Augustus
Demonen
'trrVJIsy II
D
schonk mij het
leven!
Een klei
WEKELIJKS BIJVOEGSEL van Iwl LEIDSCII DAGBLAD - ZATERDAG 25 ArilIL 1955 - Pagina 1
sproeien.
WILL EISELIN
Hef is een zegen daf er nog de lieve I
dametjes zijn met haar keurige nylon' DB ^jji
en op maat getailleerde conlectie-man DB
'elpakjes aan hoè versterken ze chax
mant het aesthetisch welbehagen va; fln -jtfj
de wandelaar HHB
^:K8CSctc8cScK80S<S<9C8<3<SK^<«QS<*<^orC^^^
OMS zie ik weer duidelijk voor
me - bepaalde beelden uit een film
werken nu eenmaal lang na - hoe
talloze bewoners van Bali, ondanks
liun (uiterlijki hoogstaande cul
tuur. in de greep van onzichtbare
machten gevangen zijn
In het begin van de film. en
eveneens aan het einde, zegt de
stem door de luidspreker terecht:
„Eiland der demonen
Kunstig gesneden monsterbeel-
den - grijnzend en tergend, uitpui
lende ogen, wijd geojjende bek. een
vervaarlijke rij tanden - zijn als
het ware de spiegelbeelden van de
gedachten der Balinezen omtrent
de oppermachtige wereld van gees
ten en krachten, die achter de
zichtbare wereld van elke dag ver
borgen zijn.
De volgende morgen, bij het op
staan. dreunt nog het ononderbro
ken rhythme van de gamelan in
mjjn oren. Onvergetelijk is de dans
in de geheimzinnig verlichte tem-
pel. terwijl buiten over bergen,
strand en dorpen de zware sluier
van de nacht ligt gespreid. Een
beklemmende herinnering.
Letterlijk bezeten door een
vreemde, met-menselijke kracht
raakt de danser buiten bewustzijn,
klimt als een aap in de bomen,
kruipt als een dier over de grond,
slaat en trapt om zich heen. nau
welijks door zes sterke mannen in
bedwang te houden.
De nacht duurt eindeloos lang.
De muziek, steeds hetzelfde mo
tief herhalend, zwakker of sterker
wordend, golft voort als de onaf
zienbare deining van de oceaan.
Inderdaad: „Eiland der demo
nen
Ik lees de courant, ik luister
naar nieuwsberichten, ik ga de
straat op. ik kijk rond in de maat
schappij. ik zie naar Oost en West.
naar niet-Christenen en naar
Christenen, ik dwaal door gods
diensten en kerken, ik geef mii re
kenschap van de kleine, gistende
Woord van Bezinning:
wereld in mijzelf Ook daar vind ik
„demonendie ons individueel en
gezamenlijk tyranniseren. Laten zij
minder primitief geconstrueerd
zijn - geen pop of afgodsbeeld van
hout of steen - demonen zyn het!
Geld. machines, drankzucht, soci
aal onrecht, kerkelijke verdeeld
heid. oorlogsdreiging wantrouwen,
schijngeloof, corruptie, angst, ego
isme. woningnood.
Het zou weinig moeite kosten
een gehele pagina te vullen met
namen van talloze westerse of Ne-
_Zo redeneert ook de heer J.
Wagenaar, de beiaardier van het
carillon van de Domtoren te
Utrecht. Momenteel is hibezig
met het „versteken" van de
speeltrommel von het carillon,
een werkje, dat slechts drie maal
per jaar geschiedt. De Domtoren
bezit een prachtig klokkenspel,
dat uit 44 klokken bestaat, waar
van de grootste een doorsnede
heeft van 1.69 M. en de kleinste
een van 0.19 M. De meeste van
deze klokken zijn in de jaren 1664
7665 gegoten door de beroem
de klokkengieters, de gebroeders
Hemony. 's Zaterdagsmorgens, op
Mei-avonden en bij feestelijke
gelegenheden zingt in de open
lantaarn het carillon, dat op
Koninginnedag zi/n nieuwe melo
dieën weer over de stad zal
derlandse of kerkelijke „demo
nen". vlakbij en binnen in ons.
Las ik niet van een overigens
zeer fatsoenlijk mens, die. in dron
kenschap. één van zi.in naaste ver
wanten had gedood? Later wist hij
zich niets meer te herinneren -
een verklaring in volle ernst! -
evenmin als de nachtelijke danser
op Bali, wanneer hij doodmoe uit
de „droom" van bezetenheid ont
waakt.
Zeg niet: ..Dit zal mij in geen
geval overkomen".
Ben ik in staat de een of andere
demon, die onder bepaalde om
standigheden en misschien wel
tegen mijn wil beslag op mO wil
leggen, te weerstaan?
Hoevelen bezwijken, die menen
sterk te staan.
Bali: .Eiland der demonen"?
Neen. dit gebied strekt zich we
reldwijd uit en dringt ook door in
de schijnbaar veilige schuilhoeken
van óns leven.
Staan wij machteloos?
Zullen wij de strijd tegen deze
onzichtbare geestelijke machten
bij voorbaat opgegeven?
Onder geen voorwaarde!
In Christus' dood en overwin
ning te proclameren en in eigen
en Nederland, van alle werelddelen
en van alle mensenlevens, over
wonnen.
Aan ons de taak deze overwm-
nin gte proclameren en in eigen
leven zichtbaar te maken.
P. L. SCHOONHEIM.
Ned Herv predikant voor het
buitenkerkelijke werk te Lelden
Hoge Rijndijk 14a
Leiden is onherroepelijk een stad, waar je van houden gaat
Een stad vol openlijke en verborgen schoonheid: de patriciërshuizen aan het oude
Rapenburg, het silhouet van Pieters- of Hooglandse Kerk, de schilderachtige doorkijkjes
bij grachten of stegen, de pracht der royale, onvolprezen singels: kan iemand daar
gauw genoeg van krijgen
Aan alle kanten voel je bovendien de sfeer der historie: een van der Werff, een
Boerhaave, een van der Does, een Rembrandt of Hildebrand: ze kunnen zó om de
hoek kijken
13 at dit nooit gebeurt - of het moet
bij een 3 October-optocht zijn, maar
dat is toch niet het ware' -, is de enige
deceptie, die ik tijdens het gekuier door
de stad onderga.
Want om nu altijd v/éér naar hel
„top" costuum, dat van iedere man in
ééns een échte heer maakt ol naar dal
moderne „echte" „tweed" jasje te kij
ken, is op den duur erg eentonig.
Nee" dan wisten ze het vroeger beter
gemaakt! Een hoed met pluimen, een
degen op zij, een zwierige sjerp om de
borst - edelheren, die ge nu alleen non
maar in de Lakenhal ziet - verhoogde
ook het aanzien van de stad.
Om op Leiden terug te komen wie daar eenmaal liefde voor heeft, raakt die amou- 3
reuze perikel nimmermeer kwijt. 8
Hij begrijpt volkomen, waarom Amerikanen hier ineens zo kalm rondparaderen Het t
is overigens onverklaarbaar, maar ze vonden onverwacht een ongekende zielerust.
Door even te kijken in zo'n stil Hol e, of te luisteren naar het ijle gekling-klang van het
Carillon, of iets te voelen van de geest der Pelgnmvaders, die nog altijd rondwaart.
Broadway kan hun dat niet geven!
Ze kijken geïnteresseerd naar de ingang van de Universiteit, ze lopen de Hortus in, ze
cirkelen rond en door de dromende Hofjes, ze leren heel wat aan de hand van de onmis-
bare heer Baedeker en er straalt iets van blijde verrassing van hen uit.
Inderdaad, denk ik dan, Leiden is 5
ets héél bijzonders!
Of U dat nu gelooft of niet, kan me
niet schelen: Leiden is bijzonder X'
;-n daarmee uit!
Het heeft een eigen pittoresk karak- p
er, het spreekt een eigen taal, er klopt i,
•en eigen warm hart.
Zeker' het „klein-burgerlijke" is er .0
i>ók en niet zo weinig. 3
Het vindt gelukkig véél zuiver tegen- '6
vicht in de verrukking vdn een sier- 3
ijk geveltje, een stil grachtje of een
•eerlijke speeltuin, waar Leidse kinde- r
en van velerlei generaties hun eerste X
laasje limonade dronken oi hun eerste
■■artje aten.
Veel mag veranderen, maar er zullen
iltijd kostbare plekjes iri ere blijven als
'.it: waar ook onze kindskinderen nog
in moaen genieten!
Bij alle nuchterheid van deze tijd
innen we hun dit graag is 't niet?
FANTASIO
KEIZER AUGUSTUS:
de Verhevene!
j
HET GING
OM EEN
„MENS!"
f e late zomerzon zet de Eeuwige Stad in gloed. Het grote Circus
Maximus ligt te baden in het late licht en werpt een donkere slag
schaduw in de richting van de Mons Palatinus, waarop eens een eenvou
dige Koningshoeve van Romulus' gestaan zou hebben, en zich nu de tempel,
van Apollo verheft, een schepping van de eerste keizer: „Augustus, de
Verhevene".
De zon glimlacht om al dit nieuwe, ook om het oude, hier onmiddellijk
aan grenzend, het Forum Romanum.
Heeft niet de zon alles zien verrijzen in de loop der eeuwen' Heeft zij
zich niet verblijd om de scheppingskracht van dit volk, en ia ze niet schuil
gegaan bij de grote wreedheden die zich voltrokken bij diezelfde gebouwen
zo diep beneden haar? En als ze niet schuil ging, bedreven de mensen hun
wreedheden daar waar zij niet kon schijnen, waar men haar licht had
geweerd: in de Career, de vunzige staatsgevangenis.
Als die eens spreken kon, deze antieke Bastille
De Career spreekt niet en de zon ook niet. Die glimlacht alleen maar.
En nog ook lang niet altijd. Vandaag glimlacht ze. en ze heeft er haar
reden toe. Want in deze millioenenstad, die voor meer dan de helft wordt
bevolkt door slaven, is vandaag een slaaf gered, een mens dus, door
niemand minder dan door de Keizer zelf
DAT de Keizer een hand uitstak om een slaaf te redden,
is dat niet vreemd? Dat de Keizer paltij trok voor
een slaaf, tegen een van zijn vrienden die hem tot een
maaltijd had uitgenodigd, is dat niet nog vreemder? De
Keizer heeft een slaaf het leven gered, en daarmee een
vrije het leven onmogelijk gemaakt! Keizer Augustus, is
dat geen daad van willekeur?
de Via Appia treden zo juist twee slaven uit de
schaduwen der gebouwen. Zij wandelen in de richting der
t.iermen, de badinrichtingen dus. en zijn in zeer druk ge-
spiek. Of beter, de een spreekt met zijn lippen, zijn handen,
zijn ganse wezen, terwijl de ander ongeduldig luistert.
„Onze Keizer is stellig een god." zegt Phylos, een Griek,
met door geestdrift lichtende ogen, tot Claudius, een
Romein.
„Struikel niet over je eigen woorden en vertel me nu
eens rustig wat er met jou is gebeurd. Het schijnt wel
dat de Keizer en de goden je vandaag zeer goed gezind
zijn geweest! Doch ik kan van je verward verhaal niets
begrijpen. Vertel eens rustig en begin bij het begin."
„Nu goed dan. Ik ben een slaaf
„Dat weet ik, ik ook".
„Ja. ik ben een slaaf en je moest eens weten hoe ik mijn
slavernij haat. Nog zie ik mijzelf met witgeverfde voeten
op een stellage staan, ten verkoop aangeboden met 110c
enige anderen. Mijn meisje was er ook bij. Zij bracht
4000 sestertiën op. Ik kon de heraut worgen, die haar
aanbevalik
„Ja ja, dat weet ik nu al lang. Je had de man kunnen
ooden en je meisje heb je nooit weer gezien. En nu heeft
het leven voor jou geen waarde meer. En je m
„Dat dacht ik
„Is het nu anders?"
„Ja. ik ben in de kaken des doods geweest, en de Keizec._
heeft mij gered
„De Keizer persoonlijk toch niet?"
„Ja, de Keizer persoonlijk! Mi), arme slaaf."
„Nu ben ik nieuwsgierig: Dus jij bent met de Keizer
van aangezicht tot aangezicht geweest? Ik neem aan dat
je geen loopje met me neemt!"
„Voel je dan niet hoe me dit alles aangegrepen heeft?"
„Laten we gaan zitten, hier aan de kant van de weg, en
vertel mij alles."
-r E moet dan weten dat de Keizer deze middag bij
I mijn meester, de schatrijke Vedius Polio, zou komen
J eten.
De ganse week al leefden wij in de ban van Zijn komst!
Onze meester dresseerde ons gewoon, opdat wij zouden
weten hoe we ons in het bijzijn van Keizer Augustus had
den te gedragen. Hij Joeg ons ver de provincie in om de
kostelijkste lekkernijen. Mijn meester had de duurste wijn
gekocht die er 111 Rome te krijgen was en de heerlijkste
reebout uit de provincie laten komen. Wij hadden de
volgorde bi] het diner precies in ons hoofd, niemand kon
zich vergissenOlijven, lichte vleesspijzen met pi
kante sausen om de eetlust op te wekken, daarna oesters.
fazanten, zeevis.... wijn in de kostbaarste bokalen
een gebraden hertnoem maar op!
Vedius Polio had mij opgedragen de Keizer onmiddellijk
tegemoet te gaan als hij binnenkwam met een kristallen
schaal waarin water was voor Zijn handen. Hf) leerde
mij precies hoe ik de Keizer naderen moest Kun je be
grijpen dat ik het een grote eer vond de Keizer zo dicht
te mogen naderen?
Zijn oog zou op mij zijn!
Nachten heb Ik liggen woelen in mijn bed.
Wij hadden de Keizer een rustbed bereid dat bekleed was
met het schoonste purper.
Het ogenblik kwam!
Er ging een vreemd beven door ons en het werd doodstil
Voor ons gevoel nog geheel onverwachts trad hij binnen
Ik ging hem tegemoet Claudius, je zult het niet kunnen
geloven, maar toen ik hem binnen zag schrijden wist ik
dat hij een god was. Zó verheven, zó nobelZijn oog
was op mij. Het werd heel licht in mij en het trilde in
mij. De wanden om mi) trilden ook. Ér was geen dood
meer en geen verschrikking. Alles werd heel belangrijk,
alles werd opnieuw geboren. Vaag hoorde ik iets vallen.
Er stroomde water over mijn voeten
„Ik had, vlak voor de Keizer, de schaal laten vallen".
TOEN tot mij doordrong wat er gebeurd was bestierf ik
het haast van schrik. Mijn meester bestierf het haart
van woede. Eerst wilde hij mij slaan, doch hij bedacht
zich H|j begreep, dat slaan geen straf was. Hij gaf be
vel mij voor de roofvissen te werpen, levend, in de vijver
van het huis. De eerste minuten kon ik geen woord uit
brengen. Daarna, toen voor mij opdoemde wat er met
mij gebeuren zou. smeekte ik. in het bijzijn van de Keizer,
om een andere dood, een andere doodstraf.
En toen Claudius, je had erbU moeten zijn, toen ge
beurde het:
Toen gebeurde hel wonder.!
De Keizer, ziende dat mijn meester niet te vermurwen
was, verhief Zijn stem. Nog nooit, zo zeide Hij, had HIJ
gemerkt dat er een slaaf, ook een mens, om zo'n kleinig
heid het leven werd ontnomen en daarom zou hij voor
het ganse volk een voorbeeld stellen, opdat het zou weten
hoe de Keizer dacht.
Zelfs de dode dincen luisterden naar zijn stem, Claudius,
en de kristallen vazen gilden van pijn toen ze door de
slaven van Vedius Polio tegen de grond te pletter werden
gesmeten naar Zijn wil. En er ging een bevel uit van
Hem dat de vijver gedempt zou worden, zodat ook de
roofvissen zouden sterven!
„En dit alles om een slaaf".
„Om een mens!"
„Juist broeder, om een méns!
De Keizer is een god. ik heb het In zijn gezicht gezien.
Zijn gezicht geeft licht!
Eens, als Zijn lichaam wordt verbrand, zal er uit de
vlammen een adelaar opstijgen, die snel ten hemel zal
wieken.
Laten wij nu naar huis gaan, naar onze menselijke plicht.
En vertel het overal: de Keizer Is een god!"
REIN BROUWER
BEWOGEN LEVEN (XVII)
EN HET WONDER GEBEURDE: