M.Dalebout r der Herders. J Wat Franse kinderen aan Père Noël schrijven Duizenden zien hun geloof in rook opgaan! ZATERDAG 23 DECEMBER H ky>4,, (Tr ®l JÊÊÊSF W t» Marius Dalebout ontwaakte. Onwillig keek hij naar de vale, nieuwe dag, die door de gordijnen naar binnen gluurde. Opstaan, scheren, ontbijten, de korte wandeling naar het Academisch Ziekenhuis, rondgang door de zalen, om 12 uur een operatie, om 2 uur spreekuur, een paar consulten, enzovoort. De laatste tijd moest hij, iedere dag weer, even wennen aan de nieuwe dag. Nog vóór hij helemaal ontwaakt was, voelde hij al die lichte wrevel, waarover hij zichzelf verwonderde. Maar onder het ontbijt betrapte hij zich erop, dat hij méér haast maakte dan nodig was, om op tijd in het ziekenhuis te zijn. En als hij eenmaal zijn witte jas had aangeschoten, viel alle apathie van hem af en wierp hij zich met volle energie op z'n werk.. .Jongen, je moet maar gauw trouwen," had zijn moeder hem gezegd, toen hij vorig jaar zijn plattelandspraktijk verwisseld had voor die van longspecialist aan het Academisch Ziekenhuis in de grote stad. ,,Je moet maar gouw trou wen. Jij hebt iemand nodig, die voor je zorgt". hem in beslag genomen. Maar toen hU langs dat huis met die erker kwam, was het geweest alsof hem plotseling iemand aan zijn jas getrokken had. Even had hij opgekeken. Ze zat er nog en keek juist toe hoe een andere, bejaarde dame de gordijnen ging sluiten. Voor hij het zelf wist, had hu opnieuw z'n hoed afgenomen, en ook nu groette ze terug. Maar om haar mond was ditmaal alleen de lach van herken ning geweest. Niet de stralende lach van die morgen, toen ze blijkbaar aan iets heel moois en gelukkigs dacht. Die eerste tijd waren zijn gedachten nooit bij haar. Alleen als hij haar huis passeerde, werd hij als door een onzicht baar iemand op de schouder getikt en kwam de herinnering aan haar voor een ogenblik boven zijn bewustzijns drempel. Dan volgde de wederzijdse groet. Be leefd en vormelijk van zijn kant. Vrien delijk. en altijd weer met iets van ver rassing, harerzijds. Trouwen. Marius Dalebout was met zichzelf te rade gegaan, om de oorzaak van zijn lichte graad van ochtendziekte te ont maskeren En hoe meer hij aan zuster Pamela dacht, hoe duidelijker het hem werd, dat hü zich eenzaam ging voelen. Eenzaam, ondanks de verering, die zün patiënten hem toedroegen. Ondanks de prachtige vriendschap en collegaliteit, die hij van zUn ambtsgenoten onder vond. Diep in zijn hart was hij ervan over tuigd dat zuster Pamela hem de rust en de verzorging kon schenken, die iedere vrijgezel vroeg of laat gaat verlangen, „Jij hebt iemand nodig, die voor je zorgt", had zijn moeder gezegd. Welnu, wie zou hij liever kunnen wen sen dan deze jonge, levenslustige, ge zonde vrouw, die de hoofdzuster van zijn afdeling was? Zij mocht hem wel. Zij mocht hem gréé-a, wist hij. Bij elkaar hadden ze al heel wat afgepraat, zo tus sen hun werk door. En vaak, als hij 's avonds op z'n kamer zat, zag hij op eens haar gezicht voor zich, dat hem wel iets deed denken aan Claudette Col bert, maar minder kwajongensachtig was en een weinig energieker. Zij zou een ideale vrouw voor hem zijn. Niet alleen dat zij hem geheel in zijn werk zou kunnen volgen cn terzijde staan, veelmeer oolc omdat zij over ver schillende levensproblemen dezelfde ge dachten had als hij. Weken en maanden verliepen. Het nieuwe werk absorbeerde Marius Dalebout volkomen. Vaak, als hU dodelijk vermoeid uit. de operatiezaal kwam, nodigde zuster Pa mela hem uit even een kop thee op haar kamer te komen drinken. De manier, waarop zy een gemakkelijke stoel voor hem bijtrok, een doos sigaretten naar Vréémd eigenlijk, dat hl) de laatste tijd eveneens veel aan Marian ter Voor de moest denken. Ja, dat was een wonderlijke historie, met Marian ter Voort. De eerste de beste morgen, toen hij uit zijn huis stapte om naar het zieken huis te gaan, had hij haar gezien. In een van de huizen aan de overkant zat een nog jonge vrouw te schrijven aan een tafel, die vlak voor het erker- raam geschoven was. Juist, toen hij toe vallig zijn blikken langs dat raam liet gaan, had zij peinzend opgekeken. Om haar mond lag een allerliefste glim lach, en verrast had hij zijn hoed afge nomen cn gegroet. Toen eerst zag hij dat ze hem helemaal niet gezien had, maar slechts in gedachten voor zich uit had zitten staren. Niettemin groette ze vriendelijk terug, en héél even was hij warm van binnen geworden. Een ogen blik later had hij gelachen om z'n ver gissing, maar wat hemzelf verbaasde fluitend had hij z'n weg vervolgd. Die eerste dag was als een tamelijk onrustige film aan hem voorbij gegaan. En toen hij naar huis wandelde, dacht hü glimlachend aan de vele kennisma kingen en aan de talloze handen, die hij had moeten schudden. En van alle nieuwe gezichten, had hij er één heel duidelijk voor zich kunnen halen' dat van hoofdzuster Pamela. De volgende dag "kon hij zich vrijwel niets herinne ren van de weg, die hij terug naar huis had afgelegd; zó hadden z'n gedachten Besluiteloos was hij even met de tele foongids In z'n handen blijven stoan. hem toeschoof en hem, zonder opdringe rig te zijn, met allerlei kleine zorgen omringde, verkwikte hem. Gaf hem rust. Gaf hem een gevoel van behagelijkheid, dat hij op zijn vrijgezellenkamers tot nn toe niet aangetroffen had. En dat hij, dat wist hij nu, daar ook nooit zou aan treffen. „Jij hebt iemand nodig, die voor je zorgt", had zijn moeder gezegd. Het was niet zo héél vreemd dat hij telkens aan die woorden moest denken, als hij in de nabijheid van zuster Pamela vertoefde En hij betrapte er zich op, dat hij soms haast had naar het ziekenhuis te komen. En teen hij op een herfstachtige Oc- toberdag tegen schemertijd, naar huis wandelde, begon het besluit in hem te rijpen, binnen zeer korte tijd de knoop door te hakken. Opgelucht over dit voornemen, ver haastte hij zijn stap. en schopte mei kwajongensachtige uitgelatenheid door de stapel afgevallen bladeren, die langs de trottoirrand lag. Toen keek hij op naar het erkerraam Leeg. Voor het eerst ontbrak de lieftallige vrouwenfiguur, waaraan hij zó gewend geraakt was. dat hij het vanzelfspre- kenr vond dat ze daar zat en even op keek om hem te groeten. Het leek hem oen beetje onwezenlijk, dat ze er niet was. En onwillekeurig bleef hü even staan. Wie was zij eigenlijk, deze jonge vrouw, die maar altijd aan haar tafel zat te schrijven? En terwijl hij voorf- wandelde, begon zij hem te intrigeren. „Ze schrijft boeken", vertelde z'n hospita, toen hij die avond terloops naar haar informeerde. „Ze heet Marian ter Voort, heb ik wel eens horen vertellen Maar precies weten doe ik het niet, want ik geloof niet dat ik haar ooit ontmoet heb, en zo lang woon ik hier niet", In de telefoongids had hij haar naam opgezocht. Inderdaad, daar stond het: „Marian ter Voort. 24269". Verder niets. Besluiteloos was hij even met de tele foongids in z'n handen blijven staan. Zou hij haar eens opbellen? Zo maar een praatje maken? Maar er was iets, dat hem hiervan weerhield. Totdat hij op zekere dag de stoute schoenen had aangetrokken. Het. wa-s een heerlijke Meidag, en het leek wel of de natuur zich uitleefde in de uitbundigheid van groen en bloemen weelde. En toen hij 's morgens zün ge wone wandeling naar het ziekenhuis maakte, had hij, buiten alle vormelijk heid om vrolijk en haast baldadig zijn hoed afgenomen en haar met jongens achtige blijheid gegroet. Even was er een laph om haar mond geweest, die Marius herinnerde aan de eerste keer, toen ze in gedachten langs hem heen gestaard had. Maar onmid dellijk had haar gezicht zich verkoeld tot een beleefde, nietszeggende uitdruk king. En nauwelijks had Marius haar lichte hoofdknik waargenomen. Hierna was ze opeens veranderd. Er was iets teruggetrokkens in haar wijze van groeten gekomen. Iets schuws en teruggetrokkens. Waardoor hij zich eigenlijk een beetje opdringerig ging voelen, wanneer hij haar groette, om dat hij haar hierdoor verplichtte terug te groeten. Marius was medicus. Gewend om snel en zakelijk te tasten naar de oorzaak der ziekten. Welnu, al was het ook met een zekere schroom, eindelijk besloot hij de oorzaak van deze plotselinge omme keer op te sporen. Hij belde haar op. Zijzelf kwam aan de telefoon. Een ogenblik was het- stil geweest. Maar toen begon ze te spreken, had' haar stem de vriendelijke klank, die' Marius in gedachten haar altijd gegc- ven had. Ze zei, dat ook zij het wel pret tig vond zo'n groetende kennis te heb ben, en ze hoopte eveneens dat het zo zou blijven zoals het tot nu toe geweest was. Marius vertelde haar daarop in het kort van zijn werk. Maar hij kon haar niet bewegen iets over haarzelf te ver tellen. Och. ze schreef wat. boeken, dat was waar, maar voor de rest was haar leven zo gewoontjes en onbelangrijk. Het was met haar een wonderlijke ge schiedenis geworden. Want hierna belde hu haar nog verschillende malen op Als het zo maar plotseling in hem op kwam, 's Avonds, als hij thuis was. Dan maakte hij met haar een praatje. Over de meest gewone dingen. Eens had hij haar verteld, dat hü bfina van een trap in het ziekenhuis gevallen was omdat een werkster op een van de treden een stuk groene zeep had laten liggen. Aan de andere kant van de lijn had hij toen een zacht, hoog lachje gehoord, en als een paar kinderen hadden ze dit geval uitgesponnen. Kerstmis naderde. Doodmoe van het klimmen op lad ders om hulst en dennegroen te beves tigen, liep Marius Dalebout de middag vóór Kerstmis naar huls. Zijn gedach ten waren bij zuster Pamela, in wiens kamer hij nog een ogenblik uitgerust had voor hij naar huis ging. „Prettig Kerstfeest, dokter!" had ze bij het weggaan gezegd. En nóg voelde j hü haar stevige handdruk. Morgen zou hij haar opbellen. Van I drie uur af was ze vrij. Hij wist zeker dat ze niet weigeren zou met hem in een stille, rustige zaak met sfeer het kerstdiner te houden. En dan zou hü haar vragen. Tevreden met dit voornemen ging hij bijtijds naar bed. Morgen Kerstfeest. Marius Dalebout ontwaakte. Onwillig keek hij naar de vele, nieuw- i we dag, die door de gordijnen naar bin- nen gluurde. Opstaan, scheren, ontbijten, de korte i wandeling naar het ziekenhuis, rond gang door de zalenstop! Deze dag j was een bijzondere dag. Opeens zat hij j rechtop in bed en realiseerde hij zich dat deze dag dè dag van zijn leven zou worden. Hij keek zijn kamer rond. Hoe langer hoe meer begon het hem hier tegen te staan. De gezelligheid ontbrak. Och, hem ontbrak zoveel. Hij was helemaal geen type om vrijgezel te zijn. Hij zorg de veel te weinig voor zichzelf. Hij hadacht ja, daar was zijn moeder weer: hij had iemand nodig, die voor hem zorgde. Kerstfeest. Een gezellige huiskamer met wat hulst, onder de lamp. Wat green in ue hoek van een schilderij. Een vrouw, die je een glas warme punch toeschoof. Kerstfeest. Had hij een betere dag kunnen uit kiezen voor deze grote stap? Opstaan, scheren, ontbijten, de korte wandeling naar het ziekenhuis, rond- gang door de zalen. Tot zover zou het kloppen. Neuriënd sprong Marius Dalebout uit bed. HéMarian ter Voort zat niet voor haar raam. Jammer. Hij had het zo prettig ge vonden juist nu van haar een groet te krijgen. Er was een sterfgeval geweest, en doctor Dalebout had geen kans gezien zuster Pamela nog even te groeten, toen hij naar huis ging. Straks zou hij haar bellen. Overal in de huizen waren de lichten ontstoken. Bij de meeste waren de gor dijnen nog niet toegetrokken. En in vele kamers zag hij de twinkelende licht jes van grote en kleine kerstbomen. Bij Marian ter Voort waren de gor dijnen dicht. Tussen de spleet door zag hij licht branden. Even stond hij stil. Zag hij niet een klein stukje van haar kastanjebruine haar? Dat was voor het eerst, dat hü haar een dag niet gezien had. En nadenkend liep hij verder. Hij stelde zich voor hoe ze nu wellicht wat dichter bü de haard te schrüven zat. Gouden glans speelde in haar haar. Haar slanke hand bewoog inet rustig gebaar de pen over het pa pier. Ze hield niet van schrijfmachines, had ze gezegd. En al voortwandelend kon hij iedere trek van haar gezicht zien. Hij wist dat dit grotendeels fan tasie was. omdat hij haar nog nooit ontmoet had. Maar hij .wist ook zeker dat zü'n fantasie de werkelijkheid zeer dicht naderde. Het viel hem op, dat hij nu Ran haar Jiep te denken. En niet aan zuster Pamela. Hij keek op z'n horloge. Half vijf. En toen gebeurde het wonderlijke, dat h'j later nooit precies heeft kunnen ver klaren. Weer was ér die onzichtbare iemand, die hem op de schouder tikte en hem bewoog om te keren en naar haar huis te gaan. Er was een lichte verwondering in hem. En zoals iemand zich in zijn droom verbazen kan over de wonderlijke din gen, die hü doet, zonder ze evenwel te kunnen laten, zo zag hü zichzelf het hek binnengaan van het huis met het erkerraam. Zacht zoemde het electrische belletje. De oude dame, die hü meerdere ma len gezien had, deed open. Marius Dalebout nam zün hoed in de hand en vroeg: „Zou ik juffrouw Ter Vcort even mo gen spreken?" „Drie herders": détail uit het middenluik van het Portinari-altaar in de Uffizi te Florence van de hand van Hugo van der Goes (1440 1482), een der beroemdste Vlaamse „primitieven". Treffend komt op de gezichten tot uitdrukking de kinderlijke een voud, de warme overgave, de nieuwsgierigheid, de verbazing en de deemoedige bewondering, wanneer zij het Kindeke van Bethlehem komen begroeten. Bovenstaande reproductie welwillend afgestaan door Rijksprentenkabinet Lelden Qvergenomen uit: „In de donkere dagen voor Kersttijd....", een bundel Kerstge dichten bijeengebracht door Han G. Hoekstra. Omdat eenvoudigen verstaan Wot door geen ingewikkeld zoeken Noch lezen in geleerde boeken Begrepen wordt of nagegaan, tZijn herders toen In Uwen stat Geknield en hebben U aanbeden Dit is tweeduizend jaar geleden En nog weet elk het overal. Geen mensch heeft ooit hun naam gemeld, De rest van ,hun onschuldig leven Is door geen wetenschap beschreven, Wordt slechts aan kinderen verteld. ANTON VAN DUINKERKEN. Even was er aarzeling in de vriende lijke oude ogen. Daarom voegde hü er haastig aan toe: „O, ik weet zeker, dat ze het goed zal vinden". „Komt U binnen", klonk het toen vriendelijk. „Hier kunt U Uw jas en hoed ophangen. Misschien kunt U het zelf wel vinden? De trap op en de laat ste deur rechts". Met kloppend hart liep doctor Marius Dalebout de trap op naar boven. Toen hij de deur genaderd was, stond hij even stil. Haalde diep adem, om zichzelf te kalmeren. Toen tikte hü bescheiden op de deur. „Ja?" Hü trad binnen. Bij een staande schemerlamp zat Ma rian ter Voort. En toen Marius Dale bout het tengere figuurtje, voor een ge deelte bedekt door een plaid, in de rol stoel zag zitten, begreep hij. Begreep hü opeens alles. Alles.van haar. Maar ook alles van hemzelf. Even krampte zijn hart. Toen, rustig, liep hij op haar toe, „U moet mü niet kwalük nemen, dat ik hier zo onaangediend binnenkom, maar ik wilde zo graag nader met U kennis maken", Marian ter Voort was bleek geworden. Toen, terwül zü hem zwügend aan keek, vielen twee grote, txanen op haar* handen. Marius nam die in de zü'ne. En het was hem alsof hü deze handen al ja renlang kende. Alsof deze jonge invalide vrouw „gekwetste ruggegraat", stelde hü verwonderlük köel büzichzelf vast hem helemaal niet vreemd was. „Marian", zei hij zacht. „Waarom ben je gekomen?" fluister de ze. „Toen ik hier aanbelde", zei Marius Dalebout, „dacht ik dat ik iemand nodig had, die voor mü zou kunnen zorgen. Maar nü weet ik, dat ik iemand nodig heb, waarvoor ik zou kunnen zorgen,. Marian, liefste, wil je met me trouwen?" (Van onze Parüse correspondent). Frankrijk is niet in het rayon gelegen, dat door Sinterklaas pleegt te worden bediend. Dit land valt onder het ressort van Pcre Noel, een collega, en volgens sommigen, zelfs een naast familielid van de bisschop uit Myra Ook Père Noël legt in de gure Decembermaand honderden, ja duizenden visites af, voert overal cadeautjes aan, {ïoudt zich ondanks hoge leeftijd op daken in evenwicht, draagt een witte baard en heeft het allerbeste met de kinderen voor. Geen kind dan ook in Frankrük of het denkt al weken vóór de grote dag aan niets of niemand anders meer, dan aan die geheimzinnige en hcmelsgoed oude man. sleutel of eleotrisch, een tekenboek of een verfdoos. Maar talrü'ke kinderen verkiezen nog boven speelgoed een zusje of een broertje. Zoals die 9-jarige Da nielle uit het Zuidelijke Menton: ,Père Noël ik wou graag een zusje hebben, waarmee ik spelen kan, maar als u vindt, dat moeder het dan te druk krijgt, dan mag het ook wel een hondje zijn." Een ander meisje, dat, op haar achtste jaar ai wel pijnlijk ervaren heeft geen wiskundeknobbeltje te bezitten, vraagt. Père Noë] of hü haar bü geval dit jaar een rekenmachine zou kunnen bren gen HONDERDEN BRIEVEN PER DAG. Vele Franse kinderen kunnen zelfs hun ongeduld niet. bedwingen en richten zich, reeds lang vóór Kerstmis, daarom vast met een persoonlijk schrijven tot die weldoener. Aan het postkantoor te Parijs heeft de directie zo voor al die aan Père Noël gerichte kinderbrieven, zelfs een speciale dienst ingericht, waar ze alle netjes onder de letter P. worden geklasseerd. Al of niet gefrankeerd, maar meestal niet. stroomt de corres pondentie hier per dag bü honderdtallen binnen. Over zü'n juiste adres blükt overigens enig meningsverschil te be staan, Op sommige enveloppes staat sober: „Père Noël in de hemel." Andere kinderen schünen nauwkeuri- ger gedocumenteerd cn adresseren Père Noël, per verschietende ster naar een grote wolk. 1 Jongetjes beter met de technisehe ver voermiddelen onzer dagen op de hoogte, versturen hun brieven meestal bij voor keur per vliegpost. En wat de Franse kinderen dan alle maal wel op het hart hebben? Laat ons erkennen aai tie Inhoud van het merendeel dezer brieven niet ganse lijk onbaatzuchtig is. De meeste epistels i bestaan eigenldk uil niet meei dan een 'geparafraseerde lijst met wensen. Wen- sen., zoals vandaas in alle landen kinde- ren hun wensen hebben. Een beer, een Ipop, een autootje., een trein met een GRIEVEN EN KLACHTEN. Maar lang niet alle wensen, die in deze brieven worden geformuleerd, gaan naar aardse en materiële zaken uit. Er zijn zeer vele kinderen, die met bun lot weinig zijn ingenomen, er zelfs zwaar onder lijden. En omdat voor hen Père Noël wel de machtigste man ter wereld moet wezen, dragen ze, soms beschroomd vaak ook kin derlik openhartig, hem hun grieven voor. Die kleine Pierre uit Lyon büv., die Père Noël, na het enkele jaren te heb ben aangezien, nu maat 's vrümoedig verantwoording vraagt ove, zijn beleid: Die snert jongens, een paai huizen verder, die lang niet zo goed leren als ik en mü bovendien nog voortdurend pheeft u nu al tweemaal achter een rolschaatsen, een autoped en een meeanodoos gegeven, en intussen bent u mü vergeten". Waarna dit opstandige ventje zich veroorlooft een dringend be roep op 's Père Noëls gevoel voor recht vaardigheid te doen. In de ogen van andere kinderen weer blükt Père Noël bekleed met een al macht, welke hem m staat stelt hemel en aards souverein te bestieren Een zesjarig meisje, Micheline ge naamd, dringt er bü de heilige man op aan er in de toskomst voor te zorgen, dat de grote mensen geen schapen of lammeren meer zullen doden Een klein jongetje vraagt om eer nieuwe vader: „Mün pappie, die altijd zo lief voor me was, is in de oorlog door de Duitsers meegenomen en daarna nooit meer te ruggekeerd I gen, dat hij „collabo" (verrader) was en dat hij daarom dood werd geschoten? Als ik dus jok, dan is dat mijn .fout niet. Maar Père Noël, als jij Papa in de 'hemel tegenkomt, zeg hem dan, dat zün Jean-Claude tóch van hem houdt, zelfs als hü vroeger kwaad heelt gedaan En wat een tere bezorgdheid kan er soms spreken uit zo'n kinderbrief. Lees de woorden van Hélène: „Lieve Père Noël, je* moet goed oppassen, als je des avonds uitgaat, zodat je geen kou kan vatten, want de griep is erg kwaadaardig dit jaar." Een kind egoïstisch en inhalig? „Père Noël," zo schrijft een kereltje van een jaar of zeven, .Mammie ver telde me, dat je dit jaai niet zoveel geld had Ik heb daarom mün spaarvarken gebroken en stuur je hierbij de vijftig franken, die er nog in zateii". BITTER KINDERLEED.... Mem zou een bloemlezing samen kun nen stellen uit zulke briefjes, waaruit soms het bitterste kinderleed spreekt, want, volwassen lezer, denkt vooral niet dat Jeugd, bijzonderluk tegenwoordig, synoniem voor prille blüdschap en wolk- loze zorgeloosheid zou zün. Er zün onder deze brieven, hóé vol fouten ze ook mo gen zitten en hóé onhandig ze vaak ge schreven zün. juist dooi die naïeve op- reohtheid, getuigenissen van het schrü- nendste verdriet, dat op aarde kan war den geleden. „Papa is in Parüs," schrijft 'n jongetje uit Maubeuge. „en hü trekt zich hele maal niets van mü aan Geeft niet. Hü sloeg mijn moeder". Ontroerend is ook deze passage van de kleine Sammie: „Père Noël. ik wou zo graag, dat u er voor zorgde, dat ik geen Jodenjongetje meer was. Anders word ik later ook gedeporteerd en zal ik nooit kunnen trouwen". Maar het aangrijpendst onder deze ca tegorie is zeker nog df biecht van de 9-jarige Jean-Claude wiens briefje wij in zün geheel citeren willen: ,Ik schrijf je Père Noël, omdat ik jou de waarheid wel kan zeggen en ook om dat je weten moet. dat het mün schuld niet is. dat ik heb gelogen. Ik begon met jokken, toen Mammie me voor het eerst naar school bracht en mün vriend jes me vroegen: „Is jouw vader heus in de oorlog gevallen? Toen moest ik toch wel een leugen beden,ken. want mün zusje gelooft nog écht, dat onze papa i zo is dood gegaan. Ik kon toch niet zeg- I VERNIETIGD..., Ik kan zo doorgaan met citeren. Want uit deze brieven zou een boek samen zijn te stellen, een boek, waaruit men meer van die veelbesproken en -be schreven kinderziel zou leren dan van een hele bibliotheek paedagogische ver handelingen. Wat gaat er met &1 &e7,e epistels gebeuren, nu ze in handen zü-i gevallen van de Franse posterijen? Ze worden, als gezegd, eerstlg gewichtig ge klasseerd. En eten, wanneer na drie maanden, de adressant zich niet heeft aangemeld en geïdentificeerd, dan wor den ze als onbestelbare stukken allemaal vernietigd. Volgens een administratieve order: vernietigd Duizenden kinderen zullen dan hun hoop in rook zien vervliegen in hun verwachting een dringend verzoek ver vuld te zien, worden teleurgesteld, ont goocheld. Laten we proberen niet sen timenteel te worden. Maar het is toch wel een bittere gedachte, dat al die kinderen met hun heilig geloof in Père Noël, aan wie ze soms hun intiemste hartsgeheimen hadden toevertrouwd, een zware beproeving tn het vooruit zicht hebben. Misschien zün dus deze tüden er niet meer naar. zich daar over sentimenteel te tonen? Men zegt immers, dat beproevingen een kind kunnen harden voor hun verder levenMogelijk. Maar waarschijnlijk i= dit ook de uitgelezen methode atheïsten, nihi listen en andere cynici te kweken...»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1950 | | pagina 6