Generaal Kruis reed een stevige schaats met wonderlijke krullen Justitieel onderzoek gewenst naar getuigenverklaringen Conflict tussen Excellentie en hoogleraar Wilde Gerbrandy méér dan hem toekwam? of Kanselier Mentaliteit van generaal Kruis ten sterkste afgekeurd Erkenning van zijn capaciteiten ZATERDAG 26 MEI De pikante onthulling in het vijfde rapport van de Parlementaire Enquête- Commissie is het eigenzinnige gedrag van generaal Kruis als hoofd van het Militair Gezag, dat bij de bevrijding van het Zuiden des lands was gevestigd te Brussel en uit Londen bijna alle beschikbare deskundigen had meegenomen. Generaal Kruis, een man van de daad, wilde om te waarderen practische rede nen in het bevrijde gebied alle macht in eigen handen houden en hij belem merde daarom zoveel mogelijk, dat Nederlandse ministers uit Londen naar het bevrijde gebied zouden gaan. Nadat nota bene de koning van Engeland wel reeds in Nederland was geweest, is ten slotte minister-president Ger- brandy persoonlijk naar Churchill en het hoofdkwartier van Eisenhower gegaan om toestemming te krijgen voor het verblijf van een aantal ministers in Nederland. Generaal Kruis had toen reeds, op 12 November 1944, een brief gericht aan de regering, waarin hij schreef, dat de vestiging van een aantal ministers in Nederland de neiging zou doen ontstaan om bij gebrek aan departementaal personeel zich te bedienen van de hulp van het personeel van de Staf Militair Gezag. ,,Dit is echter ontoelaatbaar", zo voegde hij er aan toe. Nota bene: een ondergeschikte generaal, die handelingen van de regering .ontoelaatbaar" noemt. Geen wonder, dat in de ministerraad de woorden „onbeschaamd" en „insubordinatie" vielen. Er werd onmiddellijk gedacht aan ontslag, maar omdat generaal Kruis zo goed stond aangeschre ven bij de geallieerde militaire autoriteiten en moeilijk te vervangen was, werd volstaan met een schrobbering. Dat muisje kreeg nog een onverkwik kelijk staartje. inderdaad ernstig genomen is, noch de heer Serraris, noch de heer Deelen, noch de heer v. Boetzelaer, noch ge neraal Kruis daarin aanleiding h?b- ben gevonden de heer Speyart van Woerden onmiddellijk te waarschu wen. Tot zijn aankomst te Brussel, een aantal dagen later, is deze van de mogelijkheid dat er een aanslag op hem zou worden gepleegd onkundig gelaten. politie gezuiverd kon zijn en de argu menten van de illegaliteit niet meer dezelfde kracht hadden. Bij een be hoorlijk overleg zou het daarom moge- Lijk moeten zijn geweest de standpunten te overbruggen. Uit geen enkele verklaring is naar voren gekomen, dat generaal Kruis daartoe pogingen in het werk heeft gesteld. De commissie betreurt het ten zeerste dat zulks niet is geschied. In plaats van te trachten de bij het arrestatieproblcem betrokken partijen tot overeenstemming te brengen, heeft de heer Kruis, naar de mening van de commissie, mede ter versterking van zijn eigen positie tegenover de rege ring, de politiek van het „verdeel en heers" gevoerd en is hij daarbij einde 1944 en begin 1945 overgeheld naar het standpunt van de partij, die naar zijn mening de meeste moeilijkheden zou kunnen veroorzaken: de illegali teit. De nalatigheid van de regering om het arrestatiebeleid om te bulgen heeft tengevolge gehad, dat ook in het Westen des lands, waar niet meer de oorlogs- noodzaak gold, die de in het Zuiden ge voerde arrestatie-politiek mede beïn vloed heeft-, de arrestaties op dezelfde grote schaal zijn uitgevoerd. Daardoor is het probleem van de po litieke delinquenten uitgegroeid tot een dusdanige omvang, dat Overheid en volk hierby in de eerste jaren na de bevrijding voor welhaast onoplos bare problemen werden gesteld. Een valstrik! Door zijn conflict met de regering zocht generaal Kruis in het bevrijde Zuiden eind 1944 steun bij de illegaliteit, die betrokken was bij de strijd om de macht over de bevoegdheid tot de arrestatie van mensen die „fout" waren geweest. Er waren zelfs vijf in stanties die deze (maandenlange) strijd voerden: de Binnenlandse Strijdkrach ten, de politie, de illegaliteit, het Mili tair Gezag en de minister van Justite, v. Heuven Goedhart, de reeds in het bevrijde gebied verblijf hield. Er heer ste na de bevrijding niet bepaald de gedroomde paradijselijke eensgezindheid. De- illegaliteit was het niet eens met de beslissing die minister v. Heuven Goedhart begin December 1944 had genomen om de politie de bevoegdheid tot het verrichten van arrestaties te verlenen. De minister wilde dit overla ten aan de deskundige vakmensen. Er was op ruime schaal gearresteerd om dat een geringe aanwijzing of verdacht making bijna altijd arrestatie tot gevolg had. Bij gebrek aan voldoende ruimte en materiële voorzieningen geschiedde de bewaring meestal onder allerprlmi- tiefste omstandigheden. Bovendien be vonden zich onder de aangehoudenen vele onschuldigen, omdat er geen des- kunddg apparaat was om de zaken zelfs maar globaal te onderzoeken. In een vergadering van 27 daartoe uitgenodigde illegalen hield generaal Kruis op 7 December te Eindhoven een rede waarmee hij gTOot applaus oogstte omdat hij niet de richtlijsen van de minister van Justitie verde digde, maar propaganda maakte voor zijn eigen denkbeelden op dit gebied. En toen hy in Brussel van zijn Mili taire Commissaris in Breda, de heer v. Boetzelaer, kennis kreeg van een briefje waarin werd meegedeeld, dat het leven werd bedreigd van de pro cureur-generaal Speyart van Woer den, die er hardnekkig voor vocht om uitsluitend de politie te laten arreste- ren, ging hij met de heer v. Boetzelaer naar Londen om minister-president Gerbrandy te verzoeken v. Heuven Goedhart" en Speyart van Woerden naar Londen te roepen.... voor hun veiligheid- De list gelukte en zo ontdeed generaal Kruis zich in Nederland van zijn voor naamste tegenstanders die hem tegen werkten met betrekking tot de arresta tie bevoegdheid. Daaruit is voortge vloeid, dat na de bevrijding van het Noorden des lands op dezelfde grote schaal als in het Zuiden arrestaties werden verricht, hetgeen weer heeft geleid tot de misstand in de kampen. De Parlementaire Enquête-Commis sie heeft vooral van alles wat zich heeft afgespeeld rond het briefje over het levensgevaar van Speyart van Woerden de herkomst van het briefje is duister gebleven een uiterst onbehaaglijke indruk gekre gen. De verklaringen, die getuigen hebben afgelegd over dat briefje, wet- tigen volgens haar een justitieel on- j derzoek, omdat men voor de Parle mentaire Enqucte-Commissie (onder ede) de waarheid behoort te zeggen. HET MYSTERIE VAN HET BRIEFJE. Over het geheimzinnige briefje met- de bedreiging tegen het leven van de procureur-generaal Speyart van Woer den schrijft de parlementaire enquête commissie: de heer v Boetzelaer heeft meegedeeld, dat hij iedere Zondagoch tend te Breda placht te vergaderen met enige heren uit de illegaliteit en dat in zulk e-en vergadering einde Januari 1945 het briefje ter tafel is gebracht door de heer v. d. Hooft (burgemeester van Willemstad). De heren v. d. Hooft en Felderhof (oud-procureur-generaal bij het Hooggerechtshof van Indonesië), die met de heer Deelen (thans president van de Krijgsraad-Zuid te Vught) ge woonlijk bij deze vergaderingen aanwe zig waren, zeggen zich weinig van dit. briefje te kunnen herinneren, althans niet te weten hoe het daar gekomen is. De heer Deelen daarentegen verklaart, dat het briefje hem door een koerier, van wie hij verder niets weet, is bezorgd en dat hij het aan de heer v. Boetze laer (die bij hem in Breda toen inwoon de) heeft overhandigd. De heer Serraris, die te 's-Hertogen- bosch hoofd was van de afdeling politie der Binnenlandse Strijdkrachten en teen zowel als vroeger op zeer slechte voet stond met de heer Speyart van Woerden, verklaart, dat hij omstreeks dezelfde tijd een brief heeft geschreven aan de heer Deelen. waarin hij mee deelde. dat de procureur-generaal ge vaar liep en waarin hij de heer Deelen van een onderhoud vroeg, waarop deze nem door de koerier, die de brief had overgebracht, liet meedelen, dat er aan gewerkt werd. Later zou de heer Deelen aan de heer Serraris hebben meegedeeld dat zijn brief precies van pas kwam en dat naar aanleiding daarvan de reis van de heer v. Boetzelaer naar generaal Kruis en ten slotte de verwijdering van de heer Speyart van Woerden uit het bevrijde Zuiden is gevolgd. D? heer Deelen zegt daarentegen zich van zulk een brief van de heer Serraris niets te herinneren en hij ontkent ook deze later meegedeeld te hebben, dat zijn brief de bovengenoemde gevolgen heeft gehad. De heer Deelen, die op 16 Februari 1945 belast werd met ae waar neming van de functie van de heer Speyart van Woerden als fungerend di recteur van politie, houdt vol slechts een anoniem briefje ontvangen te heb ben. Het is de commissie niet gelukt uit deze tegenstrijdige verklaringen d3 werk olijke herkomst van het briefje te reconstrueren. Zy wil niet verhelen de indruk te hebben, dat in dezen niet EIGENWIJS! De lieer Veraart (oud-Kamerlid) heeft aan de Parlementaire Enquê te-Commissie verteld, dat hij in Lenden van de heer Kruis het ver zoek kreeg voor ongeveer 100 leden van het Militair Gezag een uiteen zetting te geven van verschillende Staatsrechtelijke kwesties Er zou daarna een kwartier pauze zijn en daarna zou de discussie beginnen. De heer Veraart waarschuwde o.a.: weest voorzichtig dat u niet raakt aan de Nederlandse vrijheden; uw taak is hoogst moeilijk. Waar u ook maar een gemeenteraad vindt, waar u Provinciale Staten vindt, respecteert daar de democratie. De heer Kruis, die onder de ge hele voordracht naast de heer Veraart had gezeten, stond na de voordracht op en zei: Mijne heren, het Is helemaal niet de bedoeling, dat wij op deze wijze voorlichting zouden krijgen. Wij danken de heer Veraart en er zal geen debat zijn. Ik zal het vol gende uur een uiteenzetting geven hoe de zaak in elkaar zit. De heer Veraart kon gaan. door alle getuigen de waarheid is ge sproken. Zy acht dit een feit van dus danig belang, dat naar haar oordeel een justitieel onderzoek in dezen ge wettigd is. IN HOGE MATE VREEMD. Het heeft de commissie voorts in hoge mate bevreemd, dat, indien de be dreiging van de procureur-generaal Ontslag temidden van koffers „U heeft in Londen genadebrood gegeten". Generaal Kruis De commissie moet de reactie van de regering en van generaal Kruis op de tegen de procureur-generaal gerichte bedreiging afkeuren. Men is hier ge weken voor een bedreiging met r- reur, die wellicht nog geringer- i geweest, hetgeen uit een oogpunt an handhaving van het gezag niet toe laatbaar geacht kan worden. Een bijzonder onaangename indruk hebben op de commissie nog gemaakt twee brieven van generaal Kruis. De brief van 17 Februari 1945 aan de mi nister van Justitie maakt duidelijk hoe de heer Kruis van de verwijdering van de heer Speyart van Woerden uit het bevrijde gebied tegenover de regering een prestige-kwestie heeft gemaakt, hetgeen zeker heeft bijgedragen tot de moeilijkheden, die de heer Speyart daarna nog van de zijdie der regering heeft ondervonden. VERDEEL EN HEERS. Met betrekking tot het standpunt van de procureur-generaal en dat van de illegaliteit is de commissie van mening, dat de visie van dé procureur-generaal formeel gesproken de juiste is geweest.' Zijn standpunt is geheel in overeen stemming met de wettelijke bepalingen. Dat was het standpunt van de illegali teit niet. hoewel aan haar opvattingen zeer reële psychologische factoren ten grondslag lagen. Volgens de illegaliteit stelde het volk geen vertrouwen in de politie, omdat de politie zelf niet zuiver was. Toen echter de strijd om de arresta tie-bevoegdheid gevoerd werd, was de bevrijding van het Zuiden .reeds enige maanden achter de rug, zodat toen de Prof dr J. A. Veraart, die in de oor logstijd te Londen in dienst van de Nederlandse Regering ambtelijke func ties vervulde, heeft aan de Parlemen taire Enquête-commissie medegedeeld hoe een door hem geschreven artikel, getiteld „Het Constitutionele Vraag stuk" en opgenomen in het Londense „Vry Nederland" van 26 Augustus 1944, waarin hij fulmineerde tegen de „Dutch correspondent" van „The Ti mes" en over deze heen tegen de Ne derlandse Regering, aanleiding is ge worden tot zijn ontslag als adviseur van het Departement voor Algemene Oorlogvoering. „De heer Veraart verklaart, dat hij kort nadat hij dit artikel had geschre ven, bij de heer Gerbrandy werd geroe pen. De heer Veraart had zijn kamer beneden die van de heer Gerbrandy. Hij ging naar boven. De heer Gerbran dy zat daar temidden van een menigte koffers en zat de heer Veraart aan te staren van achter zijn bureau cn begon hem eindelijk toe te spreken. Men moet weten, dat de heer Gerbrandy hem al tijd „hoogleraar" noemde; waarom weet de heer Veraart niet; ze hadden elkaar in Nederland altijd getutoyeerd, de korte tijd, dat de heer Veraart de heer Gerbrandy in Den Haag als Mi nister van Justitie had gekend. Maar de verhouding was dan gewor den Excellentie-hoogleraar. over te gaan, maar toch in ieder geval tot het toedienen van een ernstige tuchtiging. De heer Veraart heeft dat niet gedaan. Hij heeft dit feit aan de vaderlandse geschiedenis onthouden. Hij wil wel zeggen, dat toen hij naar beneden ging, hij zich niet lekker voel de. De heer Gerbrandy voegde er nog bij - de heer Veraart moet dat noodza kelijk nog zeggen - „En als wij nu naar Nederland teruggaan, hebt u op geen enkele faciliteit van onze kant te reke nen, geen faciliteit, denkt u daar wel om, wy zullen niet in het minst mee werken, dat u weer naar Nederland te rugkeert". Vergeefs bezoek by de betaalmeester De heer Veraart kwam de Vrijdag daarop by de betaalmeester, de heer Bonthuis, en die zei: „U staa.t er niet op". De heer Veraart zei: „Dat zal een misverstand zijn, informeert u eens". De heer Veraart kon tegenover deze man geen scène maken; hy wi? tuurlljk wel anders. De heer Ver? heeft zich in de maanden, die ve-SS zyn van September 1944 tot Juli iS financieel gered met schrijven en - bliceren. allereerst in „Vrij Neaerl?h Verder kreeg hij na enige tyi steuning van de consul-generaai'*.'* oorlogsslachtoffer of als armlas*'-1 Nederlander. Dit geld kreeg 'hij maand op schuldbekentenis, °Hij isn wel smadelijk behandeld. De heer Ve; aart te ontslaan naar aanleiding dat artikel van 26 Augustus 1944 rwl is duldeiyk gezegd. Een ontslagbesluit heeft hij nie' r.1 kregen. Zijn rechterlijke functies is Y trouw biyven vervullen, doch di? heeft hij geen vergoeding voor gewf! gen. Hij is, zelfs na dit ontslag, doarfc! heer v d. Tempel herbenoemd,v voorzitter van het scheidsgerecht Ter' de Zee-ongevallenwet. De heer Veraart is alleen ontoW uit de functie van economisch advke^l van het Departement voor Algem»- Oorlogvoering. zonder enige schrift lijke bevestiging. Hij heeft zich veJ schillende malen tot deze en gene «J wend en heeft nog de heer da Gomez in de arm genomen. Nadat deze stappen voor hem hiji gedaan, bracht hij verslag nlt bij de} heer Veraart en zei: „Man, hood zo stil mogelijk, zy zijn tot alle bi staat! Wees dodelijk voorzichtig, op met wat je doet'". De heer Vei. aart dacht aan Militair Gezag dergelyke arbitraire dingen meer. 1 is evenwel blyven publiceren," De zienswijze Tanl prof. Gerbrandy In het verslag lezen we op een and- re plaats dan: „Aan de heer Gerbrandy wordt d» zienswijze van de heer Veraart c zyn ontslag voorgehouden. Waarop heer Gerbrandy zegt, dat de str'- van de woorden door de heer Veraart geciteerd als door de heer Gerbrar-i gebezigd, juist is, doch de vorm mededelngen niet juist is. De Gerbrandy werd door ambtgeziotr herinnerd aan een ander geval, waar" de heer Veraart zich ook misdragr had. Toen heef t de heer Gerbrandy in dit geval gezegd: „Nu is het 'ook voof mij uit". Maar de heer Gerbrandy wil nietW veel van de heer Veraart zeggen." woorden zyn de heer Veraart nkuw- Churchill als voorbeeld: Prime minister Fascistische tendenz keurig bijgebleven -: „U, hoogleraar, heeft hier in Londen het genade brood gegeten van de Nederlandse Regering; U heeft dat beloond met ons voortdurend in de benen te by- ten. Telkens als wy iets voor hadden, dan hebt U het beter geweten cn U hebt op die manier onze positie be schadigd. U hebt nu weer geschre ven dit artikel: „Het Constitutionele Vraagstuk". Dat artikel raakt een voudig kant noch wal. En omdat U op deze wijze maar door blijft gaan, ontsla ik U op staande voet" De heer Veraart had lm dit artikel voor de zoveelste keer betoogd, da-t het een schandaal ziou zijn, indien in Ne derland miet onverwijld werd terugge grepen naar oaize aloude democratie. „Zeer boosaardige neiging gehad" De heer Veraart heeft op deze zin- men van de heer Gerbrandy niets ge zegd. Hij moet wel zeggem, dat hij een ogenblik de zeer boosaardige neiging •heeft gehad, nu wel niet tot manslag Een van de redenen waardoor volgens de heer Steenberghe de crisis na het ontslag van de heer Dyxhoorn zo lang heeft geduurd, is het voortdurend po gen van de heer Gerbrandy om zich zelf een functie toe ts kennen, die volgens onze constitutionele gewoon ten niet aan de minister-president toekomt en dat hy zulks nog wel in oorlogstyd wilde doen, buiten Neder lands territoir en zonder het parle ment. Ook de splitsirig van het De partement van Defensie lokte veel verzet uit. De heer v. d. Tempel verklaarde, dat er een duidelijke fronde was onder de ministers tegen het streven van Ger brandy om de positie van het kabinet en van de ministers als verantwoorde lijke bewindslieden te verzwakken. De heer Albarda omschreef dat stre ven als volgt: „Er zou een grote be- Generaals zyn van nature niet democratisch; zij leven bovendien in een sfeer van onvoonvaardelyke discipline. Generaal Kruis verloor daardoor zelfs de juiste verhouding tegenover de regering uit het oog. De toon in zyn brieven aan de regering was ongepast en toen hij daarvoor een schrobbering had gekregen, zette hij in zijn weekrapporten de critick op de regering op dezelfde toon voort alsof er niets gebeurd was. Maar de parlementaire enquête-commissie wil wel gaarne zyn capaciteiten erkennen. Men vergete ook niet dat er in het Zuiden na de bcvryding een volkomen chaos heerste. Er waren ontzaglijke vernielin gen aangericht. Alle reparaties, het aanschaffen van vervoermiddelen, de aan voer van voedsel enz. enz. kon uitsluitend geschieden via het Militair Gezag en dat was weer afhankelijk van de Britse en Amerikaanse militaire organisatie. Het was dus verstandig contact te houden met het Militair Gezag. Dat hebben de vyf ministers die in het najaar van 1944 alvast naar het bevrijde Zuiden waren gekomen niet altijd overwogen. Zy wilden zelfstandig maatregelen nemen, maar ze konden niets doen omdat ze geen ambtenaren en geen geld hadden. Een reeks ernstige wrijvingen was het gevolg er van. gekomen ministers en de chef staf Militair Gezag. Een worsteling waar- by - het moet geconstateerd worden - de chef staf aan de winnende hand is gebleven. TE GERINGE GENEIGDHEID TOT SAMENWERKING Naar ds mening van de enquête commissie hebben de moeilijkheden in November en December 1944 mede haar oorzaak gevonden in een te geringe ge neigdheid van de in Nederland vertoe' vende ministers om in regelrecht con tact met ds chef stal, zo nodig te Brus sel, deze te noodzaken een dirigeren Persoonlijke wrevel der ministers?. Het dient erkend dat generaal Kruis een practische kijk cp de zaken had. In zyn ontactische brief van 12 November 1944 aan de regering schreef hy ook: „De aanwezigheid (in het bevryde Zuiden) van een aantal ministers heeft onherroepelijk tengevolge dat velen zich tot hen zullen wenden met klach ten. Daardoor en als gevolg van eigen waarnemingen der ministers, zal bij hen de neiging ontstaan om in te grij pen en beslissingen te nemen Dergelij ke beslissingen kunnen niet anders dan incidenteel zijn en in de regel onvol doende overwogen. Hierdoor ontstaat verwarring en wordt het werk van het Militair Gezag in korte tyd onmogelyk gemaakt" „Het prestige der ministers en daar mee der regering zal ernstig in ge vaar komen. De ministers zonder de partementen worden in het glazen huisje van een provinciestad het centrum van belangstelling en cri-, tiek. Misschien komen er gedurende de eerste dagen enige vreugdeklanken, de terugslag zal snel komen en groot zyn. Er worden by het volk verwach tingen gewekt, die niet bevredigd kunnen worden. Scherpe crltiek zal ontstaan, die het prestige der rege ring schaadt en haar positie onhoud baar doet worden. Critiek op het Mi litair Gezag daarentegen is minder ernstig; het is een tydciyke instel ling, waarvan iedereen het tydelijk karakter kent". CONCLUSIES Het is inderdaad gegaan zoals gene raal Kruis had voorspeld. Op bladzijde 359 van haar rapport van 907 bladzij den, schryft de enquête-commissie: De komst van de ministers-kwartier makers in het bevrijde Zuiden heeft een grote reeks moeilijkheden tussen deze ministers en de chef staf Militair Gezag tengevolge gehad. De aard van de taak van de minister van Binnen landse Zaken en van Justitie bracht hen onmiddellijk in aanraking met ve le problemen, die zich in het bevryde gebied voordeden. Zo was het ook met de minister van Sociale Zaken die eni ge tijd later overkwam. Was het won der dat deze ministers, ziende hoeveel er te doen was en ziende hoeveel er verkeerd ging, de behoefte gevoelden om, waar mogelijk, regelend en coördi nerend op te treden? Dit werd hun echter èn door de om standigheden èn door de geringe mede werking van de zijde van het Militair Gezag vrijwel onmogelyk gemaakt. Zy resideerden in het hotel Bosch en Ven te Oisterwijk en waren daar practisch van alle ambtelijke hulp verstoken. Hun departementen te Londen waren ontvolkt, doordat vele ambtenaren naar het Militair Gezag waren overge gaan. Het Militair Gezag zeteide even wel te Brussel en de functionarissen daarvan waren niet ter beschikking van de ministers. De minister van Bin nenlandse Zaken heeft gepoogd hierin te voorzien door te 's-Hertogenbosch een eigen bureau te formeren, hetgeen weer tot wrijving met het Militair Ge zag leidde De minister van Sociale Za ken slaagde er zelfs niet in zulk een 1 bureau tot stand te brengen. Boven dien beschikten de ministers niet over credieten, hetgeen met het Militair Ge zag wel het geval was. Men kan dan ook van de komst af van de ministers-kwartiermakers in het Zuiden op 25 November 1944 tot de ontslagaanvrage van hel kabinet op 24 Januari 1945 een lange en ver bitterde worsteling constateren tus sen een aantal naar Nederland ovcr- GERBRANDY GING ER OP AF Oud-minister-presLdent Gerbran dy heeft de parlementaire enquête commissie verteld dat toen het Noorden moest worden bevrijd en later ook wès bevrijd, het belang rijkste het voedsel was. Er is een keer gerapporteerd: uw voedsel voorraden zijn door Montgomery in beslag genomen en er ls haast niets van over. Toen is de heer Gerbrandy als de weerga naar het opperbevel gegaan en heeft hy ge zegd: Ik hoor hier dit; dat gaat toch niet aan! Onze mensen zijn bezig te verhongeren en de voor raden zyn voor ons en niet voor Montgomery. Hij kan wel zeggen dat hij ze leent, maar ik wil ze hebben. De heer Gerbrandy werd door generaal Clay ontvangen In Breda Die zei: Prime-Minister, wij hebben nu de heleboel aangevuld, wy zullen u de gehele voorraad tonen; de auto staat voor u ter beschikking. De heer Gerbrandy heeft de voor raden opgenomen. Het was veel groter dan het Binnenhof Ln Den Haag; het was bijna een kilome ter lang wat opgeslagen was en bestemd voor ds bevolking in het Noorden. van de secties van het Militair Gezag rioor de ministers te aanvaarden. De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de in Nederland vertoe vende ministers zich bij het bepalen van hun houding in sterkè mate - zon der tot positieve daden te komen - hebben laten beïnvloeden door gevoe lens van wrevel tegenover de chef staf Militair Gezag, van wie zy reeds wei nig medewerking hadden ondervonden om hun overkomst naar het bevryde gebied te bevorderen. M G. UITVOEREND ORGAAN VAN DE REGERING Onder het tweede kabinct-Gerbran- dy na 26 Januari 1945 zyn de verhoudingen veel minder gespannen geweest. Enerzijds bleek de chef rtaf waarschynlyk ook op grond van de ervaringen in de voorafgaande pe- riode meer bereid aanwyzingen van de individuele ministers aan de desbetreffende secties van het Mili tair Gezag te aanvaarden; anderzyds waren de ministers meer geneigd de secties van het Militair Gezag als een verlengstuk en uitvoerend or gaan van hun departementen te be schouwen. DE GENERAAL CAPITULEERDE Ten slobte schryft de enquête-com missie in haar rapport: Gedurende de jaren, zowel vóór Sep tember 1944 als daarna, treft men in de correspondentie van de heer Kruis met de regering voortdurend op gezet te tyden toespelingen op het* nemen van ontslag, openlyk of bedekt, aan. De regering biykt daarvoor steeds te zyn geweken. Hierin ziet de commissie een van de belangrijkste oorzaken van de steeds groeiende moeiiykheden. Im mers de eerste maal, dat de regering onomwonden een ander standpunt heeft ingenomen, in haar brief van 19 Januari 1945, heeft tot gevolg dat de heer Kruis by zyn verzoek om ontslag niet meer persisteert. De commissie heeft met groot leed wezen deze gang van zaken moeten constateren. Vooral in de verhoudin gen van na September 1944, toen de geallieerde troepen op Nederlands ge- hied streden en het Militair Gezag het hoogste hier te lande aanwezige orgaan was dat de regering vertegenwoordigde kunnen deze moeiiykheden tussen de regering en de chef staf Militair Gezag niet anders gekwalificeerd worden dan als een hoogst ernstige gezagscrisis. Zulk een crisis ten tyde van de over gang van bezetting naar bevrijding, waarby rekening gehouden moet wor den met de mogelykheid van revolu- tionnaire situaties, kon de ergste gevol gen met zich gebracht hebben. GROTE SCHULD VAN KRULS EN REGERING Generaal Kruis treft hierin naar de mening van de commissie grote schuld. Uit zyn in de loop der jaren gebleken houding spreekt een men taliteit, die de commissie ten sterkste afkeurt. De commissie moet hier echter onmiddellijk aan toevoegen, dat haars inziens de regering ln deze nog grotere schuld treft. Immers het was haar taak geweest om het Hoofd van het Bureau Militair Gezag en later de chef staf Militair Gezag terstond in duidelyke bewoor dingen kenbaar te maken hoe de ver houding tussen de regering en deze functionaris behoorde te zyn en indien aan deze aanwyzing niet dadeiyk op loyale wyze gevolg was gegeven, ont slag te doen volgen. Zoals bekend heeft" generaal Kruis half Januari van dit jaar ontslag ge kregen als chef van de Generale Staf omdat hy propaganda voerde voor een inrichting van het leger die inging te gen de beslissingen van de regering. Minister s'Jacob nam dat niet. voegdheid zyn voor de minister-presi dent, byna een kanseliersbevoegdheid."1 De heer Bolkestein zeide voor de com missie: de heer Gerbrandy had in c tyd al een drukke omgang met de her Churchill, in wie hij het voorbeeld von van een echte minister-president, dié) in het House of Commons de afgevaar dogden met zyn gebruikelijke strijka- behandelde, maar die niettemin zij" eigen autoritaire wil doordreef. De heer Weiter acht de wijziging na de oorlog jn de positie van de minister president een verwording van ons parlementaire stelsel en meent, dit de heer Gerbrandy ook in deze rich ting ging. De verantwoordelijkhei kan hierin niet meer zuiver worden gedetermineerd. Er was in Londen een tendenz in die richting: niet regeringskringen maar „daarbeneden werkte ongetwyfeld een fascistisch tendenz, hetgeen gepaard ging met! een grote minachting voor het par lement en onze parlementaire instel lingen. Die stemming heerste1 ze* bepaald ln Nederlandse kringen in Londen, waaraan vast zat een gerinje' waardering voor de individuele minis ters. In^ die hele sfeer moet men de versterking zien van het presidlm Daarbij komt, dat men voor zijn ogen een voorbeeld zag van een buitengewoon; sterke centralisatie in de persoon van de Engelse eerste minister, de Churchill, onder wie de ministers in derdaad niet meer waren dan uitvoer*] ders van zyn bevelen. De heer Gerbrandy verklaart da als men als voorzitter van de minister-) raad ziet, dat eriets braak ligt, men dat moet kunnen verzorgen. Ook moe' een eerste-minlster wel eens een be slissing nemen waarvoor hy strikt ge nomen eigenlijk de ministerraad bij el-] kaar moest roepen. Dat kon echter nie sHikl. Na voel discussie is ten slotte de af spraak gemaakt, dat voortaan dk ontslag eerst in de Ministerraad zoo worden gebracht, hetgeen bij de heer Dijxhoorn niet was geschied. Volgens] .de heer Gerbrandy is deze afspraak: in de practiik daarna b'y elk ontsb?! toegepast. Alleen bfj het ontslag van de heer Burger in 1945 ligt het vol gens hem schijnbaar iets anders. De enquête-commissie acht de in deze getroffen regeling juist en kan het al leen maar betreuren, dat er een speciale aanleiding nodig was om tot zulk een reeeling te komen. Het vraagstuk van de splitsing van het Departement van Defensie acht de commissie dubieus. Het benoemen van de heer Van Boeyen als minister van oorlog a.i. wjjst op een onbevredigende toestand, hetgeen ook bliikt uit de sa- binetsverklaring van Juli 1941. dat de( gevonden oplossing „toekomstige 3ncere oplossingen vry laat". Ook laakt commissie het. dat de nieuw opeetre.en minister van Marine, Fürstner de func tie van bevelhebber der zeestrijdkr3cn-, ten bleef vervullen. Het gewichtigste resultaat van oei crisis acht de minister echter, dat oe heer Gerbrandv zyn verlangens naar een uitzonderlijke positie van de m.nis- ter-president heeft moeten laten varen- Kenneiyk waren sommige van oordeel, dat in het bijzonoer ae heer Gerbrandv niet de capacitei t had voor de taak, als hij zichzelf wiiae, deen toebedelen. De Commissie heeft niet de indruk dat de heer Gerbrandy zich altijd?" heel beeft gehouden 2an de van d- in Juli 1941 genomen M5i«" sing. Hij heeft herhaaldelijk bln» geven van te weinig ingesteld te w op samenwerking, waardoor de jj1 nisteriële verantwoordelijkheid. zien van de gezichtshoek van ae J dere ministers uit. wel eens in eedrang kwam. Juist daarom et is liet, naar het oordeel van de l missie van groot belang geweest, de hier behandelde gredaebtenw >- ling over de positie van de P^. j heeft plaats gehad en is ceelndiga met een negatieve beslissing.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1951 | | pagina 6