Bovenmenselijke regeringstaak
oorzaak van vele crises
'eel critiek op voorbereiding bestuur na de
bevrijding
West-Nederland door
onderhandelingen voor ramp behoed
Besluitvaardigheid en doortastendheid van
Gerbrandy
Koningin Wilhelmina beivees
onschatbare dienst
ons
volk
op critiek ogenblik
Wilde de geslepen Seyss Inquart
zijn hachje redden?
,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD Zaterag 26 Mei 1951
Derde Bla No. 27311
rof. nir P. S. Gerbrandy de juiste man
0e Parlementaire Enquête-Commissie Regeringsbeleid 1940194S heeft
Jrie boeken het vijfde deel van haar verslag gepubliceerd. Dit betreft de
jlM/. on o. van het Enquête-besluit der Tweede Kamer van 6 November
luidende: j. De voorbereiding van de organisatie van het bestuur na
bevrijding, o.a. het Militair Gezag en de uitvoering daarvan; o. De
ilijkheden welke zich in deze Kabinetten (de Geer-Gerbrandy-Schermer-
iDrees) hebben voorgedaan voor zover van invloed op de Regerings-
üiek.in het bijzonder de aan leden van die Kabinetten verleende ontslagen.
0e commissie heeft het beleid der Regering en dat der afzonderlijke
-fors in een periode, die door vele mutaties in het Londense Kabinet
d gekenmerkt, aan
critisch onderzoek
irvorpen. lij con-
iterde veel, dat
V afkeuring verdien-
Mor wenst er geen
'ld over te laten
dat er ook
i vee/ is verricht,
(ot geen enkele
'iek aanleiding geeft
4 dat daardoor ook
'er in aanmerking
yji om door haar in
brede te worden
jndeld.
Scherp is de critiek
kei Militair Gezag
de functionnering
de commissie
!t echter hiernaast,
het M.G. op ver
eerde terreinen in
deed nuttig werk
't gedaan.
r lijn talloze beslis-
tn geweest, waarin
Koningin Wil hei-
Haar aandeel
it gehad. Alleen
K uit het verslag
ïo zegt de
missie wat dit
mei is geweest. De n r n ^rPNnp, k ,r.w
-mme huidigi de Prof' mr P-f GERBRANDY
'UopvaWng dai de Minister-President in oorlogsti|d.
'wfers verantwoordelijk zijn. Dit systeem is een der pijlers van ons con-
ntionelè bestel.
„Zonder daaraan ook m,par in een enkel opzicht afbreuk te doen meent
commissie evenwel gerechtigd te zijn op één aspect van het optreden
«Koningin Wilhelmina in de oorlogsjaren te wijzen. Het is haar toch door
diepgaande onderzoek, dat zij heeft ingesteld en uit het omvangrijke na
iad, dat te harer kennis is gebracht, vele malen gebleken, hoe de Koningin
jaren in den vreemde de personificatie is geweest van het geknechte en
•jdende Nederland, hoe de eerbied voor Haar persoonlijkheid, die Zij wist
te wekken, ons land ten goede is gekomen en hoe Zij door Haar onver-
gdheid en onvermijdelijkheid de krachtsinspanning van de landgenoten in
buiten bezet gebied telkenmale heeft weten op te voeren tot het peil, dat
jg was om de overwinning te behalen. Zij heeft daarmede het Neder-
die volk een onschatbare dienst bewezen."
De commissie heeft in het begin van haar verslag ook aan de oud-minis-
•president, prof. mr P. S. Gerbrandy, de hem toekomende lof gebracht:
"t zal de grote verdienste zijn van het eerste Kabinet-Gerbrandy, dat het
•"en enkele maanden de terughoudendheid, welke bij de Geallieerden be-
I, volledig heeft overwonnen. Voor een aanzienlijk deel is dit te danken
«eest aan de persoonlijkheid van de nieuwe leider van het Kabinet, prof.
P. S. Gerbrandy. Door zijn onverzettelijkheid ten aanzien van de doel-
■ng van de oorlog, welke zowel in als buiten de Nederlandse kring te
ufden in hoge mate werd gewaardeerd, is hij gebleken de juiste man te
1 geweest om op dat critieke ogenblik in ons volksbestaan de leidende
ill in te nemen".
vestigen van zulk een indruk met de
meeste klem te moeten waarschuwen.
Ten aanzien van het vraagstuk van de
vertegenwoordigende lichamen, zoals
dat te Londen zo intensief aan de orde
is geweest, is de commissie er vrijwel
in geslaagd de hoofdlijnen geheel te re
construeren. al wil daarmede niet ge
zegd zijn, dat er hier en daar in de on
derdelen geen onvolkomenheden in het
werk,der commissie te ondekken zullen
ztiri.
COMMISSIE VRIJWEL EEN
STEMMIG
"Vrijwel over de gehele linie geven de
conclusies der commissie blijk van een
stemmigheid. Slechts op vijf punten van
ondergeschikte betekenis verschilde één
lid van mening met de meerderheid.
Het vijfde deel van het verslag is bij
na even omvangrijk als het vorige. Het
bevat 909 bladzijden, waaraan moeten
toegevoegd 954 bladzijden van de Ver
horen en 583 van de Bijlagen, die van
groot historisch belang zijn voor hen.
die inzicht willen krijgen in de geschie
denis van ons land over de jaren 1940
"tot 1945.
De voorzitter der commissie, mr L. A.
Donker is wederom zo vriendelijk ge
weest om de parlementaire redacteuren
een leidraad te verschaffen in een voor
hen op dat ogenblik nog doolhof van
vele en velerlei kwesties Deel V had
eigenlijk in December 1950 moeten ver
schijnen, doch door ziekte van de voor
zitter en enkele andere leden der com
missie (die we weer gelukkig hersteld
aan zijn zijde zagen) moest het tijdstip
worden verschoven.
Het is hier de plaats om ook onzer
zijds bewondering te uiten voor het
vele inspannende en op bekwame wij
ze verrichte werk der commissie, dat
enorm veel tijd en groot uithoudings
vermogen van alle leden vergt. Geen
wonder, dat er een ogenblik gekomen
is. waarop enkelen zich, om het hui
selijk uit te drukken, over de kop heb
ben gewerkt!
ANDERE WERKMETHODE
WORDT OVERWOGEN
Dit heeft, zoals mr Donkervertelde,
tot gevolg gehad, dat verschillende me
ningen naar voren zijn gekomén om
trent een te volgen andere werkmetho
de. die het de leden wat lichter kan
maken.
Tussen het seniorenconvent der Tweede
Kamer en de commissie is hierover
overleg gaande, dat op het tijdstip,
waarop dit verslag wordt gepubliceerd
waarschijnlijk al achter de rug zal zijn.
Overigens, meende mr Donker, dat er
niet zo heel veel meer te doen zou zijn.
In concept gereed is de behandeling van
het punt g. betreffende het geven van
leiding en voorlichting aan ambtenaren
en burgers in de bezette gebieden.
Voorts het contact met en de politiek
ten aanzien van de illegaliteit. Aan de
orde komen nog de punten 1 en m..
aangaande de vertegenwoordiging van
Nederland in het buitenland en de be
hartiging der Nederlandse belangen al
daar en de mate, waarin en de wijze
waarop de hulpverlening aan Neder
landse krijgsgevangenen en civiele ge
detineerden heeft plaats gevonden.
Over punt n.. het beleid betreffende
de Overz. Gebiedsdelen, daaronder be
grepen het beleid der Nederlands-
Indische Regering, is reeds veel ma
teriaal verzameld, maar hebben nog
geen verhoren plaats gehad. Dit ma
teriaal mag piet verloren gaan.
„Er is een uijs beleid gevoerd
Als een van de duisterse episoden uit de bezettingsjaren kan zonder twijfel
worden aangemerkt, de winter 1944'45. toen het Duitse leger rijn Ineenstor
ting nabij was en de toestand op voedselgebied voor ons volk zo kritiek werd,
dat zeer velen de hongerdood stierven. Vooral in West-Nederland was de situa
tie nijpend.
Het was in deze tijd, dat, onder dc druk der omstandigheden, er contact tot
stand kwam tussen enige vooraanstaande Nederlandse figuren en de Duitse
autoriteiten hier tc lande.
Dit contact, dat tot een samenspreking heeft geleid, kwam van Nederland
se zijde al spoedig onder verantwoordelijkheid der vertrouwensmannen te staan
en werd onderhouden in overleg met de Nederlandse Regering te Londen en
I dï geallieerde autoriteiten. Het verloop dezer onderhandelingen is ten. slotte
door de feitelijke gebeurtenissen op dc grote fronten en door de algehele capi
tulatie van Duitsland doorkruist. Dit zoeken van contact en de toon, waarin
de besprekingen zijn gevoerd heeft een zekere animositeit geschapen tussen
de vertrouwensmannen cn de verzetsbeweging. Het verzet meende, dat bij de
onderhandelingen het lot der gevangenen ni?t voldoende op de voorgrond is
getreden. Zo verklaart een der verzetslieden aan dc Parlementaire Enquête
commissie. die in haar rapport zeer uitvoerig op de in April 1945 gevoerde
onderhandelingen in gaat, dat van Nederlandse zyde bedongen Is een achter
wege bljjven van executies. Dat dit het maximum was en nog niet eens werd
bereikt, acht deze getuige te gering. Op het ogenblik, dat de besprekingen
werden gevoerd, had z.i. daarin betrokken behoren te zijn het lot der duizen
den verzetsmensen, die zich in strijd met elke vorm van behoorlijke rechtsple
ging in kampen en gevangenissen bevonden, waar zij elk ogenblik konden
worden doodgeslagen of door verwaarlozing konden omkomen.
Men kan er de Enquête-commissie dankbaar voor zijn. dat zij deze laatste
fase uit de oorlog, zo grondig heeft onderzocht. Dit deel van het verslag is
uitgegroeid tot een belangrijk stuk oorlogsdocumentatie.
De" gedachte van de mogelijkheid van
neutralisering van het Westen van Ne
derland bij de komende strijd heeft, in
de winter 1944'45 evenwel in verschil
lende hoofden gespeeld.
Intussen heeft Seyss-Inquart in het
begin van April 1945 de draad weer op
gevat en heeft hij zich wederom tot de
heer Hirschfeld gewend, thans met een
mededeling van meer concrete aard,
betrekking hebbende op de opdracht tot
het verrichten van vernielingen in West-
Nederland, die door het Oberkommando
der Wehrmacht was gegeven en waarbij
door Sej'ss-Inquart gezegd werd, dat dit
alleen voorkomen zou kunnen worden,
als het Nederlandse gebied militair van
Duitsland zou zijn geisoleerd en de mo-
INLEIDING
commissie herinnert in haai' inlei-
er aan, dat zij op grond van ar-
5] 55 der Grondwet (..De Koning is
"'""ndbaar: de ministers zijn ver-
noordelijk") bh de verhoren zoveel
■M heeft getracht tegen te gaan.
Setulgen de persoon van Hare Ma-
Koningin Wilhelmina in "het ge-
brachten. Voor zover zü dit niet
corkomen, heeft zij de hierop be-
hebbende uitlatingen waar
'uit de stenogrammen g-ssohrapt.
haar oordeel dwingt de Grondwet
De commissie heeft zich ook
bij haar onderzoek door de hier
-«•-seven opvatting laten leiden. Zij
daarmede niet In strijd te komen-
zii in deze inleiding toch aan
—Jin Wilhelmina als Staatshoofd
gorden wijdt welke wij hierboven
i weergegeven.
'Wis wordt er op gewezen, dat de
bepalingen van de Enquête-wet
^fdaten. dat de commissie een oud-
y*r ondervraagt over de beraadsla-
»n de Ministerraad, doch wel.
sennis neemt van uit eigen bc-
afrol egde verklaringen hierom-
D't stelsel heeft ten gevolge, dat
;,r®missie op zekere hoogte een
van hetgeen in de Minis-
'5 besproken, zonder dat zij In
c-«?enbeid is de al dan niet julst-
"JMit beeld afdoende-te toetsen
•f ^klaringen van anderen. Hoe-
an de nieuwe benalingen zeker be-
v^y^honden zijn is zii bij haar
v dusverre nog niet op on-
w.eliilcp moeilijkheden uit dezen
t* vestult.
moeilijkheid, waarvoor de com-
*8cn ook ditmaal in sterke mate
4-Cste.d was de omvangrijkheid van
vlerken stof. Zij heeft uit de
*!d
v3n onderwerpen, welke onder
'*n 1- cn o. gebracht, konden wor-
n keuz® moeten doen. die uiter-
.(*?'lik pHjp kp»ze een 7.?k°r sub-
13*1 rit bev^t. In het bü7nnd°r
evenwel voer behande1?rig 'n
King cje onderwerpen. waarbij
en me', name kwesties
.;'eeT aleemenp aard hehVn voor-
zou bij oopervlakkigo ken-
onrechte de indruk kun
nen wekken, dat er bij het door de Ne
derlandse Regering in de oorlogsjaren
verrichte alleen maar moelijkheden en
tot critiek aanleiding gevend beleid zijn
geweest. De commissie meent tegen het
Seyss Inquart,
de „voorzichtige"
Gedurende de winter 1944—'45 kon
een ieder begrijpen, dat, hoewel het
offensief 'der geallieerden tijdelijk voor
de grote rivieren was tot staan ge
bracht, in het voorjaar de grote aanval
op Duitsland zou worden geopend,
waarbij het dan de vraag was, of en zo
ja, weik gedeelte van Noord-Nederland
bij dit offensief betrokken zou worden.
In ieder geval zagen ook de Duitse
hoofdfiguren in het Noorden van Ne
derland wel in, dat. zodra de winter
voorbij zou zijn. het einde wel spoedig
zou zijn aangebroken. In December 1944
komen dan ook de eerste voorzichtige
pogingen van Seyss-Inquart om contact
te krijgen, waartoe hij zich tot dr H. M.
Hirschfeld, waarnemend secretaris-ge
neraal van het Ministerie van Handel.
Nijverheid en Scheepvaart, heeft ge
wend.
De heer Hirschfeld heeft aan de
commissie medegedeeld, dat hij op 7
Januari 1945 een tweede gesprek met
Seyss-Inquart heeft gehad, waaruit hem
duidelijk werd, dat het deze ernst was
met de door hem reeds eerder geop
perde idee West-Nederlahd onder een
soort van neutraal beheer te brengen,
ten einde aldus de ontzettende vernielin
gen, die er anders zouden komen, te
verhinderen. De heer Hirschfeld zegt
deze mededeling van Seyss-Inquart te
hebben doorgegeven aan de heer Bosch
van Rosenthal, die Londen daarover
heeft ingelicht.
Die kanalen liggen als regel hoger dan
het omliggende land De kanalen zou
den volkomen zijn leeggelopen.
Eenmaal leeggelopen, droogt de ka-
naalbsdding uit en scheurt, met het
gevolg, dat later ingepompt water door
de scheuren wegsiepelt, zodat die ka
nalen onoevaarbaar blijven. Daar ook
de wegen onder water zijn komen te
liggen, zijn deze ook onbegaanbaar.
Door deze omstandigheden zou er geen
zwaar materiaal in het binnenland ge
bracht kunnen worden voor het oprui
men van versperringen, van bruggen en
voor het verrichten van andere werk
zaamheden. nodig om het land weer
toegankelijk te maken.
Naar taxatie van deskundigen zou het
jaren geduurd hebben, voordat West-
Nederland weer bewoonbaar zou zijn
geworden. Het was niet een kwestie
van een tijdelijke overstroming, welke
na een paar maanden weer wegge
pompt zou zijn. neen, dit zou betekend
hebben, dat, met uitzondering van het
Gooi en enkel»» andere hoog gelegen
punten, zoals bijv. d? duinstreek, heel
Noord-Holland, heel Zuid-Holland en
ongeveer 2/3 van Utrecht in de zee
zouden zijn verzonken. Dat betekent
dus het uitvallen van woon- en werk
gelegenheid voor bijna 4!2 milliocn
mensen.
Uit diverse besprekingen resulteerde
ten slotte een reis van de heren Neher
en Van der Gaag op 13 April 1945 naar
het bevrijde gebied.
REIS NAAR BEVRIJD GEBIED.
Over deze reis vertelt de heer Van
der Gaag, dat hij zich met de heer
Neher, op een bepaalde middag op het
Pleiri in Den Haag bij Seyss-Inquart
moest melden.
Deze zei. dat hij zielsmedelijden had
met het Nederlandse volk, dat moest
hengeren en vroeg, of de heer Van der
Gaag alles wilde doen om het volk te
redden van de hongerdood. Dit was zijn
Leitmotiv. Over capitulatie werd niet
gesproken, doch het was: als de vos de
passie pi'eekt. boer, pas op je kippen
Daarop werden de heer Van der Gaag
en de heer Neher overgegeven aan
Schwebel. De heer Van der Gaag wilde
gelijkheid van herstel ener verbinding zijn geallieerde uniform meenemen,
door de Duitse Wehrmacht zou zijn
uitgesloten, zodat de autoriteiten in
Duitsland, die het bevel had gegeven,
dientengevolge geen invloed op de uit
voering der beslissing meer zou hebben.
Volgens de heer Hirschfeld heeft Seyss-
Inquart bij dit onderhoud echter niets
over de mogelijkheid van een capitulatie
gezegd.
WAT ONS TE WACHTEN STOND!
Een der door de commissie gehoorde
getuigen, jhr. Six, heeft een beeld gege
ven over de gevolgen van een mogelijke
inundatie van ons land door de Duit
sers. Als Nederland op een dergelijke
manier overstroomd was. dan zou het
practisch niet meer te benaderen zijn
geweest, omdat de toegang tot ons
land via kanalen afgesloten zou zijn.
Seyss-Inquart stond nogal te kijken van
dat geallieerde uniform en het pistool,
dat hij bij zich had in een koffertje.
Schwebel heeft liet koffertje gedra
gen! In Den Haag in de bezettingstijd
heeft Schwebel dus het koffertie ge
dragen van de leider van de Raad van
Verzet, waarin een geallieerd uniform
en een groot pistool zaten, en zo zyn
zij in een open auto gestapt.
Na talloze avonturen, uitvoerig in het
Enquête-rapport beschreven, zijn zij
ten slotte weer in bevrijd gebied terug
gekomen.
EISENHOWER KREEG VOLMACHT
Het verdere verloop van zaken is ge
weest, dat, na een aantal bespr f tingen
met de geallieerden ten slotte op 23
April 1945 de zaak is gesteld in handen
van genei-aal Eisenhower, die volmacht
kreeg om naar bevind van omstandig
heden te handelen, met name volkomen
vrijheid kreeg om ai of niet onderhan
delingen te openen. Generaal Eisen
hower heeft tot het aanknopen van on
derhandelingen besloten, met het ge
volg, dat op 30 April 1945 te Achterveld
de eerste besprekingen tussen de geal
lieerden onder leiding van generaal
Bedell Smith en de Duitsers onder lei
ding van Seyss-Inquart plaats vonden.
Op 2 Mei 1945 vond te Wageningen een
tweede samenkomst plaats tussen de ge
allieerde en de Duitse autoriteiten,
waarbij de protocollen van de bespre
kingen van 30 April 1945 werden gete
kend.
De door Vertrouwensmannen nage
streefde situatie werd hier officieel
bereikt; o.m. werd vastgelegd, dat de
Duitsers voedsel langs bepaalde land
wegen in he/, bezette gebied zouden
toelaten, hetgeen, aangezien de sedert
enige dagen plaats vindende voedsel-
droppings meer van psychologische
dan van recle betekenis waren, van
het allergrootste belang was. Vervol
gens is de gang van zaken doorkruist
door dc nog plotseling komende In
eenstorting van de gehele Duitse
weerstand.
MOTIEVEN DER DUITSERS.
Uitvoerig zijn in de verhoren ter spra
ke gekomen de vragen door welke mo
tieven de Duitsers en met name Seyss-
Inquart zich hebben laten leiden, teen
zij het hierboven omschreven initiatief
namen en of zulks met instemming van
dp bevelhebber der Duitse troepen in
West-Nederland, generaal Blaskowitz.
is geschied. Door Schwebel is getracht
het zó voor te stellen, dat Seyss-In
quart. evenals hii. in de allereerste
plaats geleid werd door zijn gevoel van
verantwoordelijkheid voor de Neder
landse bevolking en het Duitse leger,
dat hij dus de plicht gevoelde om de
onoverzienbare consequenties van het
tot stand brengen van de bevolen ver
nielingen. verbonden aan de strijd tot
het uiterste, af te wenden.
Van verschillende andere zijden is
voor de commissie betoogd, dat Seyss-
Inquart zich heeft laten leiden door
de gedachte, dat hier een mogelijkheid
voor hem lag om redding voor zich
zelf te vinden en zich in een dusdanige
positie te manoeuvreren, dat hij
uiteindelijk de persoon zou worden, die
het contact tussen het ineenstortende
Duitsland en de geallieerden zou kun
nen tot stand brengen.
De commissie is van mening, dat er
voor deze laatste visie veel te zeggen
is. Niet alleen ligt een cn ander geheel
in de lün van een geslepen politicus
als Seyss-Inquart was, doch ook ver
schillende van zjjn daden in de laat
ste dagen van de strijd wijzen in deze
richting.
Wat- het standpunt van Blaskowitz
betreft, is de commissie van oordeel, dat
het contact, dat Sevss-ïnquart in het
begin van April 1945 heeft opgenomen,
stellig wel in volledig overleg met hem
zal zijn geschied. Hij was de militair,
die zeer wel begreep, dat verder voort
zetten van de oorlog doelloos was en
die ook het nutteloze van de in dat
geval noodzakelijke vernielingen heel
goed inzag, doch die zich od het stand -
Dunt stelde, dat hij de gegeven bevelen
had uit te voeren.
HET ALLES OVERHEERSENDE
BELANG.
Naar aanleiding van scherpe critiek
van de zijde der illegaliteit op de ge
voerde onderhandelingen, is de commis
sie van oordeel, dat. wellicht In deze
critiek een grond van waarheid schuilt
en dat men achteraf zou kunnen bewe
ren. dat in dezen anders gehandeld had
kunnen zijn. Toch stelt de commissie
het grote en alles beheersende belang,
dat aan de onderhandelingen ten
grondslag lag, primair.
Dit grote en alles beheersende be
lang was de positie van West-Neder
land en zijn 4'4 millioen inwoners.
Wanneer de strijd zou worden voort
gezet, dan zouden de bevolen vernie
lingen plaats vinden, zou dat gebied
het toneel van een felle strijd kunnen
worden en zou het de vraag zijn, wat
er van West-Nederland en zijn be
volking zou overbleven, terwijl reke
ning moest worden gehouden met een
dusdanige catastrophe, dat herstel
van de aangebrachte schade een niet
te overziene tUd en grenzeloze offers
zou vragen.
D2 commissie is van oordeel, dat deze
weg de enige was, die onder deze om
standigheden verantwoord geacht moest
worden.
Wanneer de commissie dan ook het
geheel van de gebeurtenissen in April
1945 overziet, spreekt zij als haar oor
deel uit, dat Vertrouwensmannen en de
C.B.S„ naar aanleiding van het door
Seyss-Inquart op 2 April 1945 genomen
initiatief een wijs beleid hebben ge
voerd.
Spanningen in een Kabinet
Dyxhoorn - Steenberghe Welter - Kerstens - Van Angeren
Van Boeyen - Burger
Gedurende de gehele Londense tijd gaf de haast bovenmenselijke taak,
waarvoor onze overheid zich gesteld zag, uit de aard der zaak bijna door
lopend aanleiding tot meningsverschillen, die zich vaak toespitsten tot rege-
ringscrises. Het is duidelijk dat deze op haar beurt weer de moeilijkheden
compliceerden en verzwaarden, vooral voor de minister-president, die de
grootste verantwoordelijkheid droeg. Zijn vitale taaiheid en niet te blussen
vuur, zijn strijdlust en onwankelbaar vertrouwen in de eindoverwinning, zijn
besluitvaardigheid en doortastendheid deden hem die crises telkens weer
tè boven komen.
Indien men in het enkuête-rapport de uitvoerige verhoren, documenten
en beschouwingen bestudeert inzake de crises rond het aftreden van respec
tievelijk de ministers Dyxhoorn, Steenberghe en Weiter, Kerstens, van Ange
ren, van Boeyen en Burger, dan ontkomt men niet aan de indruk dat er veel
critiek op Gerbrandy werd geleverd.
Ook dit is te begrijpen, daar elk minister-ontslag slechts via de minister
president tot stand kwam.
Ook is het onmogelijk een crisis ten
voeten uit te schilderen omdat er altijd
een gedeelte valt daar, waar geen me
dedelingen te pas komen.
Over de beraadslagingen in de Minis
terraad mag de commissie geen vragen
stellen, en zij heeft zoveel mogelijk
trachten tegen te gaan dat getuigen de
persoon van HM de Koningin in het
geding brachten. Voor zover zij dit. niet
kon voorkomen, heeft zij de hierop be
trekking hebbende uitlatingen, waar
nodig, uit de stenogrammen geschrapt.
Toch stuit men nu en dan op passa
ges, waar getuigen de invloed der Kroon
kennelijk voelbaar wilden maken. Dit
vindt men vooral In de verklaringen
van ministers, die zich verongelijkt ach
ten Van dienaren der Kroon mocht
men een betere kennis verwachten van
art 55 der Grondwet, volgens hetwelk
de Kening onschendbaar is en de ver
antwoordelijkheid voor het regerings
beleid uitsluitend bij de ministers berust.
Ten slotte zegt de heer Gerbrandy,
dat men een ministerscrisis te Londen
nooit kan begrijpen, als men die ziet.
in het licht van een crisis in vredes
tijd Er was geen Parlement, er waren
slechts zeer weinig ininisteriabele per
sonen. De kabinetsformateur stond voor
oneindig groter moeilijkheden dan in
gewone omstandigheden Niet steeds
hebben ambtgenoten deze moeilijkheden
in die mate gevoeld en ook niet steeds
recht doen wedervaren, daar een zekere
opvatting gelukkig niet bij allen
prevaleerde, dat de formateur maar te
zorgen had dat alles terecht kwam.
De Commissie acht het resultaat van
haar onderzoek naar de oorzaken van
het aftreden van de heer Kerstens niet
in alle opzichten bevredigend. De heer
Kerstens ziet blijkbaar een verband tus
sen zijn aftreden en de wrok. die de
reders tegen hem koesterden. De heer
Gerbrandy verklaart echter, dat het
standpunt van de reders daarbij geen
rol heeft gespeeld. Hij zegt dat het
heengaan van de heer Kerstens een
zuiver interne kabinetskwestie was.
De heer Van Angeren vroeg ontslag
afgezien van het verband met de
crisis-Kerstens wijl hij meende, dat
aan hem niet werd toevertrouwd de
uitoefening van de buitengewone be
voegdheden. omschreven in het ..bulten-
gewone politiebeslult" Bovendien was
hii bevreesd, dat de heer van 't Sant
directeur-generaal van de politie zou
moeten worden. De heer Gerbrandy ver
klaarde dat d° visie van de heer Van
Angeren met betrekking tot beide aan
gelegenheden onjuist was, doch dat de
heer Van Angeren daarvan niet te over
tuigen was.
De Commissie Is van oordeel dat ln
dfze het gelijk in wezen meer aan de
zijde van de heer Gerbrandy dan aan
die van de heer Van Angeren is.
De crisis-Van Rooyen stond volgens
dr Commissie in geen enkel verband "met
de tegelijkertijd aan de orde zijnde
crises: Van Angeren en Kerstens. Er
lag bovendien geen principieel verschil
van inzicht omtrent het regeringsbeleid
aan ten grondslag.
Ten aanzien van het ontslag der he
ren Steenberghe en Weiter betreurt de
Commissie de gang van zaken ten zeer
ste. Nog afgezien van het feit dat de
kort op elkaar volgende crises veel af
breuk deden aan het prestige van de
regering, betekende het aftreden van de
beide katholieke ministers een verzwak
king van de constitutionele basis van
het Kabinet en werd daardoor de kracht
ondermijnd, die het ontleende aan het
vertrouwen van het Parlement, waar
aan het ln 1939 zijn ontstaan te danken
had. De Commissie is van mening dat
de heren Steenberghe en Weiter. toen
bleek dat de andere ministers een ander
oordeel hadden over Gerbrandy's radio
rede van 9 October 1941 over het bom
barderen van de Waterweg, de zaak op
nieuw in overweging hadden moeten
nemen.
Dc reden van het ontsla? van de heer
Burger, op zo ongebruikelijke wijze door
Gerbrandy aanhangig gemaakt, was
volgens de minister-president de radio
rede van de heer Burger van 14 Januari
1945 en wel bijzonder de passages daarin
over de zuivering.
De Commissie is van oordeel dat de
heer Burger heeft willen waarschuwen
tegen de excessen op het gebied van de
zuivering, die hij in het bevrijde Zui
den had zien ontstaan. Ongetwijfeld
heeft hij daarbij een aantal gedachten
ontwikkeld, die niet aleen zeer waarde
vol waren, doch die later ook door het
grootste deel van het Nederlandse volk
als juist zijn aanvaard. Niettemin is zij
van oordeel, dat de rede niet opportuun
was. Immers ma.g niet uit het oog wor
den verloren dat de rede ook bekend zou
worden in het- nog bezette gebied, waar
men enerzijds nog leefde ln de sfeer van
de strijd op leven en dood tegen de be
zetter en zijn handlangers, en ander
zijds nog niet had kunnen constateren,
dat bij de zuivering gemakkelijk exces
sen konden optreden.
Een rustige bespreking van de ont
stane situatie cn zo nodig een andere
uiteenzetting van de heer Burger voor
de radio hadden, naar de mening van
dc Commissie, vermoedelijk een an
dere oplossing wel mogelijk gemaakt.
Maar blijkbaar waren de spanningen
in en om het kabinet te Londen in die
tijd zo groot ook de wijze waarop
het ontslag van de heer Burger is
voorbereid cn verleend, wyst daarop
dat zulk een oplossing uitgesloten
was.