Generaal Kruis reed een stevige schaats met
wonderlijke krullen
Justitieel onderzoek gewenst naar
getuigenverklaringen
Conflict tussen Excellentie en
hoogleraar
Wilde Gerbrandy méér dan hem
toekwam?
of Kanselier
Mentaliteit van generaal Kruis
ten sterkste afgekeurd
Erkenning van zijn capaciteiten
ZATERDAG 26 MEI
De pikante onthulling in het vijfde rapport van de Parlementaire Enquête-
Commissie is het eigenzinnige gedrag van generaal Kruis als hoofd van het
Militair Gezag, dat bij de bevrijding van het Zuiden des lands was gevestigd
te Brussel en uit Londen bijna alle beschikbare deskundigen had meegenomen.
Generaal Kruis, een man van de daad, wilde om te waarderen practische rede
nen in het bevrijde gebied alle macht in eigen handen houden en hij belem
merde daarom zoveel mogelijk, dat Nederlandse ministers uit Londen naar
het bevrijde gebied zouden gaan. Nadat nota bene de koning van Engeland
wel reeds in Nederland was geweest, is ten slotte minister-president Ger-
brandy persoonlijk naar Churchill en het hoofdkwartier van Eisenhower gegaan
om toestemming te krijgen voor het verblijf van een aantal ministers in
Nederland. Generaal Kruis had toen reeds, op 12 November 1944, een brief
gericht aan de regering, waarin hij schreef, dat de vestiging van een aantal
ministers in Nederland de neiging zou doen ontstaan om bij gebrek aan
departementaal personeel zich te bedienen van de hulp van het personeel
van de Staf Militair Gezag. ,,Dit is echter ontoelaatbaar", zo voegde hij er
aan toe. Nota bene: een ondergeschikte generaal, die handelingen van de
regering .ontoelaatbaar" noemt. Geen wonder, dat in de ministerraad de
woorden „onbeschaamd" en „insubordinatie" vielen. Er werd onmiddellijk
gedacht aan ontslag, maar omdat generaal Kruis zo goed stond aangeschre
ven bij de geallieerde militaire autoriteiten en moeilijk te vervangen was,
werd volstaan met een schrobbering. Dat muisje kreeg nog een onverkwik
kelijk staartje.
inderdaad ernstig genomen is, noch
de heer Serraris, noch de heer Deelen,
noch de heer v. Boetzelaer, noch ge
neraal Kruis daarin aanleiding h?b-
ben gevonden de heer Speyart van
Woerden onmiddellijk te waarschu
wen. Tot zijn aankomst te Brussel, een
aantal dagen later, is deze van de
mogelijkheid dat er een aanslag op
hem zou worden gepleegd onkundig
gelaten.
politie gezuiverd kon zijn en de argu
menten van de illegaliteit niet meer
dezelfde kracht hadden. Bij een be
hoorlijk overleg zou het daarom moge-
Lijk moeten zijn geweest de standpunten
te overbruggen.
Uit geen enkele verklaring is naar
voren gekomen, dat generaal Kruis
daartoe pogingen in het werk heeft
gesteld. De commissie betreurt het
ten zeerste dat zulks niet is geschied.
In plaats van te trachten de bij het
arrestatieproblcem betrokken partijen
tot overeenstemming te brengen, heeft
de heer Kruis, naar de mening van de
commissie, mede ter versterking van
zijn eigen positie tegenover de rege
ring, de politiek van het „verdeel en
heers" gevoerd en is hij daarbij einde
1944 en begin 1945 overgeheld naar
het standpunt van de partij, die naar
zijn mening de meeste moeilijkheden
zou kunnen veroorzaken: de illegali
teit.
De nalatigheid van de regering om
het arrestatiebeleid om te bulgen heeft
tengevolge gehad, dat ook in het Westen
des lands, waar niet meer de oorlogs-
noodzaak gold, die de in het Zuiden ge
voerde arrestatie-politiek mede beïn
vloed heeft-, de arrestaties op dezelfde
grote schaal zijn uitgevoerd.
Daardoor is het probleem van de po
litieke delinquenten uitgegroeid tot
een dusdanige omvang, dat Overheid
en volk hierby in de eerste jaren na
de bevrijding voor welhaast onoplos
bare problemen werden gesteld.
Een valstrik!
Door zijn conflict met de regering
zocht generaal Kruis in het bevrijde
Zuiden eind 1944 steun bij de
illegaliteit, die betrokken was bij de
strijd om de macht over de bevoegdheid
tot de arrestatie van mensen die „fout"
waren geweest. Er waren zelfs vijf in
stanties die deze (maandenlange) strijd
voerden: de Binnenlandse Strijdkrach
ten, de politie, de illegaliteit, het Mili
tair Gezag en de minister van Justite,
v. Heuven Goedhart, de reeds in het
bevrijde gebied verblijf hield. Er heer
ste na de bevrijding niet bepaald de
gedroomde paradijselijke eensgezindheid.
De- illegaliteit was het niet eens met
de beslissing die minister v. Heuven
Goedhart begin December 1944 had
genomen om de politie de bevoegdheid
tot het verrichten van arrestaties te
verlenen. De minister wilde dit overla
ten aan de deskundige vakmensen. Er
was op ruime schaal gearresteerd om
dat een geringe aanwijzing of verdacht
making bijna altijd arrestatie tot gevolg
had. Bij gebrek aan voldoende ruimte
en materiële voorzieningen geschiedde
de bewaring meestal onder allerprlmi-
tiefste omstandigheden. Bovendien be
vonden zich onder de aangehoudenen
vele onschuldigen, omdat er geen des-
kunddg apparaat was om de zaken zelfs
maar globaal te onderzoeken.
In een vergadering van 27 daartoe
uitgenodigde illegalen hield generaal
Kruis op 7 December te Eindhoven
een rede waarmee hij gTOot applaus
oogstte omdat hij niet de richtlijsen
van de minister van Justitie verde
digde, maar propaganda maakte voor
zijn eigen denkbeelden op dit gebied.
En toen hy in Brussel van zijn Mili
taire Commissaris in Breda, de heer
v. Boetzelaer, kennis kreeg van een
briefje waarin werd meegedeeld, dat
het leven werd bedreigd van de pro
cureur-generaal Speyart van Woer
den, die er hardnekkig voor vocht om
uitsluitend de politie te laten arreste-
ren, ging hij met de heer v. Boetzelaer
naar Londen om minister-president
Gerbrandy te verzoeken v. Heuven
Goedhart" en Speyart van Woerden
naar Londen te roepen.... voor hun
veiligheid-
De list gelukte en zo ontdeed generaal
Kruis zich in Nederland van zijn voor
naamste tegenstanders die hem tegen
werkten met betrekking tot de arresta
tie bevoegdheid. Daaruit is voortge
vloeid, dat na de bevrijding van het
Noorden des lands op dezelfde grote
schaal als in het Zuiden arrestaties
werden verricht, hetgeen weer heeft
geleid tot de misstand in de kampen.
De Parlementaire Enquête-Commis
sie heeft vooral van alles wat zich
heeft afgespeeld rond het briefje over
het levensgevaar van Speyart van
Woerden de herkomst van het
briefje is duister gebleven een
uiterst onbehaaglijke indruk gekre
gen. De verklaringen, die getuigen
hebben afgelegd over dat briefje, wet-
tigen volgens haar een justitieel on- j
derzoek, omdat men voor de Parle
mentaire Enqucte-Commissie (onder
ede) de waarheid behoort te zeggen.
HET MYSTERIE VAN
HET BRIEFJE.
Over het geheimzinnige briefje met-
de bedreiging tegen het leven van de
procureur-generaal Speyart van Woer
den schrijft de parlementaire enquête
commissie: de heer v Boetzelaer heeft
meegedeeld, dat hij iedere Zondagoch
tend te Breda placht te vergaderen met
enige heren uit de illegaliteit en dat in
zulk e-en vergadering einde Januari
1945 het briefje ter tafel is gebracht
door de heer v. d. Hooft (burgemeester
van Willemstad). De heren v. d. Hooft
en Felderhof (oud-procureur-generaal
bij het Hooggerechtshof van Indonesië),
die met de heer Deelen (thans president
van de Krijgsraad-Zuid te Vught) ge
woonlijk bij deze vergaderingen aanwe
zig waren, zeggen zich weinig van dit.
briefje te kunnen herinneren, althans
niet te weten hoe het daar gekomen is.
De heer Deelen daarentegen verklaart,
dat het briefje hem door een koerier,
van wie hij verder niets weet, is bezorgd
en dat hij het aan de heer v. Boetze
laer (die bij hem in Breda toen inwoon
de) heeft overhandigd.
De heer Serraris, die te 's-Hertogen-
bosch hoofd was van de afdeling politie
der Binnenlandse Strijdkrachten en
teen zowel als vroeger op zeer slechte
voet stond met de heer Speyart van
Woerden, verklaart, dat hij omstreeks
dezelfde tijd een brief heeft geschreven
aan de heer Deelen. waarin hij mee
deelde. dat de procureur-generaal ge
vaar liep en waarin hij de heer Deelen
van een onderhoud vroeg, waarop deze
nem door de koerier, die de brief had
overgebracht, liet meedelen, dat er aan
gewerkt werd. Later zou de heer Deelen
aan de heer Serraris hebben meegedeeld
dat zijn brief precies van pas kwam en
dat naar aanleiding daarvan de reis
van de heer v. Boetzelaer naar generaal
Kruis en ten slotte de verwijdering van
de heer Speyart van Woerden uit het
bevrijde Zuiden is gevolgd.
D? heer Deelen zegt daarentegen zich
van zulk een brief van de heer Serraris
niets te herinneren en hij ontkent ook
deze later meegedeeld te hebben, dat
zijn brief de bovengenoemde gevolgen
heeft gehad. De heer Deelen, die op 16
Februari 1945 belast werd met ae waar
neming van de functie van de heer
Speyart van Woerden als fungerend di
recteur van politie, houdt vol slechts
een anoniem briefje ontvangen te heb
ben.
Het is de commissie niet gelukt uit
deze tegenstrijdige verklaringen d3
werk olijke herkomst van het briefje te
reconstrueren. Zy wil niet verhelen
de indruk te hebben, dat in dezen niet
EIGENWIJS!
De lieer Veraart (oud-Kamerlid)
heeft aan de Parlementaire Enquê
te-Commissie verteld, dat hij in
Lenden van de heer Kruis het ver
zoek kreeg voor ongeveer 100 leden
van het Militair Gezag een uiteen
zetting te geven van verschillende
Staatsrechtelijke kwesties Er zou
daarna een kwartier pauze zijn en
daarna zou de discussie beginnen.
De heer Veraart waarschuwde o.a.:
weest voorzichtig dat u niet raakt
aan de Nederlandse vrijheden; uw
taak is hoogst moeilijk. Waar u
ook maar een gemeenteraad vindt,
waar u Provinciale Staten vindt,
respecteert daar de democratie.
De heer Kruis, die onder de ge
hele voordracht naast de heer
Veraart had gezeten, stond na de
voordracht op en zei:
Mijne heren, het Is helemaal
niet de bedoeling, dat wij op deze
wijze voorlichting zouden krijgen.
Wij danken de heer Veraart en er
zal geen debat zijn. Ik zal het vol
gende uur een uiteenzetting geven
hoe de zaak in elkaar zit.
De heer Veraart kon gaan.
door alle getuigen de waarheid is ge
sproken. Zy acht dit een feit van dus
danig belang, dat naar haar oordeel
een justitieel onderzoek in dezen ge
wettigd is.
IN HOGE MATE VREEMD.
Het heeft de commissie voorts in hoge
mate bevreemd, dat, indien de be
dreiging van de procureur-generaal
Ontslag temidden van koffers
„U heeft in Londen genadebrood gegeten".
Generaal Kruis
De commissie moet de reactie van de
regering en van generaal Kruis op de
tegen de procureur-generaal gerichte
bedreiging afkeuren. Men is hier ge
weken voor een bedreiging met r-
reur, die wellicht nog geringer- i
geweest, hetgeen uit een oogpunt an
handhaving van het gezag niet toe
laatbaar geacht kan worden.
Een bijzonder onaangename indruk
hebben op de commissie nog gemaakt
twee brieven van generaal Kruis. De
brief van 17 Februari 1945 aan de mi
nister van Justitie maakt duidelijk hoe
de heer Kruis van de verwijdering van
de heer Speyart van Woerden uit het
bevrijde gebied tegenover de regering
een prestige-kwestie heeft gemaakt,
hetgeen zeker heeft bijgedragen tot de
moeilijkheden, die de heer Speyart
daarna nog van de zijdie der regering
heeft ondervonden.
VERDEEL EN HEERS.
Met betrekking tot het standpunt van
de procureur-generaal en dat van de
illegaliteit is de commissie van mening,
dat de visie van dé procureur-generaal
formeel gesproken de juiste is geweest.'
Zijn standpunt is geheel in overeen
stemming met de wettelijke bepalingen.
Dat was het standpunt van de illegali
teit niet. hoewel aan haar opvattingen
zeer reële psychologische factoren ten
grondslag lagen. Volgens de illegaliteit
stelde het volk geen vertrouwen in de
politie, omdat de politie zelf niet zuiver
was.
Toen echter de strijd om de arresta
tie-bevoegdheid gevoerd werd, was de
bevrijding van het Zuiden .reeds enige
maanden achter de rug, zodat toen de
Prof dr J. A. Veraart, die in de oor
logstijd te Londen in dienst van de
Nederlandse Regering ambtelijke func
ties vervulde, heeft aan de Parlemen
taire Enquête-commissie medegedeeld
hoe een door hem geschreven artikel,
getiteld „Het Constitutionele Vraag
stuk" en opgenomen in het Londense
„Vry Nederland" van 26 Augustus 1944,
waarin hij fulmineerde tegen de
„Dutch correspondent" van „The Ti
mes" en over deze heen tegen de Ne
derlandse Regering, aanleiding is ge
worden tot zijn ontslag als adviseur
van het Departement voor Algemene
Oorlogvoering.
„De heer Veraart verklaart, dat hij
kort nadat hij dit artikel had geschre
ven, bij de heer Gerbrandy werd geroe
pen. De heer Veraart had zijn kamer
beneden die van de heer Gerbrandy.
Hij ging naar boven. De heer Gerbran
dy zat daar temidden van een menigte
koffers en zat de heer Veraart aan te
staren van achter zijn bureau cn begon
hem eindelijk toe te spreken. Men moet
weten, dat de heer Gerbrandy hem al
tijd „hoogleraar" noemde; waarom
weet de heer Veraart niet; ze hadden
elkaar in Nederland altijd getutoyeerd,
de korte tijd, dat de heer Veraart de
heer Gerbrandy in Den Haag als Mi
nister van Justitie had gekend.
Maar de verhouding was dan gewor
den Excellentie-hoogleraar.
over te gaan, maar toch in ieder geval
tot het toedienen van een ernstige
tuchtiging. De heer Veraart heeft dat
niet gedaan. Hij heeft dit feit aan de
vaderlandse geschiedenis onthouden.
Hij wil wel zeggen, dat toen hij naar
beneden ging, hij zich niet lekker voel
de. De heer Gerbrandy voegde er nog
bij - de heer Veraart moet dat noodza
kelijk nog zeggen - „En als wij nu naar
Nederland teruggaan, hebt u op geen
enkele faciliteit van onze kant te reke
nen, geen faciliteit, denkt u daar wel
om, wy zullen niet in het minst mee
werken, dat u weer naar Nederland te
rugkeert".
Vergeefs bezoek by de
betaalmeester
De heer Veraart kwam de Vrijdag
daarop by de betaalmeester, de heer
Bonthuis, en die zei: „U staa.t er niet
op". De heer Veraart zei: „Dat zal een
misverstand zijn, informeert u eens".
De heer Veraart kon tegenover deze
man geen scène maken; hy wi?
tuurlljk wel anders. De heer Ver?
heeft zich in de maanden, die ve-SS
zyn van September 1944 tot Juli iS
financieel gered met schrijven en -
bliceren. allereerst in „Vrij Neaerl?h
Verder kreeg hij na enige tyi
steuning van de consul-generaai'*.'*
oorlogsslachtoffer of als armlas*'-1
Nederlander. Dit geld kreeg 'hij
maand op schuldbekentenis, °Hij isn
wel smadelijk behandeld. De heer Ve;
aart te ontslaan naar aanleiding
dat artikel van 26 Augustus 1944 rwl
is duldeiyk gezegd.
Een ontslagbesluit heeft hij nie' r.1
kregen. Zijn rechterlijke functies is Y
trouw biyven vervullen, doch di?
heeft hij geen vergoeding voor gewf!
gen. Hij is, zelfs na dit ontslag, doarfc!
heer v d. Tempel herbenoemd,v
voorzitter van het scheidsgerecht Ter'
de Zee-ongevallenwet.
De heer Veraart is alleen ontoW
uit de functie van economisch advke^l
van het Departement voor Algem»-
Oorlogvoering. zonder enige schrift
lijke bevestiging. Hij heeft zich veJ
schillende malen tot deze en gene «J
wend en heeft nog de heer da
Gomez in de arm genomen.
Nadat deze stappen voor hem hiji
gedaan, bracht hij verslag nlt bij de}
heer Veraart en zei: „Man, hood
zo stil mogelijk, zy zijn tot alle bi
staat! Wees dodelijk voorzichtig,
op met wat je doet'". De heer Vei.
aart dacht aan Militair Gezag
dergelyke arbitraire dingen meer. 1
is evenwel blyven publiceren,"
De zienswijze Tanl
prof. Gerbrandy
In het verslag lezen we op een and-
re plaats dan:
„Aan de heer Gerbrandy wordt d»
zienswijze van de heer Veraart c
zyn ontslag voorgehouden. Waarop
heer Gerbrandy zegt, dat de str'-
van de woorden door de heer Veraart
geciteerd als door de heer Gerbrar-i
gebezigd, juist is, doch de vorm
mededelngen niet juist is. De
Gerbrandy werd door ambtgeziotr
herinnerd aan een ander geval, waar"
de heer Veraart zich ook misdragr
had. Toen heef t de heer Gerbrandy in
dit geval gezegd: „Nu is het 'ook voof
mij uit".
Maar de heer Gerbrandy wil nietW
veel van de heer Veraart zeggen."
woorden zyn de heer Veraart nkuw- Churchill als voorbeeld: Prime minister
Fascistische tendenz
keurig bijgebleven -: „U, hoogleraar,
heeft hier in Londen het genade
brood gegeten van de Nederlandse
Regering; U heeft dat beloond met
ons voortdurend in de benen te by-
ten. Telkens als wy iets voor hadden,
dan hebt U het beter geweten cn U
hebt op die manier onze positie be
schadigd. U hebt nu weer geschre
ven dit artikel: „Het Constitutionele
Vraagstuk". Dat artikel raakt een
voudig kant noch wal. En omdat U
op deze wijze maar door blijft gaan,
ontsla ik U op staande voet"
De heer Veraart had lm dit artikel
voor de zoveelste keer betoogd, da-t het
een schandaal ziou zijn, indien in Ne
derland miet onverwijld werd terugge
grepen naar oaize aloude democratie.
„Zeer boosaardige neiging
gehad"
De heer Veraart heeft op deze zin-
men van de heer Gerbrandy niets ge
zegd. Hij moet wel zeggem, dat hij een
ogenblik de zeer boosaardige neiging
•heeft gehad, nu wel niet tot manslag
Een van de redenen waardoor volgens
de heer Steenberghe de crisis na het
ontslag van de heer Dyxhoorn zo lang
heeft geduurd, is het voortdurend po
gen van de heer Gerbrandy om zich
zelf een functie toe ts kennen, die
volgens onze constitutionele gewoon
ten niet aan de minister-president
toekomt en dat hy zulks nog wel in
oorlogstyd wilde doen, buiten Neder
lands territoir en zonder het parle
ment. Ook de splitsirig van het De
partement van Defensie lokte veel
verzet uit.
De heer v. d. Tempel verklaarde, dat
er een duidelijke fronde was onder de
ministers tegen het streven van Ger
brandy om de positie van het kabinet
en van de ministers als verantwoorde
lijke bewindslieden te verzwakken.
De heer Albarda omschreef dat stre
ven als volgt: „Er zou een grote be-
Generaals zyn van nature niet democratisch; zij leven bovendien in een sfeer
van onvoonvaardelyke discipline. Generaal Kruis verloor daardoor zelfs de
juiste verhouding tegenover de regering uit het oog. De toon in zyn brieven aan
de regering was ongepast en toen hij daarvoor een schrobbering had gekregen,
zette hij in zijn weekrapporten de critick op de regering op dezelfde toon voort
alsof er niets gebeurd was. Maar de parlementaire enquête-commissie wil wel
gaarne zyn capaciteiten erkennen. Men vergete ook niet dat er in het Zuiden
na de bcvryding een volkomen chaos heerste. Er waren ontzaglijke vernielin
gen aangericht. Alle reparaties, het aanschaffen van vervoermiddelen, de aan
voer van voedsel enz. enz. kon uitsluitend geschieden via het Militair Gezag en
dat was weer afhankelijk van de Britse en Amerikaanse militaire organisatie.
Het was dus verstandig contact te houden met het Militair Gezag. Dat hebben
de vyf ministers die in het najaar van 1944 alvast naar het bevrijde Zuiden
waren gekomen niet altijd overwogen. Zy wilden zelfstandig maatregelen nemen,
maar ze konden niets doen omdat ze geen ambtenaren en geen geld hadden. Een
reeks ernstige wrijvingen was het gevolg er van.
gekomen ministers en de chef staf
Militair Gezag. Een worsteling waar-
by - het moet geconstateerd worden
- de chef staf aan de winnende hand
is gebleven.
TE GERINGE GENEIGDHEID
TOT SAMENWERKING
Naar ds mening van de enquête
commissie hebben de moeilijkheden in
November en December 1944 mede haar
oorzaak gevonden in een te geringe ge
neigdheid van de in Nederland vertoe'
vende ministers om in regelrecht con
tact met ds chef stal, zo nodig te Brus
sel, deze te noodzaken een dirigeren
Persoonlijke wrevel der
ministers?.
Het dient erkend dat generaal Kruis
een practische kijk cp de zaken had. In
zyn ontactische brief van 12 November
1944 aan de regering schreef hy ook:
„De aanwezigheid (in het bevryde
Zuiden) van een aantal ministers heeft
onherroepelijk tengevolge dat velen
zich tot hen zullen wenden met klach
ten. Daardoor en als gevolg van eigen
waarnemingen der ministers, zal bij
hen de neiging ontstaan om in te grij
pen en beslissingen te nemen Dergelij
ke beslissingen kunnen niet anders dan
incidenteel zijn en in de regel onvol
doende overwogen. Hierdoor ontstaat
verwarring en wordt het werk van het
Militair Gezag in korte tyd onmogelyk
gemaakt"
„Het prestige der ministers en daar
mee der regering zal ernstig in ge
vaar komen. De ministers zonder de
partementen worden in het glazen
huisje van een provinciestad het
centrum van belangstelling en cri-,
tiek.
Misschien komen er gedurende de
eerste dagen enige vreugdeklanken,
de terugslag zal snel komen en groot
zyn. Er worden by het volk verwach
tingen gewekt, die niet bevredigd
kunnen worden. Scherpe crltiek zal
ontstaan, die het prestige der rege
ring schaadt en haar positie onhoud
baar doet worden. Critiek op het Mi
litair Gezag daarentegen is minder
ernstig; het is een tydciyke instel
ling, waarvan iedereen het tydelijk
karakter kent".
CONCLUSIES
Het is inderdaad gegaan zoals gene
raal Kruis had voorspeld. Op bladzijde
359 van haar rapport van 907 bladzij
den, schryft de enquête-commissie:
De komst van de ministers-kwartier
makers in het bevrijde Zuiden heeft
een grote reeks moeilijkheden tussen
deze ministers en de chef staf Militair
Gezag tengevolge gehad. De aard van
de taak van de minister van Binnen
landse Zaken en van Justitie bracht
hen onmiddellijk in aanraking met ve
le problemen, die zich in het bevryde
gebied voordeden. Zo was het ook met
de minister van Sociale Zaken die eni
ge tijd later overkwam. Was het won
der dat deze ministers, ziende hoeveel
er te doen was en ziende hoeveel er
verkeerd ging, de behoefte gevoelden
om, waar mogelijk, regelend en coördi
nerend op te treden?
Dit werd hun echter èn door de om
standigheden èn door de geringe mede
werking van de zijde van het Militair
Gezag vrijwel onmogelyk gemaakt. Zy
resideerden in het hotel Bosch en Ven
te Oisterwijk en waren daar practisch
van alle ambtelijke hulp verstoken.
Hun departementen te Londen waren
ontvolkt, doordat vele ambtenaren
naar het Militair Gezag waren overge
gaan. Het Militair Gezag zeteide even
wel te Brussel en de functionarissen
daarvan waren niet ter beschikking
van de ministers. De minister van Bin
nenlandse Zaken heeft gepoogd hierin
te voorzien door te 's-Hertogenbosch
een eigen bureau te formeren, hetgeen
weer tot wrijving met het Militair Ge
zag leidde De minister van Sociale Za
ken slaagde er zelfs niet in zulk een 1
bureau tot stand te brengen. Boven
dien beschikten de ministers niet over
credieten, hetgeen met het Militair Ge
zag wel het geval was.
Men kan dan ook van de komst af
van de ministers-kwartiermakers in
het Zuiden op 25 November 1944 tot
de ontslagaanvrage van hel kabinet
op 24 Januari 1945 een lange en ver
bitterde worsteling constateren tus
sen een aantal naar Nederland ovcr-
GERBRANDY GING ER OP AF
Oud-minister-presLdent Gerbran
dy heeft de parlementaire enquête
commissie verteld dat toen het
Noorden moest worden bevrijd en
later ook wès bevrijd, het belang
rijkste het voedsel was. Er is een
keer gerapporteerd: uw voedsel
voorraden zijn door Montgomery
in beslag genomen en er ls haast
niets van over. Toen is de heer
Gerbrandy als de weerga naar het
opperbevel gegaan en heeft hy ge
zegd:
Ik hoor hier dit; dat gaat
toch niet aan! Onze mensen zijn
bezig te verhongeren en de voor
raden zyn voor ons en niet voor
Montgomery. Hij kan wel zeggen
dat hij ze leent, maar ik wil ze
hebben.
De heer Gerbrandy werd door
generaal Clay ontvangen In Breda
Die zei:
Prime-Minister, wij hebben nu
de heleboel aangevuld, wy zullen
u de gehele voorraad tonen; de
auto staat voor u ter beschikking.
De heer Gerbrandy heeft de voor
raden opgenomen. Het was veel
groter dan het Binnenhof Ln Den
Haag; het was bijna een kilome
ter lang wat opgeslagen was en
bestemd voor ds bevolking in het
Noorden.
van de secties van het Militair Gezag
rioor de ministers te aanvaarden. De
commissie kan zich niet aan de indruk
onttrekken dat de in Nederland vertoe
vende ministers zich bij het bepalen
van hun houding in sterkè mate - zon
der tot positieve daden te komen -
hebben laten beïnvloeden door gevoe
lens van wrevel tegenover de chef staf
Militair Gezag, van wie zy reeds wei
nig medewerking hadden ondervonden
om hun overkomst naar het bevryde
gebied te bevorderen.
M G. UITVOEREND ORGAAN
VAN DE REGERING
Onder het tweede kabinct-Gerbran-
dy na 26 Januari 1945 zyn de
verhoudingen veel minder gespannen
geweest. Enerzijds bleek de chef rtaf
waarschynlyk ook op grond van
de ervaringen in de voorafgaande pe-
riode meer bereid aanwyzingen
van de individuele ministers aan de
desbetreffende secties van het Mili
tair Gezag te aanvaarden; anderzyds
waren de ministers meer geneigd de
secties van het Militair Gezag als
een verlengstuk en uitvoerend or
gaan van hun departementen te be
schouwen.
DE GENERAAL CAPITULEERDE
Ten slobte schryft de enquête-com
missie in haar rapport:
Gedurende de jaren, zowel vóór Sep
tember 1944 als daarna, treft men in
de correspondentie van de heer Kruis
met de regering voortdurend op gezet
te tyden toespelingen op het* nemen
van ontslag, openlyk of bedekt, aan. De
regering biykt daarvoor steeds te zyn
geweken. Hierin ziet de commissie een
van de belangrijkste oorzaken van de
steeds groeiende moeiiykheden. Im
mers de eerste maal, dat de regering
onomwonden een ander standpunt
heeft ingenomen, in haar brief van 19
Januari 1945, heeft tot gevolg dat de
heer Kruis by zyn verzoek om ontslag
niet meer persisteert.
De commissie heeft met groot leed
wezen deze gang van zaken moeten
constateren. Vooral in de verhoudin
gen van na September 1944, toen de
geallieerde troepen op Nederlands ge-
hied streden en het Militair Gezag het
hoogste hier te lande aanwezige orgaan
was dat de regering vertegenwoordigde
kunnen deze moeiiykheden tussen de
regering en de chef staf Militair Gezag
niet anders gekwalificeerd worden dan
als een hoogst ernstige gezagscrisis.
Zulk een crisis ten tyde van de over
gang van bezetting naar bevrijding,
waarby rekening gehouden moet wor
den met de mogelykheid van revolu-
tionnaire situaties, kon de ergste gevol
gen met zich gebracht hebben.
GROTE SCHULD VAN KRULS
EN REGERING
Generaal Kruis treft hierin naar de
mening van de commissie grote
schuld. Uit zyn in de loop der jaren
gebleken houding spreekt een men
taliteit, die de commissie ten sterkste
afkeurt. De commissie moet hier
echter onmiddellijk aan toevoegen,
dat haars inziens de regering ln deze
nog grotere schuld treft.
Immers het was haar taak geweest
om het Hoofd van het Bureau Militair
Gezag en later de chef staf Militair
Gezag terstond in duidelyke bewoor
dingen kenbaar te maken hoe de ver
houding tussen de regering en deze
functionaris behoorde te zyn en indien
aan deze aanwyzing niet dadeiyk op
loyale wyze gevolg was gegeven, ont
slag te doen volgen.
Zoals bekend heeft" generaal Kruis
half Januari van dit jaar ontslag ge
kregen als chef van de Generale Staf
omdat hy propaganda voerde voor een
inrichting van het leger die inging te
gen de beslissingen van de regering.
Minister s'Jacob nam dat niet.
voegdheid zyn voor de minister-presi
dent, byna een kanseliersbevoegdheid."1
De heer Bolkestein zeide voor de com
missie: de heer Gerbrandy had in c
tyd al een drukke omgang met de her
Churchill, in wie hij het voorbeeld von
van een echte minister-president, dié)
in het House of Commons de afgevaar
dogden met zyn gebruikelijke strijka-
behandelde, maar die niettemin zij"
eigen autoritaire wil doordreef.
De heer Weiter acht de wijziging na
de oorlog jn de positie van de minister
president een verwording van ons
parlementaire stelsel en meent, dit
de heer Gerbrandy ook in deze rich
ting ging. De verantwoordelijkhei
kan hierin niet meer zuiver worden
gedetermineerd. Er was in Londen
een tendenz in die richting: niet
regeringskringen maar „daarbeneden
werkte ongetwyfeld een fascistisch
tendenz, hetgeen gepaard ging met!
een grote minachting voor het par
lement en onze parlementaire instel
lingen. Die stemming heerste1 ze*
bepaald ln Nederlandse kringen in
Londen, waaraan vast zat een gerinje'
waardering voor de individuele minis
ters. In^ die hele sfeer moet men de
versterking zien van het presidlm
Daarbij komt, dat men voor zijn ogen
een voorbeeld zag van een buitengewoon;
sterke centralisatie in de persoon van
de Engelse eerste minister, de
Churchill, onder wie de ministers in
derdaad niet meer waren dan uitvoer*]
ders van zyn bevelen.
De heer Gerbrandy verklaart da
als men als voorzitter van de minister-)
raad ziet, dat eriets braak ligt, men
dat moet kunnen verzorgen. Ook moe'
een eerste-minlster wel eens een be
slissing nemen waarvoor hy strikt ge
nomen eigenlijk de ministerraad bij el-]
kaar moest roepen. Dat kon echter nie
sHikl.
Na voel discussie is ten slotte de af
spraak gemaakt, dat voortaan dk
ontslag eerst in de Ministerraad zoo
worden gebracht, hetgeen bij de heer
Dijxhoorn niet was geschied. Volgens]
.de heer Gerbrandy is deze afspraak:
in de practiik daarna b'y elk ontsb?!
toegepast. Alleen bfj het ontslag van
de heer Burger in 1945 ligt het vol
gens hem schijnbaar iets anders.
De enquête-commissie acht de in deze
getroffen regeling juist en kan het al
leen maar betreuren, dat er een speciale
aanleiding nodig was om tot zulk een
reeeling te komen.
Het vraagstuk van de splitsing van
het Departement van Defensie acht de
commissie dubieus. Het benoemen van
de heer Van Boeyen als minister van
oorlog a.i. wjjst op een onbevredigende
toestand, hetgeen ook bliikt uit de sa-
binetsverklaring van Juli 1941. dat de(
gevonden oplossing „toekomstige 3ncere
oplossingen vry laat". Ook laakt
commissie het. dat de nieuw opeetre.en
minister van Marine, Fürstner de func
tie van bevelhebber der zeestrijdkr3cn-,
ten bleef vervullen.
Het gewichtigste resultaat van oei
crisis acht de minister echter, dat oe
heer Gerbrandv zyn verlangens naar
een uitzonderlijke positie van de m.nis-
ter-president heeft moeten laten varen-
Kenneiyk waren sommige
van oordeel, dat in het bijzonoer ae
heer Gerbrandv niet de capacitei t
had voor de taak, als hij zichzelf wiiae,
deen toebedelen.
De Commissie heeft niet de indruk
dat de heer Gerbrandy zich altijd?"
heel beeft gehouden 2an de
van d- in Juli 1941 genomen M5i«"
sing. Hij heeft herhaaldelijk bln»
geven van te weinig ingesteld te w
op samenwerking, waardoor de jj1
nisteriële verantwoordelijkheid.
zien van de gezichtshoek van ae J
dere ministers uit. wel eens in
eedrang kwam. Juist daarom et
is liet, naar het oordeel van de l
missie van groot belang geweest,
de hier behandelde gredaebtenw >-
ling over de positie van de P^. j
heeft plaats gehad en is ceelndiga
met een negatieve beslissing.