Blanken in het nauw.
oudekerks historie
Bij de machtige Inca-vorst
r
WEKELIJKS BIJVOEGSEL van hel LEIDSCll DAGBLAD - ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1953 - Pagina 2
Bewogen Leven XXXIV!
Strijders voor Christus en het leven
Daar vroren ze dan, dicht bij de sneeuwtoppen van het meest woeste gebergte ter
wereld! Een ijzige koude zonk in hun ledematen en deed hun paarden rillen
Zij legden vuren aan van dood gras en struiken, die zij moesten halen van de boom
grens beneden.
Er kwam een Indiaan in hun kamp, die hun glimlachend vroeg waar ze bleven.
De Inca verwachtte hen. De boodschapper had geschenken bij zich: lama's.
Nu moesten ze toch haast maken
Benny Johnson, hei 11-jarige
loontje van de officiële stadsom
roeper van Hastings in Sussex,
doet hier zijn best zijn vader
(rechts) te overschreeuwen. Zijn
vader is de houder reeds vier
jaar van het stadsomroepers
kampioenschap, dat elk jaar in
Engeland wordt bevochten. In het
vorige week-einde kwamen 26 of
ficiële omroepers uit stadjes in
Engeland, Wales en Schotland
tezamen om zich door de wed
strijden heen te schreeuwen.
Johnson kwam weer als nummer
èin uit de strijd.
Vader en zoon aan het werk of:
de appel valt niet ver van de
boomM.a.w. „Jong geleerd,
oud gedaan" of Zoals de ouden
zongen, brullen de jongen"
TONG GELEERD
Met angst in het hort begonnen ze het afdalen.
Overal grijnsden naakte rotsen en diepe kloven
hen tegen. Die spraken tot hen: „Ha, je kwam hier
om goud en je vindt hier je graf!"
Een boodschapper, die Pizarro naar do Inca had ge
zonden, kwam mistroostig terug. Men had hem niet eens
bij de vorst toegelaten. En het leger van de Inca was
zo talrijk, dat men vanuit de hergen het einde er niet
van kon zien. Het lag gelegerd bij Caxamalca, enigo dag
reizen ver!
De enige die de moed niet verloor was Francisco
Pizarro. Hij was inplaats van avonturier, opeens zende
ling geworden. Niet zo iemand als Bonifaclus die in het
uur van zijn dood zich niet verdedigen wilde. Nee:
Pizarro werd op éénmaal een zendeling die zijn huid héél
duur verkspen zou!
Hij sprak zijn manschappen toe Hij sprak van een
God Die hen zeker bij zou staan. Zij waren immers op
een Kruistocht! Zij baanden toch een weg door de wil
dernis voor Christus-Koning!
Hoog het kruis dan!
Priesters baden, een vuur kwam er in de licht ontvlam
bare harten, die afstand gedaan hadden van het goud
In de ure der benauwenis en opeens soldaten waren ge
worden van hun kerk. Nu konden de ontberingen hen
toch alleen maar louteren? Nu waren do ontberingen
boete!
Groot waren de moeilijkheden van de kleine schaar,
die zo moeizaam het pad naar de vruchtbare velden van
Caxamalca vond.
Eindelijk, op de zevende dag zagen ze, over de donkere
bossen heen. de lachende velden van Caxamalca. De
heuvels om de stad baadden zich in gouden licht!
Prachtig uitgestrekt lagen de velden daar, ten bewijze
van de nijverheid van de bewoners uit de streek.
Achter de grauwe welden en achter de stad waren
dampstralen "zichtbaar. Daar lagen dus de warme bron
nen waarin de Inca zijn koninklijk lichaam ging baden
om nog meer kracht te krijgen. Alsof hij nog niet sterk
genoeg was!
Zie toch eens. op de hellingen der heuvels waren dui
zenden witte vlokken te zien: tenten en nog eens tenten.
De kleine groep van Pizarro bleef staan. Zij. een handje
vol. konden het toch niet opnemen tegen deze tiendui
zenden! Maar wat dan? Aan teruggaan viel niet te
denken
Er was maar één kleine kans het leven er af te bren
gen; die kans lag slechté in roekeloze moed. Zij moesten
andere wezens schijnen dan zij daar beneden. Dat waren
zij ook. want zij droegen Christus In het hart en wilden
Hem prediken daar beneden, tussen die tienduizenden
armzaligen!
Voordat ze in snelle marsen naar beneden gingen sprak
Pizarro zijn manschappen toe. Hij had een soldatenhart
en wist hen te treffen. Zij hadden met de Heer der Heer
scharen een verbond gesloten. Voor hen had zelfs de
dood zijn prikkel verloren! Voorwaarts dan onder het
Kruis
In drie afdelingen ging de groep naar beneden, In
slagorde bereikte men de verlaten stad. Dat was op de
15c November van het jaar 1532, des middags omstreeks
4 uur. Zij hadden tijd noch lust de hoge beschaving van
dit Inca-volk te bewonderen. Zij rukten op tegen de
heidenen die hen naar het leven stonden.
Een dreigende onwecrslucht kwam opzetten. De drei
ging duurde niet lang. Eensklaps barstte het onweer los
met daverend rumoer! De hoge bergen achter hen weer
kaatsten het bol-bolderende dreunen vele keren; hagel
stenen zo groot als duiveneieren vielen neer - zelfs in de
vlakte werd het ijzig koud.
Pizarro zag hot aan. Wat betekende dit natuurgeweld
vergeleken bij wat hun van de mens te wachten stond?
Onmiddellijk na de bui zond hij 35 ruiters af, onder
commando van de Soto en van zijn broer Hernando.
Zij moesten hun opwachting bij de Inca maken en hun
ogen en oren goed de kost geven.
Do Indiaanse krijgers stonden vóór hun tenten. Hun
speren hadden ze in de grond gestoken. Hun kleine
ogen gingen van verbazing ver open staan toen ze de
kleine schare blanken In razende vaart, op héél vreemd
soortige dieren, zagen naderen, met wapengekletter en
trompetgeschal.
Snel als de wervelwind galoppeerde de stoet in do rich
ting van de brug, die over oen brede, doch ondiepe rivier
was. Die rivier beschermde het kamp, doch de vreemde
lingen wierpen zich met hun rijdieren in de stroom en
galoppeerden weldra naar het punt waar de Inca zich
bevond. Niemand van do vreemdelingen had de brug go-
Hcrnando reed met nog een paar anderen naar da
plek waar de Inca zat De Inca zat namelijk, en
was omgeven door rijkgeklede edelen en enkelo
hofdames.
Hij zat op een laag stoeltje. Achter hem waren konink
lijke gebouwen, naast hem stonden de edelen, eerbiedig
zwijgend, ieder op de plaats die hem volgens zijn rang of
stand toekwam.
ZOALS DE OUDEN ZONGEN
Er heersten zo ongeveer dezelfde wetten als aan do
hoven der blanken.
Het zal een ieder van mijn lezers duidelijk zijn, dat het
schouwspel de Indianen zeer ongewoon was! Witge-
zichten, op zonderlinge dieren, en zonderlinge kleren, met
wapens waaromtrent de wonderlijkste geruchten gingen.
Ondanks dit alles liet niemand een spoor van nieuws
gierigheid blijken.
Hernando Pizarro maakte een diepe, eerbiedige buiging
voor de Inca, die daar zat in koninklijke rust, de karmo
zijnen Corla, het teken van zijn waardigheid, op zijn
hoofd.
Hernando Pizarro sprak tot de Inca, r-ittend In het
zadel. Met grote eerbied sprak hy over Koning Karei, dc
machtigste vorst achter het grote water, die gehoord
had van de strijd die de Inca moest strijden en die
Francisco Pizarro met een klein gevolg had gezonden
om de Inca steun aan te biedenén liet ware Geloof
te brengen!
Hernando Pizarro sprak tot de Inca en toen hjj van
het „Ware Geloof" sprak rees zijn stem.
Hernando Pizarro nodigde de Inca uit om zijn broer
te bezoeken dlo belangrijke berichten van zijn Koning
had!
Allen zwegen na zyn fanfare. Een eigenaardige span
ning ontstond, die zelfs dc paarden nerveus maakte.
Hernando keek naar het gezicht van de Inca, daarna
naar zijn tolk Fclipplo.
Tenslotte zei een der edellieden: „Het Is goed".
Wat was goed? Er was niets goed. Opnieuw brandde
Hernando los. Hij kwam van zijn broer, en die
was gezonden door de machtigste vorst van over
het water. Koning Karei bood de Inca zijn steun aan
Hernando vroeg met klom of de Inca hom porsoonlijk
wilde antwoorden!
Dat docd de Inca. Hij. de machtige vorst van het Inn-
rijk. zou morgen met zijn gevolg bij de legeraan\o?rj;r
komen. Vandaag was hij in de vasten. Morgen zou bij c;
blanken zijn bevelen geven. Tot zo lang moesten ze gm
wonen in de openbaro gebouwen aan het marktplein.
had men hem e*.
aar de vurige strijd-
Do Inca had gesproken. Ileel eve
blik van bewondering zien werpen n
hengst van dc Soto.
Deze, dc beate ruiter van do kleine groep, gaf zijn rn<
de sporen, liet hem als een wervelwind in do rnmll»
vliegen, gaf een staaltje van rijkunst waarbij zelfs de
Spanjaarden vergaten waar ze waren. In pijlsnelle galoj
joeg liij tenslotte recht op de Inca in.
Op het laatste moment bracht hij zijn dier tot stilsüni,
twee meter vóór de vorst, die zelfs geen ooglid had b~
wogon. Men zegt, dat de edelen die vrees hadden
toond, de volgende morgen heel vroeg werden terecht-
gesteld.
In de doodstille stad betrokken de blanken de gebouw;:.
Allen waren somber gestemd. Allen voelden de senj-
duwen van dc dood reeds om zich, behalve Pizar.w
Dc zon was ondergegaan. De sterren waren gekenw
met de duisternis. Even talrijk als do sterren wsièj
de kampvuren op de heuvels.
Pizarro bedacht een list. Hij riep zijn manschappen tj
elkaar en wees hun op de ernst van de toestand.
Zij hadden de roeping om dit Inca-volk tot het Chr>
tendom te brengen. Zij mochten het morgen dus r.>:
verliezen. De Inca zou morgen komen, natuurlijk nut
een lijfwacht van duizenden, doch zij zouden hem n/:
Gods Hulp gevangen nemen.
Een ieder kreeg zijn taak. Morgen zouden het str:
zijn voor Christus en voor het leven!
REIN BROUWT?.
EEN ONDERDAK VOOR SPAANSE SOLDATEN TIJDENS
FLITS UIT I HET BELEG VAN LEIDEN
HET MIDDELEEUWSE SLOT „GROOT POELGEEST"
vorige) tot slotvoogd aan en voor
zagen hem van voorraden en krijgs
behoeften. Zijn Hoekse aard ver
loochende zich echter niet en hU
stelde zijn kasteel open voor de
Hoeken, die het versterkten en tot
een ultvalspunt voor hun plannen
maakten.
Zij wilden een aanslag doen op
de Zijlpoort, waartoe het sein zou
ziln het in brand steken van het
Huis ter Wading. Dit huis ver-
tie van Gent eer hU zijn goederen
weer terug kreeg (1570).
Intussen had het kasteel tijdens
het Leidse beleg in 1573 en 1574
onderdak verschaft aan Spaanse
soldaten, die het gedeeltelijk had
den gesloopt. Wellicht vonden ook
de soldaten van de Engelse kolonel
Chester in 1576 hier een onderdak,
toen zij na de terugtocht der Span
jaarden ln Koudekerk als troepen
van de Prins gelegerd waren.
gen werden verkocht, maar zijn
zoon trachtte later de koop onge
daan te maken en begon hierover
te procederen. Deze Gerrit van
Poelgeest was de laatste van zijn
geslacht en overleed ln 1713 in Den
Bosch als Majoor van de Cavalerie.
Met zijn dood eindigde dit proces.
Daar er geen mannelijke nakome
lingen waren, verviel het leen nu
aan de Staten van Holland. Het
kasteel kwam ln het bezit van de
EVEN TEN OOSTEN van de Hervormde Kerlc
van Koudekerk, op de plaats waar Lage- en Hoge-
waard elkaar ontmoeten, trekt een eilandje, gesierd
door een klein torentje temidden van welig groeiend
houtgewas, de aandacht vcm de voorbijganger. Het
ziet er nog goed verzorgd uit ondanks zijn kennelijke
ouderdom, maar dat is te danken aan het feit, dat het
in 1933 door de zorgen van Rijksmonumentenzorg gron
dig werd gerestaureerd. Daarvoor was het een afbrok
kelende ruine, die een schamele herinnering vormde
aan de eens zo machtige burcht „Groot Poelgeest".
t Huis Groot Tcrlozrst
„Groot Poelgeest" te Koudekerk
in het jaar. 1730.
Wellicht omstreeks het midden
van dc 13de eeuw bouwde een on
bekend edelman hier een zwaar
kasteel, rondom door water oince-
ren. Mogelijk was dit een der leden
van de familie Oudshoorn en
heette dit kasteel oorspronkelijk
„Huis-te-Hoorne". Niet onmogelijk
is. dat het toen niet tegenover de
Westelijke punt van de Hogewaard
stond zoals nu, maar op de West
punt daarvan en dat de Lntteke-
of Lagewaardse Rijn toen een an
dere loop had, achter dit kasteel
Zeker ls dit alles niet. Wel ls
zeker, dat het ln 1326 van eigenaar
«as veranderd en toebehoorde aan
Dirk van Poelgeest. Heer van
Hoogmade. Hij was een aanzienlijk
heer met tal van bezittingen in
Hoogmade. Esselijker- en Heer
Jacobswoude, maar ondanks dat
zocht hij in deze rumoerige tijden
de bescherming van de landsheer
en droeg zijn bezittingen in 1326
op aan Graaf Willem II van Hol
land, van wie hi) ze wederom in
leen ontving. Sindsdien bleef het
Huls Poelgeest leenroerig aan de
Graaflijkheid van Holland.
Het was een uitgesterkte bezit
ting ter grootte van 18 morgen
met 43 achterlenen, die leenroerig
aan dit huis waren, mede verkre
gen door de aankoop van de heer
lijkheid Koudekerk in 1331 van de
landsheer. Enkele jaren daarna
«omstreeks 13441 overleed Dirk van
Poelgeest en liet zijn bezittingen
na aan zijn zoon Gerrit.
TONEEL VAN DE STRIJD
TUdens de Hoekse en Kabeljauw
se twisten koos Gerrit Van Poel
geest de zijde van Margaretha en
maakte ztch daardoor Graaf Wil
lem van Beieren tot vijand, die in
1352 Poelgeest door de Baljuw van
Rijnland met zijn soldaten liet be
legeren. Men kon echter weinig
tegen dit sterke kasteel uitrichten
en ln 1354 verzoenden de partijen
zich met elkander. In 1383 overleed
Gerrit en werd door zijn zoon Dirk
opgevolgd. Deze nam deel aan de
strijd tegen de Friezen en werd in
1401 tot ridder geslagen Op de
Jeugdige leeltijd van 49 jaar over
leed hij in 1409 en werd in 1410
door zijn zoon Gerrit opgevolgd.
Hij koos de zijde van Jacoba van
Beljeren, die in 1417 haar vader
was opgevolgd. Het gevolg hiervan
was, dat zijn kasteel tijdens het
beleg van Leiden in 1420 door zijn
tegenstanders stormenderhand werd
Ingenomen en in puin gelegd. Van
Poelgeest zelf was afwezig en ont
ging daardoor het lot van zijn
medebewoners, die ter dood werden
gebracht. Hij vergezelde Jacoba als
een van haar voornaamste raads
lieden op haar zwerftochten. In
ridder geslagen. In 1478 overleed
hU.
Ook tijdens het z.g. Jonker Fran-
senoproer was Poelgeest het toneel
van strijd Ternauwernood was het
weer verrezen, toen de Hoeksen een
aanslag voorbereidden op de stad
Lelden en de Leldenaars daarmede
rekening houdend, stelden Oerrit
van Poelgeest (kleinzoon van de
Het kasteel „Groot
Poelgeest" anno 1953.
Veel is er niet overge
bleven van het trotse
gebouw. In ieder geval
vond de twintigste
eeuwer het nog best de
moeite waard dit restont
te laten restaureren.
brandde, maar de aanslag mislukte
en ln allerijl trokken de Hoeken
zich weer op het Koudekerkse slot
terug. ZIJ worden hierbij op de
voet gevolgd door de Kabeljauwen,
die het beleg voor Poelgeest slaan
en het innemen. Opnieuw gaat het
kasteel in vlammen op (1489).
Ook deze eigenaar overleefde de
strijd, overleed eerst in 1518 en
werd in de koorkapel te Koudekerk
begiaven, waar zijn grafsteen nog
is te zien. Onder zijn zoon i even
eens Gerrit) werd het kasteel weer
herbouwd. Deze overleed in 1549.
HERVORMINGSTIJD
Ook onder zijn kleinzoon ging
het slot weer een rumoerige tijd
tegemoet. Deze had ln 1566 het Ver
bond der Edelen mede ondertekend
en zag zich genoodzaakt bi) de
komst van Al va het land te verla
ten. Hoewel hij het R.K. geloof
trouw bleef, was hi) do partij van
Willem van Oranje toegedaan en
het gevolg daarvan was, dat zijn
bezittingen verbeurd werden ver
klaard. Het duurde tot de Paclfica-
Na dit alles was het kasteel vrij
wel onbewoonbaar Van Poelgeest
zelf woonde ln Den Haag, waar hij
Ontvanger-Generaal en Reken
meester van Holland was. Als
Rooms-Kathollek werd hi) echter
later uit dit ambt gezet, maar bleef
nog enige tijd zitting hebben ln de
Staten-Generaal als vertegenwoor
diger van de Ridderschap. Toen
ook dit eindigde, besloot hij Den
Haag te verlaten en ging over tot
restauratie van zijn voorvaderlijk
kasteel. In 1606 kwam dit werk ge
reed. In de plaats van de middel
eeuwse vesting sierde nu een fraai
huis Koudekcrk's dreven, dat het
midden hield tussen een kasteel en
een buitenplaats. Nog tot 1614 kon
hij hier van zijn bezitting genieten,
in welk jaar hij overleed.
ONDERGANG TEGEMOET
Zijn nakomelingen bleven er
wonen, maar weiden om hun ge
loof meer en meei geweerd. Finan
cieel gingen zi) sterk achteruit en
de kleinzoon overleed ln 1692, tal
van schulden nalatend. Dc bezlttln-
famllie Rlpperda Allda van Schel-
Itngwou. echtgenote van Joan Wil
lem Rlpperda. Heer van Jensema.
bewoonde het huls tot haar dood In
1717. Een rouwbord in de kerk te
Koudekerk houdt haar naam In
herinnering.
Daarna bleef het kasteel onbe
woond, langzamerhand werd het
gesloopt, totdat nog slechts een
der torentjes van de oorspronkelijke
Ingangspoort was overgebleven. Een
tijdlang diende dit nog als gevan
genis voor de gemeente Koudekerk,
maar ook daarvoor had men er
later geen Interesse meer voor.
Toevallig bleef het hier ln een ver-
Seten hoekje staan en werd niet
fgebroken. De tand des tijd»
knaagde er echter aan en veel meer
dan een bouwval was er niet van
over, totdat ln 1933 de algehele
restauratie plaats vond. Sindsdien
prijkt het weer in oude luister, her
inneringen oproepend aan een ver
verleden, een sieraad vormend ln
het oude dorp, dat Koudekerk heet.
J. W. VAN ZWÏETEN.