Millioenennota toont in totaal nadelig saldo van 267 millioen lekking lijkt mogelijk uit achterstallige baten Ondanks onzekerheid hoop op het bewerkstelligen van evenwicht Samenvattend overzicht begrotingsbeeld 1952 Nationale schuld bedraagt 25 milliard Begrotingsbeeld in de schaduw van Korea Nationale schuld bijna 25 milliard Dekkingsplan begroting 1952 Inhaal belastingachterstand en leningsgelden Overzicht uitgaven onderwerpen van Staatszorg Uitgaven Buitengewone Dienst II (Kapitaaldienst) Die voor investeringen dalen met 19 Credietverstrekking aan Nieuiv-Guinea vermoedelijk f 10 millioen f 70.3 millioen voor Pensioenfonds Ned. Koopvaardijvloot Landbouw - Egalisatiefonds Gewone dienst. Buitengewone dienst I en Landbouw-Egalisatiefonds Gewone dienst Buitengewone dienst I Gewone dienst en Buitengewone dienst I Buitengewone dienst II Gehele dienst Bouwprogramma vergt efficiëntie fete Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Dinsdag 18 September 1951 Tweede Blad No. 27409 De heden namens Minister Lieftinck door Minister-President dr Drees aan de Staten Generaal aan beden Millioenennota toont op alle diensten tezamen een tekort van 267 millioen gulden. Voor de eerste maal sedert de bevrijding, aldus de toelichting op deze nota, kon worden bereikt dat Gewone Dienst, de Buitengewone Dienst I en het Landbouwegalisatiefonds tezamen een overschot van Itkenis vertonen, namelijk van 304 millioen gulden. Inclusief het nadelig saldo van de Kapitaaldienst b 571 millioen gulden is daarmede voor de gehele dienst een nadelig saldo ontstaan ten bedrage van 1 millioen gulden. De orde van grootte van dit bedrag is zodanig, dat dekking van dit saldo met niet in de raming opge ven belastingbaten uit inhaal van achterstand en voor het overige met provenuen van leningen verzekerd tf. Van de begroting gaat derhalve geen tendentie uit tot vergroting van consumptie en investeringen boven niveau, dat door nationale productie en nationaal inkomen als grens van het toelaatbare wordt ileld. Bij de samenstelling der begroting heeft als richtsnoer gegolden, dat irvan, ondanks de zware druk van in het bijzonder de militaire uitgaven, B invloeden mogen uitgaan, die het monetaire evenwicht in gevaar len kunnen brengen, In verband hiermede is het in de begroting voor 1952 neergelegde beleid :bt od het voorkomen van een inflatoire ontwikkeling en langs deze weg tastbaar gemaakt aan het streven naar evenwicht in de betalingsbalans. De regering beschouwt dit als een essentiele voorwaarde om ons volk in huidige moeilijke omstandigheden een redelijk levenspeil te blijven ver teen. De minister van Financiën werkt de gedachte, dat de Rijksbegroting moet worden gezien tegen de achtergrond van de moeilijkheden waarin het Neder landse volk verkeert, uit. Zowel de militaire lasten als de oplossing van het betalingsbalanspro bleem dwingen tot een vermindering van de gezamenlijke bestedingen in de «riele sector. Onder de bestaande omstandigheden kan men het kernpro bleem van de Nederlandse economie n.1. aldus formuleren, dat de totale niet- militaire consumptie en investeringen tot een zodanig niveau zullen moe ten worden teruggedrongen, dat zij, tezamen met de noodzakelijk geachte uitgaven voor de verdediging en de aflossing op buitenlandse schuld, de na tionale productie niet meer overtreffen, dan de door het buitenland ver strekte hulp bedraagt. Uit het in de millioenennota op genomen overzicht van de natio nale schuld blijkt, dat de totale schuld op 30 Juni 1951 f. 24.993 millioen bedroeg tegen f. 26.704 millioen per 30 Juni 1950. toe te passen, die op korte termijn hun werking doen gevoelen. De Regering is zich bewust, dat daar mede een duurzame oplossing niet kan worden bereikt Toch kunnen zij nood zakelijk blijken ter overbrugging van een moeilijke periode, met name teneinde een te ver gaande aantasting van de de viezenreserves tegen te gaan en aldus te voorkomen, dat uiteindelijk zo diep ingrijpende consequenties zouden moe ten worden aanvaard, dat de desiderata der regeringspolitiek. het bereiken van evenwicht met gelijktijdige redelijke verdeling der lasten, niet meer kunnen worden verwezenlijkt. minister constateert, dat een aan- inflatoire krachten die in het ver en werkzaam zijn geweest, intussen betekenis hebben ingeboet. Dit be iert evenwel nog niet. dat de tegen- wiige monetaire toestand geen po- -tiële gevaren in zich draagt. Behalve op de noodzaak om een on verantwoorde toeneming van bankcre- üeten tegen te gaan, wjjst de minister dit verband op het gevaar, dat er choilt in het activeren van diverse Korten van liquiditeiten. Alhoewel vele van de factoren, die tot zodanige activering kunnen leiden minder acuut werken en in som opzichten zelfs, met name wat de ïmatlonale prijsontwikkeling betreft, een zekere mate van stabilisatie kan tden gesproken, mag niettemin de «lijkheid van een ongunstige ont- riellng niet uit het oog worden ver- Het is naar het oordeel van de 2hter van Financiën van betekenis daarbij te realiseren, dat de mate, rin, van deze inflatoire financierings- Idelen gebruik wordt gemaakt, zich r^nteel onttrekt aan de directe be- feding door de overheid. In een aan- sevallen, zoals bij het liquideren van kistpapier en het opvragen van «rsaldi. worden deze middelen zonder aan de schatkist onttrokken. Dit betekent, dat een onverhoopt «ranstige ontwikkeling uiteindelijk ë«hts zou kunnen worden opgevan- kn door het treffen van compense- •tnde maatregelen op ander terrein, •kt is ook met het oog hierop, dat a tfori een stringent begrotingsbeleid is terist. Sterkte burgerlijk Rijkspersoneel met 38 gedaald Ook dit aar bevat de millioe- ^nnota enige gegevens met be- 'ffkking tot het verloop van de n-rKte van het Burgerlijk Rijks- Personeel. Uit die gegevens blijkt, dat de •krkte van het personeel, verbon- -en aan de Departementen van "Eemeen bestuur, andere dan die fRn Oorlog en Marine nog verder l°n worden teruggebracht. De 'frkelijke sterkte van het bur- ru personeel der niet-militaire üfPartementen per 31 Juli 1951 >.620is ten opzichte van die 1 Januari 1946 (131.018) met ,f gedaald. .Behalve aangaande de werke- - sterkte van het personeel _l7at de millioenennota ook gese ls betreffende de in de begro- opgenomen sterkte. Deze ■f' naar de ervaring leert, altijd pwer dan de werkelijke sterkte. er in de praktijk altijd een groot aantal vacatures zijn. cijfers van de werkelijke sterk- - en van de begrotingssterkte "fnen dus niet met elkaar orden vergeleken. Beschouwt 2-en de aantallen van de bezro- ^Bsterkte op zichzelf, dan blijkt ook de begroting 1952 ten op iate van die van 1951. wat de -"-militaire departementen aan- 5*1 een verdere teruggang aan mist. In dit verband wijst de minister er op, dat er in verschillende opzichten nog onzekerheden blijven bestaan zoals een verdere achteruitgang van de ruilvoet, het ondervinden van afzetmoeilijkheden bij de export en de eventuele ontwikke ling van inglatoire krachten in het bin nenland. De oonsequentie, die uit de hier aangegeven problemen voor de Rijksfi nanciën voorvloeit, is deze. dat een voort durende critdsohe beoordeling van het begrotings- en met name van het uit gavenbeleid geboden blijft. Daarbij dient mede ln aanmerking te worden genomen, dat. niettegenstaande het op zichzelf be vredigende feit. dat dekking van alle op de begroting 1952 voorkomende uitgaven verzekerd lijkt, dit resultaat slechts op een zeer hoog niveau kon worden be reikt. Ondanks de onzekere elementen, welke de ontwikkeling in de naaste toekomst in zich draagt, hoopt de Re gering, dat de door haar getroffen maatregelen voldoende zullen blijken om uiteindelijk het beoogde evenwicht in de Nederlandse volkshuishouding te bewerkstelligen. Mocht zij evenwel in haar verwachting worden teleurgesteld dan zal zij, zoals reeds bij herhaling in uitzicht is gesteld, niet aarzelen maatregelen van meer directe aard |llilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||| Het saldo van de gehete dienst geeft het bedrag aan. waarvoor i alsnog dekking zal moeten worden gevonden. Voor de dekking 1 van dit nadelig saldo van de gehele dienst ad f.267 millioen komen in de eerste plaats in aanmerking de baten wegens inhaal I van belastingachterstand. Bij het ramen van de belastingmiddelen 1 der ontwerpbegroting 1952 is in overeenstemming met de ten deze in vorige jaren gevolgde handelwijze geen rekening gehou- I den met de extra-baten welke naar verwachting zidlen voort- 1 vloeien uii het inhalen van achterstand in de belastingheffing. Dit i inhalen van achterstand, dat uitsluitend de kohierbelastingen betreft, brengt mede. dat voor het dienstjaar 1952. dus op het boekingstijdvak 1952-1953. meer ten kohiere zal worden ge- bracht dan in de begroting is geraamd. Het bedrag van de extra- g bate uit deze hoofde voor het dienstjaar 1952 valt thans nog niet g te ramen. Wel staat vast dat deze belangrijk lager zal zijn dan 1 die voor het dienstjaar 1951. i Voor het overige zal het tekort op de gehele dienst door g leningsgelden moeten worden gedekt. 1 ^iiiinimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniini^ (In milliocnen guldens) Onderwerp van Staatszorg Gewone dienst, buitengew. dienst I en Landbouw- Egalisatie-Fonds Buitengewone dienst II 1951 1952 1951 1952 1.153.9 1.241.0 346,1 259.0 Buitenlandse betrekkingen 47,5 47,1 1.7 0,2 Indonesië en Overz. Rijksdelen 113,9 78.5 18.7 Politie en Justitie 213,7 212,4 3,6 11,6 Voorzieningen terzake van Onderwijs en Cultuur 437,6 452.5 11.4 12.6 9S.0 97,9 106.1 98,7 54.4 55,5 1) 384.6 95.5 Handel en Nijverheid 42.1 42,7 67,4 69.5 Land- en Tuinbouw. Veeteelt en Visserij 82,0 74,7 9,1 11,2 Subsidiebeleid via het Landbouw-Egalisatiefonds 130,0 110,0 Sociale voorzieningen, Emigratie en Volksgezondheid 553,0 556,6 7.0 4.8 Volkshuisvesting 113,3 143,9 10,5 14.2 Herstel van Oorlogsschade 2) 503,3 381,0 3,3 3,0 Diensten van algemene aard 159,7 174,5 26,5 46,0 Niet toegerekende uitgaven voor pensioenen en wachtgelden «2,7 87,6 562,9 561,4 233,0 226,9 90,0 90,0 Uitkeringen aan het Gemeentefonds wegens derving v. ondernemingsbel. 176,0 Onverdeelde posten 133,0 Totaal 4.747,0 4.407,3 1.229,0 843,2 1) Hieronder begrepen wegens kapitaaldeelneming Ned. Spoorwegen f 290 min. 2) Hieronder begrepen een uitkering wegens oorlogsschade aan de Ned. Spoorwegen f 80 min. Aan het slot van het hoofdstuk over de uitgaven in 1952 worden medede lingen gedaan inzake de uitgaven van de buitengewone dienst n. Het hoge bedrag der uitgaven op de Buitengewone Dienst n (Kapitaal dienst) ad f. 843 millioen lijkt in een opmerkelijke tengenstelling te staan met de noodzakelijke investeringsbe perkingen met name ln de publieke sector. Dit bedrag van f. 843 millioen komt voor f 227 millioen voor rekening van aflossing van gevestigde schuld en langlopende credieten, waarvan f. 85 millioen wegens aflossing van schuld aan het buitenland. Voorts belopen de ramingen van de kapitaalsuitgaven ten laste van Oorlog en Marine teza men niet minder dan f. 244 millioen en ten laste van Binnenlandse Zaken (Burgerlijke Verdediging) f. 15 milli oen. Onder de resterende f. 357 milli oen bevindt zioh een bedrag van in totaal f 214 millioen wegens kapl- taalverstrekklngen aan Staatsbedrij ven- en -fondsen, waaiwan f. 61 mil lioen op hoofdstuk 7b (Financiën) we gens kapitaaliverstrekking aan het. Zui- derzeefonds, f. 90 millioen op hoofd stuk 9b (Verkeer en Waterstaat) we gens kapitaalverstrekking aan de PTT en f. 62 millioen op hoofdstuk 10 (Eco nomische Zaken) wegens kapitaalver strekking aan de Staatsmijnen. Onder de kapitaalsuitgaven is voorts een post opgenomen van f. 39 millioen Een samenvatting van bedragen van de ontwerpbegroting voor het volgende jaar, zoals deze in de verschillende ontwerpen van wet zjjn opgenomen, biedt voor 1952 het beeld, dat in onderstaande tabel is weergegeven. Overeenkomstig de ook in vorige jaren gevolgde werkwijze zijn in deze tabel de geraamde opbrengst der buitengewone heffingen en de daartegenoverstaande buitengewone aflossing van nationale schüld voor 1952 geraamd op f50 millioen buiten beschouwing gelaten. Nadelig saldo 110 Voordelig saldo304 Omschrijving Ontwerp-begroting 1952 Uitgaven 3.801 Middelen 4.701 Voordelig Saldo 900 Uitgaven en ontvangsten van aflopend karakter) Uitgaven 496 Middelen 10 Nadelig saldo 486 Uitgaven <,.297 Middelen 4 711 Voordelig saldo 414 (KAPITAALSUITGAVEN EN- ONTVANGSTEN) Uitgaven 843 Middelen 272 Nadelig saldo 571 Uitgaven (incl. nadelig saldo Landb.-Eg.-Fds) 5.250 Middelen 4.983 Nadelig saldo 267 In tegenstelling met vorige jaren behoeft, voor zover nu kan worden overzien, voor 1952 niet te worden gerekend met verdere uitgaven, di,e zijn te venvachten uit hoofde van wettelijke regelingen, die op het moment van indiening der begroting nog niet tot stand zijn gekomen, althans niet met uitgaven van zodanig belang, dat daardoor het begrotingsbeeld een wijziging van betekenis zou ondergaan. De minister maakt in dit verband wel melding van een credietverstrekking aan Nieuw-Guinea, ook in 1952, van waarschijnlijk ongeveer f 10 millioen, waar mede in de begrotingsstukken nog geen rekening kan worden gehouden en van de eventuele oprichting in 1952 van een Pensioenfonds voor de opvarenden van de Nederlandse Koopvaardijvloot. De regering stelt zich n.l. voor een bijdrage ineens te verlenen tot een-bedrag van f70,3 millioen in de vorm van 314 rentende staatsschuld. De aflossing van deze staatsschuld zal echter, naar in de bedoeling ligt, eerst over enige tijd en dan geleidelijk plaats vinden, zodat zij de feitelijke uitgaven in 1952 nauwelijks zal beïnvloeden. wegens ingetrokken en ter ontmunting bestemde munten. 1 Van de nog resterende kapitaalsuit gaven ad f, 104 millioen is f. 73,4 mil lioen bestemd voor de investeringen, welke rechtstreeks ten laste van de Rijksbegroting komen. Het overeenkomstige bedrag voor in vesteringen voor 1951 is volgens het nader herzien begrotingsbeeld f. 82,7 millioen. Voor een juiste vergelijking tussen beide jaren moet er echter re kening mede worden gehouden, dat bij de raming voor 1952 van een hoger prijspeil is uitgegaan dan bij de ra ming voor 1951. De stijging van het prijspeil op 10% stellende, komt men. gerekend naar het tegenwoordige prijspeil dus voor het nader herzien begrotingsbeeld op f. 91 millioen. Dit betekent, dat ver geleken met het nader herzien be grotingsbeeld 1951 de uitgaven voor investeringen in 1952 met ruim 19% zullen dalen. Bij het beoordelen van de betekenis van deze beperking der civiele Rijks investeringen, thans onvermijdelijk ge worden in verband met de toestand der betalingsbalans en de schaarste der kapitaalmarkt, dient niet uit het oog te worden verloren, dat deze in- vesterings-uitgaven van het Rijk in de civiele sector reeds enige jaren laag zijn gehouden uit overweging, dat het aanbeveling verdiende deze zoveel mo gelijk uit te stellen tot een phase van de conjunctuur, waarin uit een oog punt van werkgelegenheidspolitlek een verhoogde investeringsactiviteit van het Rijk gewenst zou zijn. Duplex woningbouw dient bevorderd liet verband tussen de begroting en het bouwplan voor 1952 besprekende deelt minister Lieflinek mede dat de in het bouwplan 1952 uitgetrokken werken in totaal een bedrag van f. 1.236 millioen belopen. Hiervan komt rond f. 360 millioen voor rekening van het Rijk, rond f.275 millioen voor rekening van de lagere publiekrech telijke lichamen en rond f.600 mil lioen voor rekening van particulieren, In dit bouwplan, dus ook bij het ge noemd aandeel van het Rijk. zijn de bouwwerken voor rekening van dc Departementen van Oorlog en van Marine buiten beschouwing gelaten. Onder de gegeven omstandigheden valt aan een beperking van de civiele bouw niet te ontkomen Deze noodzaak tot beperking is bij de raming van het door het Rijk te financieren deel van het bouwprogramma van grote invloed geweest. Het vervult de regering met grote zorg. dat in het kader van de investe- rinssbeperkine de woningbouw niet on gemoeid kon worden gelaten. Als Rijks aandeel in de financiering van het in het bouwplan voorziene woningbouw programma is een bedrag van f. 125 mil lioen opgenomen, ongeacht het daar naast uitgetrokken bedrag van f.49 millioen voor boerderijenbouw. De regering is er op bedacht, dat de voor woningbouw beschikbaar te stel len bedragen od zo efficient moseliike wijze zullen worden gebruikt. Hierbij moet o.m. worden gedacht aan een verdere stimulering van de bouw van Duplexwoningen en aan het bevorderen van het bouwen, met Rijkspremie van het eenvoudige woningtype dat thans als regel bij Woningwetbouw wordt ge kozen. Ook het verlenen van Rijksbij dragen in de kosten van woningsplit sing. waarmede in 1952 zal worden voortgegaan, verdient in ddt verband vermelding.. i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1951 | | pagina 3