KLIMAAT verandering kuifleeuwerik noordelijk halfrond wordt warmer BEDREIGT IN VER VERSCHIET ONS WERELDDEEL Omvangrijke overstromingen en tóch droogte eens wuifden op spitsbergen de palmen. WEKELIJKS BIJVOEGSEL van hel LEIDSCH DAGBLAD - ZATERDAG 25 APRIL 1953 - Pagina 3 A (Van een bijzondere medewerker^ 11e levende wezens zullen eens van koude sterven, want de temperatuur der aarde daalt gestadig, zo heette het een kwart eeuw geleden nog. Allengs heeft zich echter een ander inzicht baangebroken. Thans weet mer», dat veeleer gerekend moet worden met een warmte- en drooqtecatastrophe, die grote gebieden op aarde, ook in ons werelddeel, in dorre woestenijen zal veranderen. De onheilen, die de atoombom over de mensheid kan brengen, zijn klein en kort van duur vergeleken bij de rampen, die ons bedreigen als gevolg van de klimaatswijziging, die thans bezig is zich op aarde, envooral op het Noordelijk halfrond, te voltrekken. De cijfers en wetenschap pelijke .waarnemingen spreken ten deze een duidelijke taal. Dus is het zaak die feiten onder veler aandacht te brengen. SPITSBERGEN, NU IJSKAST, EENS BROEIKAS De bestudering der aardkorst heeft Beleerd, dat in de |oop dor mjllioenen jaren, die de aarde bestaat, klimaats wijzigingen een belangrijke rol hebben gespeeld, zowel t het uiterlijk der wereld betreft als voor het lot der ...■nshcld. Spitsbergen, thans een ijskast, had eens een ropische plantengroei, getuige de daar aanwezige grote veilheden steenkool. De thans zo droge Sahara was s een bloeiend land. Aardrijkskundigen en weerkun- i2cn hebben dikke, zeer geleerde verhandelingen ge- chreven over de betekenis van het klimaat voor de be- chaving Duidelijk stelden zij in het licht, hoe groot de i van klimaatswijzigingen op de loop van de vingsgcschicdcnis der mensheid is geweest. In grote delen van Europa wisselden in een nog niet o heel erg grijs verleden (naar geologische maatstaf ge- ekend, wel te verstaan) ijstijden en tussen-ijstijden, inplaire en (sub)tr.opische klimaten elkaar enige malen rhtcreen af Als het ijs zich uitbreidde, dreef het de i in Zuidelijke richting voor zich uit. Het „zoog" iscn naar het Noorden, als het zich inkromp. Thans is fiet ijs bezig in te krimpen. Vindt deze inkrim- voortgang. dan zullen de gevolgen in vele opzichten r; onaangenaam zgn. >n zo ernstig vraagstuk mag slechts aan de hand van cijfers en feiten worden behandeld. Daarom willen wij er een aantal opsommen. TEMPERATUREN STIJGEN Sedert t!)nn zijn vooral in de Noord-Atlantische gebie- »n" aanmerkelijke temperatuursveranderingen geregis terd. Een vrijwel algemene stijging der wintertempera- iren «ijst er op. dat wij een warmer klimaat krijgen, e gemiddelde Januari-temperaturen in Midden-Europa ;cgen in onze eeuw met 2° Cel. Groenland en Spitsbergen rrtoonden de meest opvallende temperatuursverande- ngen Een verhoging van 7° Celsius der Januari-tempe- lturen mag immers stellig als belangrijk worden geken- •hetst. Ook uit Rusland. Noord-Amerika en Finland ■ordC cën- stijging der wintertemperaturen gedurende de latste tientallen jaren gemeld. Do periode, waarin land ouw kan worden bedreven, duurt op het ogenblik in 'oorwegen twee weken langer dan in 1900. De boom- rens in Scandinavië Is in de loop dezer eeuw geleidelijk on naar het Noorden verschoven. Op grond van deze cn «ortgelijke feiten kwamen de weerkundigen tot de con- lusic: Het wordt warmer op het Noordelijk halfrond. POOLIJS EN GLETSCHERS SMELTEN Voorts constateerden de mannen der wetenschap nog in Noordelijke richting gaande zeestromen warmer n- zoutrijker zijn geworden. Metingen op verschillende iloatsen In de Noordelijke zeeën brachten aan de dag, dat e temperatuur van het zeewater daar met 2° Cciclus en iet zoutgehalte met 2 °/no zijn toegenomen. Het gevolg van een en ander is geweest, dat het Poolijs leek baar inkromp Het Poolijs is bezig te smelten, ansen stelde in 1895 vast. dat het poolijs een dikte (On 3 65 M:; de Russische poolvorser Sedow mat in 938 nog slechts een dikte van 2.18 meter. Z.AND VOORT - ONDER - ZEE Wat dit betekent, ziet men in. als men voor ogen houdt, t er om en nabij de heide Polen ijsvlakten liggen met I) oppervlakte van ten naaste bij l.ï.OOü.OOO kni2. Zou hei ijs, ilat op Groenland ligi, smelten, dan kwam er oer water vrij dan de Noordzee en do Oostzee thans men bevatten. Gaat dus de smelting van het poolijs nier (en er zijn nog geen aanwijzingen, dat zulks niet 1 geval is), dan zullen de oceanen en zeeën zo grote itertoevloeden moeten verwerken, dat hun peil met tot veertig meter zou stijgen. Dit beteken, dat tal van laaggelegen delen der vastelanden en eilanden door de zee zullen worden verzwolgen. Amsterdam en Den Haag zullen tot verdronken steden worden op de bodem der zee. Niet langer zal het heten: Zandvoort of Scheve- ningen aan Zee, maar Zandvoort of Sclieveningen onder Zee Niet alleen het poolijs is bezig te smelten, ook de „eeuwige" sneeuw en het „eeuwige" ijs in de hooggeberg ten vertonen duidelijk de inwerking der zich voltrek kende klimaatswijziging. Vrijwel overal, waar eeuwige sneeuw en ijs te vinden zijn tin de Alpen, in de Rockey Mountains, In de Cordilleras do los Andes, in de Hima laya. in de Pyreneeën, op de gletschers van Spitsbergen en op de hellingen van de Kilimandsjaro in tropisch tempo verder, dan zullen over anderhalve eeuw druiven en ander ooft kunnen worden verbouwd, waar nu nog een „eeuwig" sneeuw- en ijslandschap té vinden is. De Mont Blanc en zijn wit-gemutste kornuiten zullen dan van sneeuw- tot wijnbergen zijn geworden! OP DE DUUR: TOENEMENDE DROOGTE De inkrimping van het poolijs zal wij wezen er reeds op een stijging van het zeeniveau en do ver zwelging van vruchtbare landstreken met zich brengen. Maar de verdwijning der gletschers zal tot heel andere, niet minder belangrijke gevolgen leiden. Immers, de Vruchtbaarheid van een gebied wordt in aanzienlijke mate bepaald door de hoeveelheid water, die zich daar bevindt. Tal van grote rvieren i in Europa, de Po. de Rijn de Donau, de Rhone en andere) zijn voor een belangrijk deel „smeltwaterrivieren". Dat wil zeggen Zij danken hun water aan de periodieke smelting van sneeuw en ijs in de bergen. In de zomer is 25 G van het Rijnwater gletscherwater. Bij de Donau ligt dit percentage welhaast dubbel zo hoog. Zijn er geen gletschers meer die smeltwater leveren, dan zullen dus tal van, min of meer grote, rivieren tot periodiek droge of smalle stroompjes worden. Het verkeer zou daarvan een grote belemmering onder vinden. Een voorproefje beleefde men in October 1951 in Duitsland, toen Ingevolge de droogte de waterstand zo was gezakt, dat schepen, die via de Elbe naar Berlijn voeren, slechts in halve last konden varen. Maar ook in Afrika) heeft men in onze eeuw duidelijk een inkrim ping van het met sneeuw en ijs bedekte oppervlak kun nen constateren. Kort vóór 1900 begon deze Inkrimping. In de laatste twintig jaren vond zij in versneld tempo plaats. VAN SNEEUW TOT WIJNBERG Een Beiers geoloog, professor Dr Schmidt—Thome, kwam op grond van nauwgezette gletschcrmetingen tot de slotsom, dat In onze eeuw het gezamenlijk oppervlak der Alpengletschers met 20 G Is afgenomen. De oorzaak hiervan is de geleidelijke temperatuurstijging. Gaat de afsmelting der gletschers in het huidige (versnelde) Nu nog sneeuw, i/s en rotsen, moor hoe zal het in de toekomst worden. ander opzicht zou het uitblijven van het smeltwater voor sommige delen van Europa noodlottig worden Duitsland, Noord-Itallë en de Donaulanden zouden te kampen krij gen met droogte, onvruchtbaarheid, steppevorming, ziek te. dood cn (mode hierdoor) ontvolking. De grondwaterstand zou eveneens dalen. Trouwens, deze daling is hier en daar reeds merkbaar geworden Bovenstaande foto van het Dovre gebergte in Centraal-Noorwegen illustreert de grilligheid van de aardkorst. door de gestegen temperaturen en de geringer geworden sneeuwval in de winter, welke verschijnselen veroorzaken dat de aarde meer vocht afgeeft. Bovendien hebben de kanalisatie (recht-trekkingi van tal van beken en ri vieren, alsmede de drooglegging van moerassige streken het hare bijgedragen om het uitdrogingsproces (met als gevolg daling van de grondwaterstand i in de hand te werken. In dit opzicht heeft ook de overmatig sterke houtkap, die in sommige Europese landen voorkwam (en voorkomt), stimulerend gewerkt. WATERVERBRUIK 13 ZO GROOT .ALS IN 1900 Bij dit alles komt, dat het waterverbruik in deze eeuw kolossaal is toegenomen. Alleen voor huishoudelijke doel einden reeds is het verbruik van Water thans vijftien maal zo groot in West-Europa als in 1900. De industrie verbruikt eveneens heel veel water. Om een ton ijzer uit erts te winnen, zijn 15 M3. water nodig en om uit steen kool een ton cokes te verkrijgen nog altijd minstens 5 M3. Recentelijk nog liet een steenkool-deskundige in het Ruhrgebied zich in deze uit. dat de tijd kan komen, waarin water duurder zal zijn dan steenkooL De thans als het ware in voorbereiding zijnde droogte kan dus zo wel voor de landbouw en het huiselijk leven als voor de industrie uiterst bedenkelijke gevolgen met zich brengen. Het is een schrale troost, dat op de Mont Blanc en andere (huidige) sneeuwbergen later een aantal wijnbou wers misschien een goed bestaan zal kunnen vinden. Water is belangrijker dan wijn' De nadelen van de ver dwijning der poolijskappen en der gletschers wegen heel wat zwaarder dan de (betrekkelijk) kleine voordelen, die er hier en daar het gevolg van zullen zijn. VERKLARING DER SYMPTOMEN Hoe kunnen de hier kort geschetste verschijnselen worden verklaard? De geléerden breken zich sedert vele jaren het hoofd over deze vraag. Uiterst nauwgezet be studeerden zij de luchtdruk, de winden, de ijsbergen en andere meteorologische en oceanologische verschijnselen. Dit alles bracht hen tot hot Inzicht, dat het „warmer worden" in eerste instantie moet worden verklaard door een versterkte lichteirculatie op aarde. Wijzigingen en verschuivingen der gebieden van hoge en lage luchtdruk, zomede versterkte luchttoevoer uit de Zuidelijke regio nen (dus meer Zuidenwind!) maakten, dat er meer lucht In Noordelijke streken belandde, In tweede instantie (dus om die wijzigingen, die „eerste oorzaak") te verklaren, denkt men aan een verschuiving der aardas, waardoor het warm te-effect der zonnestraling op aarde groter wordt en de temperatuur dus stijgt. Een uiteindelijke, algemeen als juist erkende, verkla ring ls evenwel tot dusver niet gevonden. Heel veel waarnemingen zullen nog moeten worden gedaan (ook in do gebieden bg de Zuidpool, alvorens een wetenschappe lijk ten volle verantwoorde verklaring zal kunnen wor den gegeven van de - behoudens te eniger tijd optredende tegenkrachten - langzaam naderende warmte-eatastrophe. Intussen, hoe boeiend het moge zgn om te vorsen naar de verklaring van het naderende onheil, hit vooruitzicht van wat ons nageslacht en een gelukkig nog zeer ver verwijderde toekomst te wachten staat, is allesbchalv e boelend. Zelfs de overweging, dat men aan de hand van de zich thans (in onze tijd) manifesterende klimaatswij ziging het standpunt zou kunnen verdedigen, dat Hanni- bals beroemde tocht over de Alpen wellicht niet veel anders was dan een goed-georganiscerde militaire mars bij opwekkende lente- of herfstweer instede van een zware tocht over gletschers cn besneeuwde passen kan ons niet verzoenen met het vooruitzicht der grote bedrei gingen, die de huidige temperat uursstijging, zo zij aan houdt) voor de mens in zich sluit. (NADRUK VERBODEN) -trh Kijkjes in de Natuur -|EN AANTAL, Jaren geleden, het was - nog voo^ de laatste oorlog, was er J een Nederlands weekblad, dat er n aardige gèwoohte óp nahield. Wanneer Iemand zich namelgk bui- (ngewooo had onderscheiden of zich ter verdienstelijk had gemaakt, werd e e persoon namens de directie van 51 bind een taart thuisgestuurd en trd zgn of haar naam eervol vermeld. Hieraan moest Ik onlangs denken. een drietal Jongens bg mg aan- f'ae om me een vogel te brengen, die 'aarschijnlijk door een ongeluk niet '-er kon vliegen Ik dacht- .Stel je °f. dat lk er ook zon bakkerijtje op kon houden en dat ik. als het zo te kwam. ook eens zon smakelijke nprestatie kon leveren." Want Ik vind het toch maar buiten- oon aardig van zulke knapen en het erg- sympathiek aan. dat ze zich moeite Retroosten. soms een halve d al te sjouwen, om een ongelukkig "eitje af te leveren Een gebaicje was er werkelijk op z'n plaats geweest, wie echter even doordenkt, zal wel Snjpen dat er aan die tractcerderij i» gevaarlijke kant zit en dat de vogels allerminst mee Rediend zouden zijr. ant vöor een hepeald soort snaken zou dergelnke ohilanthrople ongekende onbegrensde perspectieven openen (ratal in het voorjaar, als dc oroc-d- .ivite't van de vogels aan alle kantcr. opleeft. Nee dus toch maar niet doen. Ik bepaal me meestal alleen maar tot een babbeltje met de Jonge dierenvrienden en een vriendelijk bedankje. Daarmee is de kous voor hen dan af. hoewel ze als ze erom vragen, altijd mogen terugko men. om te kijken hoe hun vondeling het maakt. Op deze wijze kun Je soms heel aar dige contacten leggen met jeugdige natuurliefhebbers en je komt ook nog wel eens wat aan de weet. lk heb dat voor en na in mijn wekclgksc stuk ken verwerkt en ik zal nog stof ge noeg hebben, om er in de volgende ge bruik van te maken. WAT NU die drie Jongens betreft, hun namen weet ik niet. maar ik vermeld het drietal toch met ere. Mochten ze dit lezen, dan we .en ze met een, dat hun vogel uitstekend terecht is gekomen. Het was een kuifleeuwerik. Wat er met hem aan de hand was, weet lk niet. maar na een dag of twee man keerde hij niets meer Hit dribbelde op leeuwerikmanier In ons grote hok rond at en dronk normaal en ging al beter (liegen Zelfs liet hij zn geluid horen a! had dat niet zoveel te betekenen. En omdat eer leeuwerik een tamelijk rustige vogel Is. had lk ln onze huissamer een heel gemakkelijke observatiepost, van waar uit Ik zijn doen en laten goed kon waarnemen. Daarbij viel mij op. dat het dier de meeste tjjd op de grond zat of rende (want ze lopen als op wieltjes, zo snel) of scharrelde en dat hg de aarde met si)n flinke spitse snavel voortdurend ondersteboven werkte, op de manier van kippen en andere hoenders. Deze wijze van doen is verklaarbaar. De leeuwerik is van huis uit een step- penbewoner, dat wil zeggen, hü hoort thuis in vlakke streken met weinig be groeiing, dus in zandvlakte cn op vlakke rotsbodem. Tot ln de woestijnen van Noord-Afrika en West Azië zijn ze te vinden en ook daar moeten ze aan de kost komen, door hun voedsel van de bodem op te pikken, zaden, kevertjes, larven van Insecten en alles wat aan eetbaars voor hun snavel komt. ALS STEPPENVOGELS hebben ze natuurlgk hun grijsbruine kleur meegekregen, die ze uitstekend be schermt tegen gevaar uit de lucht van de zijde der roofvogels. Die schutkleur ls hun enige afweermiddel. Toch zullen er nog genoeg worden gegrepen door de snelle jagers uit de lucht, hoewel er leder Jaar toch maar weer leeuwe riken zijn. We moeten deze kuifleeuwerik niet verwarren met de veldleeuwerik. De eerste zie Je ook wel eens op het veld. maar hij houdt toch niet van begroei de bodem De veld- of akkcrlecuwcrik wel. Dat ls de zanger, die boven het koren uitstijgt en de ganse dag niet anders schijnt te doen dan zingen en tierelieren en al maar hoger klimmen in de zomerlucht. Beide leeuw eiiken hebben een ty- En wat nu de voorkeur van onze pisch kenmerk, namelgk een opvallend kuifleeuwerik betreft, die gaat meest uit lange nagel aan hun achtertecn. naar kale opslagplaatsen, waar loodsen staan, en naar stationsemplacementen, waar ook al niet veel moois is te be leven. Hoe ze in zo n dorre woesteng aan de kost komen, ls me een raadsel, maar een feit is. dat je ze er altgd ziet. Ziin er dan nog stallen in de buurt en op de grond wat resten van paardenmest dan zijn deze zaadliefhebbers helemaal ln hun sas. En zo kennen de bewoners van de grote steden ze ook wel, die onopval lende dribbelende vogels, die altijd net op het nippertje voor een fiets weten uit te wijken. Onopvallend, schrgf lk. Ja. een leeuwerik kan niet concurreren met een vink of een roodborst wat kleur en tekening betreft, maar toch kan ik u verzekeren, dat hij. in de hand bekeken, in z'n bruine en griize tinten nog een hele serie mooie schakeringen vertoont. Nu zou ik nog een hele boei over hem kunnen vertellen, want lk heb hem zo echt op m'n gemak kunnen bestuderen, maar dc drie tongens willen het vervolg van de geschiedenis horen. Die is gauw verteld. Ik heb onze gekruifde vriend in een stevig papieren zak ie gedaan daarin kan een kleine vogel zich nooit bezeren!) en ben naar buiten gefietst, naar een stuk bouwland. Daar heb ik hem opgegooid en ik heb nog een poos staan kgken naar z'n gescharrel. HU was omniddeligk thuis, sprong op een kluitje aarde, schudde zich de veren, riep een paar keer „krieuw krleuwl" en vloogals een gezonde kuifleeuwerik. En nu gaat de bel Aannemeéén groenvink I VAN DER ZEE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1953 | | pagina 9