M.Dalebout
r
der Herders.
J
Wat Franse kinderen aan
Père Noël schrijven
Duizenden zien hun geloof in rook opgaan!
ZATERDAG 23 DECEMBER
H
ky>4,,
(Tr
®l
JÊÊÊSF
W t»
Marius Dalebout ontwaakte.
Onwillig keek hij naar de vale, nieuwe dag, die door de gordijnen naar
binnen gluurde. Opstaan, scheren, ontbijten, de korte wandeling naar het
Academisch Ziekenhuis, rondgang door de zalen, om 12 uur een operatie, om
2 uur spreekuur, een paar consulten, enzovoort.
De laatste tijd moest hij, iedere dag weer, even wennen aan de nieuwe dag.
Nog vóór hij helemaal ontwaakt was, voelde hij al die lichte wrevel, waarover
hij zichzelf verwonderde. Maar onder het ontbijt betrapte hij zich erop, dat
hij méér haast maakte dan nodig was, om op tijd in het ziekenhuis te zijn. En
als hij eenmaal zijn witte jas had aangeschoten, viel alle apathie van hem af
en wierp hij zich met volle energie op z'n werk..
.Jongen, je moet maar gauw trouwen," had zijn moeder hem gezegd, toen
hij vorig jaar zijn plattelandspraktijk verwisseld had voor die van longspecialist
aan het Academisch Ziekenhuis in de grote stad. ,,Je moet maar gouw trou
wen. Jij hebt iemand nodig, die voor je zorgt".
hem in beslag genomen. Maar toen hU
langs dat huis met die erker kwam, was
het geweest alsof hem plotseling iemand
aan zijn jas getrokken had. Even had
hij opgekeken.
Ze zat er nog en keek juist toe hoe
een andere, bejaarde dame de gordijnen
ging sluiten. Voor hij het zelf wist, had
hu opnieuw z'n hoed afgenomen, en ook
nu groette ze terug. Maar om haar mond
was ditmaal alleen de lach van herken
ning geweest. Niet de stralende lach van
die morgen, toen ze blijkbaar aan iets
heel moois en gelukkigs dacht.
Die eerste tijd waren zijn gedachten
nooit bij haar. Alleen als hij haar huis
passeerde, werd hij als door een onzicht
baar iemand op de schouder getikt en
kwam de herinnering aan haar voor
een ogenblik boven zijn bewustzijns
drempel.
Dan volgde de wederzijdse groet. Be
leefd en vormelijk van zijn kant. Vrien
delijk. en altijd weer met iets van ver
rassing, harerzijds.
Trouwen.
Marius Dalebout was met zichzelf te
rade gegaan, om de oorzaak van zijn
lichte graad van ochtendziekte te ont
maskeren En hoe meer hij aan zuster
Pamela dacht, hoe duidelijker het hem
werd, dat hü zich eenzaam ging voelen.
Eenzaam, ondanks de verering, die zün
patiënten hem toedroegen. Ondanks de
prachtige vriendschap en collegaliteit,
die hij van zUn ambtsgenoten onder
vond.
Diep in zijn hart was hij ervan over
tuigd dat zuster Pamela hem de rust en
de verzorging kon schenken, die iedere
vrijgezel vroeg of laat gaat verlangen,
„Jij hebt iemand nodig, die voor je
zorgt", had zijn moeder gezegd.
Welnu, wie zou hij liever kunnen wen
sen dan deze jonge, levenslustige, ge
zonde vrouw, die de hoofdzuster van zijn
afdeling was? Zij mocht hem wel. Zij
mocht hem gréé-a, wist hij. Bij elkaar
hadden ze al heel wat afgepraat, zo tus
sen hun werk door. En vaak, als hij
's avonds op z'n kamer zat, zag hij op
eens haar gezicht voor zich, dat hem
wel iets deed denken aan Claudette Col
bert, maar minder kwajongensachtig
was en een weinig energieker.
Zij zou een ideale vrouw voor hem
zijn. Niet alleen dat zij hem geheel in
zijn werk zou kunnen volgen cn terzijde
staan, veelmeer oolc omdat zij over ver
schillende levensproblemen dezelfde ge
dachten had als hij.
Weken en maanden verliepen.
Het nieuwe werk absorbeerde Marius
Dalebout volkomen.
Vaak, als hU dodelijk vermoeid uit. de
operatiezaal kwam, nodigde zuster Pa
mela hem uit even een kop thee op haar
kamer te komen drinken. De manier,
waarop zy een gemakkelijke stoel voor
hem bijtrok, een doos sigaretten naar
Vréémd eigenlijk, dat hl) de laatste
tijd eveneens veel aan Marian ter Voor
de moest denken.
Ja, dat was een wonderlijke historie,
met Marian ter Voort.
De eerste de beste morgen, toen hij
uit zijn huis stapte om naar het zieken
huis te gaan, had hij haar gezien.
In een van de huizen aan de overkant
zat een nog jonge vrouw te schrijven
aan een tafel, die vlak voor het erker-
raam geschoven was. Juist, toen hij toe
vallig zijn blikken langs dat raam liet
gaan, had zij peinzend opgekeken. Om
haar mond lag een allerliefste glim
lach, en verrast had hij zijn hoed afge
nomen cn gegroet. Toen eerst zag hij
dat ze hem helemaal niet gezien had,
maar slechts in gedachten voor zich uit
had zitten staren. Niettemin groette ze
vriendelijk terug, en héél even was hij
warm van binnen geworden. Een ogen
blik later had hij gelachen om z'n ver
gissing, maar wat hemzelf verbaasde
fluitend had hij z'n weg vervolgd.
Die eerste dag was als een tamelijk
onrustige film aan hem voorbij gegaan.
En toen hij naar huis wandelde, dacht
hü glimlachend aan de vele kennisma
kingen en aan de talloze handen, die
hij had moeten schudden. En van alle
nieuwe gezichten, had hij er één heel
duidelijk voor zich kunnen halen' dat
van hoofdzuster Pamela. De volgende
dag "kon hij zich vrijwel niets herinne
ren van de weg, die hij terug naar huis
had afgelegd; zó hadden z'n gedachten
Besluiteloos was hij even met de tele
foongids In z'n handen blijven stoan.
hem toeschoof en hem, zonder opdringe
rig te zijn, met allerlei kleine zorgen
omringde, verkwikte hem. Gaf hem rust.
Gaf hem een gevoel van behagelijkheid,
dat hij op zijn vrijgezellenkamers tot nn
toe niet aangetroffen had. En dat hij,
dat wist hij nu, daar ook nooit zou aan
treffen.
„Jij hebt iemand nodig, die voor je
zorgt", had zijn moeder gezegd. Het was
niet zo héél vreemd dat hij telkens aan
die woorden moest denken, als hij in de
nabijheid van zuster Pamela vertoefde
En hij betrapte er zich op, dat hij
soms haast had naar het ziekenhuis te
komen.
En teen hij op een herfstachtige Oc-
toberdag tegen schemertijd, naar huis
wandelde, begon het besluit in hem te
rijpen, binnen zeer korte tijd de knoop
door te hakken.
Opgelucht over dit voornemen, ver
haastte hij zijn stap. en schopte mei
kwajongensachtige uitgelatenheid door
de stapel afgevallen bladeren, die langs
de trottoirrand lag.
Toen keek hij op naar het erkerraam
Leeg.
Voor het eerst ontbrak de lieftallige
vrouwenfiguur, waaraan hij zó gewend
geraakt was. dat hij het vanzelfspre-
kenr vond dat ze daar zat en even op
keek om hem te groeten.
Het leek hem oen beetje onwezenlijk,
dat ze er niet was. En onwillekeurig
bleef hü even staan.
Wie was zij eigenlijk, deze jonge
vrouw, die maar altijd aan haar tafel
zat te schrijven? En terwijl hij voorf-
wandelde, begon zij hem te intrigeren.
„Ze schrijft boeken", vertelde z'n
hospita, toen hij die avond terloops naar
haar informeerde. „Ze heet Marian ter
Voort, heb ik wel eens horen vertellen
Maar precies weten doe ik het niet,
want ik geloof niet dat ik haar ooit
ontmoet heb, en zo lang woon ik hier
niet",
In de telefoongids had hij haar naam
opgezocht.
Inderdaad, daar stond het: „Marian
ter Voort. 24269".
Verder niets.
Besluiteloos was hij even met de tele
foongids in z'n handen blijven staan.
Zou hij haar eens opbellen? Zo maar
een praatje maken? Maar er was iets,
dat hem hiervan weerhield.
Totdat hij op zekere dag de stoute
schoenen had aangetrokken.
Het. wa-s een heerlijke Meidag, en het
leek wel of de natuur zich uitleefde in
de uitbundigheid van groen en bloemen
weelde. En toen hij 's morgens zün ge
wone wandeling naar het ziekenhuis
maakte, had hij, buiten alle vormelijk
heid om vrolijk en haast baldadig zijn
hoed afgenomen en haar met jongens
achtige blijheid gegroet.
Even was er een laph om haar mond
geweest, die Marius herinnerde aan de
eerste keer, toen ze in gedachten langs
hem heen gestaard had. Maar onmid
dellijk had haar gezicht zich verkoeld
tot een beleefde, nietszeggende uitdruk
king. En nauwelijks had Marius haar
lichte hoofdknik waargenomen.
Hierna was ze opeens veranderd.
Er was iets teruggetrokkens in haar
wijze van groeten gekomen. Iets schuws
en teruggetrokkens. Waardoor hij zich
eigenlijk een beetje opdringerig ging
voelen, wanneer hij haar groette, om
dat hij haar hierdoor verplichtte terug
te groeten.
Marius was medicus. Gewend om snel
en zakelijk te tasten naar de oorzaak
der ziekten. Welnu, al was het ook met
een zekere schroom, eindelijk besloot hij
de oorzaak van deze plotselinge omme
keer op te sporen.
Hij belde haar op.
Zijzelf kwam aan de telefoon.
Een ogenblik was het- stil geweest.
Maar toen begon ze te spreken, had'
haar stem de vriendelijke klank, die'
Marius in gedachten haar altijd gegc-
ven had. Ze zei, dat ook zij het wel pret
tig vond zo'n groetende kennis te heb
ben, en ze hoopte eveneens dat het zo
zou blijven zoals het tot nu toe geweest
was.
Marius vertelde haar daarop in het
kort van zijn werk. Maar hij kon haar
niet bewegen iets over haarzelf te ver
tellen. Och. ze schreef wat. boeken, dat
was waar, maar voor de rest was haar
leven zo gewoontjes en onbelangrijk.
Het was met haar een wonderlijke ge
schiedenis geworden. Want hierna belde
hu haar nog verschillende malen op
Als het zo maar plotseling in hem op
kwam, 's Avonds, als hij thuis was. Dan
maakte hij met haar een praatje. Over
de meest gewone dingen. Eens had hij
haar verteld, dat hü bfina van een trap
in het ziekenhuis gevallen was omdat
een werkster op een van de treden een
stuk groene zeep had laten liggen. Aan
de andere kant van de lijn had hij toen
een zacht, hoog lachje gehoord, en als
een paar kinderen hadden ze dit geval
uitgesponnen.
Kerstmis naderde.
Doodmoe van het klimmen op lad
ders om hulst en dennegroen te beves
tigen, liep Marius Dalebout de middag
vóór Kerstmis naar huls. Zijn gedach
ten waren bij zuster Pamela, in wiens
kamer hij nog een ogenblik uitgerust
had voor hij naar huis ging.
„Prettig Kerstfeest, dokter!" had ze
bij het weggaan gezegd. En nóg voelde j
hü haar stevige handdruk.
Morgen zou hij haar opbellen. Van I
drie uur af was ze vrij.
Hij wist zeker dat ze niet weigeren zou
met hem in een stille, rustige zaak met
sfeer het kerstdiner te houden. En dan
zou hü haar vragen.
Tevreden met dit voornemen ging hij
bijtijds naar bed.
Morgen Kerstfeest.
Marius Dalebout ontwaakte.
Onwillig keek hij naar de vele, nieuw- i
we dag, die door de gordijnen naar bin-
nen gluurde.
Opstaan, scheren, ontbijten, de korte i
wandeling naar het ziekenhuis, rond
gang door de zalenstop! Deze dag j
was een bijzondere dag. Opeens zat hij j
rechtop in bed en realiseerde hij zich
dat deze dag dè dag van zijn leven zou
worden.
Hij keek zijn kamer rond. Hoe langer
hoe meer begon het hem hier tegen te
staan. De gezelligheid ontbrak. Och,
hem ontbrak zoveel. Hij was helemaal
geen type om vrijgezel te zijn. Hij zorg
de veel te weinig voor zichzelf. Hij
hadacht ja, daar was zijn moeder
weer: hij had iemand nodig, die voor
hem zorgde.
Kerstfeest.
Een gezellige huiskamer met wat hulst,
onder de lamp. Wat green in ue hoek
van een schilderij. Een vrouw, die je
een glas warme punch toeschoof.
Kerstfeest.
Had hij een betere dag kunnen uit
kiezen voor deze grote stap?
Opstaan, scheren, ontbijten, de korte
wandeling naar het ziekenhuis, rond-
gang door de zalen. Tot zover zou het
kloppen.
Neuriënd sprong Marius Dalebout uit
bed.
HéMarian ter Voort zat niet voor
haar raam.
Jammer. Hij had het zo prettig ge
vonden juist nu van haar een groet te
krijgen.
Er was een sterfgeval geweest, en
doctor Dalebout had geen kans gezien
zuster Pamela nog even te groeten, toen
hij naar huis ging. Straks zou hij haar
bellen.
Overal in de huizen waren de lichten
ontstoken. Bij de meeste waren de gor
dijnen nog niet toegetrokken. En in
vele kamers zag hij de twinkelende licht
jes van grote en kleine kerstbomen.
Bij Marian ter Voort waren de gor
dijnen dicht. Tussen de spleet door zag
hij licht branden. Even stond hij stil.
Zag hij niet een klein stukje van haar
kastanjebruine haar?
Dat was voor het eerst, dat hü haar
een dag niet gezien had. En nadenkend
liep hij verder. Hij stelde zich voor hoe
ze nu wellicht wat dichter bü de haard
te schrüven zat. Gouden glans speelde
in haar haar. Haar slanke hand bewoog
inet rustig gebaar de pen over het pa
pier. Ze hield niet van schrijfmachines,
had ze gezegd. En al voortwandelend
kon hij iedere trek van haar gezicht
zien. Hij wist dat dit grotendeels fan
tasie was. omdat hij haar nog nooit
ontmoet had. Maar hij .wist ook zeker
dat zü'n fantasie de werkelijkheid zeer
dicht naderde.
Het viel hem op, dat hij nu Ran haar
Jiep te denken. En niet aan zuster
Pamela.
Hij keek op z'n horloge.
Half vijf.
En toen gebeurde het wonderlijke, dat
h'j later nooit precies heeft kunnen ver
klaren. Weer was ér die onzichtbare
iemand, die hem op de schouder tikte
en hem bewoog om te keren en naar
haar huis te gaan.
Er was een lichte verwondering in
hem. En zoals iemand zich in zijn droom
verbazen kan over de wonderlijke din
gen, die hü doet, zonder ze evenwel te
kunnen laten, zo zag hü zichzelf het
hek binnengaan van het huis met het
erkerraam.
Zacht zoemde het electrische belletje.
De oude dame, die hü meerdere ma
len gezien had, deed open.
Marius Dalebout nam zün hoed in de
hand en vroeg:
„Zou ik juffrouw Ter Vcort even mo
gen spreken?"
„Drie herders": détail uit het middenluik van het Portinari-altaar
in de Uffizi te Florence van de hand van Hugo van der Goes (1440
1482), een der beroemdste Vlaamse „primitieven".
Treffend komt op de gezichten tot uitdrukking de kinderlijke een
voud, de warme overgave, de nieuwsgierigheid, de verbazing en de
deemoedige bewondering, wanneer zij het Kindeke van Bethlehem
komen begroeten.
Bovenstaande reproductie welwillend
afgestaan door Rijksprentenkabinet Lelden
Qvergenomen uit: „In de donkere dagen
voor Kersttijd....", een bundel Kerstge
dichten bijeengebracht door Han G.
Hoekstra.
Omdat eenvoudigen verstaan
Wot door geen ingewikkeld zoeken
Noch lezen in geleerde boeken
Begrepen wordt of nagegaan,
tZijn herders toen In Uwen stat
Geknield en hebben U aanbeden
Dit is tweeduizend jaar geleden
En nog weet elk het overal.
Geen mensch heeft ooit hun naam gemeld,
De rest van ,hun onschuldig leven
Is door geen wetenschap beschreven,
Wordt slechts aan kinderen verteld.
ANTON VAN DUINKERKEN.
Even was er aarzeling in de vriende
lijke oude ogen. Daarom voegde hü er
haastig aan toe: „O, ik weet zeker, dat
ze het goed zal vinden".
„Komt U binnen", klonk het toen
vriendelijk. „Hier kunt U Uw jas en
hoed ophangen. Misschien kunt U het
zelf wel vinden? De trap op en de laat
ste deur rechts".
Met kloppend hart liep doctor Marius
Dalebout de trap op naar boven. Toen
hij de deur genaderd was, stond hij even
stil. Haalde diep adem, om zichzelf te
kalmeren.
Toen tikte hü bescheiden op de deur.
„Ja?"
Hü trad binnen.
Bij een staande schemerlamp zat Ma
rian ter Voort. En toen Marius Dale
bout het tengere figuurtje, voor een ge
deelte bedekt door een plaid, in de rol
stoel zag zitten, begreep hij.
Begreep hü opeens alles.
Alles.van haar.
Maar ook alles van hemzelf.
Even krampte zijn hart. Toen, rustig,
liep hij op haar toe,
„U moet mü niet kwalük nemen, dat
ik hier zo onaangediend binnenkom,
maar ik wilde zo graag nader met U
kennis maken",
Marian ter Voort was bleek geworden.
Toen, terwül zü hem zwügend aan
keek, vielen twee grote, txanen op haar*
handen.
Marius nam die in de zü'ne. En het
was hem alsof hü deze handen al ja
renlang kende. Alsof deze jonge invalide
vrouw „gekwetste ruggegraat", stelde
hü verwonderlük köel büzichzelf vast
hem helemaal niet vreemd was.
„Marian", zei hij zacht.
„Waarom ben je gekomen?" fluister
de ze.
„Toen ik hier aanbelde", zei Marius
Dalebout, „dacht ik dat ik iemand nodig
had, die voor mü zou kunnen zorgen.
Maar nü weet ik, dat ik iemand nodig
heb, waarvoor ik zou kunnen zorgen,.
Marian, liefste, wil je met me trouwen?"
(Van onze Parüse correspondent).
Frankrijk is niet in het rayon gelegen, dat door Sinterklaas pleegt te
worden bediend. Dit land valt onder het ressort van Pcre Noel, een collega, en
volgens sommigen, zelfs een naast familielid van de bisschop uit Myra
Ook Père Noël legt in de gure Decembermaand honderden, ja duizenden
visites af, voert overal cadeautjes aan, {ïoudt zich ondanks hoge leeftijd op
daken in evenwicht, draagt een witte baard en heeft het allerbeste met de
kinderen voor. Geen kind dan ook in Frankrük of het denkt al weken vóór
de grote dag aan niets of niemand anders meer, dan aan die geheimzinnige
en hcmelsgoed oude man.
sleutel of eleotrisch, een tekenboek of
een verfdoos. Maar talrü'ke kinderen
verkiezen nog boven speelgoed een zusje
of een broertje. Zoals die 9-jarige Da
nielle uit het Zuidelijke Menton: ,Père
Noël ik wou graag een zusje hebben,
waarmee ik spelen kan, maar als u vindt,
dat moeder het dan te druk krijgt, dan
mag het ook wel een hondje zijn."
Een ander meisje, dat, op haar achtste
jaar ai wel pijnlijk ervaren heeft geen
wiskundeknobbeltje te bezitten, vraagt.
Père Noë] of hü haar bü geval dit jaar
een rekenmachine zou kunnen bren
gen
HONDERDEN BRIEVEN
PER DAG.
Vele Franse kinderen kunnen zelfs
hun ongeduld niet. bedwingen en richten
zich, reeds lang vóór Kerstmis, daarom
vast met een persoonlijk schrijven tot
die weldoener. Aan het postkantoor te
Parijs heeft de directie zo voor al die
aan Père Noël gerichte kinderbrieven,
zelfs een speciale dienst ingericht, waar
ze alle netjes onder de letter P. worden
geklasseerd. Al of niet gefrankeerd,
maar meestal niet. stroomt de corres
pondentie hier per dag bü honderdtallen
binnen. Over zü'n juiste adres blükt
overigens enig meningsverschil te be
staan, Op sommige enveloppes staat
sober: „Père Noël in de hemel."
Andere kinderen schünen nauwkeuri-
ger gedocumenteerd cn adresseren
Père Noël, per verschietende ster naar
een grote wolk.
1 Jongetjes beter met de technisehe ver
voermiddelen onzer dagen op de hoogte,
versturen hun brieven meestal bij voor
keur per vliegpost.
En wat de Franse kinderen dan alle
maal wel op het hart hebben?
Laat ons erkennen aai tie Inhoud van
het merendeel dezer brieven niet ganse
lijk onbaatzuchtig is. De meeste epistels
i bestaan eigenldk uil niet meei dan een
'geparafraseerde lijst met wensen. Wen-
sen., zoals vandaas in alle landen kinde-
ren hun wensen hebben. Een beer, een
Ipop, een autootje., een trein met een
GRIEVEN EN KLACHTEN.
Maar lang niet alle wensen, die in
deze brieven worden geformuleerd,
gaan naar aardse en materiële zaken
uit. Er zijn zeer vele kinderen, die
met bun lot weinig zijn ingenomen,
er zelfs zwaar onder lijden. En omdat
voor hen Père Noël wel de machtigste
man ter wereld moet wezen, dragen
ze, soms beschroomd vaak ook kin
derlik openhartig, hem hun grieven
voor.
Die kleine Pierre uit Lyon büv., die
Père Noël, na het enkele jaren te heb
ben aangezien, nu maat 's vrümoedig
verantwoording vraagt ove, zijn beleid:
Die snert jongens, een paai huizen
verder, die lang niet zo goed leren als
ik en mü bovendien nog voortdurend
pheeft u nu al tweemaal achter
een rolschaatsen, een autoped en een
meeanodoos gegeven, en intussen bent u
mü vergeten". Waarna dit opstandige
ventje zich veroorlooft een dringend be
roep op 's Père Noëls gevoel voor recht
vaardigheid te doen.
In de ogen van andere kinderen weer
blükt Père Noël bekleed met een al
macht, welke hem m staat stelt hemel
en aards souverein te bestieren
Een zesjarig meisje, Micheline ge
naamd, dringt er bü de heilige man op
aan er in de toskomst voor te zorgen,
dat de grote mensen geen schapen of
lammeren meer zullen doden Een klein
jongetje vraagt om eer nieuwe vader:
„Mün pappie, die altijd zo lief voor me
was, is in de oorlog door de Duitsers
meegenomen en daarna nooit meer te
ruggekeerd
I gen, dat hij „collabo" (verrader) was en
dat hij daarom dood werd geschoten?
Als ik dus jok, dan is dat mijn .fout niet.
Maar Père Noël, als jij Papa in de
'hemel tegenkomt, zeg hem dan, dat zün
Jean-Claude tóch van hem houdt, zelfs
als hü vroeger kwaad heelt gedaan
En wat een tere bezorgdheid kan er
soms spreken uit zo'n kinderbrief. Lees
de woorden van Hélène: „Lieve Père
Noël, je* moet goed oppassen, als je des
avonds uitgaat, zodat je geen kou kan
vatten, want de griep is erg kwaadaardig
dit jaar."
Een kind egoïstisch en inhalig?
„Père Noël," zo schrijft een kereltje
van een jaar of zeven, .Mammie ver
telde me, dat je dit jaai niet zoveel geld
had Ik heb daarom mün spaarvarken
gebroken en stuur je hierbij de vijftig
franken, die er nog in zateii".
BITTER KINDERLEED....
Mem zou een bloemlezing samen kun
nen stellen uit zulke briefjes, waaruit
soms het bitterste kinderleed spreekt,
want, volwassen lezer, denkt vooral niet
dat Jeugd, bijzonderluk tegenwoordig,
synoniem voor prille blüdschap en wolk-
loze zorgeloosheid zou zün. Er zün onder
deze brieven, hóé vol fouten ze ook mo
gen zitten en hóé onhandig ze vaak ge
schreven zün. juist dooi die naïeve op-
reohtheid, getuigenissen van het schrü-
nendste verdriet, dat op aarde kan war
den geleden.
„Papa is in Parüs," schrijft 'n jongetje
uit Maubeuge. „en hü trekt zich hele
maal niets van mü aan Geeft niet. Hü
sloeg mijn moeder".
Ontroerend is ook deze passage van de
kleine Sammie: „Père Noël. ik wou zo
graag, dat u er voor zorgde, dat ik geen
Jodenjongetje meer was. Anders word ik
later ook gedeporteerd en zal ik nooit
kunnen trouwen".
Maar het aangrijpendst onder deze ca
tegorie is zeker nog df biecht van de
9-jarige Jean-Claude wiens briefje wij
in zün geheel citeren willen:
,Ik schrijf je Père Noël, omdat ik jou
de waarheid wel kan zeggen en ook om
dat je weten moet. dat het mün schuld
niet is. dat ik heb gelogen. Ik begon
met jokken, toen Mammie me voor het
eerst naar school bracht en mün vriend
jes me vroegen: „Is jouw vader heus
in de oorlog gevallen? Toen moest ik
toch wel een leugen beden,ken. want mün
zusje gelooft nog écht, dat onze papa i
zo is dood gegaan. Ik kon toch niet zeg- I
VERNIETIGD...,
Ik kan zo doorgaan met citeren.
Want uit deze brieven zou een boek
samen zijn te stellen, een boek, waaruit
men meer van die veelbesproken en -be
schreven kinderziel zou leren dan van
een hele bibliotheek paedagogische ver
handelingen. Wat gaat er met &1 &e7,e
epistels gebeuren, nu ze in handen zü-i
gevallen van de Franse posterijen? Ze
worden, als gezegd, eerstlg gewichtig ge
klasseerd. En eten, wanneer na drie
maanden, de adressant zich niet heeft
aangemeld en geïdentificeerd, dan wor
den ze als onbestelbare stukken allemaal
vernietigd.
Volgens een administratieve order:
vernietigd
Duizenden kinderen zullen dan hun
hoop in rook zien vervliegen in hun
verwachting een dringend verzoek ver
vuld te zien, worden teleurgesteld, ont
goocheld. Laten we proberen niet sen
timenteel te worden. Maar het is toch
wel een bittere gedachte, dat al die
kinderen met hun heilig geloof in Père
Noël, aan wie ze soms hun intiemste
hartsgeheimen hadden toevertrouwd,
een zware beproeving tn het vooruit
zicht hebben. Misschien zün dus deze
tüden er niet meer naar. zich daar
over sentimenteel te tonen?
Men zegt immers, dat beproevingen
een kind kunnen harden voor hun
verder levenMogelijk.
Maar waarschijnlijk i= dit ook de
uitgelezen methode atheïsten, nihi
listen en andere cynici te kweken...»