TIBERIUS De mees en het glas „EEN EENZAAM MENS" r IDEALIST K D' WEKELIJKS BIJVOEGSEL van hel LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 2 MEI 19.13 -Paginal BEWOGEN LEVEN (XVIII) j UITVERKOREN OF UITGESTOTEN? WAT VERONICA ZAG. sn had de vergoding van Keizer Augustus goed voorbereid. Hij zélf I zou, stervende gezegd hebben: „Klap nu in de handen!" Met andere I v/oorden: „het stuk is uit, heb ik niet mooi gespeeld". Hij had met een glimlach en een groet, met brood en spelen, zich bemind gemaakt bij velen. Zijn lijk werd verbrand op het Marsveld, nadat Senaat en volk hem alle eer hadden bewezen De Eeuwige Stad had dit verbranden tot een gebeur tenis gemaakt die ieder tot zijn dood zou heugenVóór de ogen van duizenden zo goed gelovigen rees er een adelaar uit de vlammen Wat kon dit anders zijn dan de ziel van de grote Keizer? De Keizer was dood, lang leve de Keizer! De oude Keizer had het Keizerrijk gesticht. Zou het bestand zijn tegen de tand des tijds? Of zou het even spoedig weer verdwijnen als het gekomen was? De geschiedenis van het Romeinse wereldrijk leert ons zo overdui delijk hoe sterk in de mens het verlangen naar macht leeft. De geschiedenis van de mensheid demonstreert ons duizenden keren dat de grootste moor denaar juist dit verlangen is. Hoeveel mensen zijn er uit de weg geruimd om de weg vrij te maken voor een nieuwe Keizer? Niemand weet het. Hoeveel mensen zijn er ter dood gebracht, zonder vorm van proces, in dit Romeinse rijk, die geacht werden een gevaar te zijn voor de regerende vorst? Duizenden' En dat in een rijk, waarin het recht zo hoog stond aangeschreven Rust onze hedendaagse cultuur nog niet op de mensenliefde die het Christendom heeft gepredikt, de schoonheidsidee der Grieken en het rechts gevoel der Romeinen? DF Keizer was dood. In de dagen dat hij nog Octavianus was had een zekere Tiberius Claudius Nero tegen hem gevochten. Inziende dat Octavianus onoverwinnelijk was, had hij zich met hem verzoend Zijn beeldschone vrouw Livia ednter moest hij afstaan aan de jonge Keizer. Livia werd Augustus" gemalin, die hem weldra zou beheersen. Groot werd haar macht, groter was haar verlangen om haar kind uit het eerste huwelijk, Tiberius, tot Augustus opvolger te zien benoemd Dit verlangen was zó fel. dat z!| voor geen middel terugdeinsde als ze daarmee kon bereiken dat Augustus' onmiddellyke erfgenamen werden uitgeroeid. Tiberius werd Keizer! Hij, de burgerlijke, de sombere, du- meer hield, duizend maal meer van een huiselijke sfeer dan van de mensonterende gladiatorenspelen. Hoe vrese lijk heeft de geschiedenis hem veroordeeld. Hoe weinigen hebben waarlijk getracht hem recht te laten wedervaren. Hoe goedgunstig is de geschiedenis geweest ten opzichte van Augustus! Is hel dan werkelijk waar wat soms wordt beweerd, dat de mens zichzelf, krachtens zijn eigen levenswil, plaatst in de groep deruitverkorenenof in de groep deruitgestotenen Multatuli zou het typische voorbeeld zijn van iemand, die zichzelf zou hebben uitgestoten. Daarom kon hg met wellust schreeuwen naar zijn eigen gehoor: „Publiek ik veracht U". Gezelle zou een voorbeeld zgn van iemand die zich uitverkoren zou hebben gevoeld. Om de uitverkorenen is een glans, om de uitgestotenen verscheurdheid. Zeker Is dat vele mensen zich de ene dag uitverkoren gevoelen, een andere dag uitgestoten. Op de ene dag gelukt alles, alles loopt mee. op de andere dag loopt dan ook werkelijk alles tegen. Waarom? Toeval' Komt dit voort uil ons diepste zélf? Of wordt hel misschien bepaald buiten ■r TBERIUS zat aan de verkeerde kant. I Zelfs om zijn allerbeste daden was geen glans. Hoe U-l heftig heeft hij gewoed tegen de corruptie onder de Romeinse groten, terwille van het lagere volk. En ondanks dèt. bracht geen enkele daad hem vrienden! Hij berispte zijn eigen zoon in het openbaar, omdat die verslaafd was aan gladiatorenspelen, waarbij massa's men sen werden gedood. Tiberius vond deze spelen mensonterend en veroor zaakte aldus een kloof tussen hem en zijn volk. Hij sprak zijn minachting uit voor de toneelspelers en mimenspelers. en bereikte er slechts mee dat deze klasse hem heimelijk bespotte, uit wraak. Geniet niet het volk als een conferencier op geestige wijze solt met een hoogwaardigheidsbekleder? Hebben dui zenden de lach niet veel liever dan de waarheid? De waar heid vindt men immers tóch nooit en de mens onderscheidt zich van het dier. doordat hij kan lachen en huilen Dat kan de knapste mensaap niet. Laat de mens dan mens zijn en lachen! TIBERIUS zat aan de verkeerde kant. Plotseling kwam er gevaar. Er was een mens in zgn Rijk die de lieveling werd van het volk. Elk woord dat hij sprak, elk gebaar dat hij maakte, deed zijn werk: Gcrmanicus! Zijn nederlagen werden verzwegen, zijn zege praal werd duizendvoudig vergroot. Hij, de aangenomen zoon des Keizers, zou een waardig opvolger zijn. Was de tijd maar daar, dan zou Rome weer bloeien, dan zouden er weer grote feesten zijn! De roem van Germanicus groeide voortdurend, het volk speelde met zijn naam en hij speelde met het volk. De corrupte adel bouwde zijn hoop op hém De sluwe Livia, de moeder des Keizers, zag dit alles met ongerustheid aan. Haar ongerustheid werd angst. Wat Tiberius ook deed, niets werd tot een zegen. Wat hij aan raakte werkte verkeerd Op de 9e October van het jaar 19, stierf Germanicus, plotseling. Hij en zijn vrienden waren ervan overtuigd dat men hem vergiftigd had. De eenzame Keizer werd na de dood van zijn aange nomen zoon nog somberder. Met wreedheid zou hij voort aan zijn vijanden behandelen. Zijn mensenhaat werd ten en hoog raam, verdeeld in E lange, smalle vakken. Van hieruit heb Ik een wijd uit zicht over weilanden, akkers en krcupelbos. De zon is juist boven de horizon gerezen Een blanke gloed verdrijft de laatste nevels. Ver weg klinkt het geloei van een koe. Roerloos staan bomen en struiken in de tuin rondom dit oude statige huis. Mijn twee vrienden, die hier wo nen, hebben verteld, dat gindse bomen en boerderijen over de grens liggen. Het is een geschenk hier enkele dagen rust te vinden voor studie en bezinning. Dankbaar sta ik, on gestoord, aan het begin van deze nieuwe dag te kijken. Tóch mag ik de wereld vol ru moer en spanning niet vergeten. Wie zich terugtrekt, bij wijze van een vlucht, bedriegt zichzelf. Straks keer je terug naar het „ge wone" leven. De teleurstelling zal dubbel groot zijn. wanneer je in de stilte slechts alléén wil zijn met je zelf Cn met Je persoonlijke idealen. Ook hier ben ik een stukje van de grote wereld. Juist nü mag ik an deren niet vergeten, dromend mijn eigen dromen binnen een beperkte horizont. Hel leven is wijd cn diep. tot ver over de grenzen van miji\ land. Zó wordt deze plek een wacht post, een observatietorcn. Ik zie de hemelruimte, zonder mij daarin te verliezen. Ik zie de aarde, de men sen, licht en donker, gevaar en vreugde. Ik ben idealist in letter lijke zin: iemand die ogen en oren heeft om te zien en te horen. Ik ben niet alleen toeschouwer of be schouwer. Ik mag „open" staan voor de grote cn kleine dingen van het leven. Het grote maakt mij niet beangst en het kleine is mij niet te gering. Alles verdient aandacht, alles is belangrijk. Plotseling wordt het mij duide lijk, dat figuren van bijzonder for maat: profeten van Israël, aposte len van Jezus Christus, heiligen en martelaren, in oneindig hoger be tekenis. op een uitkijkpost hebben geslaan. Hadden zij niet de gave om ver in het rond te zien, tot achter de horizont van hun tijd? Tóch ston den zij in het leven van elke dag. Eén van de profeten in het Oude Woord van Bezinning: Testament vertelt, dat hij tot de kleine boeren behoorde. Zijn vee cn zijn boomgaard op de schrale hellingen van het gebergte cisten vee! zorg. Een studeerkamer, een beschutte ruimte, waar hij zich kon terugtrekken, bezat hij niet. Niet temin dacht hij dieper na dan me nige vakgeleerde. Wat hij „zag" - al peinzende onder het werk - hield onmiddel lijk verband met de praktijk cn bleef niet binnen enge grenzen be sloten. In zijn afgelegen streek kwam zelfs de wereldpolitiek onder zijn aandacht. Door gesprekken met reizigers, die langs de heirweg van het gebergte trokken, bleef hij op de hoogte van het „laatste nieuws". Dit werd opgenomen en verwerkt in het grote schema van denken en bezinning. Het groeide uit tot bewogenheid oxer het na derende onheil en tegelijk over de onwankelbare toekomst van Gods Rijk, voor Israël en de volken. Zó werd deze profetenboer een idealist, een ziener. Hij leefde niet van fan tasieën, maar in een reële ver wachting, Hij gaf geen theoretisch uitgewogen programma, maar een spontaan getuigenis. Ik kan voor dit hoge raam. met het wijde uitzicht tot ver over de grenzen, niet blijven staan. Het werk roept en het is nu een dub bele vreugde te mógen werken, want ik doe het als „idealist". Ik heb weer wijde perspectieven ont dekt. tot achter de horizont van de weilanden rondom dit oude. sta tige huis. maar ik zie ze ook in mijn straat cn in de stad, waar de huizenblokken, de fabrieken cn de eindeloze rijen mensen het uitzicht zo vaak belemmeren. Ook In gees telijk opzicht. Ik blijf „idealist". Want het licht van Christus' stralend Rijk IS ver schenen aan de horizont. De Nieuwe Dag rijst! Voor idea listen en niet-idealisten, voor Christenen en niet-Christenen. Voor ieder! Wees „idealist"! Zie Christus. Profeet, Martelaar. Overwinnaar, zeg wat mij betreft: Idealist, met een werkelijkheidszin en een daad werkelijke barmhartigheid, als geen ander. P. L. SCHOONHEIM. Predikant v h Bijz. Kerke- erk n de Hervormde Ge- te Leiden. Hoge Rijndijk 14a slotte zó groot, dat hij Rome verliet en op het wonder schone eiland Capri ging wonen. ER is een legende om deze Tiberius geweven. Volgens deze legende zou hij melaats geworden zgn. Hij zou zich. zwaar door deze ziekte aangetast, hebben ver borgen voor de mensen, daar op Capri. Een vrouw was er die hem irocht zien. Eén mens had hij bij zich gehou den, die hem waarlijk liefhad. Het was zijn min, die hem dus, toen hü nog een zuigeling was, had gevoed. ZU had haar leven in dienst gesteld van het zijne, en waakte weer over hem nu hij ongeneeslijk ziek geworden was. Op een dag echter hoorde zij een verhaal over een vreemde profeet met lichtende ogen. die ergens in het Oosten van het Rijk moest vertoeven en die melaatsen genezen kon, en blinden, èn lammen Zijn naam wist ze niet. doch als ze naar het Oosten reisde zou ze die zeker vernemen, want de wonderen die hij deed waren groot. Zij ging naar de Keizer en vertelde hem alles wat ze had gehoord. En zie zei dat ze naar het Oosten zou gaan. zo oud als ze was. Want de Wonderdokter zou haar. de min des Keizers, zeker niet weigeren met haar mee te O, ze geloofde werkelijk dat het haar gelukken zou die vreemde dokter te vinden en hem te brengen naar Ti berius. Zelfs in de sombere ogen van de Keizer kwam heel even een sprankje hoop. waardoor het gehavende gezicht begon te lichten. Zij zag het en ging heen. DE weg was lang, voortdurend waren er geruchten op haar weg die bevestigden, dat zij de goede richting had gekozen. Doch toen zg ui Palestina kwam, was opeens elk spoor verdwenen. Men kende daar geen profeet, geen wonderdoener zoals zij hem beschreef. Men kende daar wel een man die een gevaar was voor het Romeinse Rijk, een oproerkraaier dus. Iedereen sprak van hem. Men had geen tijd om haar te helpen zoeken naar een mens die niet bestond. Op een dag zag zij een vreemde stoet op haar afko men. met luid rumoer Romeinse soldaten waren het, omstuwd door vele Joden. En midden in die tierende stoet liep een misdadiger, die zijn eigen kruis te dragen had. Dc stoel kwam nader. De mens onder het kruis ging vlak langs haar. Hoe mager was hü. en hoe dodelük vermoeid. Het zweet liep langs rijn gezicht. Op zijn hoofd droeg hij een kroon van doornen, waardoor er bloeddroppels naar beneden lekten. Zij was geheel vergeten waar ze was en wie ze was. Nu was hij tegenover haar. Zij voelde zyn leed. Zij voelde het in zich. Was dat haar kind dat daar zo lg- den moest? Wat had hij toch gedaan? Zg deed een stap naar hem toe. en reikte hem haar hoofddoek, op dat hg zgn gezicht zou kunnen betten. Iedereen keek naar haar, honderden ogen, waarin de haat vlamde, waren op haar gericht. Zij voelde het niet. Want plotseling had hij zich opgericht onder het kruis en haar aangezien. Zijn ogen zou ze nooit vergeten. In die ogen las zij het leed der wereld, en een mededogen, zo groot, dat ze er van huiverde. De stoet drong verder. De mens die haar had aangezien en haar de doek terug had gegeven moest verder. Zg had met hem mee willen gaan, want het was haar of hg haar kende. Doch men drukte haar opzij en zij verloor hem uit het oog. Het zware kruis zag ze nog. Daaronder liep hij. Zg moest gaan zitten aan de kant van de weg. Wat vreemde dingen gebeur den hier toch. Hij was geen misdadiger en Romeinse soldaten zouden hem kruisigen. Zg werd zo moe. En ze voelde zich opeens zo oud. EIZER Tiberius keek vanuit zijn paleis naar de wee die naar zee liep. Al dagen, weken had hij dat ge- .daan- Hij voelde zich zo ziek. hij had het gevoel dat hij langzaam stierf terwijl hij nog leefde. Zou dc profeet nog komen? Nee. daar kwam Veronica nader, alleen. Wat was zij oud geworden op deze reis. Slechts een mens die niet meer hoopt kan zo snel ouder worden. Wat hoopte zij eens? Dat hij genezen mocht. En toen begon er plotseling iets in dit zieke gelaat te truien. Daar naderde een mens die oud geworden was door hem. Die geleefd had voor hem. om hem te dienen. hij. die nu toch alle hoop op beterschap moest laten varen, voelde een vreemde ontroering in zich. Hij was opeens - et de dood verzoend, die immers toch onher roepelijk is. Zijn gevoelens gingen uit naar die oude vrouw Hij voelde hoe zwaar haar teleurstelling was en besloot Veronica onmiddellijk tot zich te roepen. Haar nemen3S 20 zwaar' 20u haar die van de schouders enTdenhare 1"nnentrad 236 hij in haar gezicht zyn dood Ze had de profeet niet gevonden. Hij zei vriendelijk dat hij haar zo dankbaar was. om wat x j°°r hem £edaan had en dat hij met de dood verzoend was. stï^6 Keizer moel nog niet sterven", fluisterde zg ang- Tlberius liet haar vertellen van haar verre, verre rets Hoe ver was zg nu eigenlyk wel geweest? En was het overal ordelijk in zijn groot Rijk? Toen vertelde ze hem van de misdadiger te Jeruzalem die gekruisigd was en diedie Ze vertelde van zijn gezicht, van zijn ogen Ze vertelde dat ze later vernomen had dat hij de pro feet geweest was die melaatsen had genezen en nu had den Romeinse soldaten hem gedood! Zij heeft hem nos: haar doek geleend om zijn gezicht mee te betten. Zie, ?°,ek- dle draagt. Zij neemt hem en spreidt hem uit voor ae Keizer.. en dan eensklaps welk wonder gebeurt daar.De ogen van de Keizer gaan heel ver open. Zgn lippen trillen. ..Veronica", zegt hij. „droeg hü een doornenkroon?" „Ja. hij droeg een doornenkroon en er waren bloed droppels op zijn gezicht" Het gelaat van Christus is in de doek. het staart de Keizer dwingend aan ..Het is de profeet", zegt Veronica verschrikt Hij ral U genezen!" En de Keizer, haar horende, wist dat het Won- der zich aan hem zcu voltrekken. Starend in het gelaat van Christus, voelde hg dat de „Grote Uitverkorene" .de Grote Meester", die de mensen hadden uitgestoten, hem redden zou. S,ent°^ ,laal oude fen natuurlijke dood sterven in het jaar 3i en de geschiedschrijver Tacitus laat ü-ir EEN goede kennis van ine, een groot dierenvriend, die in zün huls al heel wat dieren heeft op gekweekt en verzorgd, tevens een be wonderaar cn liefhebber van de na tuur in al haar vormen, kortom ie mand die zeer gevoelig is voor het schone en belangwekkende om hem heen. deed me eens het volgende ver haal. Hij woonde ergens in een mooi af gelegen landhuis in de duinstreek van Noord-Holland, waar je cigenlgk al tijd midden in dc natuur was. In de wintertijd zorgden hij en zgn huisgenoten voor de hongerende vo gels en als het voorjaar kwam, ver heugden ze zich over de levendige bedrijvigheid rondom de opgehangen nestkastjes. Nu hadden zy tengevolge van het regelmatig voeren van de mezen een eeori vriendschap gesloten met een kleine pimpelmees of een koolmees, dat weet ik niet meer. En daai het op vaste tijden setrac- teerd werd op een of andere lekkernij, wende het vroiyko kwieke vogeltje wan zijn verzorgers en legde het alle schuwheid af Wat bij mezen trou wens niet zo'n groot wonder is, bru taatjes als het nu eenmaal zgn. OP ccn Zondagmorgen echter, toen dc familie wat erg laat opstond werd er aan het slaap kamerraam getikt, niet eventjes en t>'.i vergissing, nee! het was ccn vln- I n'6 roffeltje, dat de langslapers ver baasd naar het raam lokte U raadt het al. Het was de kleine mees, die het welletjes vond en het nodig acht te die luie mensen er eens even op at tent te maken, dat hola! nu op gepast! Tot aan dat getik aan het glas was het verhaal nog volkomen betrouwbaar, maar de gevolgtrekking, die de vogelvriend er aan vastknoop te, raakte kant noch wal. Want ik kreeg toen een aandoenlijke beschou wing te horen over het pientere dier tje. het uitgeslapen vogeltje, dat op zo'n merkwaardige wijze de mensen aan hun plicht kwam herinneren. U begrgpt. dat er toen een heel ge- spiek is gevolgd, waarin het pro en contra scherp tegenover elkaar kwa men te staan, een discussie waarin we het niet eens werden. Ik heb meer van die gesprekken ge had met mensen, die In de dieren, hun hond, hun kat, hun kanarie, won deren van scheipzinnlghcid en denk vermogen zagen. Van een hondenliefhebbcr of een kattenvriend kan ik me dat voorstel len. Zü gaan dagelijks met hun vier voetige vriend of vriendin om. zien er honderden uitingen van en zgn licht geneigd deze te meten met de maten, die tot het terrein van dc menseiyke geest behoren En zij weigeren vaak tegen beter weten in. hun lievelingen te zien als verstandclgk zeer begrens de wezens, die handelen volgens een schema, buiten hetwelk zg zich on middellijk misplaatst" en „ontred derd" gevoelen. NU kan men vragen: „Wat hin dert het of iemand m een dier een denkend en met berekening handelend wezen wenst te zien? Laat hem z'n plezier! Dat dier wordt er toch niet minder van!" DAt laatste moet ik nu juist betwij felen. Een voorbeeld: Ik weet van een man, die zyn konyn links en rechts door het hok schopte, omdat het hem plotseling beet. Als deze man geleerd had. zijn ko nijn te bestuderen, dan had hy met geduld en belangstelling misschien de oplossing gevonden voor dit raad selachtige gedrag van het dier. Als een voerman zgn paard uit vloekt. omdat het dier schrikt voor een stuk flapperend papier op straat en weigert door te lopen, dan stelt deze man zgn paard op één lgn met een denkend mens, die snel kan com bineren en zich onmiddellgk herstelt, omdat hg verstandelgk zich snel weet aan te passen. En wanneer ik in gen schoolleesboek (anno 1950! weer de uitdrukking ..wrede moordlust" tegenkom in een verhaal over een bunzing, een verhaal van de hand van een schrijver, die al heel wat dierenvertellingen uit zijn pen heeft laten vloeien, dan vraag ik „Zullen we dan nooit ophouden met in de dieren de deugden en ondeug den te projecteren, die in werkelijk heid alleen maar de mens toebeho ren?". O die schoolboekjes met hun uit de duim gezogen verhalen ovei de dierenwereld, met hun ver zinsels en hun aperte leugens, waar het over de natuur gaat! Leugens van verhaaltjesschryvers, die het dier niet kennen, die zich nooit de moeite heb ben getroost, een dier werkelijk echt en eerlgk te bestuderen. Schrijvers, die zich niet hebben bevryd van de onwaarheden, die hun in hun jeugd zijn ingegoten en die daarop blgven voortborduren. Nu nog. in onze he dendaagse tgd, terwijl er toch zoveel uitstekende lectuur is verschenen, waarmee iedereen, die maar wil. kan en hoe al deze marionetten verder mogen heten Zoete koek, lieve ver haaltjes. maar met het werkelijke ken en. wat erger is. ze laten onze dierenleven hebben ze weinig te ma- kinderen de dieren zien als in een lachspiegel, die een verwrongen beeld geeft. Ook gaan ze naar de film. „Ha!" zegt U „de beverfilm van Walt Dis- herstellen wat hem in z'n jonge jaren op een foutieve wijze is bygebracht. Want laten we het maar eerlgk be kennen. ten opzichte van de natuur, de levende natuur, zijn we verkeerd opgevoed en hebben onze meesters en juffrouwen en leraren ons in de kou laten staan, ide uitzonderingen, die ik wel degelük ken. buiten beschou wing gelaten, maar zij zijn als een iruppel op een gloeiende plaat Nu nog lezen onze kinderen over rhor dc grootmoedige beer. over Ben- to. een weldenkende hengst, over Wriemclaartje, Vl3moog, Grgpklauw ney!" Ja zeker, een prachtige film. Maar bevatte het gesproken woord, dat erby werd gegeven, een enkele verstandige en verantwoorde bijdra ge tot verrijking van de geest? Flau we praat was het, die de bioscoopbe zoekers. wat het dier betreft, even arm naar huls liet gaan als ze geko men waren: en dat terwyl het ge makkelijk andcis had gekund Wie niet de tijd. d<> lust cn de ech te belangstelling heeft, om zich in t dier te verdiepen, die moet er niet over schrgvcn en er z'n mond over houden. REIN BROUWER. EN nu moet ik met een grote boog weer terug naar dat pikkende meesje en die vertederde u-len den. Ik heb van verschillende kanten mededelingen ontvangen over vogels, die verwoed tegen een ruit zaten ic pikken. Merels, mussen en mezen. Maar steeds was dat in het voor jaar. althans in de tijd van het neste len. Het mooiste vind ik nog altijd het verhaal over de jachtopziener, die zon pikkend vogeltje ten einde raad maar ving en het naar het bos bracht. Maar terwijl de man nog op de terug weg was. zat de ruitentikker al hoog cn breed by het bewuste raam, woe dender dan ooit! Juist, woedender! En brengt dit nydige pikken en de opgezette veren en het hele voorko men van zo'n diertje ons niet op een heel ander terrein dan dat van het lieve verhaaltje van het roodborstje, dat tegen het glas pikt cn smeekt: „Laat mij er in. laat mij er In!" Want zou het ook kunnen zgn. dat zo'n vogel naar zgn spiegelbeeld pikt. waarin hij of zg een concurrent ziet., een mededinger, die kort cn bondig moet worden weggejaagd. Zien we de merels niet verschrikkelijk vechten met elkaar^1 En kennen we het pluk haren van de mussen niet? Zou dusja. laten wc voor zichtig zijn met een conclusie cn be denken. hoeveel waarnemingen er wel nodig zgn, voor we met enige zeker heid mogen zeggen, wat wc eigenlgk zien Duswel waarnemen, altgd maar kijken naar de dieren en hun gedragingen Maar eerst de ballast uit onze kinderjaren en onze schooltijd overboord' En nu wie schrijft me eens over ruitenpikkende vogels? S. VAN DER ZEE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1953 | | pagina 5