MET BEGON IN Tl ROL iyO 777" LEIDSCH DAGBLAD - WOENSDAG 31 DECEMBER door ALEID VAN RHIJN r a AN Herr Bösinger heb ik eigenlijk alles ie danken. Ik zal U vertellen waarom en hoe de jaarswisseling van 192S op '26 voor mij een bi/zondere werd: omdat met het overgaan van het oude jaar in het nieuwe, ikzelf langzaam maar zeker begon over te gaan van een vereenzaamd, gedesillusionneerd mens in iemand, die weer hoop en vertrouwen gekregen heeft in zijn naaste. Ik had in '24 een uitvoerig werk geschreven, waarin ik de mensheid richt lijnen gaf voor een ander, een hoger religieus, politiek en maatschappelijk leven, waardoor het mogelijk zou zijn dat alle naties voortaan in vrede met elkaar gingen leven. Maar do ene uitgever na de andere zond mij het manuscript terug. Met dank voor het gestelde ■vertrouwen, enzovoort. Ik schreef Amerikaanse, Franse en Australische uitgevers aan, maar het was vergeefs. En langzaam maakte zich een grote moedeloosheid van me meester. Mijn vrienden bespotten mij om mijn idealen. Sommigen wezen achter mijn rug naar hun hoofd, alsof ik door een waan-idee bezeten was. Gaandeweg maakte de moedeloosheid plaats voor vereenzaming en wrok. De mensheid was dom. En egoïstisch. En mijn stem was die als een roe pende in de woestün. Goed, dan moesten de mensen, dan moesten alle mensen het maar zelf weten. Steeds meer trok ik mi) terug uit m'n kennissenkring. Las in de stilte van mijn studeerkamer de hoofdstukken over van het manuscript, dat ik met mijn hartebloed geschreven had. „Ga een poosje de tnrgen in", advi seerde m'n dokter. ..De vredige natuur daar zal u goed doen. En met nieuwe moed en betere gedachten over de mensen zult u straks het nieuwe Jaar kunnen Ingaan." Ik liet me overreden. EN ZO ARRIVEERDE ik op de dag na Kerstmis in Ellmau. Een klein, liefelijk dorpje, weggescholen aan de voet van het Kaiser Gebirge in Oost- Tiroi. Een oude autobus bracht mij in een half uur van Kufstein naar het Gast hof. waar Frau Hochfilzer me hartelijk welkom heette en me voorstelde aan haar beide flinke dochters. Een paar minuten laler stond ik in m'n slaapkamer, van waaruit ik een prachtig uitzicht had op de ongenaak bare rotsmassieven van de Wilde Kalser. Ik voelde me als deze rotsen. Koud. Ver weg van de bewoonde wereld. En de vriendelijke eenvoud van Frau Hoch filzer en haar dochters maakte mij van b nnen niet warm. Zy waren vriende lijk en hartelijk, och. omdat lk een toerist was, aan wie lots te verdienen vlei. Overdag maakte lk die eerste dagen korte wandelingen ln de omtrek. Ik vermeed te praten met de gemoedelijke dorpsbewoners, en 's avonds zat ik in een stil hoekje van de gezellige gelag kamer, afgezonderd van de andere gas ton die zioh onledig hielden met nadere kennismaking, het doornemen van het wereldgebeuren of een spelletje kaart. Zo sleet lk de laatste dagen van het oude Jaar ais een eenzame in een witte wereld van ongekende rust. De stilte werd sleohts verstoord door het knierpen van een oude wagen door de sneeuw, hot, bulken van een koe ergens in een stal, een hoog opklinkende lach van het skiterrein, dat even buiten het dorp begon, of het amechtig puffen van het stokoude autobusje, dat een paar maal per dag de verbinding tussen Kufstein en Sankt Johann onderhield. Toen brak Oudejaarsdag aan. HET WAS een dag als de vorige. Het was windstil door de beschutting van de ruim 3000 meter hoge berg kam van de Wilde Kaiser De zon stond aan een wolkenloze hemel, cn die nacht was er een nieuw pak sneeuw gevallen, zodat het leek alsof de natuur voor het laatst dat Jaar nog eens haar schoonste, fcestelljkste kleed had opgezocht en aangetrokken. ,.Ik wil vandaag een flink eind de bergen ln", zei ik 's ochtends tegen Frau Hochfilzer. „Een heel mooie tocht ls naar de Gaudeamushütte". antwoordde ze. „U gaat ginds pad op, en dan wijst zich de weg vanzelf. Na een uurtje krijgt U de Wochenbrunn. waar U. als U moe bent. kunt uitrusten en een kop goede thee kunt gebruiken. Wilt U nog verder, dan gaat U naar de Gaudeamushütte. Weer een klein uur lopen. U bent daar "00 meter hoog en hebt daar een prachtig uitzicht op het dal Maar denkt U er wel om: moet niet later dan om twee uur terugkomen, want het wordt gauw donker. Envanavond eten we Wie ner bollen en appelbeignets. Dat mag U niet missen!" Uit de keuken stegen zo vroeg op de dag al de verrukkaslijkste geuren op, die me anders zouden hebben doen water tanden. Maai- onverschillig antwoordde ik, dat Ik nog wel zou zien. Om halftlem ging ik op pad. In het winkeltje, schuin tegenover m'n Gasthof, had ik een alpenstok ge kocht, met een plaatje van Ellmau er op gespijkerd. Een gravuretje in blik, met het dorpskerkje diep in het dal en do Wilde Kalser op de achtergrond. „Grüss Gottl". gToetten opgewekt de dorpelingen, die ik tegenkwam. Ik groette koel terug Met flinke pas sloeg lk het mij aan gewezen pad ln. dat aanvankelijk tussen glooiende sneeuwvelden (welden ln de zomer» liep, maar allengs steiler begon te worden om zich weldra voort te slingeren tussen het eeuwige groen der pijnboom wouden Na een goed uur bereikte ik de keken zij neer op het vredige Tlroler- land. Ik kon me moeilijk het genoegen in denken dat bergbeklimmers slaken, wan neer ze als nietige Insecten boven dui zelingwekkende afgronden geplakt zitten tegen die kale. steile rotsen. Huiverend begon lk de afdaling. Het was opeens veel kouder geworden. En toen ik omkeek waar de zon ge bleven was, zag lk de Fleischbank en eei gedeelte van de Totenklrch'l ln een wat tige wolkenmassa, die langzaam langs de rotswanden naar het dal scheen te zakken. Er was opnieuw een zwaar pak sneeuw op komst, begreep lk. Ik plantte m'n stok stevig ln de sneeuw en verhaastte m'n tred. De wereld zag er opeens veel minder vriendelijk uit. Hoog boven me vloog een grote vogel met langzame, voorname wiekslag. Ge boeid volgde lk hem ln z'n vlucht. Vermoedelijk was het een adelaar, op zoek naar prooi. Toen deed lk een misstap. Ik gleed uit, zakte door m'n linker enkel, voelde een gloeiende pijn door m'n hele been trekken en sloeg tegen de grond. Een ogenblik zat ik verdwaasd en met samengeknepen lippen van de pijn om me heen te kijken. Toen probeerde ik overeind te komen, maar ik had mijn voet nog niet bewogen, of opnieuw snerpte een vlijmende scheut door m'n been. „Gebroken", overwoog ik met schrik, en in een flits zag ik mezelf hier liggen, een hele avond, een ganse nachtJa, hoe lang? Kreunend van pijn onderzocht lk de voet. Ik zag hoe de enkel begon te zwel len. Minstens gekneusd of verzwikt. Nogmaals probeerde lk overeind te komen, maar half flauw van de pijn moest ik ook deze poging opgeven. Daar lag ik. Van de Fleischbank en de Totenklrdh'l was niets meer te zien. De eerste sneeuwvlokken dwarrelden omlaag. Ik voelde dat de kou door mijn kleren drong. Zouden er nog gasten van de Gau deamushütte voorbij komen, op weg naar het dal? Voorzlohtig haalde lk m'n tabakszak en pijp voor de dag en trachtte door roken wat warmer te worden. M'n voet stond ln brand. Zou ik, als er geen hulp kwam, dood- vrlezen vannacht? Of minstens een long ontsteking oplopen? Zwijgend rookte ik m'n pijp. Na ver loop van tijd merkte lk, dat lk me wat behaaglijker ging voelen. Ik werd soe zerig. Doezelde af en toe weg. Met alle geweld verzette ik me tegen dit aangename, moede gevoel, want lk wist dat langzaam de kou zich van me meester ging maken, en dat juist nu slapen levensgevaarlijk zou zijn. Ik hield mezelf wakker door tomeloze haatgedachten tegenover de mensheid. Een diepe, onredelijke haat. Ginds, ln het dal, keerden met het vallen van de avond de mannen huis waarts, om in hun gezellige huisjes by Wochenbrunn, maar daar lk geen spoor van vermoeidheid voelde, besloot lk om Ineens door te lopen naar de Gaudea mushütte. „Grüss Gottl", groette een stokoude man, die om onbegrijpelijke redenen er gens in de stilte van het alpenwoud een boom aan het omhakken was. Met won- dersterke slagen dreef hij zijn blanke bijl ln het verse, geurende hout. IN DE Gaudeamushütte dronk lk een glas gloei?nde grog. Ook schreef lk mijn naam ln het gastenboek. „Koning Albert van Belglé en prins Leopold zijn hier meer dan eens ge weest". vertelde de Wirtin trots. Ze heette Frau Hof er Nee. ze was geen familie van Andreas Hofer, voor zover ze wist. In Tirol waren zoveel Hofers. Na een half uur rusten pakte ik m'n stek en besloot terug te keren. Een ogenblik bleef ik voor de Gau deamushütte staan. De rotsmassieven van de Fleischbank en Totenklrch'l to- renden vlak voor en boven mij omhoog. Zij deden hun naam eer aan. Onaan- I doenlijk, met iets van koude dreiging,, de warme haard te bekomen van kou en vermoeienis. Die Tlrolers waren al niet beter dan de rest van de wereld In gedachten zag lk de huisgezinnen zitten om de tafel. Het gaslicht spreidde een gelige schijn op de gezichten. Straks zouden de schalen, hoog opgetast met Wiener bollen en appelbeignets, rond gaan, en als de wijzers van de klok bijna het middernachtelijk uur zouden aan wijzen. gingen de glazen met dampende kruidenwijn omhoog en wenste men el kaar „Glücklich Neujahr". En niemand bekommerde zich om de eenzame, ginds hoog ln de bergen, die verging van pijn en kou. Ik zag hoe de schemering nadersloop door de kloven tussen de rotsen. Dit was dan het einde van het Jaar. En, met een wrang gevoel voor hu mor bedacht ik dat het lot mijn toestand niet beter had kunnen illustreren. Zoals lk hier lag. eenzaam, van God en men sen verlaten, zo was mijn leven ge worden. Met een onbeheerst gebaar, als om mijn haat tegen de ganse wereld tot uitdruk king te brengen, slingerde ik mijn pijp over het sneeuwpad. Kreunend van de felle pijn, door deze beweging veroor zaakt, zakte lk opzl). Het kon me alle maal opeens niets meer schelen. Een nameloze geestelijke moeheid en onver schilligheid maakte zich van mij mees- TOEN was opeens een gedaante naast me- Iemand boog zich over me heen. Toch nog verschrikt, keek ik op. Het was een man van goed veertig Jaar. Ar- ultroep te hebben. „Pardon!", Met hl) er onmiddellijk op volgen. Hl) haalde even diep adem< Het leek wel of hy erg geschrokken was van myn tuimeling. Ik hoorde hem hügend adem halen. Toen, beheerst, vroeg hy of ik me pyn gedaan had. Ik schudde van nee, en daarop sukkel den we weer verder. De sneeuwvlokken dwarrelden nu Jach tig om ons heen. De toppen van de pyn- bomen bewogen ln een langzaam opko mende wind. Myn metgezel vervolgde zyn verhaal. Hy had een manier van vertellen, die ontzagiyk boeide. Meer en meer raakte myn pyn op de achtergrond. Of laat ik het zo zeggen: lk constateerde de pyn zonder er onder te ïyden. Het verhaal kwam hierop neer, dat hy. allang verliefd op het meisje, na een minuut of tien ophield met spelen, haar handen warmde, vervolgens haar tegen zich aandrukte en ten alotte vroeg zyn vrouw te worden. Tpen opeens ontdekten ze tot hun schrik dat het mlddernachteiyk uur al moedig maar met een zekere zwier ge kleed. „Wat ls hier aan de hand?", vroeg hy. Ik vertelde hem in 't kort van myn ongeval. Ik zag dat de rechtermouw van zyn Jas leeg was. „Oorlogsinvalide", over woog ik onverschillig. Onhandig betastte hy met z'n linker hand m'n enkel. Scheurde hierna moei zaam een reep van zyn geruite over hemd, legde er wat sneeuw op en ver bond, met myn hulp, m'n pyniyke en kel. „Verstuikt", zei hy. „U kunt hier niet blijven. Er komt veel sneeuw. Misschien wel een sneeuwstórm. U moet proberen te lopen. Vooruit!" Dit laatste zei hy enigszins ongeduldig. Hoewel lk half bulten westen raakte ïn de pyn, liet lk me door hem over eind helpen. „Houdt u me maar aan m'n linker schouder vast. Needéze." Steunend op zyn linkerschouder liep ik voetje voor voetje naast hem voort. De pijn was haast niet te harden. Na twintig meter stond ik stil en zei hem maar zonder my verder te gaan. Hy keek me strak aan. Toen sloeg hy myn arm om z'n schou der en dwong me verder te gaan. „Het is Oudejaarsdag", zei hy. „Merk waardige dag Vooral voor mij. Omdat op die ene OudejaarsdagEnfin, laat ik u die geschiedenis vertellen. Ik was nog maar pas afgestudeerd rechten en woonde ln een klein dorp- Je by Wenen Rössüngen heette het. Een klein gat. Maar onvergelykeiyk mooi. Een paar honderd Inwoners. Boeren mensen. Middenin het dorp stond een kerkje. En de koster van dat kerkje had een dochter. Een pracht meisje- Ik had haar al een paar maal ontmoet. Ze was zeer ontwikkeld. Had op een kostschool ge gaan. Het was Oudejaarsavond, en ik kreeg die avond opeens zin om wat op het oude kerkorgel te spelen. Het was al elf uur geweest,. Ik belde by de koster aan om de sleutel, en Winny deed open. Ik kreeg de sleutel en ging de kerk binnen. Ik zie dat kerkje nog voor me. Hoge eiken banken en een wondermooi be werkte preekstoel. Het was cr hels koud en hels donker. Met m'n zaklantaarn zocht lk m'n weg naar het smalle trapje, dat naar het orgel leidde. Gelukkig hadden ze daar ln die dagen nog geen electrische wlndvoorziening, zo dat ik zelf moest trappen, waardoor lk mezelf een beetje warm hield. Ik had al een heel tydje zo in het donker gespeeld, en was Juist bezig wat te fantaseren op het thema van „Uren, dagen, maanden jaren", dooreen ge vlochten met enkele koralen van Bach, toen Ik beneden ln de kerk iets hoorde. „Wie ls daar?", riep lk. Geen antwoord. Ik scheen met m'n zaklantaarn naar beneden en zag toen Wlnny eenzaam ln een van de banken zitten. „Wat doet u hier in de kou?", vroeg ik. En toen vertelde ze. dat ze straks de klokken zou moeten lulden, omdat haar vader ziek was. en dat ze maar wat eer der gegaan was om naar m'n orgelspel te luisteren. „U bevriest daar!", zei ik bestraffend. „Ik zal u hierheen halen, dan kunt u wat voor me pompen om warm te wor den „Vervloekt-nog-an-toe l" Door een oneffenheid op het pad was lk uitgegleden en tegen m'n begeleider aan getuimeld Ik had met verwondering naar zyn verhaal geluisterd en was zo wat m'n ellende vergeten. „Vervloekt!Pardon!" Het bleek dat lk hem zeer geïrriteerd had door deze onderbreking, maar ogen- blikkeiyk scheen hy spyt van zyn ruwe Want gedurende twee uur had ik zwaar op hem geleund tien minuten versta-eken was en het nieuwe jaar dus al geruime tyd geleden zyn intrede had gedaan. Ze holden naar beneden en gingen toen samen de klok ken luiden. Een simpel verhaal. Maar boelend en meeslepend verteld. „Daarom", zo eindigde hy, „Is Oude jaarsdag voor my altyd een byzondere dag. Omdat lk altyd weer terugdenk aan die ene nacht by dat orgel. We zyn nu al vijftien jaar getrouwd. Héél gelukkig getrouwdKyk. daar ligt Ellmau all Nog tien minuten!" Onopgemerkt waren wy in het dal ge komen en het grote pad naar 't dorp in geslagen. HST was nu helemaal avond gewor den. Een heldere maan scheen over het landschap. De Fleischbank en Toten klrch'l staken hun gekartelde kammen tegen de nachteiyke hemel. Het sneeu wen had opgehouden. Ik gluurde naar m'n begeleider. Ik zag hoe zich een dodeiyke bleekheid over z'n gezicht had gespreid. Nu eerst drong het tot me door hoe ontzagiyk ik hem vermoeid moest heb ben, want gedurende meer dan twee uur had ik zwaar op hem geleund, terwyi hy bovendien voortdurend verteld had. Toen we in het schijnsel van mUn Gasthof kwamen, zei lk: „Ik mag u misschien wel een goed glas warme wï)n aanbieden?" De man antwoordde niet. Het scheen me toe dat hy verlangend naar het uitstralend licht van het ho telletje k?ek. Hy verhaastte de laatste twintig meter zijn pas zo, dat lk hem met moeite kon byhouden. „Da sind Sie denn!", zo werd lk half bestraffend door Frau Hochfilzer ver welkomd, toen we de warme gelagkamer binnentraden. Toen begon opeens alles om me heen te draaien. Maar vóór ik buiten westen raakte, zag ik vaag en met verbazing hoe myn begeleider ln elkaar zakte en door een der dochters voorzichtig op de grond werd neergelegd. TOEN ik de andere dag uit een diepe dromeloze slaap bykwam, zag lk hoe myn voet vakkundig was In gezwachteld. „Glücklich Neujahr!", klonk de opge wekte stem van Frau Hochfilzer, toen ze een ogenblik later een warme kop soep kwam brengen. „En hoe gaat het er mee?" Ik zei dat het wel ging. „Herr Bösinger ls naar het ziekenhuis van Sankt Johann gebracht", vertelde ze verder. „Herr Bösinger?", vroeg lk verbaasd. „De meneer, waarmee u gisteravond binnenkwam", verklaarde ze nader. „Hy is onze artist. Kunstschilder. Hy was. net als u, de bergen Ingegaan voor een flinke tocht, was uitgegleden en had een tuimeling van twintig meter gemaakt Z'n arm op twee plaatsen gebroken Toen hy u zag liggen, zag hy dat u alle moed had verloren. En toen heeft hy veel met u gepraat, om u af te lelden. Hy moet veel pyn gehad hebben, hoor den we daarnet, want de arm was leiyk gebroken". „Hy heeft me verteld hoe hy aan z'n vrouw kwam", zei lk zacht, terwyi een vreemde warmte me van binnen ver kwikte. „Hoe hy aan z'n vrouw kwam?", lach te Frau Hochfilzer. „Hy ls nooit ge trouwd geweest!" (Tekeningen, mej. B. van Wely) I952 qiriq vtuqof.. lanqzaam maar '1 ls voorbij 1955 bequinjan we hoopvol met een schone [el Voor 53 wens Uk U.... (posqoedop) ten tien voot Uw qedtaq Endailkt voor ll (en ook voot mij eenbest: jont weten moq 11 \x Moqe 1953 nu eens qeven wot wij mensen et van verwachten -ttaae-t zal wel weer ftealandaBS Lopen dan we dac/U&n.(sterkte!)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1952 | | pagina 4