Qnnelues etueven u ANTON COOIEN: Van Oud naar Nieuw zaterdag 30 december 1950 OUDJAARSAVOND: over de provinciestad en boven de daken dwaalt zwak het gebeier van torenklokken, die luiden hier en daar. Soms zwerft het weg en weet men niet, of men 't nog hoort. Annelies in haar kraakhelder huisje „juffrouw" Annelies, zoals ze in de vredige buurt aan de stadsrand wordt genoemd is in die spanning tussen oud en nieuw al een paar keer het gangetje ingegaan om even buiten de deur te luisteren, of de klokken nu werkelijk nog luiden? In dat gelui kan zo'n wonderlijke verwachting leven.Maar 't was koud en Iguur en donker, en gauw weer het deurtje toe en naar het warme, blinkende jen propere keukentje, waar ze in haar witte huishoudschort haar bedrijvigheid heeft. Maar af en toe onderbrak zij het werk, om zichzelf het pleizier te geven weer eens in het woonvertrek te gaan kijken: zij had het interieur steenrood geschilderd, de lambrizering, de stoelen, de tafel, alles glansde van de mooie lakverf, ja, steenrood was toch wel erg mooi.Op de vloer van zwarte en witte tegels, glad van de boenwas, lag een dikke vlechtwerkmat in natureltint. Boven de roodglanzende lambrizering waren de wanden crèmekleurig, maar ze hadden nu een rand van sparrengroen en ook de lamp boven de tafel met het spiegelend blad was met sparrengroen versierd, en hier en daar boven een schilderijlijstje had zij een takje gestoken, ook op het lijstje van het portret van haar man zaliger op de schoorsteenmantel boven de haard van blank smeed werk, en je rook die pittige geur, vermengd met die van droge lakverf en met de lucht van het baksel in de keuken. JUFFROUW ANNELIES had een aller vriendelijkst gezicht met rimpeltjes in de ooghoeken. Zij verfde het haar met, zij liet het opkomende grijs vrij spel en vond, dat haar dat goed stond. Neen, zij was niet jong meer, verre van daar, zij was een vrouw van méér dan middelbare leeftijd, maar vlug in haal bewegingen. en als zij uitging in haar zwart mantelpak met de lange, en beetje nauwe rok, het zwarte hoedje op, het voiletje over het iets gepoederde ge zicht, gehandschoend en met haar kwieke pasjes, dan glimlachte in de buurt menigeen bij haar vlug en be minnelijk knikje. En iedereen in de buurt was op de hoogte van haar pleizier in het voort durend verven van haar huisje. Als zij er mee bezig was droeg zij een afge dankte bonte mouwschort achterstevo ren als een werkkiel. Zij ging er groot op, dat zij het vak kende. Zij schilderde en plamuurde, zij lakte, en nu, die laat ste weken voor het jaareinde dat zij er mee bezig was geweest, luisterde zij onderwijl soms naar haar buurman, die piano speelde. Misschien speelde hij wel heel goed. Maar zijn piano was maar een oude piano met een 'n beetje droge ijzerdraadklank, en mooi kon Annelies het niet vinden, al had ze schik in de melodietjes. „tilde voor zijn raam wel eens het gordijntje opzij Terug in de keuken liet zij uit de kleine scheplepel het smijdige, gelige beslag neerdrijven in de pruttelende olie, waar het sissend zich rondde en snel een bruin korstje kreeg. De olie bollen en beignets hoorden er zo bij, zij zelf was er niet zo verzot op, maar zij had nog wat anders in de achterhand. Kijk maar, als zij het glimmende oven deurtje van het fornuis opende: daar hield ze haar wafels heet en daar kwam doordringend die heerlijke geur uit, zo als bij een bakker die sprits bakt. Anne lies had zich alvast aan zo'n wafel te goed gedaan, aan een warme wafel met hier en daar de koude roomboter in de putjes van de ruiten. En nu, in een aluminiumpan, zilverglanzend alsof zij gloednieuw was, ging zij haar kruiden wijn maken: een paar flessen liet zij er in leeglopen en dan kruidnagel er in, en wat kaneel en candij, en, niets zeggen, zei ze tegen zichzelf, ook een scheut rum uit de paar maatjes die zij in de slijterij had gehaald. En daar was meteen al die warme geur van wijn en gisten. En meteen waren er de harde guirlandes van de draaddroge tonen van de piano in buurmans woning, niets zeggen! en Annelies deed een nieuwe scheut rum in de walmende wijn WEDUWE was zij, en al jaren aan haar staat gewend. Haar man had een schilderszaak gehad in de stad, met knechten en een winkel met 'n bediende, en bij zijn te vroege dood haar wat nagelaten met de kleine lijfrente van de levensverzekering, waarvoor hij had gezorgd. Het erfenisje had ze ten dele belegd in het huisje, dat zij bewoonde, te groot voor haar alleen en daarom had zij het in twee laten ver delen met een tussenmuur, en de andere helft handig en goed verkocht aan Cor- dewever, vrijgezel, gemeenteontvanger van het vroegere dorpje, dat, door de stadsrand genaderd, bij de stad was ge annexeerd. Hij was toen op wachtgeld gekomen, maar, voor de keuze gesteld van een nieuwe ondergeschikte ge meentebetrekking, had hij een ver vroegd pensioen gedaan weten te krij gen en leefde daarvan, behoorlijk en sober, met een dagmeisje, dat 's middags om drie, vier uur wegging, en voor de rest beredderde hij zichzelf. Hij zei, als ze in de gescheiden tuintjes over de heg heen elkander groetten, juffrouw tegen haar .misschien omdat naar ouderwetse opvatting ..me vrouw" haar stand niet was. En zij zei tegert hem: mijnheer. Maar als zij in ge dachten met hem bezig was noemde ze hem: ons buurmannetje. Hij tilde voor zijn raam wel eens het gordijntje opzij, als zij. in haar mantel- schien speelde zij wel een beetje met hem, omdat zij hem doorzag. Zij be greep, dat hij wist, dat zij een centje had, en een vrijgezel van zijn leeftijd draait er zich bij een weduwe graag warmpjes in. En zij popelde eigenlijk, om hem in zijn berekening te bescha men. ZOVER had Annelies dit spelletje doorgedreven, dat zij buurman Cor- dewever een keer gevraagd had voor haar naar de notaris te gaan, opdat buurman begrijpen of minstens vermoe den zou, dat zij nu aan haar spaar centjes al een bestemming gaf en zij was zo listig, dat zij op voorhand er zich op verheugde, hoe dit buurman s hoffelijkheid aanmerkelijk bekoelen zou. En Cordewever was naar de notaris gegaan. Eerst was diens klerk bij juf frouw Annelies gekomen. En een paar dagen naderhand was de notaris zelf gekomen met twee getuigen, die acte- tassen hadden. En in haar proper ka mertje had Annelies bij testamentaire beschikking haar nichtje Annelies tot enige erfgename gemaakt. Maar tegen het nichtje hield ze angstvallig haar mond er over. En als zij buurman zag keek zij hem ondeugend aan. alsof zij zeggen wou: je vist achter het net, Cor- dewevertje! Nu zul je je praatjes over de heg^vel bekorten. En na dat notaris- bezoek had zij hem voor vanavond uit genodigd. En pleizier als zij had. Hij zou 't goed bij haar hebben, 't Riekte in huis naar bloemen en naar boter en naar bakken en naar wijn. Zij had ook een doosje sigaren gehaald. En in de haard WP en pak met lange rok, het voiletje voor, wegdribbelde, de boodschappentas in de gehandschoende hand. En dat hij haar nagluurde wist zij drommels goed. Zij had ondeugende invallen en zei „aha!", Zij lokte geen avances uit. Zij voor kwam ze liever. Gewend aan haar le vensstaat, met al haar herinneringen aan de bedrijvige tijd toen haar man nog leefde, had zij geen enkele behoefte aan onverschillig welke verandering, .tenzij aan die van de kleur van haar woonkamertje, die zij veranderde ééns per jaar En zo weinig was buurman op bezoek geweest, de eerste keer stom van verbazing over zoveel kraakzinde lijke properheid, dat hij één keer ver trek en meubeltjes wit had gezien, één keer blauw, één keer resedagroen. En welke kleur hij vanavond zou zien als hij op bezoek ging, want hij was uitge nodigd op een glaasje kruidenwijn, dat wist hij nog niet. Toen hij de uitnodi ging hoffelijk aannam had Annelies ge dacht: aha! Maar buurman was op zijn hoede. Mijnheer cordewever scheen als vrijgezel geen familie te hebben. Maar Annelies, wier huwelijk kinder loos was gebleven, had wel familie, en zij had iets, om het gemis waarvan zij Cordewever beklaagde, zij had een nichtje, waar ze peettante van was, het jongste dochtertje van haar broer, een kind van zeventien en een naamge nootje: Annelies. Op dat nichtje was ze buitengewoon gesteld en de vader en de moeder van het nichtje waren ver standige mensen, ze kwamen het ver langen van de kinderloze erftante om het nichtje dikwijls bij zich te hebben tegemoet en stuurden hun dochter er naar toe. Maar het nichtje had die aan sporing niet nodig, zonder enig vermoe den van de berekening van haar ouders ging zij graag naar tante Annelies,' om dat zij van haar hield en pleizier had in haar heldere huisje en haar grappige opgewektheid. En als het nichtje Annelies op bezoek kwam, stuurde tante Annelies het kind wel eens naar buurman Cordewever, als die na het heengaan van zijn dagmeisje met het een of ander onthand zat. Maar ze deed dat vooral, omdat ze zo trots was op het mooie meisje en met haar geurde. Buurman Cordewever, door het nichtje gauw ingepalmd, was voor de attentie van tante Annelies op zijn hoede, zoals voor alle attenties, knikjes van blank smeedwerk gloeide het vuur achter de micaruitjes. O, maar buurman Cordewever lachte niet minder slim en listig. Hij had de uitnodiging aangenomen. Maar de al te doorzichtige toespeling op haar bezit, door hem kwansius te laten merken dat zij zaakjes met de notaris had, had bij beantwoord. Nadat de notaris bij buur vrouw was geweest, was hij zelf eens bij de notaris op bezoek gegaan. Hij had kind noch kraai en een volledige vrij heid in zijn wilsbeschikking. Neen, niet een legaatje hier, en een legaatje 'daar. Hij had het anders gedaan, uit een im puls, uit een puur pleizier. En hij had het ondeugende voornemen, bij al te uitdrukkelijke avances van zijn behaag zieke buurvrouw haar met de mede deling van zijn geheim te ontnuchteren. MET DIT VOORNEMEN besteedde hij alle zorg aan zijn kleding, toen het uur voor het oudjaarsavond- bezoek .naderde. Hij koos het boordje, dat hem het beste stond. Hij koos een das, waarvan hij dacht, dat zij die aar- schort aanAad over haar mooie japon. Maar toen zij even was weggeweest kwam zij in die mooie japon terug en droeg de schalen beignets en bros ge bak en oliebollen. Zij was bedrijvig in de weer voor haar gast. Zij' zette een rooktafeltje naast zijn stoel bij de haard. Zij schonk hem koffie zoals zij alleen kon zetten. Hij had het gezellig. Hij had het warm. Hij at en dronk en rookte. Hij maakte haar allerlei complimenten. Nee maar! En zij zat tegenover hem, een beetje stijfjes in haar rechte hou ding, de handen moederlijk in de schoot bijeen. En dat hij zo mooie piano had gespeeld. Dat was iets van Couperin. O, u kunt mij wijs maken wat u wilt. Ik ken het toch niet. Maar 't was alleraardigst. Hindert mijn getimmer u nooit? Niet in 't minst. Hij was diep verheugd, dat zij hem vleide. 't Is maar een oude rammelkast van een piano, zei hij. Ja, stemde zij toe, zo muzikaal ben ik wel, dat ik dat hoor. Hij keek haar aan, verbaasd over haar openhartigheid. Zij kneep even ondeu gend haar ogen dicht en lachte. Toen zei ze wijs: Maar 't is muziek, niet? Ja, 't is muziek. En toen zei ze: Steek nog es op. En zij lachte weer. En toen konden ze 't geen van beiden helpen, dat ze 't even uitschaterden, ja, zo jong en grappig waren zij. En dat op een ogen blik, dat je ernstig moest kijken bij de gedachte aan het voorbijvliegen van de jaren. Ook daarover spraken zij. Van buiten drong zwak klokgelui tot hen door. Zij spraken over de oudjaarsavond en over de luttele spanne tijds, die een jaar was. Helaas!, zei hij. Helaas? Ja, zij scheen hem nogal opgewekt van aard te zijn, en zij beaamde dat. Een weduwe blijft niet treuren, zeker niet na jaren, 't zou bijna een verwijt zijn aan haar man, alsof hijzelf het haar had aangedaan. En vanzelf kwam zij tot de lofprijzing, waarop hij had gewacht: dat haar man zo'n goed man was ge weest. In DE STILTE die op deze woorden volgde dacht hij; Nee. nee, ze lijmt mij niet! Maar hij kon niet ontkennen, VAdt. haar vriendelijkheid en haar opge wektheid hartveroverend waren, en hij moest telkens naar haar kijken, naar haar ogen, die donker waren en nog zo jong en levendig onder het grijzende haar en in het een beetje teder welken van het gepoederde gezicht. En de kruidenwijn kwam, warm, dampend en welriekend, een heerlijk brouwsel, waarvan zij proefden met gretige teugen en waarvan zij plagend het recept verzweeg toen hij, onbeschei den, er om vroeg. En toen spraken zij over van alles, over hun tuintjes, het weer en over het nichtje. Ja, dat nichtje. Maar toen had zij hem alweer een nieuwe tumbler volgeschonken en hij dronk, omdat het zonde was de wijn koud te laten worden en omdat de smaak zo heerlijk was. Proef ik rum? vroeg hij. Zij knikte, de handen in de schoot ge vouwen, hem maar eens toe. Hij her haalde: Ja, dat nichtje. Hij begon de lof van het nichtje te zingen: lief, bijdehand, vlug, behulp zaam en een schrander kopje, nou, en wel 'es plagerig ook. O, hij werd wel wat te uitbundig in zijn lof, dat kwam dig zou vinden. Hij had zich geschoren. Hij had wat lavendel op zijn zakdoek gesprenkel. En omdat hij eerder klaar was dan hij verwachtte en hij geen on geduld wilde verraden door te vroeg te zijn, ging hij in zijn woonkamer aan de piano zitten en speelde een geestig stukje van Couperin. Aha! zei buurvrouw Annelies, toen zij op haar slaapkamer haar bloedkora len met het gouden slotje vastmaakte Op de japon van zwart velours, waartoe zij, na eerst vier, vijf andere aangehad te hebben, eindelijk besloot. En een heel kleine beetje rouge op haar gepoederde wang en 't goed uitgewreven, dat je 't eigenlijk niet zag, dat mocht wel. Na een uurtje zaten ze bij elkaar. Ach, is je huisje nu rood? had hij gevraagd. Ja, nu is mijn huisje rood. Dat u altijd weer opnieuw aan 't schilderen gaat! Het is vakwerk, waar ik pleizier in heb. En ik houd van afwisseling in mijn Proef ik rum?" vroeg hij. en lonkjes van zijn vriendelijke buur vrouw, Hij kende die bevallige kleine streken van een weduwe, en hij begreep, dat zij wist, dat hij een centje bezat. En daar was zij natuurlijk op uit. En buurvrouw Annelies. Als zij ..aha!"' zei, meende ze buurman op een te hoofse avance te hebben beirapt, Mis- omgevmg. Aha! zei hij. Ze dacht: Dat zegt hij net als ik. En zij blies een langs de slaap losgeraakt grijs krulletje terug. Want zij was nog I even bezig geweest in de keuken en zij verontschuldigde zich, dat zij daarom l ook nog even haar witte huishoud- natuurlijk van de wijn, want dat nichtje was niet volmaakt. Ja, 't was hem een genoegen als dat lieve kind eens bij hem aankwam. Wanneer men altijd al leen is en geen familie heeft.... Opgepast! dacht zij. En toen zei ze 't in de loop van het gesprek: Ja. Ik wil u wel in vertrouwen ne men. Maar mondje dicht, hoor! Dat jonge en ondeugende naamgenootje van mij heb ik alles vermaakt. En als ze trouwt en ik leef nog dan krijgt ze al vasteen bruidschat, o, u begrijpt, niet zoveel, maar 't zal haar toch wel kom zijn! En toen was ze ineens een beetje ver stoord. dat ze 't gezegd had, niet, omdat hij het nu wist, want dat was juist heel goed, maar omdat het een beetje al te vertrouwelijk was geweest van haar kant. Hij keek verrast op en vroeg: En u zelf? Ach, wat heb ik nodig. Zo'n bruids schat begroot ^ne niet. En voor wie, voor wie zou ik het laten? En als u zelf eens. bij ouderdom of ziekte. Zij schonk hem nog eens in, en hij' liet het graag toe. Toen zei ze zeer licht zinnig: Vanavond spreek ik zeker niet van ouderdom en ziekte. Hij vroeg: Waarom hebt u mij eigenlijk uit genodigd? Om hef op oudjaarsavond een beetje gezellig te hebben. Waarom vroeg u dat? Ja. zei hij, ik had u ook kunner. uitnodigen bij mij. Ziet u, ik heb eer» piano Hij stond op. Hij keek haar een beetje ondeugend aan. O, dat blosje, dat was niet opgelegd, nee, zij bloosde nu wel degelijk van de wijn, waar ze 't warm van kreeg en waar ze prettig van opge wonden raakte. Van mijn nichtje, zei zij ja, dat was misschien een beetje vertrouwelijk. Maar ik dacht: dat zeg ik buurman toch eens. En daar was het vanavond net zo n gelegenheid voor. Hij moest lachen, omdat zij hem zo onderzoekend aankeek. Hij dronk en zei: Ik weet zeker, dat ik rum proef. Nee, zei ze. dat is zo maar een beetje alcoholvrije essence. Maar hij begon het stukje van Cou perin te neuriën. Hij zei: Ik heb u altijd bijzonder aardig ge vonden Zij dacht: O la la! Nou komt het. En nou is het misschien niet eens gezellig, hem de bons te geven. Maar het kwam niet. Hij zei integen deel: Omdat we nu niet bij mij zijn moet ik wel even naar huis. Want mijn vingers jeuken, om wat te spelen. EEN PAAR minuten later hoorde zij de piano. Het was een soort donde- I ren op het instrument, als er op dat instrument maar te donderen viel, dacht zij. Maar er zat vuur in, 't was hoofd tussen zijn handen. Tot haar vlug en onstuimig, met toonladders en accoorden, en zij wiegde er het hoofd bij en sloeg de maat. En toen dronk zij in haar eentje op zijn gezondheid. Maar daar kwam hij terug en hij had een mooie camee, een Griekse camee met Ceres er op, maar dat wist zij niet, wie dat was, en zo, zo mooi gesneden, en dat zag zij wel, en in goud gevat en met een gouden kettinkje. Hij gaf het haar en zei: toen nichtje Annelies plotseling met een fruit mand je binnenkwam. Hier. Mijn oudjaaravondcadeau. Zij dacht: Dat is al te grote onzin. Of ik droom zeker maar, en misschien komt het van de kruidenwijn. Hij zei: Ik heb u altijd aardig gevonden. Maar na wat u mij vertelde van uw nichtje vind ik u een schat. Zij dacht: Dat is al te vrijpostig, zelfs al zegt hij er „u" bij. Zij vroeg: Valt u dat dan niet tegen? Hij zei: Hoezo? Zij hield het kettinkje met de camee in de handen en zei: Nee, dat mag ik niet aannemen. Maar hij nam het uit haar handen en voor ze 't verhinderen kon hing hij het om haar hals. Bliksemsnel overwoog ze wat te doen als dat buurmannetje het in zijn hoofd zou halen, haar te willen kussen. Maar hij kuste haar niet. Toen zij de ogen neersloeg om te zien, hoe de camee stond op haar mooie japon tilde hij al leen maar haar kin op en nam haar eigen verwondering liet zij het toe en keek hem in de ogen, zoals hij haar in de ogen keek. En zij dacht: Wat is dat heerlijk, die handen aan je wangen te voelen Maar dat komt natuurlijk alle maal van de wijn. Hij zei: Ik zal nu op mijn beurt ook ver trouwelijk zijn en verklappen, dat ik ook bij de notaris ben geweest. Ik heb wat ik bezit vermaakt. Raad eens aan wie? Ook aan een nichtje? Aan 't jouwe. Zelf heb ik geen nichtje. En ook die bepaling van de bruidsschat, als ze tijdens mijn leven trouwt. Zij dacht: Nou vind ik je toch wel prachtig. Maar ze zei: Dat laatste is toevallig. Ik denk niet. dat het toevallig is. De notaris deed mij dit laatste aan de hand Ze zei: En gij zelf Maar hij wou ook niets horen van ouderdom en ziekte. Integendeel. Hij trok haar nu naar zich toe en zij vergat „aha" te zeggen en dacht dat zij het toch eigenlijk wel prettig vond. Natuurlijk trouwt je nichtje nog bij ons leven. Wij wensen elkaar nog te veel jaren toe. Zij antwoordde: En allicht trouwt zij jong Hij trok haar nog dichter naar zich toe en vroeg: Wat doen we? Gaan we in jouw huisje wonen? Of in 't mijne? EN ONDEUGEND in 't spelletje, waarin ze opging zei zij: Als we de muur ertussen eens uitbraken? Dan zitten we ruimer! Ze stonden veel te dicht bij elkaar dan dat ze, toen nichtje Annelies plot seling met een fruitmandje binnen kwam, het schrandere kind de waarheid hadden kunnen verbloemen. Tante An nelies zelf was het, die het vertelde: Ja. mijnheer Cordewever en ik gaan trouwen, kind. Eerst verbazing bij het kind. En toen schateren. En toen het jonge begrip en de spontane waardering voor het men selijke besluit en de ontroering voor het aardse geluk, waarnaar deze samenge brachte twee eenzamen, levenslustig en een beetje bevend, de hand uitstrekten. De eerste zoen van gelukwens gaven zij niet elkaar, maar kregen ze allebei van het jonge meisje. Ze was door vader en moeder naar tante Annelies gestuurd om haar een goed uiteinde te wensen en een goed'begin. Dit was" pas een goed uiteinde en een goed begin! Zij dronk er op. En toen holde zij naar huis, om het te vertellen, met de verzekering, dat vader en moeder op zouden kijken en blij zouden zijn! En vader en moeder keken wel op. Maar zij waren niet blij. Het opgetogen meisje hoorde op een paar gefluisterde woorden van haar moeder haar vader iets mompelen over een mogelijke üj- lijke streep door de rekening E Oudjaar. E Avond van bezinning. H Avond ook van berusting? E Het ziet er naar uit.E E Want als we terugzien, was er weinig reden tot vreugde. j| j Het is niet omdat we somber zijn, dat we dit neerschrijven. E De harde feiten van dag tot dag politiek, economisch, financieel E doen ons dit zeggen. E Wie naar een stabiele, een gelukkige, een goede wereld vooral ver- E langde, werd keer op keer teleurgesteld. ff E Aan de decepties leek geen eind te komen. E Nu is het dan Oudjaar. E §j De gloed van het haardvuur verwarmt het hart. E E Straks komen de mensen uit de kerk en er zal één avond in het jaar =j E zijn de laatste avond waarin het goed wordt met elkaar te E 1 toeven. g H Er zal gezelligheid zijn, de glazen zullen omhoog gaan, men zal voor E een ogenblik de laste^ vergeten. E 1 Het bestaan werd in de afgelopen 50 jaar dikwijls bedreigd, maar g wellicht zal in de komende 50 jaar van deze eeuw alles toch een E E andere' richting inslaan.ff Zó peinst men op het ogenblik, dat de klok haar twaalf beslissende E slagen doet horen. E ff Ge wenst elkaar geluk en het allerbeste! g H De hoop keert weer. E Eigenlijk hebben zij, die zó doen, gelijk. E E Vóór twaalven was er de weemoed, na twaalven is er, hoewel haast jf ff onbegrijpelijk, de blijmoedigheid, die de gedachte voedt, dat er ein- E delijk weer eens een gelukkig, voorspoedig" jaar zal komen. E Vroeger was dat immers zo doodgewoon". ff ff Men realiseerde zich de betekenis van die twee woorden nauwelijks: ff er was in brede kringen geluk" en er was toch .voorspoed"? Waarom zou dat dan niet blijven doorgaan? E Zeker: óók was er ellende, armoede, hardheid, denk aan de hou- ff E ding van mr. Scrooge uit Dickens' .Christmas Carol". E E NI aar dat betrof steeds het individu". E ff Nu is het anders. ff g We weten thans, dat de mensen onderling meer en meer naar elkaar j E toegroeien en het lot van de gemeenschap door de loop der gebeur- E ff tenissen allen op slag kan treffen, al zijn er steeds de handigen, de ff g sluwen, de profijttrekkers, die de bezegeling van dat lot nog wat ver- j| ff schuiven kunnen. E E Maar ook zij gaan tenslotte onherroepelijk de weg, die de maal- ff stroom bepaalt, ook zij kunnen daaraan niet ontkomen. =j E Daarom staan wij vanavond niet meer als individu" in een veilig ff g besloten familiekring, om elkaar een .voorspoedig, gelukkig" Nieuw- ff jaar toe te wensen. jf Wij zien, ondanks alle zorg en leed, de vooruitgang, die zich mani- ff festeert in een éénsgezinde roeping: ons kleine Nederland héél ff klein, héél arm en wat onbelangrijk geworden sinds de laatste wereld- E ff oorlog te dienen als deel van een onverbreekbare samenhang der ff volkeren, op welke wijze alléén een gelukkiger wereld ontstaan kan. E Wie doorgrondt en weet, dat slechts die eenheid weer werkelijk E ff voorspoed en geluk zal brengen, kan dit Oudjaar opgewekt beleven E E om dat besef en dat perspectief. E ff De glazen omhoog, vrienden: kijk elkaar recht in de ogen, zie de oekomst vastberaden tegemoet en handelt daarnaar. f H Het nageslacht, waarom wij ons nu zo grote zorgen maken, zal voor E ff ó'n houding misschien nog eens dankbaar kunnen zijn. j§ Laat dus vanavond het .Twaalf heit de klok" het sein zijn voor ons E E aller opmars naar een betere wereld, ondanks de tegenslagen en de H E dwaasheid die 1950 zo overvloedig te zien gafl E FANTASIO. iiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1950 | | pagina 12