Zij werpen Sardientjes uit veel Tonijn te vangen om Duurzaam Waagt Nederland een kans bij Nieuw-Guinea? WEKELIJKS BIJVOEGSEL van hel LEIDSCII DAGBLAD - ZATERDAG 29 AUGUSTUS 1953 - Pagina 1 fVan een bijzondere medewerker) Green Cape in het Zuiden van Nieuw-Zuid-Wales. De avond is gevallen. Over het donkere water zie ik een felle lichtbundel. „Vuurtoren, John?," vraag ik aan de stoere zeeman naast mij. „Neen, aas vissen voor de tonijn", antwoordt hij. John kan het weten! Een half mensenleven heeft hij gevist op tonijn. Het lelie licht (verneem ik later) trekt de vis aan en brengt ze aan de oppervlakte. Het is, alsol de dieren door het licht willoos gehypnotiseerd worden. Dan verplaatst het licht zich. De lamp werken in Nederland de stropers ook niet met de lichtbak' Denk ik wordt overgebracht in een kleine roei boot, die zich enige meters van het „moederschip" ver wijdert. De vissen volgen het licht. Dan wordt het net (dat 1000 k.g. vis kan bevatten) uitgeworpen en binnenge haald. Het levende tonijn-aas - sardientjes, ansjovis, ha rinkjes - wordt bij tientallen kilo's tegelijk gevangen. Zo visten vroeger de vissers op de Middellandse Zee - lam para-visserij, herinner ik mij. Er gaat niets boven tonijn voor een visserman. Dit is het oordeel van John Hill, geboren en getogen op de Fi-ji Eilanden, en thans kapitein van de „Fair Ven ture", een der best uitge ruste en meest winstgeven de tonijnklippers in. de Australische wateren. Snelle opbloei Het begin der tonijnvisserij was eenvoudig en niet hoop\ol. In 1936 verscheen er in de ..Sydney een interview met de heer T. Koughley. „Een nauwgezet onderzoek Mar de commerciële mogelijkheden d'r tonijnvisserij voor de Zuidkust van NVuw-Zuid-Wales (verklaarde deze '«serij-deskundige) schonk mij de overtuiging, dat zij onmiddellijk ver- "nenlijkt moeten worden. Het is niet aan twijfel onderhevig, dat dan een nieuwe tak van visserij en een bloeien- I de conservenindustrie tot ontplooiing aandacht op zalm. Twaalf jaar later, in 1949; gebeurde het, dat de zalm schaars was. De conservenfabrick ver hoogde de inkoopprijs voor tonijn en de vissers reageerden positief. In korte tijd vingen zij een niillioen kilo gram van de nieuwe vis". De ban was verbroken. De tontjnvissenj bloeide op. De autoriteiten herinneren zich het oordeel van Roughlcy en andere deskundigen. Zij besloten om de to nijnvisserij aan te moedigen. Zij ver leenden hun steun voor de verzending van monsters bevroren l tonijn naar vele landen. Een der grootste conscr- venfabrirken in de Veiemgde Staten nam een proef met inblikken. Fabrie ken in Canada en op Hawaii deden zulks ook. In Europa vond de tonijn een gunstig onthaal. Het succes in het buitenland was oorzaak van succes in het binnenland, want pas toen de Australiërs (door een goede reclame campagne) vernamen, hoe graag in den vreemde hun tonijn werd ge kocht. ontstond er een binnenlandse vraag van betekenis. Hierdoor en door de gestadig toenemende bestellingen uit liet buitenland bloeide de „tonijn- industrie" in snel tempo op. In 1948 was er geen enkel speciaal voor de tonijnvangst ingericht schip in de vaart. Nu „vangen" er zestig van zulke schepen in de Australische wateren! Terwijl de voerbaas de levende visjes als lokaas overboord gooit, getuigen honderden tonijnen ron dom van het succes van zijn vangst manié op de aanwezigheid van tonijn. Slechts 70 van de 140 dagen, die zij vertoefde in de zeocn nabij Australië, viste zij werkelijk. Ondanks alles ving zij nog 125 000 k.g. tonijn met een waarde \an f70.000. Van die 125 ton ving zij er 29 in minder dan vier uur tijds nabij de kust van Nieuw-Zuid- Wales. De resultaten en bevindingen van de Senibua" openden de ogen der Australische vissers. Velen hunner richtten hun boten in voor de tonijn vangst. Een Amerikaans zakenman (thans woonachtig in Australië) kwam zo onder de indruk van de to- nijnmogclijkhcden nabij het Vijfde Werelddeel, dat hij een Australische werf opdracht gaf om naar Amm-i- kaans model een tonijnklipper te bou wen. In 1952 kwam dc „Fair Venture" (zo heet het schip) in de vaart, Jfot kapitein benoemde de Amerikaan een lid van de bemanning der „Senibua", John Hill, de man aan wie ik vroeg of het lampara-licht afkomstig was van •plin Hill is zeer tevreden over de I resultaten van zijn „Fair Venture". J Andere vissers gaan ons al naboot sen, vertelde hij. Vroeger visten de mannen hier met haken zonder aas, neen, met haken met kunstaas veertjes en stukjes aluminiumblad Nu vist men met andere haken met dubbele weerhaken, verduidelijkt John "en die geven meer resultaat. Onze lijnen zijn 15 tot 35 meter lang. De Japanners hebben lijnen die veie ma len zo lang zijn als de onzeEn hier in Australië vangen we de tonijn op een prikje. De Amerikanen moe ten reizen van 2000 tot 3000 kilometer maken aleer ze bij dc visgronden zijn. Koelruimen en bergplaatsen voor pro viand zijn nodig Maar wij vissen onder de kust. We zijn vóór donker thuis. En onze vangst is gewogen, ge sorteerd en betaald vóór zonsopgang... Geen visserslatijn! Vergankelijkheid is een onweer sprekelijk kenmerk van ons leven, dat zich over een luttel aantal ja ren uitstrekt, en van onze wereld, die uiterst langzaam maar uiterst zéker veroudert. Sinds tientallen eeuwen - of reeds langer1 - zoeken mensen hartstochtelijk naar materiële en geestelijke duurzaamheid. Dit blijkt uit resten van oude Culturen: tempels, paleizen, scher ven en stenen met lettertekens, grafkamers en pyramiden. maar niet minder uit talloze boeken, mo numenten. porti etten en foto's van een nabij verleden. Zal onze cultuur en techniek over vijf duizend jaar nog sporen in de geschiedenis hebben achter gelaten? Loont het de moeite de resten van onze eeuw zorgvuldig te bewaren? In steeds sneller tempo worden gebruiksvoorwerpen, ma chines. gebouwen „afgeschreven" en in handen van de sloper gege ven Een niet te stuiten stroom van nieuwe vindingen en metho den veroorzaakt, dat vroegere, van enkele jaren of zelfs van enkele maanden geleden, „afgedaan" hebben. Plaats nu reeds een aan tal exemplaren van „moderne meubelen auto's, vliegtuigen, boe ken. films in een museum! Met ze kerheid valt te voorzeggen, dat zij spoedig historische bezienswaar digheden zullen zijn Niet minder sterk blijkt het ge brek aan duurzaamheid ten aan zien van godsdienstige, geestelijke en morele opvattingen. Een groot aantal mensen, uit kerkelijke en niet-kerkelijke krin gen. is zich hiervan niet bewust. Dit ligt voor de hand Men mag nu eenmaal niet eisen of verwach ten, dat IEDER mens zich inge spannen rekenschap geeft van de vele beslissende en bijkomstige verschuivingen in de geestelijke wereld. Slechts enkelen hebben hiervoor de benodigde aanleg en energie Zelfs deze „experts" ko komen veelal niet verder dan een waarneming en een beschrijving van een toestand, die bezig is te verdwijnen. Aanwijzen van nieuwe wegen, doelbewust duurzame geestelijke, morele en culturele vernieuwingen scheppen, ligt zelden binnen ons bereik Bovendien is het twijfel achtig. wanneer iemand de ovcr- Woord van Bezinning tuiging van zichzelf of van znn groep als de enig juiste aanprijst. Dit wekt onwillekeurig dc inch uk van eigenwijsheid en fanatisme Duurzaamheid, vooral van gees telijke krachten en bezittingen, moet zich in de loop der jaren - of liever, in de reeks van vele eeu wen - bewij/en. Opvattingen, pres taties. algemeen aanvaarde idealen en verwachtingen blijken later - evenals bepaalde kunstwei ken - waardeloos te zijn. En omgekeerd! Van de Christenen - in welke kerk of groep ook - mag verlangd worden, dat zij oog hebben voor de vTaag, of hun getuigenis, per soonlijk en gezamenlijk, in woord en daad, houdbaar zal ztjn. Wij mogen dankbaar zijn voor de diepgaande, kritische bezin ning en de vastbeslotenheid waar mee duizenden Christenen, in Eu ropa en in andere werelddelen, het Evangelie in vormen van deze tijd hoorbaar en zichtbaar trachten te maken Zal het echter mogelijk blijken te zijn de Kerk - in meest ruime zin - niet slechts als een besloten verzamelplaats van gelijk gezinden maar ook als werk- en gesprekscentrum voor de cultuur en dc techniek, van deze tijd en van de komende generaties, te handhaven? Tegen de onafwendbare vergan kelijkheid van onze materiele en geestelijke wereld in zoek ik mijn houvast in het bijbels getuigenis van Jezus Christus die „blijft". Zijn duurzaam Rijk zie ik met verlangen en vreugde tegemoet. Deze houding wekt ontegenzeg gelijk de schijn, dat ik kortzichtig en verbeten wil vasthouden aan een verouderd „geloof". Het feit. dat tallozen in voorbije eeuwen op hetzelfde fundament hun leven, hun cultuur en hun toekomst hebben gebouwd, „bewijst" voor anderen en voor mij nog niet. dat Jezus Christus en Zijn Evangelie inderdaad duurzaam is. Ternau wernood ligt hierin een aanbeve ling het getuigenis van een eeu wenoude kerk. in deze tijd. te aan vaarden. Veeleer geeft deze om standigheid bij velen aanleiding een gereserveerde of afwijkende houding aan te nemen. In zeker opzicht hebben zij ge lijk. Want de duurzaamheid van het bijbels getuigenis aangaande Jezus Christus zal moeten BLIJ KEN. Wie weet hoe spoedig! Wie weet. na hoeveel lange eeuwen van gespannen wachten! P L. SCHOONHEIM Predikant voor het Bijzonder Kerkewerk van de Hervorm de Gemeente te Leiden. it „Zwemmende goudmijnen" ir Het veilingweien vormt een belangrijk onderdeel van het dagelijks arbeidsproces in Leidens omgeving. Hoe veel kilo's groenten en bloemen er jaarlijks naar de veilingen getransporteerd worden, weten wij niet, maar dat er talloze mannen zijn, die in zo'n jaar hun schuiten erheen bomen", weten wij wèl. Hier ziet U een van hen tijdens zi/n zware arbeid, die hij niettemin met genoegen verricht in het besef, dat hij er de voedselvoorziening van ons land mee staande houdt. (Foto Will Elselln, Rijswijk) een school kleine vis. Happen en vre ten doen ze, dat het een lust is! Dc tonijnen beslaan een oppervlakte van ruim 2 Hectare en wegen met elkaar stellig een millioen kilogram. Ver weg, op de achtergrond, zie ik de vuur toren van Greep Cape, Dan gaan de lijnen in zee. Stevige knuisten houden de hengels vast en tonijn na tonijn wordt binnengehaald. Iedere vis weegt engie kilo's' Dat telt snel aan. Intussen zijn twee andere mannen bezig om met lange stokken het water in beroering te brengen. Dat windt de vissen op en brengt hen (nieuwgierig?) naar de oppervlakte. Telkens weer gooit de „voerbaas" een partijtje levend aas over boord. Dc tonijn hapt best. ook in het haakje aan de hengel! John Hill glimlacht tevreden. •Ie kunt tonijn ook wel met netton vangen, zegt hij. Maar net of hengel, 7.0'n school tonijnen is een „zwem mend goudmijntje". „Ik hoorde" zegt John „dat de Hollanders hun geluk op de tonijn willen gaan prohe ren bij Nieuw-t.uinea. Is dat waar?" .Us ik bevestigend knik* .vervolgt John: „Verstandig Idee, ook daar zijn van die goudmijntjes \oor liet leeg scheppen te vinden. Verstandig Idee!" Tot besluit Tot dusverre wordt de tonijnvisserij op commerciële basis alleen be dreven nabij de kusten van Nieuw-Zuid-Wales. Ook elders in dc wateren nabij Australië komt de tonijn echter in nnn of meer grote hoeveel heden voor. Dat in Noord-Australie nog geen sprake is van een „tonijn industrie", is te wijten aan de omstan digheden, dat daar de transport- en inblikmoeilijkhcden groter en nog niet opgelost zijn. Exemplaren van 100 a ISO kilo Voorts Is er omtrent het leven der tonijnen nog betrekkelijk weinig be kend. Waar dc vis heen trekt om kuit te schieten, weet men niet. Zodra men het wel weet, kan men daar gaan vissen, want een drachtige tonijn be reikt een gewicht van 100 tot 150 kilo gram. Zulke zware dieren zijn gevan gen en zetten zoden aan de dijk. Geen wonder, dat wetenschap en practijk schouder aan schouder werken om zo veel doenlijk omtrent de „nieuwe vis" te weten te komen. 9000 hg. in een kwartier De aanwezigheid van zo» eel nog niet Xiistralische kusten geeft de vissers daar te lande reden om met vertron- wen de toekomst tegemoet te gaan. De tonijn kan een goede dollar-verdie ner »vorden. Hjj biedt grote mogelijk heden voor de voedselvoorziening. Misschien ook kunnen immigranten in de tonijn een goede boterham vin den. John Hill grinnikt, als ik dit zeg. Lr gaat heus niets boven tonjjii voor •■en echte \issermiui Als je die vissen ziet. klopt je tikkertje wat sneller. Denk eens aan. in het vorige seizoen \ing een enkel sehlp negenduizend kilogram tonijn binnen een kwartier tijrls! Dat is een mooi zoödje, boy. Als je dat aan de haas brengt, zit er een extra'!je in! Heus. die tonjjnenscholen (lat zun zwemmende goudmijntjes..^ Vissen met levend aas Een zestal dier schepen Is uitge rust met tanks voor levend aas. De Amerikaanse - op de Fi-ji- Eilanden gestationneerde - tonijnklip per „Senibua" bracht de methode om met levend aas te vissen in zwang. In '49 maakte dat schip 'n proeftocht om de Australische wateren op tonijn te onderzoeken. De „Senibua" had te kampen met slecht weer. Bovendien toetste zij dc wateren beoosten Tas- Gewapend met lange bamboe stokken ranselen de twee mannen links op de foto het zee-oppervlak, waardoor de nieuwsgierig gewor den tonijnen naar boven komen en zich gemakkelijk laten verschalken door de beide hengelaars ter rech terzijde, die daartoe slechts ge bruik behoeven te maken van kunstaas. I rjll'n komen. De vis is uiterst sma- I "'"Ik, dat is buiten kijf. Tonijn 1 «"hakt als kip. Hij leent zich bijzon- I °'r goed om ingeblikt te worden". Roughlcy's woorden waren nog I '*}r kort in druk verschenen of Is rerrees (te Narooma) een con- G'^ifabriekje. Dat was in 1937. De I 'crs u't de streek hadden echter I lu l om tonijnen te verschalken 1 "n gebied, waar zoveel andere ge- I t»n*e v'ssoortcn voor het opschcp- I zw'ommen. Zij concentreerden hun

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1953 | | pagina 5