Overstromingen in de historie
Terugwinnen wat verloren ging!
GIJ!
BEATRIX 1421 IN BEELD
Stormvloeden teisterden
Zuid-West Holland
„KIND, KAT EN WIEG"
WEKELIJKS BIJVOEGSEL van het LE1DSCH DAGBLAD ZATERDAG 14 FEBRUARI 1953 Pagina 1
AANVALLEN: BESTE VERDEDIGING!
Natuurrampen dwongen tot groter
krachtsinspanning
„HOLLAND": Anonyme houtsnede
uit Seb. Münster „Cosmographia
universalis", Basel 1152.
(Uit: „Drie eeuwen vader
landse geschied-uitbeelding'
door prof. dr H. v. d Waal)
1 rgens in de Alblasserwaard
men zal ze ook elders wel kunnen aantreffen
staan boerenhuizen met ingemetselde gedenkstenen. Op die stenen leest men
„Anno 1740 en Een stond het water aan dezen steen".
En op een tweede steen, in dezelfde muur, „In February 1809 stond het water hier-
teegen."
De eerste steen gaf een waterhoogte aan van ongeveer 4,25 meter, de tweede van ruim
2 meter.
Wanneer men dan bedenkt dat deze boerderij op een der vele woerden langs de
Alblas staat, op de vluchtheuvels dus in dit lage polderland, dan kan men zich eniger
mate voorstellen hoe hoog het water in 1741 heeft gestaan
Het lage land is herhaaldelijk door overstroming geteisterd, een verschijnsel dat velen
er toe bracht hun huizen zo te bouwen dat zij zich bij overstromingen in veiligheid
konden stellen. In oude boerenhofsteden ziet men vensters op ruim 2 meter hoogte aan
gebracht, terwijl elders op de verdieping een aparte buitendeur was aangebracht, waar
langs bij watersnood het vee naar de zolder kon worden gevoerd.
Want hoe goed ook door dijken omgeven, het ingepolderde land - voormalig veen-
moeras - lag een heel eind beneden de zeespiegel en stond dus altijd bloot aan de
bedreiging van hoge vloeden.
WATERSNOOD BIJ WINSCHOTEN (AO 1686). Ets door Jan Luyken bi) J. L. Gottfried,
Historische Kroniek, editie 1698, later gebruikt als illustratie van de St. Elisabethsvloed.
(uit: „Drie eeuwen vaderlandse geschied-uitbeelding" door prof. dr H. van de Waal)
HET Zuid-Westen van ons land heeft in de loop der
eeuwen ontzaglijk veel van stormvloeden te lijden
gehad. Het blijkt wel uit de voorzieningen uit het
begin van onze jaartelling, waarvan de overblijfselen nu
nog getuigen van de strijd der èerste bewoners tegen het
opstuwende water. En ook de machtige dijken zijn de
zwijgende getuigen van deze nooit aflatende dreiging.
Geweldige stormvloeden deden in de loop der eeuwen het
werk van geslachten teloor gaan. Maar steeds ook weer
werd daarna het sein gegeven tot groter krachtsinspanning,
niet slechts om het verloren gegane terrein te heroveren,
maar ook om de erfvijand nog weer verder terug te dringen.
Zo was het na de St. Elizabcthsvloed van 1421, maar ook
na de rampen van 1530 en 1532, waardoor een groot deel
vloeden, die Hollands Noorderkwartier teisterden o.a.
vloeden, die Hollands Noorderkwartier teistterden oa
de Allerheiligenvloed van 1570 en na de overstromingen,
die in het begin van de 16e eeuw Groningerland troffen en
de Dollart een grote uitbreiding gavci
Na de rampspoedige stormvloed van
scheepse verbetering en verzwaring vs..
genomen en na 1916 werd de inpoldering van de Zuiderzee
met grote voortvarendheid doorgezet.
DE geschiedenis van de stormvloeden verhaalt niet
slechts van rampspoed en vernietiging, zij geeft ook
het verslag van de, na iedere stormvloed, als nationale
krachtsinspanning oplaaiende energie van de bewoners der
lage landen.
Het is de geschiedenis van de landaanwinning, het is
tevens de geschiedenis van de voortdurende aanpassing en
verbetering van het productieproces.
Nederland, het land van bedwongen water, werd tevens
het land, waar de wind dienstbaar werd gemaakt om de
gevreesde waterwolf te bedwingen, het land van de water
molen, die men in zijn karakteristieke vorm in het Neder
landse landschap niet kan missen.
De stormvloeden, welke vooral het Zuid-Westen van
het land teisterden, hebben enorme schade berokkend,
onherstelbare verliezen aan mensenlevens, vee en eigen
dommen teweeg gebracht.
In een tijd, dat de hulpverlening niet georganiseerd kon
optreden, zodat er van een leniging van de nood op
nationaal niveau, laat staan van internationaal niveau,
geen sprake kon zijn moest deze schade wel zeer lang
doorwerken. Onder de ecnvoudigen in Zeeland komt men
nu nog namen tegen van vroegere, adellijke geslachten,
die tengevolge van de stormvloeden tot de bedelstaf w er
den gebracht.
WAT cr aan grond verloren ging. kon in vele gevallen
worden teruggewonnen, behalve daar waar de tech
nische hulpmiddelen ontbraken en de financiën niet
toereikend waren om het herstel tot 'n goed einde te brengen.
En wie zou er in de eerste helft van de 16e eeuw het
Verre en ontoegankelijke Zeeland de hand hebber kunnen
reiken in de verbeten worsteling om de destijds rijke koop-
manstad Reimerswaal? De St. Felixvloed van 5 November
1530 ontketende over dit Oostelijk deel van Zuid-Beveland
een catastrofe, waaraan de herinnering nu nog voort leeft
in de volksverhalen: het verhaal van de ondergang van het
kasteel van Lodyke een verhaal dat herinneringen op
roept aan Belsazar.
Het kasteel en zijn brassende en brallende feestvierders
werd verzwolgen. Reimerswaal bleef behouden, al bereikte
het water de wallen.
1551: een Januaristorm, waardoor de stad geteisterd werd.
Zij herstelde zich met moeite van de slagen, maar op
3 November 1555 brak weer de dijk door en nog maar
nauwelijks gedicht, of zwaarder dan ooit, werd Reimerswaal
op 12 Januari 1557 getroffen. En, ondermijnd door het water
een slag, die onherstelbaar was rekte de stad onder
een voortdurende bedreiging haar bestaan.
Tot 1574.
Toen brokkelden de muren af het water drong in de
straten en korte tijd later stortte het stadhuis in, daarna de
kerk en de fraaie kloosters. En om de maat vol te maken
brak een jaar later een brand uit, die grote verwoestingen
aanrichtte.
In 1626 begonnen de nog overgebleven bewoners hun stad
af te breken en in 1643 vertrok de laatste inwoner. In een
tijdsbestek van ruim een eeuw voltrok zich het noodlot over
een van de meest welvarende steden van Zeeland.
SLECHTS vissers zwerven rond op deez' verzwolgen
grond, schaars horend van de stad, die eertijds
hier bestond
De eerste onheilspellende berichten over de ramp die in
de stormnacht van 31 Januari Noord-Beveland zou heb
ben getroffen, hebben gelukkig geen bevestiging gevon
den. Maar deze berichten riepen de herinnering wakker
aan de rampspoeden, die zich in vroeger eeuwen over dit
eiland voltrokken.
Een schier onafgebroken reeks dijkdoorbraken en over
stromingen. Bij iedere stormvloed was Noord-Beveland het
kind van de rekening Totdat het in 1532 geheel werd over
spoeld. Daarmede kwam een einde aan de roemruchte
geschiedenis van de Baronie van Kats. De heren van Kats
waren bepaald geen beste jongens, ruziezoekers, die het
voortdurend met de buren aan de stok hadden en tenge
volge daarvan geen tijd hadden om voldoende aandacht te
besteden aan de grote vijand van het eiland: het water.
In de stormnacht van 2 November 1532 joeg de orkaan
uit het Westen het water over de dijken De bewoners van
Kats namen de vlucht, maar van de andere kant eveneens
door het water verrast, konden velen van hen geen heen
komen vinden. 150 mensen vonden daar de dood in de polven
Geheel Noord-Beveland verzonk en 60 jaar bleef het een
onherbergzaam gebied. Toen kwam langzaam het herstel,
maar de herinnering aan het vreselijke lot dat het eiland in
1532 trof, is levend gebleven: in iedere stormnacht trekken de
mannen van Kats en Colijnsplaat naar de dijk Zij hebben
er ook in de noodlottige stormnacht van vorige week gestaan
en het is zeker aan hun waakzaamheid te danken geweest
dat de zeedijk, waarin de eerste beweging al werd gecon»
stateerd, behouden bleef.
Noord-Beveland werd niet overspoeld!
NEEN, de Zeeuwen gaven het niet spoedig op, maar een
enkele maal moesten zij toegeven, zoals na de St. Eli-
zabethsvloeden van 1404 toen ook de Braakman
ontstond, om thans, 450 jaar later weer bij het land te wor
den gevoegd, en 1421, waardoor de Westpunt van Walcheren
werd weggeslagen.
De Westkappelaars, deze merkwaardige gesloten bevol
kingsgroep, bouwden een dijk ter vervanging van de duinen,
maar in 1530 ging dit bouwwerk bij de St. Felixvloed weer
verloren en liep heel Walcheren onder water.
De zorg voor de dijk dreef de bevolking van Westkapelle
bijeen Zij bouwden en versterkten de zeewering tot een
geducht bolwerk. Een zelfbewust slag mensen, deze West
kappelaars, wier kerktoren door de zee werd verzwolgen,
maar die zich achter de nieuwe dijk aan de voet van hun
vuurtorenmassief als in een burcht zo veilig voelden.
Tot in de vreselijke Octoberdagen van 1944 het aan
stormende geweld niet van de zee, maar van de totale
oorlog de trotse zeewering aan pulver sloeg, West
kapelle verzwolg en Walcheren aan de zee prijs gaf.
Ditmaal geen stormvloed, maar een aanval: in zijn uit
werking heviger en meer verbijsterend dan alle storm
vloeden. waardoor Zeeland in de loop zijner geschiedenis
werd geteisterd. Maar Walcheren herrees en de dijk van
Westkapelle is er weer gebouwd, sterker en robuster
dan ooit!
EN ook nu is de geest om terug te winnen wat verloren
ging in de noodlottige nacht van 31 Januari over een
geheel volk vaardig geworden en wordt de droom van
nieuwe veroveringen op het water misschien tot werkelijk
heid. Want. zoals nu bij de Zeeuws Vlaamse Braakman, die
heroverd wordt, of zoals ook de invreting van de Dollart
in het Groninger land werd teruggewonnen en de Friese
Middelzee werd verdrongen, tot achter het Wad. zo hebben
die Zeeuwse polderjongens het de zee nooit vergeven dat zij
een grote hap uit Schouwen wegvrat en nimmer teruggaf:
naar de legende w ïl omdat de vissers van Westerschouwen
hadden gevangen en weigerden haar aan de
i terug te geven.
En de herinnering daaraan schijnt voort te leven in het
wapen van Schouwen, waarop een meerman en een meer
min op het water zwemmende, elkaar de hand reiken. Nu
is Schouwen, op een klein gedeelte na, overspoeld. Op dit
tragische ogenblik in de veelbewogen geschiedenis van dit
wondermooie eiland groeit het verlangen om de zee ook
hier een krachtiger halt toe te roepen.
IN dit verband moge herinnerd worden aan een woord
van de dijkopzichter van Willem de Zwijger, Andries
Vierlingh, die blijkens een aantekening van dr van Veen
in zijn uitnemende studie „Dredge, drain, reclaim" over
Schouwen zeide: „Wanneer zij de zee in het begin hadden
weerstaan zouden zij hun eiland in stand hebben kunnen
houden. Hoe meer ge u terugtrekt op achter liggende linies,
hoe meer kans de zee krijgt u te bevechten. Getijdsstromen
zijn als groene takken, ge kunt hen bedwingen wanneer ze
nog jong zijn. Zij zijn als ondeugende kinderen, die in hun
jeugd opgevoed moeten worden".
Aanvallen, de beste manier van verdedigen.
Vandaar onze dijken.
Vandaar dat nu de drang sterker wordt de zee verder
terug te dringen. Want deze gedachte laat het Nederlandse
volk, dit volk van vechtende polderjongens en dijken
bouwers, niet meer los. Juist nu niet na de ramp van
31 Januari!
®®®®®®®®®®®®®®S
"N
Woord van Bezinning
Boven de straat hangt een spandoek: „Toon Uw
dankbaarheid, dat Q/J niet getroffen zijt
Vooral „GIJ" valt duidelijk ln het oog.
De talloze fietsers, automobilisten, die bijna onaf
gebroken, in dichte drom. het spandoek passeren,
moeten door deze herinnering aan de collecte voor
het Nationaal Rampenfonds „gepakt" worden.
Je raakt ook niet gemakkelijk los van deze slagzin.
Lange tijd daarna staat nog steeds dat spandoek
met de diepindrlngende woorden vóór je.
Je kunt het niet vergeten.
Je mag het niet vergeten.
Er is nog zoveel hulp nodig.
Inderdaad, nog steeds worden geld en materiaal
bij tonnen tegelijk aangevoerd. Hiermee wordt een
daadwerkelijk meeleven getoond, zoals nog zelden
is voorgekomen
Deze hulpverlening is boven alle lof.
Laat dit echter zo blijven.
„Toon Uw dankbaarheid".
Toch moeten wij bedenken, dat materiële en
financiële hulp, hoe noodzakelijk en prijzenswaardig
deze mag zijn. niet de enige hulp is, die gevraagd
wordt.
Behalve onze portemonnaic en onze klerenkast,
wordt ook onze voorraad geestelijke kracht aange
sproken.
Meeleven gaat een mens immers „niet in de kleren
zitten".
Dat dringt veel dieper door.
Het raakt je persoon, je innerlijk.
Wordt, door de voor tallozen verpletterende slag
van deze ramp, ons denken en ons geloven niet
geteisterd?
Ik denk aan een foto. die enkele dagen geleden
werd gepubliceerd: In de eindeloze watervlakte ligt
een ondergelopen dorp. Huisraad en wrakhout drijven
in de dorpsstraat. Een trieste chaos. Alles ligt dwars
door elkaar Het moet een wanhopig werk zijn hier
weer enige orde te brengen.
Is zo ook ons geestelijk bezit, ons geloofsbezit
voorzover mensen hierbij van „bezit" kunnen spreken
niet op verbijsterende wijze uit elkaar geslagen?
Ach, wij bouwen zo gemakkelijk systemen.
Ook bepaalde uitspraken en gedachten uit de
Bijbel worden door mensen keurig in elkaar gepast,
totdat een sluitend geheel is verkregen. Er is geen
speld tussen te krijgen.
Maar zodra schokkende gebeurtenissen plaatsvin
den, in het groot, zoals op 1 Februari j.lof in de
kleine kring van ons particuliere leven, valt alles in
stukken en brokken uit elkaar.
Op zichzelf is dat niet verontrustend
Het is zelfs mogelijk, dat deze schade winst op
levert Bijvoorbeeld, wanneer wij ontdekken: „Niet
een bepaald systeem maar het Evangelie heeft
blijvende waarde. Onze woorden en onze gedachten
zijn slechts zwakke hulpmiddelen om vorm te geven
aan het wezenlijke en het eigenlijke van deze rijkdom,
die geen mens en geen kerk ooit geheel zal kunnen
omvatten".
Misschien worden wij ons hiervan, juist door de
verschrikkingen van de laatste tijd, des te sterker
bewust.
Laten wij in ieder geval de geestelijke ruïne, die de
ramp heeft aangericht, niet -ergeten!
Niet vergeten, terwille van de talloze slachtoffers,
die met materiële hulp alléén niet geholpen zijn.
Niet vergeten, terwille van onszelf, omdat wij ons
niet moeten verbeelden, met een behoorlijke gift of
met een pakket kleren, van deze ramp „af" te zijn.
Wij mogen, wij moeten over de geestelijke ravage
nadenken, ons bezinnen, worstelen om een antwoord,
dat steekhoudend is, met elkaar, met onszelf, met
God.
Wij zullen het, hiermee minstens zo moeilijk hebben
als de taaie en energieke kerels, die onze dijken
herstellen. Maar dit moet gebeuren! Wij mogen ons
beschikbaar stellen.
„Toon Uw dankbaarheid".
Door materiële en financiële hulp.
Maar laat de geestelijke en morele hulp voor de
slachtoffers, die het wellicht in de komende tijd met
vele tergende „waaroms" nog zwaarder zullen hebben
dan in de dagen vlak na de ramp, niet uitsluitend
aan' specialisten over: kerken of geestelijken.
Doe zelf mee. Spontaan, als vrijwilliger.
Want het raakt U persoonlijk.
Zoals het spandoek mij nadrukkelijk en onverge
telijk heeft voorgehouden: QIJ!
P L SCHOONHEIM,
DE GESCHIEDENIS HERHAALT ZICH!
STORMVLOEDEN hebben herhaaldelijk kunstenaars
geïnspireerd tot beelden van grote bewogenheid.
Zo heeft bijv. het verhaal van het kind in de wieg,
dat tezamen met een kat aan de verdrinkingsdood der St.
Elizabethsvloed zou zijn ontsnapt, sterk tot de verbeelding
gesproken.
Het zal wel nimmer meer gelukken, aldus lezen wij in
„Drie eeuwen vaderlandse geschied-uitbeelding" van prof.
dr H van de Waal, directeur van het Prentenkabinet der
Rijksuniversiteit te Leiden, uit te maken, of dit verhaal,
dat in sommige lezingen met de naam Kinderdijk wordt
verbonden, inderdaad een kern van waarheid bevat.
Het verhaal werd het eerst verhaald door de humanist
Chrysostomus van Napels in diens reisbeschrijving „De situ
et moribus Hollandiae" van 1514. Hij is toen in een schuit
over het verdronken land bij Dordrecht gevaren. Het ver
haal maakt zeer de indruk, door hem bij die gelegenheid
uit de volksmond te zijn opgetekend.
De oudste afbeelding, die wij van dit feit kennen, is nog
ongeveer 60 jaar ouder dan Chrysostomus' geschiedenis
boek Het zijn twee aansluitende voorstellingen, geschilderd
op de buitenkant van twee altaarvleugels, wier binnenzijde
episoden uit het leven der Heilige Elisabeth vertonen. De
panelen van dit Elisabeths-altaarstuk zullen omstreeks 1480
zijn geschilderd.
Het is opmerkelijk, dat de schilder het verhaal van de
kleine Beatrix wel kent, maar het toch weer niet als de
belangrijkste cebeurtenis van zijn onderwerp schijnt te
beschouwen De wieg met kat en kind staat n 1 verloren
in de volte en op zeer kleine schaal geschilderd. Deze
détails vallen hoegenaamd niet op tegenover de talrijke
personen, die op de voorgrond bezig zijn, have en goed te
redden.
Ook uit andere afbeeldingen der 16e en 17e eeuw blijkt,
dat de ramp zelf belangrijker werd geacht dan deze roman
tische episode.
Vele geschiedschrijvers reppen zelfs in het geheel niet
van het voorval: eerst de bekende DordtSe historieschrijver
Matthijs Balen keurde de geschiedenis een plaats waardig
in zijn 1677 verschenen „Beschrijving van Dordrecht":
„In 't Onder-gaan van dien Grooten Waard, kwam aan
drijven een Kind in een Wiece. hebbende tot gezelschap
een kat. en iaakte eyndeling te Dordrecht, werdende 't
voorsz kind Beatrix (dat is. Baete, Baetken, Bate, en bij
verdere toevoeging, Gelukkige) genoemd".
ALS illustratie bij de St. Elisabethsvloed diende een
prent, welke Romein de Hooghe naar ontwerp van
Houbraken had vervaardigd. Het was tenslotte Jan
Luyken, die de eerste duidelijke afbeelding van de situatie
leverde. In een Hollandse bewerking van Gottfried's Histo
rische Kroniek (Leiden 1698), kwam op het jaar 1686 het
v erhaal voor van een watersnood in Groningen, waarbij te
Winschoten eveneens een kind in een wieg was komen aan
drijven. Dit voorval werd door Luyken geïllustreerd men
zie de afbeelding in bijgaand artikel en deze prent werd,
ook al ontbrak de navigerende kat in deze versie in 1754
in de tweede druk van Schrevelius' „Harlemiasopgenomen
als illustratie van het algemeen verhaalde Dordtse feit.
Het verhaal was thans zo zeer ingeburgerd, dat velen zich
erop beroemden af te stammen van de kleine Beatrix van
1421. Zo noteerde de Franse reiziger, markies de Courtan-
vaux, dat hij in 1767 te Rotterdam een heer „Vanderhoeve"
had ontmoet, die zich een afstammeling noemde van het op
wonderbaarlijke wijze geredde kind.
Toch was ook het verzet tegen deze fabelachtige geschied
schrijving geenszins gebroken, en het is stellig veelbeteke
nend, dat Wagenaar in 1750 deze gehele overlevering geen
woord waardig keurde, gelijk ook S. Fokke's bijbehorende
illustratie deze romantische trek blijkt te kunnen missen.
Het zou tot de Romantiek duren, voordat de kunstzinnige
geesten in ons vaderland begrepen, welk een verheven stof
sedert 1514 aan de vergetelheid was ontrukt.
Reyer Hendrik van Someren schreef een dichtstuk in drie
Zangen „De St. Elisabeths Nacht" en er was een litho
graphic bij „van den smaak- en talentvollen heer Backer te
Dordrecht".
Maar..in zijn aantekeningen schreef hij: „Ik heb in mijn
gedicht er de kat afgelaten, als een onpoëtisch wezen..."
Als een van 253 voorstellingen schilderde omstreeks 1855
J. H. Egenberger in melancholieke groene-zeep kleuren het
voorval, waarbij hij, in tegenstelling tot de lithographie bij
van Somcen's gedicht, de volle aandacht besteedde aan de
„onpoëtische, doch heldhaftige kat".
Tot zover zeer in het kort prof. dr Van de Waal.
Doch wie gelezen heeft, dat ook in het jaar 1953 een kind
in wieg met kat kwam aandrijven de geschiedenis her
haalt zich altijd! twijfelt niet meer aan het kindje Beatrix
van 1421!