Bovenmenselijke regeringstaak oorzaak van vele crises 'eel critiek op voorbereiding bestuur na de bevrijding West-Nederland door onderhandelingen voor ramp behoed Besluitvaardigheid en doortastendheid van Gerbrandy Koningin Wilhelmina beivees onschatbare dienst ons volk op critiek ogenblik Wilde de geslepen Seyss Inquart zijn hachje redden? ,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Zaterag 26 Mei 1951 Derde Bla No. 27311 rof. nir P. S. Gerbrandy de juiste man 0e Parlementaire Enquête-Commissie Regeringsbeleid 1940194S heeft Jrie boeken het vijfde deel van haar verslag gepubliceerd. Dit betreft de jlM/. on o. van het Enquête-besluit der Tweede Kamer van 6 November luidende: j. De voorbereiding van de organisatie van het bestuur na bevrijding, o.a. het Militair Gezag en de uitvoering daarvan; o. De ilijkheden welke zich in deze Kabinetten (de Geer-Gerbrandy-Schermer- iDrees) hebben voorgedaan voor zover van invloed op de Regerings- üiek.in het bijzonder de aan leden van die Kabinetten verleende ontslagen. 0e commissie heeft het beleid der Regering en dat der afzonderlijke -fors in een periode, die door vele mutaties in het Londense Kabinet d gekenmerkt, aan critisch onderzoek irvorpen. lij con- iterde veel, dat V afkeuring verdien- Mor wenst er geen 'ld over te laten dat er ook i vee/ is verricht, (ot geen enkele 'iek aanleiding geeft 4 dat daardoor ook 'er in aanmerking yji om door haar in brede te worden jndeld. Scherp is de critiek kei Militair Gezag de functionnering de commissie !t echter hiernaast, het M.G. op ver eerde terreinen in deed nuttig werk 't gedaan. r lijn talloze beslis- tn geweest, waarin Koningin Wil hei- Haar aandeel it gehad. Alleen K uit het verslag ïo zegt de missie wat dit mei is geweest. De n r n ^rPNnp, k ,r.w -mme huidigi de Prof' mr P-f GERBRANDY 'UopvaWng dai de Minister-President in oorlogsti|d. 'wfers verantwoordelijk zijn. Dit systeem is een der pijlers van ons con- ntionelè bestel. „Zonder daaraan ook m,par in een enkel opzicht afbreuk te doen meent commissie evenwel gerechtigd te zijn op één aspect van het optreden «Koningin Wilhelmina in de oorlogsjaren te wijzen. Het is haar toch door diepgaande onderzoek, dat zij heeft ingesteld en uit het omvangrijke na iad, dat te harer kennis is gebracht, vele malen gebleken, hoe de Koningin jaren in den vreemde de personificatie is geweest van het geknechte en •jdende Nederland, hoe de eerbied voor Haar persoonlijkheid, die Zij wist te wekken, ons land ten goede is gekomen en hoe Zij door Haar onver- gdheid en onvermijdelijkheid de krachtsinspanning van de landgenoten in buiten bezet gebied telkenmale heeft weten op te voeren tot het peil, dat jg was om de overwinning te behalen. Zij heeft daarmede het Neder- die volk een onschatbare dienst bewezen." De commissie heeft in het begin van haar verslag ook aan de oud-minis- •president, prof. mr P. S. Gerbrandy, de hem toekomende lof gebracht: "t zal de grote verdienste zijn van het eerste Kabinet-Gerbrandy, dat het •"en enkele maanden de terughoudendheid, welke bij de Geallieerden be- I, volledig heeft overwonnen. Voor een aanzienlijk deel is dit te danken «eest aan de persoonlijkheid van de nieuwe leider van het Kabinet, prof. P. S. Gerbrandy. Door zijn onverzettelijkheid ten aanzien van de doel- ■ng van de oorlog, welke zowel in als buiten de Nederlandse kring te ufden in hoge mate werd gewaardeerd, is hij gebleken de juiste man te 1 geweest om op dat critieke ogenblik in ons volksbestaan de leidende ill in te nemen". vestigen van zulk een indruk met de meeste klem te moeten waarschuwen. Ten aanzien van het vraagstuk van de vertegenwoordigende lichamen, zoals dat te Londen zo intensief aan de orde is geweest, is de commissie er vrijwel in geslaagd de hoofdlijnen geheel te re construeren. al wil daarmede niet ge zegd zijn, dat er hier en daar in de on derdelen geen onvolkomenheden in het werk,der commissie te ondekken zullen ztiri. COMMISSIE VRIJWEL EEN STEMMIG "Vrijwel over de gehele linie geven de conclusies der commissie blijk van een stemmigheid. Slechts op vijf punten van ondergeschikte betekenis verschilde één lid van mening met de meerderheid. Het vijfde deel van het verslag is bij na even omvangrijk als het vorige. Het bevat 909 bladzijden, waaraan moeten toegevoegd 954 bladzijden van de Ver horen en 583 van de Bijlagen, die van groot historisch belang zijn voor hen. die inzicht willen krijgen in de geschie denis van ons land over de jaren 1940 "tot 1945. De voorzitter der commissie, mr L. A. Donker is wederom zo vriendelijk ge weest om de parlementaire redacteuren een leidraad te verschaffen in een voor hen op dat ogenblik nog doolhof van vele en velerlei kwesties Deel V had eigenlijk in December 1950 moeten ver schijnen, doch door ziekte van de voor zitter en enkele andere leden der com missie (die we weer gelukkig hersteld aan zijn zijde zagen) moest het tijdstip worden verschoven. Het is hier de plaats om ook onzer zijds bewondering te uiten voor het vele inspannende en op bekwame wij ze verrichte werk der commissie, dat enorm veel tijd en groot uithoudings vermogen van alle leden vergt. Geen wonder, dat er een ogenblik gekomen is. waarop enkelen zich, om het hui selijk uit te drukken, over de kop heb ben gewerkt! ANDERE WERKMETHODE WORDT OVERWOGEN Dit heeft, zoals mr Donkervertelde, tot gevolg gehad, dat verschillende me ningen naar voren zijn gekomén om trent een te volgen andere werkmetho de. die het de leden wat lichter kan maken. Tussen het seniorenconvent der Tweede Kamer en de commissie is hierover overleg gaande, dat op het tijdstip, waarop dit verslag wordt gepubliceerd waarschijnlijk al achter de rug zal zijn. Overigens, meende mr Donker, dat er niet zo heel veel meer te doen zou zijn. In concept gereed is de behandeling van het punt g. betreffende het geven van leiding en voorlichting aan ambtenaren en burgers in de bezette gebieden. Voorts het contact met en de politiek ten aanzien van de illegaliteit. Aan de orde komen nog de punten 1 en m.. aangaande de vertegenwoordiging van Nederland in het buitenland en de be hartiging der Nederlandse belangen al daar en de mate, waarin en de wijze waarop de hulpverlening aan Neder landse krijgsgevangenen en civiele ge detineerden heeft plaats gevonden. Over punt n.. het beleid betreffende de Overz. Gebiedsdelen, daaronder be grepen het beleid der Nederlands- Indische Regering, is reeds veel ma teriaal verzameld, maar hebben nog geen verhoren plaats gehad. Dit ma teriaal mag piet verloren gaan. „Er is een uijs beleid gevoerd Als een van de duisterse episoden uit de bezettingsjaren kan zonder twijfel worden aangemerkt, de winter 1944'45. toen het Duitse leger rijn Ineenstor ting nabij was en de toestand op voedselgebied voor ons volk zo kritiek werd, dat zeer velen de hongerdood stierven. Vooral in West-Nederland was de situa tie nijpend. Het was in deze tijd, dat, onder dc druk der omstandigheden, er contact tot stand kwam tussen enige vooraanstaande Nederlandse figuren en de Duitse autoriteiten hier tc lande. Dit contact, dat tot een samenspreking heeft geleid, kwam van Nederland se zijde al spoedig onder verantwoordelijkheid der vertrouwensmannen te staan en werd onderhouden in overleg met de Nederlandse Regering te Londen en I dï geallieerde autoriteiten. Het verloop dezer onderhandelingen is ten. slotte door de feitelijke gebeurtenissen op dc grote fronten en door de algehele capi tulatie van Duitsland doorkruist. Dit zoeken van contact en de toon, waarin de besprekingen zijn gevoerd heeft een zekere animositeit geschapen tussen de vertrouwensmannen cn de verzetsbeweging. Het verzet meende, dat bij de onderhandelingen het lot der gevangenen ni?t voldoende op de voorgrond is getreden. Zo verklaart een der verzetslieden aan dc Parlementaire Enquête commissie. die in haar rapport zeer uitvoerig op de in April 1945 gevoerde onderhandelingen in gaat, dat van Nederlandse zyde bedongen Is een achter wege bljjven van executies. Dat dit het maximum was en nog niet eens werd bereikt, acht deze getuige te gering. Op het ogenblik, dat de besprekingen werden gevoerd, had z.i. daarin betrokken behoren te zijn het lot der duizen den verzetsmensen, die zich in strijd met elke vorm van behoorlijke rechtsple ging in kampen en gevangenissen bevonden, waar zij elk ogenblik konden worden doodgeslagen of door verwaarlozing konden omkomen. Men kan er de Enquête-commissie dankbaar voor zijn. dat zij deze laatste fase uit de oorlog, zo grondig heeft onderzocht. Dit deel van het verslag is uitgegroeid tot een belangrijk stuk oorlogsdocumentatie. De" gedachte van de mogelijkheid van neutralisering van het Westen van Ne derland bij de komende strijd heeft, in de winter 1944'45 evenwel in verschil lende hoofden gespeeld. Intussen heeft Seyss-Inquart in het begin van April 1945 de draad weer op gevat en heeft hij zich wederom tot de heer Hirschfeld gewend, thans met een mededeling van meer concrete aard, betrekking hebbende op de opdracht tot het verrichten van vernielingen in West- Nederland, die door het Oberkommando der Wehrmacht was gegeven en waarbij door Sej'ss-Inquart gezegd werd, dat dit alleen voorkomen zou kunnen worden, als het Nederlandse gebied militair van Duitsland zou zijn geisoleerd en de mo- INLEIDING commissie herinnert in haai' inlei- er aan, dat zij op grond van ar- 5] 55 der Grondwet (..De Koning is "'""ndbaar: de ministers zijn ver- noordelijk") bh de verhoren zoveel ■M heeft getracht tegen te gaan. Setulgen de persoon van Hare Ma- Koningin Wilhelmina in "het ge- brachten. Voor zover zü dit niet corkomen, heeft zij de hierop be- hebbende uitlatingen waar 'uit de stenogrammen g-ssohrapt. haar oordeel dwingt de Grondwet De commissie heeft zich ook bij haar onderzoek door de hier -«•-seven opvatting laten leiden. Zij daarmede niet In strijd te komen- zii in deze inleiding toch aan —Jin Wilhelmina als Staatshoofd gorden wijdt welke wij hierboven i weergegeven. 'Wis wordt er op gewezen, dat de bepalingen van de Enquête-wet ^fdaten. dat de commissie een oud- y*r ondervraagt over de beraadsla- »n de Ministerraad, doch wel. sennis neemt van uit eigen bc- afrol egde verklaringen hierom- D't stelsel heeft ten gevolge, dat ;,r®missie op zekere hoogte een van hetgeen in de Minis- '5 besproken, zonder dat zij In c-«?enbeid is de al dan niet julst- "JMit beeld afdoende-te toetsen •f ^klaringen van anderen. Hoe- an de nieuwe benalingen zeker be- v^y^honden zijn is zii bij haar v dusverre nog niet op on- w.eliilcp moeilijkheden uit dezen t* vestult. moeilijkheid, waarvoor de com- *8cn ook ditmaal in sterke mate 4-Cste.d was de omvangrijkheid van vlerken stof. Zij heeft uit de *!d v3n onderwerpen, welke onder '*n 1- cn o. gebracht, konden wor- n keuz® moeten doen. die uiter- .(*?'lik pHjp kp»ze een 7.?k°r sub- 13*1 rit bev^t. In het bü7nnd°r evenwel voer behande1?rig 'n King cje onderwerpen. waarbij en me', name kwesties .;'eeT aleemenp aard hehVn voor- zou bij oopervlakkigo ken- onrechte de indruk kun nen wekken, dat er bij het door de Ne derlandse Regering in de oorlogsjaren verrichte alleen maar moelijkheden en tot critiek aanleiding gevend beleid zijn geweest. De commissie meent tegen het Seyss Inquart, de „voorzichtige" Gedurende de winter 1944—'45 kon een ieder begrijpen, dat, hoewel het offensief 'der geallieerden tijdelijk voor de grote rivieren was tot staan ge bracht, in het voorjaar de grote aanval op Duitsland zou worden geopend, waarbij het dan de vraag was, of en zo ja, weik gedeelte van Noord-Nederland bij dit offensief betrokken zou worden. In ieder geval zagen ook de Duitse hoofdfiguren in het Noorden van Ne derland wel in, dat. zodra de winter voorbij zou zijn. het einde wel spoedig zou zijn aangebroken. In December 1944 komen dan ook de eerste voorzichtige pogingen van Seyss-Inquart om contact te krijgen, waartoe hij zich tot dr H. M. Hirschfeld, waarnemend secretaris-ge neraal van het Ministerie van Handel. Nijverheid en Scheepvaart, heeft ge wend. De heer Hirschfeld heeft aan de commissie medegedeeld, dat hij op 7 Januari 1945 een tweede gesprek met Seyss-Inquart heeft gehad, waaruit hem duidelijk werd, dat het deze ernst was met de door hem reeds eerder geop perde idee West-Nederlahd onder een soort van neutraal beheer te brengen, ten einde aldus de ontzettende vernielin gen, die er anders zouden komen, te verhinderen. De heer Hirschfeld zegt deze mededeling van Seyss-Inquart te hebben doorgegeven aan de heer Bosch van Rosenthal, die Londen daarover heeft ingelicht. Die kanalen liggen als regel hoger dan het omliggende land De kanalen zou den volkomen zijn leeggelopen. Eenmaal leeggelopen, droogt de ka- naalbsdding uit en scheurt, met het gevolg, dat later ingepompt water door de scheuren wegsiepelt, zodat die ka nalen onoevaarbaar blijven. Daar ook de wegen onder water zijn komen te liggen, zijn deze ook onbegaanbaar. Door deze omstandigheden zou er geen zwaar materiaal in het binnenland ge bracht kunnen worden voor het oprui men van versperringen, van bruggen en voor het verrichten van andere werk zaamheden. nodig om het land weer toegankelijk te maken. Naar taxatie van deskundigen zou het jaren geduurd hebben, voordat West- Nederland weer bewoonbaar zou zijn geworden. Het was niet een kwestie van een tijdelijke overstroming, welke na een paar maanden weer wegge pompt zou zijn. neen, dit zou betekend hebben, dat, met uitzondering van het Gooi en enkel»» andere hoog gelegen punten, zoals bijv. d? duinstreek, heel Noord-Holland, heel Zuid-Holland en ongeveer 2/3 van Utrecht in de zee zouden zijn verzonken. Dat betekent dus het uitvallen van woon- en werk gelegenheid voor bijna 4!2 milliocn mensen. Uit diverse besprekingen resulteerde ten slotte een reis van de heren Neher en Van der Gaag op 13 April 1945 naar het bevrijde gebied. REIS NAAR BEVRIJD GEBIED. Over deze reis vertelt de heer Van der Gaag, dat hij zich met de heer Neher, op een bepaalde middag op het Pleiri in Den Haag bij Seyss-Inquart moest melden. Deze zei. dat hij zielsmedelijden had met het Nederlandse volk, dat moest hengeren en vroeg, of de heer Van der Gaag alles wilde doen om het volk te redden van de hongerdood. Dit was zijn Leitmotiv. Over capitulatie werd niet gesproken, doch het was: als de vos de passie pi'eekt. boer, pas op je kippen Daarop werden de heer Van der Gaag en de heer Neher overgegeven aan Schwebel. De heer Van der Gaag wilde gelijkheid van herstel ener verbinding zijn geallieerde uniform meenemen, door de Duitse Wehrmacht zou zijn uitgesloten, zodat de autoriteiten in Duitsland, die het bevel had gegeven, dientengevolge geen invloed op de uit voering der beslissing meer zou hebben. Volgens de heer Hirschfeld heeft Seyss- Inquart bij dit onderhoud echter niets over de mogelijkheid van een capitulatie gezegd. WAT ONS TE WACHTEN STOND! Een der door de commissie gehoorde getuigen, jhr. Six, heeft een beeld gege ven over de gevolgen van een mogelijke inundatie van ons land door de Duit sers. Als Nederland op een dergelijke manier overstroomd was. dan zou het practisch niet meer te benaderen zijn geweest, omdat de toegang tot ons land via kanalen afgesloten zou zijn. Seyss-Inquart stond nogal te kijken van dat geallieerde uniform en het pistool, dat hij bij zich had in een koffertje. Schwebel heeft liet koffertje gedra gen! In Den Haag in de bezettingstijd heeft Schwebel dus het koffertie ge dragen van de leider van de Raad van Verzet, waarin een geallieerd uniform en een groot pistool zaten, en zo zyn zij in een open auto gestapt. Na talloze avonturen, uitvoerig in het Enquête-rapport beschreven, zijn zij ten slotte weer in bevrijd gebied terug gekomen. EISENHOWER KREEG VOLMACHT Het verdere verloop van zaken is ge weest, dat, na een aantal bespr f tingen met de geallieerden ten slotte op 23 April 1945 de zaak is gesteld in handen van genei-aal Eisenhower, die volmacht kreeg om naar bevind van omstandig heden te handelen, met name volkomen vrijheid kreeg om ai of niet onderhan delingen te openen. Generaal Eisen hower heeft tot het aanknopen van on derhandelingen besloten, met het ge volg, dat op 30 April 1945 te Achterveld de eerste besprekingen tussen de geal lieerden onder leiding van generaal Bedell Smith en de Duitsers onder lei ding van Seyss-Inquart plaats vonden. Op 2 Mei 1945 vond te Wageningen een tweede samenkomst plaats tussen de ge allieerde en de Duitse autoriteiten, waarbij de protocollen van de bespre kingen van 30 April 1945 werden gete kend. De door Vertrouwensmannen nage streefde situatie werd hier officieel bereikt; o.m. werd vastgelegd, dat de Duitsers voedsel langs bepaalde land wegen in he/, bezette gebied zouden toelaten, hetgeen, aangezien de sedert enige dagen plaats vindende voedsel- droppings meer van psychologische dan van recle betekenis waren, van het allergrootste belang was. Vervol gens is de gang van zaken doorkruist door dc nog plotseling komende In eenstorting van de gehele Duitse weerstand. MOTIEVEN DER DUITSERS. Uitvoerig zijn in de verhoren ter spra ke gekomen de vragen door welke mo tieven de Duitsers en met name Seyss- Inquart zich hebben laten leiden, teen zij het hierboven omschreven initiatief namen en of zulks met instemming van dp bevelhebber der Duitse troepen in West-Nederland, generaal Blaskowitz. is geschied. Door Schwebel is getracht het zó voor te stellen, dat Seyss-In quart. evenals hii. in de allereerste plaats geleid werd door zijn gevoel van verantwoordelijkheid voor de Neder landse bevolking en het Duitse leger, dat hij dus de plicht gevoelde om de onoverzienbare consequenties van het tot stand brengen van de bevolen ver nielingen. verbonden aan de strijd tot het uiterste, af te wenden. Van verschillende andere zijden is voor de commissie betoogd, dat Seyss- Inquart zich heeft laten leiden door de gedachte, dat hier een mogelijkheid voor hem lag om redding voor zich zelf te vinden en zich in een dusdanige positie te manoeuvreren, dat hij uiteindelijk de persoon zou worden, die het contact tussen het ineenstortende Duitsland en de geallieerden zou kun nen tot stand brengen. De commissie is van mening, dat er voor deze laatste visie veel te zeggen is. Niet alleen ligt een cn ander geheel in de lün van een geslepen politicus als Seyss-Inquart was, doch ook ver schillende van zjjn daden in de laat ste dagen van de strijd wijzen in deze richting. Wat- het standpunt van Blaskowitz betreft, is de commissie van oordeel, dat het contact, dat Sevss-ïnquart in het begin van April 1945 heeft opgenomen, stellig wel in volledig overleg met hem zal zijn geschied. Hij was de militair, die zeer wel begreep, dat verder voort zetten van de oorlog doelloos was en die ook het nutteloze van de in dat geval noodzakelijke vernielingen heel goed inzag, doch die zich od het stand - Dunt stelde, dat hij de gegeven bevelen had uit te voeren. HET ALLES OVERHEERSENDE BELANG. Naar aanleiding van scherpe critiek van de zijde der illegaliteit op de ge voerde onderhandelingen, is de commis sie van oordeel, dat. wellicht In deze critiek een grond van waarheid schuilt en dat men achteraf zou kunnen bewe ren. dat in dezen anders gehandeld had kunnen zijn. Toch stelt de commissie het grote en alles beheersende belang, dat aan de onderhandelingen ten grondslag lag, primair. Dit grote en alles beheersende be lang was de positie van West-Neder land en zijn 4'4 millioen inwoners. Wanneer de strijd zou worden voort gezet, dan zouden de bevolen vernie lingen plaats vinden, zou dat gebied het toneel van een felle strijd kunnen worden en zou het de vraag zijn, wat er van West-Nederland en zijn be volking zou overbleven, terwijl reke ning moest worden gehouden met een dusdanige catastrophe, dat herstel van de aangebrachte schade een niet te overziene tUd en grenzeloze offers zou vragen. D2 commissie is van oordeel, dat deze weg de enige was, die onder deze om standigheden verantwoord geacht moest worden. Wanneer de commissie dan ook het geheel van de gebeurtenissen in April 1945 overziet, spreekt zij als haar oor deel uit, dat Vertrouwensmannen en de C.B.S„ naar aanleiding van het door Seyss-Inquart op 2 April 1945 genomen initiatief een wijs beleid hebben ge voerd. Spanningen in een Kabinet Dyxhoorn - Steenberghe Welter - Kerstens - Van Angeren Van Boeyen - Burger Gedurende de gehele Londense tijd gaf de haast bovenmenselijke taak, waarvoor onze overheid zich gesteld zag, uit de aard der zaak bijna door lopend aanleiding tot meningsverschillen, die zich vaak toespitsten tot rege- ringscrises. Het is duidelijk dat deze op haar beurt weer de moeilijkheden compliceerden en verzwaarden, vooral voor de minister-president, die de grootste verantwoordelijkheid droeg. Zijn vitale taaiheid en niet te blussen vuur, zijn strijdlust en onwankelbaar vertrouwen in de eindoverwinning, zijn besluitvaardigheid en doortastendheid deden hem die crises telkens weer tè boven komen. Indien men in het enkuête-rapport de uitvoerige verhoren, documenten en beschouwingen bestudeert inzake de crises rond het aftreden van respec tievelijk de ministers Dyxhoorn, Steenberghe en Weiter, Kerstens, van Ange ren, van Boeyen en Burger, dan ontkomt men niet aan de indruk dat er veel critiek op Gerbrandy werd geleverd. Ook dit is te begrijpen, daar elk minister-ontslag slechts via de minister president tot stand kwam. Ook is het onmogelijk een crisis ten voeten uit te schilderen omdat er altijd een gedeelte valt daar, waar geen me dedelingen te pas komen. Over de beraadslagingen in de Minis terraad mag de commissie geen vragen stellen, en zij heeft zoveel mogelijk trachten tegen te gaan dat getuigen de persoon van HM de Koningin in het geding brachten. Voor zover zij dit. niet kon voorkomen, heeft zij de hierop be trekking hebbende uitlatingen, waar nodig, uit de stenogrammen geschrapt. Toch stuit men nu en dan op passa ges, waar getuigen de invloed der Kroon kennelijk voelbaar wilden maken. Dit vindt men vooral In de verklaringen van ministers, die zich verongelijkt ach ten Van dienaren der Kroon mocht men een betere kennis verwachten van art 55 der Grondwet, volgens hetwelk de Kening onschendbaar is en de ver antwoordelijkheid voor het regerings beleid uitsluitend bij de ministers berust. Ten slotte zegt de heer Gerbrandy, dat men een ministerscrisis te Londen nooit kan begrijpen, als men die ziet. in het licht van een crisis in vredes tijd Er was geen Parlement, er waren slechts zeer weinig ininisteriabele per sonen. De kabinetsformateur stond voor oneindig groter moeilijkheden dan in gewone omstandigheden Niet steeds hebben ambtgenoten deze moeilijkheden in die mate gevoeld en ook niet steeds recht doen wedervaren, daar een zekere opvatting gelukkig niet bij allen prevaleerde, dat de formateur maar te zorgen had dat alles terecht kwam. De Commissie acht het resultaat van haar onderzoek naar de oorzaken van het aftreden van de heer Kerstens niet in alle opzichten bevredigend. De heer Kerstens ziet blijkbaar een verband tus sen zijn aftreden en de wrok. die de reders tegen hem koesterden. De heer Gerbrandy verklaart echter, dat het standpunt van de reders daarbij geen rol heeft gespeeld. Hij zegt dat het heengaan van de heer Kerstens een zuiver interne kabinetskwestie was. De heer Van Angeren vroeg ontslag afgezien van het verband met de crisis-Kerstens wijl hij meende, dat aan hem niet werd toevertrouwd de uitoefening van de buitengewone be voegdheden. omschreven in het ..bulten- gewone politiebeslult" Bovendien was hii bevreesd, dat de heer van 't Sant directeur-generaal van de politie zou moeten worden. De heer Gerbrandy ver klaarde dat d° visie van de heer Van Angeren met betrekking tot beide aan gelegenheden onjuist was, doch dat de heer Van Angeren daarvan niet te over tuigen was. De Commissie Is van oordeel dat ln dfze het gelijk in wezen meer aan de zijde van de heer Gerbrandy dan aan die van de heer Van Angeren is. De crisis-Van Rooyen stond volgens dr Commissie in geen enkel verband "met de tegelijkertijd aan de orde zijnde crises: Van Angeren en Kerstens. Er lag bovendien geen principieel verschil van inzicht omtrent het regeringsbeleid aan ten grondslag. Ten aanzien van het ontslag der he ren Steenberghe en Weiter betreurt de Commissie de gang van zaken ten zeer ste. Nog afgezien van het feit dat de kort op elkaar volgende crises veel af breuk deden aan het prestige van de regering, betekende het aftreden van de beide katholieke ministers een verzwak king van de constitutionele basis van het Kabinet en werd daardoor de kracht ondermijnd, die het ontleende aan het vertrouwen van het Parlement, waar aan het ln 1939 zijn ontstaan te danken had. De Commissie is van mening dat de heren Steenberghe en Weiter. toen bleek dat de andere ministers een ander oordeel hadden over Gerbrandy's radio rede van 9 October 1941 over het bom barderen van de Waterweg, de zaak op nieuw in overweging hadden moeten nemen. Dc reden van het ontsla? van de heer Burger, op zo ongebruikelijke wijze door Gerbrandy aanhangig gemaakt, was volgens de minister-president de radio rede van de heer Burger van 14 Januari 1945 en wel bijzonder de passages daarin over de zuivering. De Commissie is van oordeel dat de heer Burger heeft willen waarschuwen tegen de excessen op het gebied van de zuivering, die hij in het bevrijde Zui den had zien ontstaan. Ongetwijfeld heeft hij daarbij een aantal gedachten ontwikkeld, die niet aleen zeer waarde vol waren, doch die later ook door het grootste deel van het Nederlandse volk als juist zijn aanvaard. Niettemin is zij van oordeel, dat de rede niet opportuun was. Immers ma.g niet uit het oog wor den verloren dat de rede ook bekend zou worden in het- nog bezette gebied, waar men enerzijds nog leefde ln de sfeer van de strijd op leven en dood tegen de be zetter en zijn handlangers, en ander zijds nog niet had kunnen constateren, dat bij de zuivering gemakkelijk exces sen konden optreden. Een rustige bespreking van de ont stane situatie cn zo nodig een andere uiteenzetting van de heer Burger voor de radio hadden, naar de mening van dc Commissie, vermoedelijk een an dere oplossing wel mogelijk gemaakt. Maar blijkbaar waren de spanningen in en om het kabinet te Londen in die tijd zo groot ook de wijze waarop het ontslag van de heer Burger is voorbereid cn verleend, wyst daarop dat zulk een oplossing uitgesloten was.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1951 | | pagina 5