ook de zeekraal met dikke sappige stelen enhet mooiste van alles, daar groeide ook het lamsoor of de schorrebloem. die ik tot dusver alleen nog maar in een vaasje op tafel had gezien. DAT lamsoor heeft, als het bloeit, de kleur ongeveer van bloeiende hei. maar verder lyken deze planten niets op elkaar. Met die kleur geeft dit kruid, als er hele velden vol van staan, aan het landschap een bijzon der accent, dat vooral zo opvallend is door de tegenstelling met het frisse groen van die andere zoutplanten. Het is te begrijpen, dat vele mensen de verleiding niet kunnen weerstaan er een bosje van te plukken, om dat mee te nemen naar huis als een lieflyke herinnering aan genoten vacantic- dagen. zien van prikkeldraad. Dat is een beetje raar geval in die unieke om geving Maar ja. wat wilt U. Neder land en België grenzen daar nu een maal aan elkaar en de grenslijn gaat precies over de schorren of slikvelden. Zolang de Ber.elux-gedachte nog geen werkelijkheid is geworden, is het"na tuurlijk streng verbodende rest kent u wel. Terwijl ik mijn bosje schorrebloemen liep te plukken, zag ik echter dat op buurmans grond wel mooieie bloemen stonden dan op myn eigen Neder landse bodem. Omdat de kleur aan de overkant van het prikkeldraad nu zo bijzonder mooi was en omdat ik niet kon wachten op het einde van het Benelux-geharrewar. heb ik staande met een been op Belgisch- en met het andere op vaderlandse grond gebied. mijn bloemen geplukt. Er ge beurde niets En nu staan ze, een beetje bleek lila. op myn schoorsteenmantel, in een lichtvonkend koperen vaasje. Voor mijn huisgenoten, voor iedere bezoeker, die er met belangstelling naar kijkt, een mooi vaasje met mooie bloemen, zoals er meer vaasjes met mooie bloe men zijn. Maar als ik er naar kyk. zie ik meer dan alleen maar fyne takjes met paarse bloempjes, zie ik een ontzaglijk wild en zonnig land. waar het warm was en de lucht vervuld van zomerse geluiden en geuren. En dan moet ik denken aan een zegswijze die. naar het heet. uit dat land afkomstig is: „Wie eens de schorrebloem heeft ge plukt. keert naar de schorrebloem terug". Dit wil ik me dan gaarne voor ge zegd houden. S. VAN DER ZEE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1953 | | pagina 7