Ontslag aan Generaal Kruis; Kolonel Hasselman opvolger Lt. gen. Calmeijer neemt ontslag als plv. stafchef ALVORENS in te gaan op het bo venstaande betoog van prof. Van Groningen, past ons een woord van grote erkentelykheid voor de be reidwilligheid waarmede de oud-rector gevolg heeft gegeven aan ons verzoek om afzonderiyk te reageren op ons hoofdartikel dd 21 September 1950. waarin wy verzet aantekenden tegen het verwyt aan het adres der Neder landse dagbladpers, vervat ln zijn enige dagen te voren uitgesproken rectorale overdrachtsrede Verschil van inzicht tussen minister s9Jacob en Generale Staf WEERBERICHT Het probleem is: „noodzaak parate troepen" Wetenschap en Pers 89ste Jaargang WOENSDAG 24 JANUARI 1951 00 No. 27210 LEIDSCH DAGBLAD Directeur: J. W. Henny Hoofdredactie: B. W Menkhorst en J. Brouwer DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN 15,15 per kwartaal, 10,40 per week Telefoon Dir. en Adm.: 25041; Red. 21507 Witte Singel 1, Lelden - Giro na 57055 Generaal mr H. Kruis „gaat lieen" Kringen, die in nauw contact staan met generaal Kruis hebben medege deeld, dat de ontheffing van generaal Kruis uit zijn functie van chef van de Generale Staf voornamelijk het gevolg is van diens standpunt ten aanzien van de parate troepen. Het standpunt van generaal Kruis, komt op het volgende neer. Hy is van oordeel, dat Nederland in de huidige omstandigheden, die Amerika aanlei ding hebben gegeven tot het uitroepen van een noodtoestand, over een zekere sterkte aan parate troepen moet be schikken. Onder een zekere sterkte wordt dan verstaan 2 a 3 brigades die geoefend zouden moeten worden onder een divisie-staf. Generaal Kruis schijnt niet alleen overtuigd, dat ons land over deze parate troepenmacht moet beschik ken, hy is tevens overtuigd dat Neder land erover kan beschikken. Er zullen zich ongetwijfeld moeilijkheden voor doen, doch hij acht het mogelijk thans 2 k 3 brigades op te roepen zonder de opleiding van de nieuwe lichtingen in gevaar te brengen. Deze brigades zou den gevormd worden door de Indonesië- veteranen een langere herhalingsoefe ning te laten doormaken en door de diensttijd te verlengen. Generaal Kruis meent, dat de risico's verbonden aan een onmiddellijke vorming van een pa rate troepenmacht kunnen worden aan vaard. Naar ons is gebleken, is het aftreden van generaal Kruis en luit-generaal Calmeyer in de kling van de Generale Staf wel zeer onverwacht gekomen. Dat er een zekere tegenstelling bestond tus sen de legerleiding en de Minister van Oorlog v/as reeds lang bekend, doch verscheidene hoofd- en opperofficieren, verklaarden deze afloop niet te hebben voorzien of verwacht. Van bevoegde zijde is ons medege deeld, dat er tussen de minister en ge neraal Kruis voornamelijk sprake is geweest van een verschil in inzicht om trent de uitvoering van het drie-divisie- plan. De minister en generaal Kruis waren beiden voorstanders van een snelle uitvoering van dit plan. Bij de uitwerking zag men zich voor de vraag geplaatst, waar op dit ogenblik de men sen, het materiaal en de opleidingsruim te te vinden zouden zijn. Het ging be paaldelijk niet om de waag, of het plan gefinancierd zou kunnen worden. Want dat er zeer veel geld geofferd moet worden voor de defensie, daarover wa ren de generaal en de minister het eveneens eens. De -steeds weer andere plannen, die generaal Kruis ontwierp om de drie hierboven vermelde vraag punten op te lossen konden de goedkeu ring van de Minister niet wegdragen. De minister aldus onze zegsman, miste daarin de door hem gewenste vaste lijn. Hy wenste deze vaste lijn niet telkens doorkruist te zien door nieuwe plannen. Het latente conflict misschien is het beter t; spreken van een verschil van inzicht uitte zich, in zeer verscherpte vorm na het bezoek van generaal Eisenhower. Het verschil van inzicht werd toen zoda nig verdiept, dat er geen basis meer was voor een goede samenwerking tussen de legerleid'ng en de politieke Iridlng. Onze zegsman verklaarde, dat Lichte vorst De Bilt verwacht tot morgenavond: Overwegend droog weer met plaatselijk mist. Overigens overdrijvende wolken velden afgewisseld door opklaringen, "annacht op vele plaatsen lichte vorst, morgen overdag temperaturen op de meeste plaatsen enkele graden boven het vriespunt. (Opgemaakt te 10 uur) 25 JANUARI. Zon op- 8.32 uur: onder: 17.14 uur. Maan op: 19.58 uur; onder: 9 44 uur. Hoogwater te Katwijk te 4.52 en 17.02 uur (Springtij), Officieel wordt medegedeeld, dat de Minister van Oorlog mr s'Jacob tot de conclusie is gekomen, dat er te veel verschil van inzicht bestaat tussen hem en de hoogste legerleiding omtrent de wijze, waarop onze strijdkrachten kun nen en moeten worden georganiseerd, zodat hij zich gisteren na afloop van de Ministerraad tot zijn leedwezen genoodzaakt heeft gezien aan de chef van de Generale Staf, generaal mr H. J. Kruis, mede te delen, dat hij zijn post aan een ander zal moeten overgeven. De Minister van Oorlog is gisterochtend door H.M. de Koningin in audiëntie ontvangen. Het ligt in het voornemen de Kolonel der Huzaren B. R. P. F. Hasselman, Inspecteur der Cavalerie, voor te dragen tot chef van de Generale Staf. Deze benoeming zal circa 1 Februari a.s. ingaan. Voorts wordt vernomen, dat luit-generaal M. R. H. Calmeyer, plaatsvervan gend chef van de Generale Staf ontheffing uit deze functie heeft gevraagd en verkregen. De Minister van Oorlog heeft generaal Calmeyer verzocht zich voor bijzondere opdrachten ter beschikking te houden. Februari a.s. wordt genoemd, neemt men in militaire kringen aan, dat ko lonel Hasselman nog vóór deze datum zich in zijn nieuwe functie zal in werken. Of politieke motieven mede een rol hebben gespeeld bö de ontslagverlening van generaal Kruis, hebben wy niet bevestigd kunnen krijgen. Wel werd ons meegedeeld, dat de samenwerking in de hoogste legerleiding de laatste tüd veel te wensen heeft overgelaten. LUIT.-GEN. H. KRULS. Luitenant-generaal mr Hendrik Johan Kruis werd op 1 Augustus 1902 in Am sterdam geboren. Na een militaire loopbaan, waarbij hij achtereenvolgens te Breda, Naarden en Utrecht gestatiormeerd was, studeerde hij rechten aan de Utrechtse Universi teit. Van 1934 tot 1937 studeerde mr Kruis aan -de Hogere Krijgsschool in Den Haag. Hij vertrok in 1940 als ad judant van de minister van Defensie met de Nederlandse regering naar Lon den. Mr Kruis werd in 1943 belast met de voorbereiding van het Militair Gezag. In October 1945 werd hij luitenant-ge neraal en chef van de generale staf. Mr Kruis schreef vier brochures, waaron der: ,,Op Inspectie" (1947) en „Neder land paraat" il94S). de Minister het vaste voornemen heeft om zo snel mogelijk verder te bouwen aan de uitbreiding van de defensie. Het besluit is genomen om het drie divisieplan uit te breiden tot een vijf-divisieplan. Met de uitwerking hiervan is men reeds begonnen. Verwacht wordt, dat het aftreden van generaal Kruis nog verschillende andere mutaties in de generale staf te weeg zal brengen De nieuwe chef van de Gene rale Staf kolonel Hasselman is ons ge- Dit nummer bestaat uit acht pagina's. Kolonel der huzaren B. R. P. F. Hasselman. inspecteur der cavalerie, die per I Februari zal optreden als Chef van de Generale Staf van het Nederlandse Leger. kenschetst als een uiterst bekwaam of ficier, die zijn sporen o.m. heeft ver diend bij de reorganisatie van de cava lerie. Een hoofdofficier van de Generale Staf noemde kolonel Hasselman „een vechter, zo hard ars een spyker". Luit-Generaal Calmeyer, zo vernemen wij zal optr.den als persoonlijk ad viseur van de Minister. WRIJVINGEN. Naar wij vernemen, bestond er reeds een controverse, toen minister Schok king aan het hoofd van het departe ment van Oorlog stond. Deze bewinds man evenwel meende, dat een open lijk conflict tot elke prijs vermeden diende te worden, gezien de interna tionale consequenties welke daaruit zouden kunnen voortvloeien. Ons werd er op gewezen, dat het veelbetekenend is te achten, dat gene raal Kruis geen ontslag heeft gevraagd, doch dat hem dit is gegeven. Het recente bezoek van generaal Eisenhower houdt in zoverre verband met dit ontslag, dat generaal Kruis niet geneigd zou zijn geweest de organisato rische opbouw van het leger van een zo danige structuur te doen zijn, zoals deze door het opperbevel der Atlantische strijdkrachten als wenselijk werd aan gemerkt. Ook het tempo van het opvoeren van de sterkte-eenheden, zou een belangrijk wrijfpunt tussen de minister en gene raal Kruis zijn geweest. Reeds in het begin van de vorige week hebben lang durige conferenties plaats gehad ten departemente. Het is niet mogelijk ge bleken op de essentiële punten tot over eenstemming te komen. In de Maandagmiddag gehouden ministerraad heeft het defensiebeleid een punt van langdurige bespreking gevormd. Minister s'Jacob heeft de volledige instemming van het kabinet gekregen met betrekking tot zijn voor nemens om generaal Kruis van zijn functie te ontheffen. Het kiezen van cle opvolger van generaal Kruis schijnt nogal wat voeten in de aarde te heb- j ben gehad. Alhoewel als officiële da tum van de commando-wisseling 1 KOLONEL B. HASSELMAN. Kolonel B. R. P. F. Hasselman werd in 1898 geboren. Hy studeerde op de K.M.A te Breda en werd in 1919 tweede luitenant. Na de oorlog werd hy militair attaché in Den Haag In 1948 werd hij kolonel bij de generale staf en maakte hij als mili tair luchtvaartattaché deel uit van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoor diging in Tsjechoslowaküe. Op 15 Maart 1950, na het politieke proces in Praag waarbij de Nederlandse diplomaten Van der Gaag, Lochman en Hasselman wer den teruggeroepen, kwam kolonel Has selman naar Nederland terug en werd hij inspecteur der cavalerie. GEN.-MAJ. M. CALMEYER. G noraal-Majoor Michael Rudolph Hendrik Calmeyer werd op 11 Juni 1895 in Hellevoetsluis geboren. Hy bezocht- de K.M.A. te Breda en de Hogere Krijgsschool, werd in 1935 kapi tein van de generale staf en in 1940 chef staf van de brigade C. Na een krygsgevangenschap in de jaren 1942— 1945 werd hij kolonel by de generale staf en in 1948 generaal-majoor als hoofd van de tweede afdeling van het ministerie van Oor'oz Grote alarmoefening begonnen 9000 MAN AAN VELUWE'S OOSTRAND. De aangekondigde grote alarmoefe ning welke ten doel heeft na te gaan. hoe snel door verschillende diensten en onderdelen onder bevel van de Commandant strijdkrachten te velde zal worden gereageerd op een onver achte alarmering, is vandaag begon nen. Vanmorgen om 7 uur heeft de Commandant strijdkrachten te velde het bevel gegeven tot onmiddellijke verplaatsing van troepen ter sterkte van 9000 man naar de Oostrand van de Veluwe. Van historische betekenis: Vorming van een Rijnvaartpool TUSSEN RUN-REDERIJEN VAN NEDERLAND. BELGIË, FRANKRIJK EN ZWITSERLAND. (Speciale berichtgeving) Vannacht om vier uur is een over eenkomst van historische betekenis ondertekend in het Amsterdamse Vic- toria-hotel: de Nederlandse, Belgische, Franse en Zwitserse Rynvaartonder- nemingen hebben namelijk een pool gevormd welke alle Rijnvaartrederijen van de genoemde landen omvat voor liet Rynverkeer tot Bazel voor alle goederen behalve steenkool en vloei bare brandstoffen. Voor alle rederijen der genoemde landen zijn quota voor het Rynvervoer vastgesteld. De pool omvat zes Nederlandse een Frans, drie Belgische en vier Zwitserse onderne mingen. Het Nederlandse aandeel, al dus de Nederlandse delegatie, kan zeer gunstig worden genoemd. Senator Brlen McMahon, voorzitter van de commissie voor atoomenergie van het Amerikaanse congres heeft verklaard, dat er vorderingen worden gemaakt by de ontwikkeling van een „verscheidenheid van atoomwapens". Kampioenschap hoofdklasse 38/2 VAN 15 T.M. 18 FEBRUARI TE OUDEWETERING. Het hoofdklasse kampioenschap an ker kader 38/2 zal van 15 tot en met 18 Februari a.s. onder leiding van de biljartvereniging Het Noorden worden gespeeld te Oude Wetering. Hiervoor hebben ingeschreven: P. J. Beekman (Amsterdam), J. Franken (Tilburg), J. H. de Jong (Den Haag), kampioen van vorig jaar, J. Kastelyn (Rotterdam), L. van Leur (Oss), L. v. Reyen (Heerlen), Ph. Schmidt (Am sterdam) en de kampioen van de eer ste klasse 38/2 P. Zondervan (Leeu warden) DE MEDEZEGGENSCHAP DER WESTD UITSE ARBEDERS. De onderhandelingen te Bonn tussen vertegenwoordigers der regering van de werkgevers in de Duitse steenkool- en staalindustrie en van de vakverenigin gen over het aandeel van de arbeiders in de industriële leiding zullen morgen worden hervat. Heden zullen de werkgevers en vak* verenigingen overleg plegen. Naar verluidt heerste na de bespre kingen van gisteren een „gematigd op timisme". Luit.-generaal AI. R. H. Calmeyer wordt adviseur van de minister van Oorlog. Zee geachte Redactie. U vraagt my, nu ik in De Gids van December j l. kortelijks heb gereageerd op wat drie dagbladen destijds schreven nnar aanleiding van een opmerking mynerzijds in myn rectorale afscheids rede van 18 September, of ik bereid ben, ook nog afzonderlek te reageren op Uw hoofdartikel van 21 September. Er zyn weliswaar enige maanden sindsdien ver lopen. maar het onderwerp is nog even actueel als destijds Aan Uw verzoek zal ik dan gaarne voldoen: ik zal mijn ant woord zo kort mogelyk stellen en het hier dan verder ook by laten. Ik had dus gezegd: „Velen zullen het met my eens zyn, dat de pers een eventueel beschik bare plaatsru'mte In haar kolommen bij voorbeeld beter zou kunnen gebruiken voor het publiceren van wetenschappe- ïyk nieuws. Daaraan ontbreekt tegen woordig vrijwel allps En toch mag men zich afvragen, of de wetenschap In het nationaal bestel zoveel minder betekent dan de kunst, die wel een plaats, en dan de sport die een overmatige plaats in onze dagbladen inneemt". Op Uw hoofdartikel zou Ik nu punts- gewyze als volgt willen reageren- 1. De inhoud van een dagblad moet volgens U „populair, attractief, specta culair" zyn. Tegen het aantrekkelijke kan niemand ooit bezwaar maken. Maar, geachte Redactie, met het noemen der twee andere adjectieven betreedt U ge- vaariyke paden, want ..populair" grenst vaak aan „platvloers" en „spectaculair" aan „sensationeel". Met „populair" is men al aardig bezet met de realiteit- op te offeren aan beweringen die een meer derheid erover laat horen: met „specta culair" doet men reeds een beroep op gemakkeiyke instinctieve reacties die een bezonken beschouwing en een rustig be oordelen in den weg staan. Beide kwali ficaties doen afbreuk aan de waarde der dingen en aan hun echtheid. Het is zeer goed mogelijk, dat een dagblad met een streven naar het populaire en specta culaire bij den gemiddelden gemakzuch- ticen lezer in het gevlij komt en zyn oplage stijgen ziet. Maar een andere vraag is, of het aldus ook doet- wat zijn plicht is. Die vraag beantwoord ik met beslistheid ontkennend. De krant is een ding, dat- alleen reeds belangrijk is door dat, het dag in dag uit, men kan wel zeggen, practisch in ieders handen komt. De krant heeft dus kansen als niets anders op de wereld, zelfs de radio niet. Des te meer moet zy zich van haar taak bewust zyn en die taak dan volbrengen ook Zy heeft heus een ernstige roeping. Deze taak is natuurlijk bovenal het ver zorgen ener berichtgeving die zo be trouwbaar mogelijk is. Maar dan ook berichtgeving niet- in de eerste plaats aangaande dat wat men interessant vindt maar van dat wat belangrijk is. Als aan dien eis is voldaan, mag men de krant verder zo attractief maken als men wil en zal geen weldenkend mens bezwaar maken tegen een verhaal in plaatjes, een kruiswoordraadsel of wat dies meer zy. Maar ieder weldenkend mens moet beslist verzet aantekenen te gen de sensationele wijze waarop een in wezen droevig proces in Singapore veelal in de pers is behandeld, en tegen de nog steeds voortgezette berichtgeving aangaande een van wreedheden betichte Duitse vrouw, die haar „populariteit" (vergeef mij het woord!» alleen dankt aan „spectaculaire" (excuus ook hier!) meldingen betreffende lampekappen. Welke dagbladen In binnen- en bui tenland genieten trouwens op den langen duur de reputatie van „de beste" te zyn? Ik behoef U, geachte Redactie, geen na men te noemen; maar het zijn die, welke er het minst naar streven om „populair" of „spectaculair" te zyn. 2. Juist begrip van de hoge taak der pers brengt dan met zich mede, dat zy haar lezers niet uitsluitend ontspanning mag bieden. Verstandige dosering is altijd gewenst, maar men kan nu een maal niet over belangryke aangelegen heden bericht geven of beschouwingen nrerschryven zonder op enige inspan ning van den lezer te rekenen. U moogt uiteraard niet verwachten, dat de grote meerderheid der lezers zich déze inspan ning zal getroosten. Zij getroost zich zelfs niet de moeite, om met aandacht te lezen. Maar is het niet veel juister en ook vruchtdragender voor ons volk om te schryven voor de 20. 10, desnoods 5 procent, die wel met aandacht leest? Deze beperkte groep is ook wel bereid om haar dagblad op te nemen ten einde er iets wezenlijks uit te leren, zelfs ten koste van enige inspanning. In dien zin kaïi en moet ook de krant aan haar lezerskring de gelegenheid bieden om, Ttoals U het uitdrukt in ander verband, „bevrediging te vinden voor zyn cultu rele behoeften". Dat velen die gelegen heid niet zullen aangrypen, is niet voor de verantwoordeiykheid van de pers. Deze hpeft echter wel de verantwoorde- lykheid, die gelegenheid te bieden. 3. De pers dient dus ook doelbewust culturele belangen te dienen. Hier mag niet enkel van lichaamscultuur, maar moet ook sprake zijn van geestescultuur. Sport is een belangwekkend en ook be langryk element in onze samenleving, zoals zy het was bij de Grieken, die U als voorbeeld noemt. Maar dat het oude Griekenland nog steeds materieel van belang is voor onze West-europese we reld, ligt heel wat minder aan zyn liefde voor de sport dan voor zyn toewyding aan wat Bolland noemde „de hogere aangelegenheden des geestes". En ik ge- 'oof dat een onbevooroordeeld lezer onzer dagbladen zonder meer moet toegeven dat, vergeleken met de plaats die de sport in onze pers inneemt, die aan de wetenschap toegestane ruimte een be schamend kleine is. 4. Is het wonder dan. dat de beoefe naar der wetenschap ietwat gereserveerd staat tegenover „de krant"? Het tegen deel ware verwonderlijk. En nu kryg ik uit Uw artikel, geachte Redactie, den indruk dat U in principe wel voor over brugging dier klove voelt, maar meent, dat- die beoefenaren der wetenschap dan maar over de door hen te bouwen brug moeten komen. U vraagt althans, wat'lk gedurende myn rectoraat in dien zin heb gedaan. Waarop ik antwoord- niets. Het lag ook niet op myn weg en dat doet het nog niet. Het ligt zelfs niet op den weg der beoefenaren van de wetenschap als groep. Want zy, die de zorg dragen voor de pers, Directies en vooral Redacties, dienen zelf orde op hun zaken te stellen. Wanneer zy met my van oordeel zyn, dat de wetenschap inderdaad in hun bladen tekort komt, wanneer zij dus met mij ervan overtuigd zijn, dat de pers niet achter zijn lezers aan moet lopen als een gewillige diena res, maar ernaar moet streven om op „attractieve" wyze leiding te geven in die aangelegenheden, die waarlijk van belang zijn. dan moeten zij het initiatief nemen: dan moeten zy met voorstellen komen. Dat is hun plicht en eigenlijk ook hun recht. B. A. VAN GRONINGEN. (Op verzoek van de schrijver plaatsen wy deze beschouwing in de door hem gebruikte spelling - Red. „L.D.") NASCHRIFT VAN DE REDACTIE. Ook wy zullen kortheid betrachten en er naar streven het door prof. Van Groningen gestelde „academisch" te beantwoorden. Ad 1. Prof Van Groningen schryft: De inhoud van een dagblad moet vol gens U populair, attractief, spectaculair zyn". En hij wyst er daarbij op. dat aan „populair", „platvoers" en aan „spectaculair", sensationeel grenst. Dit om te beginnen, lykt ons een bewys uit het ongerijmde. Want wy schreven niet. dat de Inhoud van een krant aan deze voorwaarden moet voldoen, maar woordelijk „dat het wetenschappelyke leven voor de overgrote meerderheid der krantenlezers niet populair, niet attrac tief, niet spectaculair is". Zulks in tegenstelling, lieten wy daarop volgen, met de kunst ?n de sport, waaraan de pers volgens prof. Van Groningen res- pectieveiyk wel én overmatige belang stelling besteedt. Zeker: geen dagblad dat zich van zijn verantwoordelijkheid bewust is, zal ook maar pogen te ontkennen, dat de pers een ernstige roeping heeft. Maar diezelfde pers zal toch altijd, zich stel lend op de basis der realiteit, moeten streven naar een evenwichtige verhou ding tussen wat zyzelf als belangryk onderkent wie anders Immers zal uitmaken wat belangrijk is? en wat men interessant vindt. Wij onderschrij ven volledig de uitspraak van prof. Van Groningen, dat „het de beste bladen zijn, die er het minst naar streven om populair of spectaculair te zyn". En wy veroordelen mét hem die persorganen, welke zich verlagen tot ogendienaars van hun lezerskring door in een omvang, welke ver buiten de hierboven genoemde verhouding ligt. plaatsruimte te verle nen aan sensationele processen, die in wezen helemaal niet belangrijk zijn Wy brachten dit standpunt trouwens open- lijk tot uitdrukking in ons hoofdarti- keltje dd 13-12-'50: ..Om een kind" Wij gaan zelfs een stap verder en noemen dit een journalistiek-niet-verantwoorde concessie aan de publieke smaak, die in flagrante stryd is met de werkehjke roe ping van de pers. Ad 2. Niettemin leidt een nuchtere beschouwing van de verhouding tussen een dagblad en zyn lezerskring onaf- wysbaar tot de conclusie, dat geen en kele redactiestaf zach de weelde kan veroorloven om uitsluitend d&t nieuws te publiceren wat hy zelf belangryk acht. De krant, die geen rekening zou houden met de interesse-sferen van zyn uiteraard geesteiyk-sterk-divergerende lezerskring, is hy voorbaat ten dode op geschreven. Een collega formuleerde het o.i. juist toen hy stelde, dat een jour nalist in de eerste plaats moet geven wat „men" interessant vindt ten einde te kunnen toedienen wat belangryk is, d.w.z. wat hy subjectief belangrijk oor deelt. Ook de leiding van een dagblad, wier ernstige poging het uitgangspunt van haar beschouwingen en publicaties vormt, zal er steeds op uit moeten zyn een krabt samen te stellen, die in de juiste dosering geesteiyk „elk wat wils" weet te bieden. Deze erkenning impli ceert de verplichting ook aandacht te besteden aan de zaken der cultuur. By voorbaat zelfs in een omvang en fre quentie. dat de geest van de lezerskring er werkelyk door verrykt wordt en dientengevolge het percentage „ernstige lezers" op de duur een stygende lyn zal vertonen. Ad 3 en 4. In dit verband constateert prof. Van Groningen „dat, vergeleken met de plaats, die de sport in onze pers inneemt, de aan de wetenschap toege stane ruimte een beschamend kleine is". Met de strekking van deze uitspraak kunnen wij ons volkomen verenigen, al moeten wy ambtshalve, bezwaar maken tegen het epitheton „beschamend". Prof. Van Groningen wyt dit eenzydig aan de Nederlandse dagbladpers, wy, onzer - zyds. wijten dit voor een belangrijk deel aan de volstrekt afwyzende houding, welke de wetenschapsbeoefenaren in het algemeen tegenover de pers aan nemen. wy herinneren ons, dat wy enige tijd geleden, naar aanleiding van het proces tegen kardinaal Mindszenty. tot een Leids hoogleraar het verzoek' richtten voor ons Blad een korte wetenschappe lyke verhandeling te schrijven over een eventuele mogeiykheid om personen door toediening van narcotica of be paalde injecties tot bekentenissen te dwingen. Wij stipuleerden tegenover deze hoog leraar uitdrukkeiyk, dat het niet in onze bedoeling lag enig verband te leggen met de persoon van de kardinaal of enig politiek régime, doch dat wy een zuiver theoretisch-wetenschappelyke uiteenzetting op hoge prijs zouden stel len. Het antwoord van deze Leidse hoog leraar was naar ons begrip verbyste- rend: ..Mijnheer, ik vind kranten ge- vaariyke instellingen, v/aarmede ik niets te maken wil hebben"!!! WIJ BETREUREN in het algemeen cultuurbelang het bestaan van een kloof tussen wetenschap en pers en naar onze innige overtuiging zou de laatste gaarne bereid zijn deze te hel pen overbruggen. Vele individuele po gingen daartoe zijn ondernomen maar welk succes valt daarvan te verwach ten. wanneer de wetenschap aan de overzyde telkens weer het bordje „ver boden toegang" plaatst? Het is ongetwyfeld waar, dat de pers in de allereerste plaats de plicht heeft om aan de wetenschap als hoogst be langrijk cultuurelement in onze samen leving naar behoren recht te doen wedervaren en het zoeken naar de daar toe leidende middelen ligt stellig niet primair op de weg van de rector-mag nificus ener universiteit, zélfs niet van de Leidse. Maar wanneer die rector-magnificus by een officiële gelegenheid in het open baar tot de dagbladpers eenzijdig het verwyt richt het wetenschappelijke nieuws min of meer te negeran en daar mede erkent, dat deze houding van de pers niet in het belang van wetenschap en Universiteit Ls. dan mag toch de vraag gesteld of niet deze rector van zijn vooraanstaande positie in het aca demische bestel een dankbaar gebruik had kunnen maken door een poging tot aanvulling van een lacune, die hy zelf niet in het belang van wetenschap en Universiteit acht te zyn. Wy geven gaarne toe dat een der gelijke poging niet direct behoort tot de rectorale plichten, maar zijn van mening dat het rectoraat hier een mogelijkheid bood om verbetering te brengen in een toestand, die de aan het woord zynde functionaris In strijd acht met het belang van wetenschap en Universiteit. Dat belang te dienen, op welke wijze en welk terrein ook. kan o.l. nooit vallen buiten het kader van de werk zaamheid van een rector-magnificus.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1951 | | pagina 1