TIBERIUS
De mees en het glas
„EEN
EENZAAM
MENS"
r
IDEALIST
K
D'
WEKELIJKS BIJVOEGSEL van hel LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 2 MEI 19.13 -Paginal
BEWOGEN LEVEN (XVIII)
j
UITVERKOREN
OF
UITGESTOTEN?
WAT
VERONICA
ZAG.
sn had de vergoding van Keizer Augustus goed voorbereid. Hij zélf
I zou, stervende gezegd hebben: „Klap nu in de handen!" Met andere
I v/oorden: „het stuk is uit, heb ik niet mooi gespeeld". Hij had met een
glimlach en een groet, met brood en spelen, zich bemind gemaakt bij velen.
Zijn lijk werd verbrand op het Marsveld, nadat Senaat en volk hem alle
eer hadden bewezen De Eeuwige Stad had dit verbranden tot een gebeur
tenis gemaakt die ieder tot zijn dood zou heugenVóór de ogen van
duizenden zo goed gelovigen rees er een adelaar uit de vlammen
Wat kon dit anders zijn dan de ziel van de grote Keizer?
De Keizer was dood, lang leve de Keizer! De oude Keizer had het
Keizerrijk gesticht. Zou het bestand zijn tegen de tand des tijds? Of zou het
even spoedig weer verdwijnen als het gekomen was?
De geschiedenis van het Romeinse wereldrijk leert ons zo overdui
delijk hoe sterk in de mens het verlangen naar macht leeft. De geschiedenis
van de mensheid demonstreert ons duizenden keren dat de grootste moor
denaar juist dit verlangen is.
Hoeveel mensen zijn er uit de weg geruimd om de weg vrij te maken
voor een nieuwe Keizer? Niemand weet het.
Hoeveel mensen zijn er ter dood gebracht, zonder vorm van proces, in
dit Romeinse rijk, die geacht werden een gevaar te zijn voor de regerende
vorst? Duizenden'
En dat in een rijk, waarin het recht zo hoog stond aangeschreven
Rust onze hedendaagse cultuur nog niet op de mensenliefde die het
Christendom heeft gepredikt, de schoonheidsidee der Grieken en het rechts
gevoel der Romeinen?
DF Keizer was dood.
In de dagen dat hij nog Octavianus was had een
zekere Tiberius Claudius Nero tegen hem gevochten.
Inziende dat Octavianus onoverwinnelijk was, had hij zich
met hem verzoend
Zijn beeldschone vrouw Livia ednter moest hij afstaan
aan de jonge Keizer. Livia werd Augustus" gemalin, die
hem weldra zou beheersen.
Groot werd haar macht, groter was haar verlangen om
haar kind uit het eerste huwelijk, Tiberius, tot Augustus
opvolger te zien benoemd Dit verlangen was zó fel. dat z!|
voor geen middel terugdeinsde als ze daarmee kon bereiken
dat Augustus' onmiddellyke erfgenamen werden uitgeroeid.
Tiberius werd Keizer! Hij, de burgerlijke, de sombere, du-
meer hield, duizend maal meer van een huiselijke sfeer
dan van de mensonterende gladiatorenspelen. Hoe vrese
lijk heeft de geschiedenis hem veroordeeld. Hoe weinigen
hebben waarlijk getracht hem recht te laten wedervaren.
Hoe goedgunstig is de geschiedenis geweest ten opzichte
van Augustus!
Is hel dan werkelijk waar wat soms wordt beweerd,
dat de mens zichzelf, krachtens zijn eigen levenswil,
plaatst in de groep deruitverkorenenof in de
groep deruitgestotenen
Multatuli zou het typische voorbeeld zijn van iemand,
die zichzelf zou hebben uitgestoten. Daarom kon hg met
wellust schreeuwen naar zijn eigen gehoor: „Publiek ik
veracht U".
Gezelle zou een voorbeeld zgn van iemand die zich
uitverkoren zou hebben gevoeld. Om de uitverkorenen is
een glans, om de uitgestotenen verscheurdheid. Zeker Is
dat vele mensen zich de ene dag uitverkoren gevoelen,
een andere dag uitgestoten.
Op de ene dag gelukt alles, alles loopt mee. op de
andere dag loopt dan ook werkelijk alles tegen. Waarom?
Toeval' Komt dit voort uil ons diepste zélf? Of wordt
hel misschien bepaald buiten
■r TBERIUS zat aan de verkeerde kant.
I Zelfs om zijn allerbeste daden was geen glans. Hoe
U-l heftig heeft hij gewoed tegen de corruptie onder de
Romeinse groten, terwille van het lagere volk. En ondanks
dèt. bracht geen enkele daad hem vrienden!
Hij berispte zijn eigen zoon in het openbaar, omdat die
verslaafd was aan gladiatorenspelen, waarbij massa's men
sen werden gedood.
Tiberius vond deze spelen mensonterend en veroor
zaakte aldus een kloof tussen hem en zijn volk. Hij sprak
zijn minachting uit voor de toneelspelers en mimenspelers.
en bereikte er slechts mee dat deze klasse hem heimelijk
bespotte, uit wraak.
Geniet niet het volk als een conferencier op geestige
wijze solt met een hoogwaardigheidsbekleder? Hebben dui
zenden de lach niet veel liever dan de waarheid? De waar
heid vindt men immers tóch nooit en de mens onderscheidt
zich van het dier. doordat hij kan lachen en huilen Dat
kan de knapste mensaap niet. Laat de mens dan mens zijn
en lachen!
TIBERIUS zat aan de verkeerde kant.
Plotseling kwam er gevaar. Er was een mens in zgn
Rijk die de lieveling werd van het volk. Elk woord
dat hij sprak, elk gebaar dat hij maakte, deed zijn werk:
Gcrmanicus! Zijn nederlagen werden verzwegen, zijn zege
praal werd duizendvoudig vergroot. Hij, de aangenomen
zoon des Keizers, zou een waardig opvolger zijn. Was de
tijd maar daar, dan zou Rome weer bloeien, dan zouden
er weer grote feesten zijn!
De roem van Germanicus groeide voortdurend, het volk
speelde met zijn naam en hij speelde met het volk.
De corrupte adel bouwde zijn hoop op hém
De sluwe Livia, de moeder des Keizers, zag dit alles met
ongerustheid aan. Haar ongerustheid werd angst. Wat
Tiberius ook deed, niets werd tot een zegen. Wat hij aan
raakte werkte verkeerd
Op de 9e October van het jaar 19, stierf Germanicus,
plotseling.
Hij en zijn vrienden waren ervan overtuigd dat men
hem vergiftigd had.
De eenzame Keizer werd na de dood van zijn aange
nomen zoon nog somberder. Met wreedheid zou hij voort
aan zijn vijanden behandelen. Zijn mensenhaat werd ten
en hoog raam, verdeeld in
E lange, smalle vakken. Van
hieruit heb Ik een wijd uit
zicht over weilanden, akkers en
krcupelbos. De zon is juist boven
de horizon gerezen Een blanke
gloed verdrijft de laatste nevels.
Ver weg klinkt het geloei van een
koe. Roerloos staan bomen en
struiken in de tuin rondom dit
oude statige huis.
Mijn twee vrienden, die hier wo
nen, hebben verteld, dat gindse
bomen en boerderijen over de grens
liggen.
Het is een geschenk hier enkele
dagen rust te vinden voor studie
en bezinning. Dankbaar sta ik, on
gestoord, aan het begin van deze
nieuwe dag te kijken.
Tóch mag ik de wereld vol ru
moer en spanning niet vergeten.
Wie zich terugtrekt, bij wijze van
een vlucht, bedriegt zichzelf.
Straks keer je terug naar het „ge
wone" leven. De teleurstelling zal
dubbel groot zijn. wanneer je in de
stilte slechts alléén wil zijn met je
zelf Cn met Je persoonlijke idealen.
Ook hier ben ik een stukje van de
grote wereld. Juist nü mag ik an
deren niet vergeten, dromend mijn
eigen dromen binnen een beperkte
horizont. Hel leven is wijd cn diep.
tot ver over de grenzen van miji\
land.
Zó wordt deze plek een wacht
post, een observatietorcn. Ik zie de
hemelruimte, zonder mij daarin te
verliezen. Ik zie de aarde, de men
sen, licht en donker, gevaar en
vreugde. Ik ben idealist in letter
lijke zin: iemand die ogen en oren
heeft om te zien en te horen. Ik
ben niet alleen toeschouwer of be
schouwer. Ik mag „open" staan
voor de grote cn kleine dingen van
het leven. Het grote maakt mij niet
beangst en het kleine is mij niet
te gering. Alles verdient aandacht,
alles is belangrijk.
Plotseling wordt het mij duide
lijk, dat figuren van bijzonder for
maat: profeten van Israël, aposte
len van Jezus Christus, heiligen en
martelaren, in oneindig hoger be
tekenis. op een uitkijkpost hebben
geslaan.
Hadden zij niet de gave om ver
in het rond te zien, tot achter de
horizont van hun tijd? Tóch ston
den zij in het leven van elke dag.
Eén van de profeten in het Oude
Woord van Bezinning:
Testament vertelt, dat hij tot de
kleine boeren behoorde. Zijn vee
cn zijn boomgaard op de schrale
hellingen van het gebergte cisten
vee! zorg. Een studeerkamer, een
beschutte ruimte, waar hij zich kon
terugtrekken, bezat hij niet. Niet
temin dacht hij dieper na dan me
nige vakgeleerde.
Wat hij „zag" - al peinzende
onder het werk - hield onmiddel
lijk verband met de praktijk cn
bleef niet binnen enge grenzen be
sloten. In zijn afgelegen streek
kwam zelfs de wereldpolitiek onder
zijn aandacht. Door gesprekken
met reizigers, die langs de heirweg
van het gebergte trokken, bleef hij
op de hoogte van het „laatste
nieuws". Dit werd opgenomen en
verwerkt in het grote schema van
denken en bezinning. Het groeide
uit tot bewogenheid oxer het na
derende onheil en tegelijk over de
onwankelbare toekomst van Gods
Rijk, voor Israël en de volken. Zó
werd deze profetenboer een idealist,
een ziener. Hij leefde niet van fan
tasieën, maar in een reële ver
wachting, Hij gaf geen theoretisch
uitgewogen programma, maar een
spontaan getuigenis.
Ik kan voor dit hoge raam. met
het wijde uitzicht tot ver over de
grenzen, niet blijven staan. Het
werk roept en het is nu een dub
bele vreugde te mógen werken,
want ik doe het als „idealist". Ik
heb weer wijde perspectieven ont
dekt. tot achter de horizont van
de weilanden rondom dit oude. sta
tige huis. maar ik zie ze ook in
mijn straat cn in de stad, waar de
huizenblokken, de fabrieken cn de
eindeloze rijen mensen het uitzicht
zo vaak belemmeren. Ook In gees
telijk opzicht.
Ik blijf „idealist". Want het licht
van Christus' stralend Rijk IS ver
schenen aan de horizont.
De Nieuwe Dag rijst! Voor idea
listen en niet-idealisten, voor
Christenen en niet-Christenen.
Voor ieder!
Wees „idealist"! Zie Christus.
Profeet, Martelaar. Overwinnaar,
zeg wat mij betreft: Idealist, met
een werkelijkheidszin en een daad
werkelijke barmhartigheid, als
geen ander.
P. L. SCHOONHEIM.
Predikant v h Bijz. Kerke-
erk
n de Hervormde Ge-
te Leiden.
Hoge Rijndijk 14a
slotte zó groot, dat hij Rome verliet en op het wonder
schone eiland Capri ging wonen.
ER is een legende om deze Tiberius geweven. Volgens
deze legende zou hij melaats geworden zgn. Hij zou
zich. zwaar door deze ziekte aangetast, hebben ver
borgen voor de mensen, daar op Capri. Een vrouw was
er die hem irocht zien. Eén mens had hij bij zich gehou
den, die hem waarlijk liefhad. Het was zijn min, die hem
dus, toen hü nog een zuigeling was, had gevoed.
ZU had haar leven in dienst gesteld van het zijne, en
waakte weer over hem nu hij ongeneeslijk ziek geworden
was.
Op een dag echter hoorde zij een verhaal over een
vreemde profeet met lichtende ogen. die ergens in het
Oosten van het Rijk moest vertoeven en die melaatsen
genezen kon, en blinden, èn lammen
Zijn naam wist ze niet. doch als ze naar het Oosten
reisde zou ze die zeker vernemen, want de wonderen die
hij deed waren groot.
Zij ging naar de Keizer en vertelde hem alles wat ze
had gehoord. En zie zei dat ze naar het Oosten zou gaan.
zo oud als ze was. Want de Wonderdokter zou haar. de
min des Keizers, zeker niet weigeren met haar mee te
O, ze geloofde werkelijk dat het haar gelukken zou die
vreemde dokter te vinden en hem te brengen naar Ti
berius. Zelfs in de sombere ogen van de Keizer kwam
heel even een sprankje hoop. waardoor het gehavende
gezicht begon te lichten. Zij zag het en ging heen.
DE weg was lang, voortdurend waren er geruchten op
haar weg die bevestigden, dat zij de goede richting
had gekozen.
Doch toen zg ui Palestina kwam, was opeens elk spoor
verdwenen.
Men kende daar geen profeet, geen wonderdoener zoals
zij hem beschreef. Men kende daar wel een man die een
gevaar was voor het Romeinse Rijk, een oproerkraaier
dus. Iedereen sprak van hem. Men had geen tijd om haar
te helpen zoeken naar een mens die niet bestond.
Op een dag zag zij een vreemde stoet op haar afko
men. met luid rumoer Romeinse soldaten waren het,
omstuwd door vele Joden. En midden in die tierende
stoet liep een misdadiger, die zijn eigen kruis te dragen
had.
Dc stoel kwam nader.
De mens onder het kruis ging vlak langs haar. Hoe
mager was hü. en hoe dodelük vermoeid. Het zweet
liep langs rijn gezicht. Op zijn hoofd droeg hij een
kroon van doornen, waardoor er bloeddroppels naar
beneden lekten. Zij was geheel vergeten waar ze was
en wie ze was.
Nu was hij tegenover haar. Zij voelde zyn leed. Zij
voelde het in zich. Was dat haar kind dat daar zo lg-
den moest? Wat had hij toch gedaan? Zg deed een
stap naar hem toe. en reikte hem haar hoofddoek, op
dat hg zgn gezicht zou kunnen betten.
Iedereen keek naar haar, honderden ogen, waarin de
haat vlamde, waren op haar gericht.
Zij voelde het niet.
Want plotseling had hij zich opgericht onder het kruis
en haar aangezien.
Zijn ogen zou ze nooit vergeten. In die ogen las zij het
leed der wereld, en een mededogen, zo groot, dat ze er
van huiverde. De stoet drong verder. De mens die haar
had aangezien en haar de doek terug had gegeven
moest verder. Zg had met hem mee willen gaan, want
het was haar of hg haar kende. Doch men drukte haar
opzij en zij verloor hem uit het oog. Het zware kruis
zag ze nog. Daaronder liep hij. Zg moest gaan zitten
aan de kant van de weg. Wat vreemde dingen gebeur
den hier toch. Hij was geen misdadiger en Romeinse
soldaten zouden hem kruisigen.
Zg werd zo moe.
En ze voelde zich opeens zo oud.
EIZER Tiberius keek vanuit zijn paleis naar de wee
die naar zee liep. Al dagen, weken had hij dat ge-
.daan- Hij voelde zich zo ziek. hij had het gevoel
dat hij langzaam stierf terwijl hij nog leefde.
Zou dc profeet nog komen?
Nee. daar kwam Veronica nader, alleen.
Wat was zij oud geworden op deze reis. Slechts een
mens die niet meer hoopt kan zo snel ouder worden. Wat
hoopte zij eens? Dat hij genezen mocht.
En toen begon er plotseling iets in dit zieke gelaat te
truien. Daar naderde een mens die oud geworden was
door hem. Die geleefd had voor hem. om hem te dienen.
hij. die nu toch alle hoop op beterschap moest laten
varen, voelde een vreemde ontroering in zich. Hij was
opeens - et de dood verzoend, die immers toch onher
roepelijk is. Zijn gevoelens gingen uit naar die oude
vrouw Hij voelde hoe zwaar haar teleurstelling was en
besloot Veronica onmiddellijk tot zich te roepen. Haar
nemen3S 20 zwaar' 20u haar die van de schouders
enTdenhare 1"nnentrad 236 hij in haar gezicht zyn dood
Ze had de profeet niet gevonden.
Hij zei vriendelijk dat hij haar zo dankbaar was. om
wat x j°°r hem £edaan had en dat hij met de
dood verzoend was.
stï^6 Keizer moel nog niet sterven", fluisterde zg ang-
Tlberius liet haar vertellen van haar verre, verre rets
Hoe ver was zg nu eigenlyk wel geweest? En was het
overal ordelijk in zijn groot Rijk?
Toen vertelde ze hem van de misdadiger te Jeruzalem
die gekruisigd was en diedie
Ze vertelde van zijn gezicht, van zijn ogen
Ze vertelde dat ze later vernomen had dat hij de pro
feet geweest was die melaatsen had genezen en nu had
den Romeinse soldaten hem gedood! Zij heeft hem nos:
haar doek geleend om zijn gezicht mee te betten. Zie,
?°,ek- dle draagt. Zij neemt hem en spreidt
hem uit voor ae Keizer.. en dan eensklaps welk
wonder gebeurt daar.De ogen van de Keizer gaan
heel ver open. Zgn lippen trillen.
..Veronica", zegt hij. „droeg hü een doornenkroon?"
„Ja. hij droeg een doornenkroon en er waren bloed
droppels op zijn gezicht"
Het gelaat van Christus is in de doek. het staart de
Keizer dwingend aan
..Het is de profeet", zegt Veronica verschrikt Hij ral U
genezen!" En de Keizer, haar horende, wist dat het Won-
der zich aan hem zcu voltrekken. Starend in het gelaat
van Christus, voelde hg dat de „Grote Uitverkorene" .de
Grote Meester", die de mensen hadden uitgestoten, hem
redden zou.
S,ent°^ ,laal oude fen natuurlijke dood
sterven in het jaar 3i en de geschiedschrijver Tacitus laat
ü-ir
EEN goede kennis van ine, een
groot dierenvriend, die in zün
huls al heel wat dieren heeft op
gekweekt en verzorgd, tevens een be
wonderaar cn liefhebber van de na
tuur in al haar vormen, kortom ie
mand die zeer gevoelig is voor het
schone en belangwekkende om hem
heen. deed me eens het volgende ver
haal.
Hij woonde ergens in een mooi af
gelegen landhuis in de duinstreek van
Noord-Holland, waar je cigenlgk al
tijd midden in dc natuur was.
In de wintertijd zorgden hij en zgn
huisgenoten voor de hongerende vo
gels en als het voorjaar kwam, ver
heugden ze zich over de levendige
bedrijvigheid rondom de opgehangen
nestkastjes.
Nu hadden zy tengevolge van het
regelmatig voeren van de mezen een
eeori vriendschap gesloten met een
kleine pimpelmees of een koolmees,
dat weet ik niet meer.
En daai het op vaste tijden setrac-
teerd werd op een of andere lekkernij,
wende het vroiyko kwieke vogeltje
wan zijn verzorgers en legde het alle
schuwheid af Wat bij mezen trou
wens niet zo'n groot wonder is, bru
taatjes als het nu eenmaal zgn.
OP ccn Zondagmorgen echter,
toen dc familie wat erg laat
opstond werd er aan het slaap
kamerraam getikt, niet eventjes en
t>'.i vergissing, nee! het was ccn vln-
I n'6 roffeltje, dat de langslapers ver
baasd naar het raam lokte U raadt
het al. Het was de kleine mees, die
het welletjes vond en het nodig acht
te die luie mensen er eens even op at
tent te maken, dat hola! nu op
gepast! Tot aan dat getik aan het
glas was het verhaal nog volkomen
betrouwbaar, maar de gevolgtrekking,
die de vogelvriend er aan vastknoop
te, raakte kant noch wal. Want ik
kreeg toen een aandoenlijke beschou
wing te horen over het pientere dier
tje. het uitgeslapen vogeltje, dat op
zo'n merkwaardige wijze de mensen
aan hun plicht kwam herinneren.
U begrgpt. dat er toen een heel ge-
spiek is gevolgd, waarin het pro en
contra scherp tegenover elkaar kwa
men te staan, een discussie waarin we
het niet eens werden.
Ik heb meer van die gesprekken ge
had met mensen, die In de dieren,
hun hond, hun kat, hun kanarie, won
deren van scheipzinnlghcid en denk
vermogen zagen.
Van een hondenliefhebbcr of een
kattenvriend kan ik me dat voorstel
len. Zü gaan dagelijks met hun vier
voetige vriend of vriendin om. zien er
honderden uitingen van en zgn licht
geneigd deze te meten met de maten,
die tot het terrein van dc menseiyke
geest behoren En zij weigeren vaak
tegen beter weten in. hun lievelingen
te zien als verstandclgk zeer begrens
de wezens, die handelen volgens een
schema, buiten hetwelk zg zich on
middellijk misplaatst" en „ontred
derd" gevoelen.
NU kan men vragen: „Wat hin
dert het of iemand m een dier
een denkend en met berekening
handelend wezen wenst te zien? Laat
hem z'n plezier! Dat dier wordt er
toch niet minder van!"
DAt laatste moet ik nu juist betwij
felen. Een voorbeeld: Ik weet van
een man, die zyn konyn links en
rechts door het hok schopte, omdat
het hem plotseling beet.
Als deze man geleerd had. zijn ko
nijn te bestuderen, dan had hy met
geduld en belangstelling misschien
de oplossing gevonden voor dit raad
selachtige gedrag van het dier.
Als een voerman zgn paard uit
vloekt. omdat het dier schrikt voor
een stuk flapperend papier op straat
en weigert door te lopen, dan stelt
deze man zgn paard op één lgn met
een denkend mens, die snel kan com
bineren en zich onmiddellgk herstelt,
omdat hg verstandelgk zich snel weet
aan te passen.
En wanneer ik in gen schoolleesboek
(anno 1950! weer de uitdrukking
..wrede moordlust" tegenkom in een
verhaal over een bunzing, een verhaal
van de hand van een schrijver, die al
heel wat dierenvertellingen uit zijn
pen heeft laten vloeien, dan vraag ik
„Zullen we dan nooit ophouden met
in de dieren de deugden en ondeug
den te projecteren, die in werkelijk
heid alleen maar de mens toebeho
ren?".
O die schoolboekjes met hun uit
de duim gezogen verhalen ovei
de dierenwereld, met hun ver
zinsels en hun aperte leugens, waar
het over de natuur gaat! Leugens van
verhaaltjesschryvers, die het dier niet
kennen, die zich nooit de moeite heb
ben getroost, een dier werkelijk echt
en eerlgk te bestuderen. Schrijvers,
die zich niet hebben bevryd van de
onwaarheden, die hun in hun jeugd
zijn ingegoten en die daarop blgven
voortborduren. Nu nog. in onze he
dendaagse tgd, terwijl er toch zoveel
uitstekende lectuur is verschenen,
waarmee iedereen, die maar wil. kan
en hoe al deze marionetten verder
mogen heten Zoete koek, lieve ver
haaltjes. maar met het werkelijke
ken en. wat erger is. ze laten onze
dierenleven hebben ze weinig te ma-
kinderen de dieren zien als in een
lachspiegel, die een verwrongen beeld
geeft.
Ook gaan ze naar de film. „Ha!"
zegt U „de beverfilm van Walt Dis-
herstellen wat hem in z'n jonge jaren
op een foutieve wijze is bygebracht.
Want laten we het maar eerlgk be
kennen. ten opzichte van de natuur,
de levende natuur, zijn we verkeerd
opgevoed en hebben onze meesters en
juffrouwen en leraren ons in de kou
laten staan, ide uitzonderingen, die
ik wel degelük ken. buiten beschou
wing gelaten, maar zij zijn als een
iruppel op een gloeiende plaat
Nu nog lezen onze kinderen over
rhor dc grootmoedige beer. over Ben-
to. een weldenkende hengst, over
Wriemclaartje, Vl3moog, Grgpklauw
ney!" Ja zeker, een prachtige film.
Maar bevatte het gesproken woord,
dat erby werd gegeven, een enkele
verstandige en verantwoorde bijdra
ge tot verrijking van de geest? Flau
we praat was het, die de bioscoopbe
zoekers. wat het dier betreft, even
arm naar huls liet gaan als ze geko
men waren: en dat terwyl het ge
makkelijk andcis had gekund
Wie niet de tijd. d<> lust cn de ech
te belangstelling heeft, om zich in t
dier te verdiepen, die moet er niet
over schrgvcn en er z'n mond over
houden.
REIN BROUWER.
EN nu moet ik met een grote boog
weer terug naar dat pikkende
meesje en die vertederde u-len
den. Ik heb van verschillende kanten
mededelingen ontvangen over vogels,
die verwoed tegen een ruit zaten ic
pikken. Merels, mussen en mezen.
Maar steeds was dat in het voor
jaar. althans in de tijd van het neste
len. Het mooiste vind ik nog altijd
het verhaal over de jachtopziener, die
zon pikkend vogeltje ten einde raad
maar ving en het naar het bos bracht.
Maar terwijl de man nog op de terug
weg was. zat de ruitentikker al hoog
cn breed by het bewuste raam, woe
dender dan ooit! Juist, woedender!
En brengt dit nydige pikken en de
opgezette veren en het hele voorko
men van zo'n diertje ons niet op een
heel ander terrein dan dat van het
lieve verhaaltje van het roodborstje,
dat tegen het glas pikt cn smeekt:
„Laat mij er in. laat mij er In!"
Want zou het ook kunnen zgn. dat
zo'n vogel naar zgn spiegelbeeld pikt.
waarin hij of zg een concurrent ziet.,
een mededinger, die kort cn bondig
moet worden weggejaagd. Zien we de
merels niet verschrikkelijk vechten
met elkaar^1 En kennen we het pluk
haren van de mussen niet?
Zou dusja. laten wc voor
zichtig zijn met een conclusie cn be
denken. hoeveel waarnemingen er wel
nodig zgn, voor we met enige zeker
heid mogen zeggen, wat wc eigenlgk
zien
Duswel waarnemen, altgd
maar kijken naar de dieren en hun
gedragingen Maar eerst de ballast uit
onze kinderjaren en onze schooltijd
overboord'
En nu wie schrijft me eens over
ruitenpikkende vogels?
S. VAN DER ZEE