ECONOMIE EN FINANCIËN Derde deel Enquête-Rapport: Gebrek aan controle leidde tot luchthartig aan verantwoordelijkheidsgevoel tekort Grondslag Londens financieel beheer „eenmans-Rekenkamer" een Waarom is Australië zo anti-Nederlands! Grote lof voor Buit. Alg. Rekenkamer en kaar Voorzitter Zij oefende remmende werking uit Onder moeilijke omstandigheden zware taak verricht Hulde aan Neerland's Zeehelden Verblijfskosten Londense regering niet te hoog Echter geen rekening gehouden met Nederlandse nood 88ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Zaterdag 17 December 1949 Derde Blad No. 26875 Reeds op 28 juni 1940 verscheen het K.B. Comptabiliteitsbesluit Staatsblad A 7. later enige malen gewijzigd, waarbij werd bepaald, dat het financiële beheer der regering tijdens haar verblijf buiten het grondgebied van Europa zou worden vastgelegd in begrotingen. Dat werden halfjaarlijkse begrotingen. Over de periode van 15 Mei t/m 30 funi 1940 werd aan de eerste begroting een gespecificeerde op stelling toegevoegd van de uitgaven en middelen. Daaruit blijkt, dat in die eerste zes weken voor de gezamenlijke Departementen de uit gaven bedroegen ruim 4 millioen gulden en de middelen bijna 1,7 millloen. Gedurende de allereerste periode na de aankomst van de Nederlandse regering te Londen administreerden haar organen, voor zover zij met het financiële beheer waren belast, derhalve reeds de gedane uitgaven en ontvangsten op zodanige wijze, dat het samenstellen van een gedetailleerd financieel overzicht mogelijk was. Maar het toezicht en de controle, ook de functie van de Algemene Rekenkamer, berustten bij het Ministerie van Financiën, dat aldus ook zichzelf moest controleren. Een accountant van de Engelse firma Price, Waterhouse and Co leidde de afdeling, die toezicht hield op de besteding van 's lands gelden. Deze toestand kon niet bevredigen, toen duidelijk werd, dat het verblijf der regering buitenslands van lange duur zou kunnen zijn. Op 3 September 1940 trad de heer De Geer af als minister van Financiën en werd ad int. opgevolgd door de heer Welter, minister van Koloniën. Toen deze gedurende enige maanden op reis was naar Indonesië vervulde de heer Steenberghe de functie van minister van Financiën ad int., die alstoen aan de onbevredigende toestand een einde wilde maken. Hij besprak deze aangelegenheid met de heer Van Rhijn, toen nog mi nheer van Landbouw en Vissery. die de zelfde opvatting was toegedaan. De zaak kwam in de Raad van Ministers en deze besloot tot instelling van een onafhan kelijk orgaan van toezicht op het beheer van 's lands financiën, de Buitengewone Algem. Rekenkamer. Tot voorzitter van dit nieuwe college werd benoemd de heer Van Rhijn, oud-minister van Landbouw en Visserij. De heer Van Rhijn kwam vervolgens met enige candldaten voor het lidmaat schap der Rekenkamer, doch de Raad van Ministers achtte het minder ge wenst om personen, afkomstig uit het bedrijfsleven, „zo in de keuken van de Ned. regering te laten kijken". Aange zien het zeer moeilijk was om in de be perkte Ned. gemeenschap te Londen an dere geschikte personen voor het ambt te vinden, oefende de heer van Rhijn ziin verantwoordelijke taak alleen uit. En zo is het de hele oorlog gebleven. O De Enquête Commissie is van oor deel, dat de regeling van de compta biliteit te Londen met voortvarendheid is ter hand genomen en aan redelijke eisen voldeed. Door gebrek aan des kundig personeel en door het feit, dat sommige departementen de voor een Jul9te raming benodigde gegevens uit verschillende buiten Engeland gelegen plaatsen moesten ontvangen, werden de begrotingen in de regel veel te laat vastgesteld. Marine b.v. had afdelin gen te Colombo, in Australië, Canada en de Ver. Staten. Desondanks be treurt de commissie het, dat het tot het tweede halfjaar van 1944 heeft moeten duren, eer bereikt werd, dat de begroting tijdig werd vastgesteld. Zulks bemoeilijkte de arbeid der Re kenkamer en deed afbreuk aan de pre ventieve werking harer controle. De commissie zou 't voorts nuttig hebben geacht, als er naast de voorzitter ook twee leden in de Rekenkamer waren benoemd. Zij heeft zich afgevraagd, of de regering zich niet al te gemak kelijk heeft neergelegd by de toestand, zoals die was gegroeid. Behalve de voorzitter en zijn bureau omvatte de Rekenkamer een sectie voor Oorlog en Marine, een voor Buit. Zaken tb Koloniën, een voor alle overige de partementen en Instellingen, een sectie voor de Netherlands Shipping and Tra ding Committee Ltd. Deze laatste sectie is In December 1941 opgeheven en vervangen door een con- tróle vanwege de Engelse accountants- lirma Price, Waterhouse en Co., welker ^PDorten aan de Rekenkamer wei-den Ier kennis gebracht. De heer Ph. Keiler, accountant te New York, oefende namens de Rekenkamer het toezicht uit op de financiële admi nistratie der op het Westelijk halfrond zanwezige overheidsorganen. De Buitengewone Alg. Rekenkamer fc'.te behoorlijk de puntjes op de 1: het- G*en kwaad bloed zette bij de meeste Krcontroleerden, bijzonder bij de minls- Ifr van Marine. Een gunstige uitzondering vormde al- !e«n Buit. Zaken, waar het financieel beheer de toets der critiek kon door ban, en waar men de opmerkingen der ftokenkamer waardeerde. Het eerste verslag der Rekenkamer werd door haar voorzitter toegezonden alle ministers, secretarissen-gene- de vice-president van de Raad van Sta te. de directeur van het Kabinet der Ko ningin, de leden van de Buitengewone Raad van Advies, de gouverneurs van j Suriname en Curasao en aan enkele Ned Indische autoriteiten. Totaal ongeveer 75 personen. Dit is niet veel vergeleken bij de algehele openbaarheid van de Re kenkamer-verslagen in normale tijden. Toch is de Raad van Ministers blijkbaar erg geschrokken van die bescheiden toe zending het verslag was nog al fel en bij de wijziging van het Comptahili teitsbesluit in 1941 werd bepaald, dat de rondzending van de Rekenkamer-ver slagen voortaan zou geschieden vla de minister van Financiën. De voorzitter van de Buitengewone Alg, Rekenkamer heeft zich klaarblijke lijk zelf ook achteraf gerealiseerd, dat de lectuur van de verslagen van dit col lege gevaarlijk is voor degenen, die me nen aan de hand daarvan in staat te zijn zich een volledig oordeel te vormen over het gevoerde financiële beheer. Hij verklaarde toch bij zijn verhoor, dat men geneigd is bij het lezen van de vele op merkingen te vergeten, dat er honderd maal zoveel dingen gebeurd zijn. waarop niets t-e zeggen viel. En de Enquête- Commissie wiist zelve eveneens op dat gevaar. Zij vindt dat de Rekenkamer ..steeds weer de zwartgallige moest uit hangen. omdat een optimistisch gestemd contröle-apparaat bedenkelijke gevolgen zou kunnen hebben". Zij acht het van belang, de lezer van de verslagen uit drukkelijk daarop opmerkzaam te ma ken. In ieder geval heeft de Commissie grote lof voor de arbeid van de Bui tengewone Alg. Rekenkamer en by~ zonder van haar voorzitter. Zij heeft uit het onderzoek van verscheidene door haar behandelde onderwerpen dc indruk gekregen, dat over het alge meen gedurende de oorlogsjaren een neiging heeft bestaan tot minder voor zichtig omgaan met 's lands gelden. Deze neiging heeft evenwel naar haar mening stellig de remmende werking ondervonden van de arbeid der Bui tengewone Alg. Rekenkamer. DERDE DEEL ENQUÊTE-RAPPORT VERSCHENEN. Heden is verschenen de derde publicatie van de Parlementaire Enquête-commissie, bevattende de uitkomst harer onderzoekingen raar het financieel en economisch beleid der achtereenvolgende Ned. regeringen van 1940 tot November 1945. Dit derde deel. wederom in twee lUvige banden, is omvangrijker dan het tweede deel en zelfs tweemaal zo groot als de eerste publicatie. Speciale vermelding verdient, dat alle verhoren 1860 kolommen druks werden afgenomen on der presidium van de heer Schilt- huis, die op financieel-, handels- en scheepvaartgebied zijn sporen heeft verdiend. Intussen heeft de Commissie ook aanmerkelijke vorderingen ge maakt met haar arbeid aan de verdere publicaties. De documen tatie van zeven volgende delen is nagenoeg compleet, terwijl de verhoren grotendeels hebben plaats gehad. De machine loont dan ook goed, aldus verklaard** voorzitter Donker tevreden bij de uitreiking, nu ieder zijn plan's heeft en het apparaat op gang is Hoewel de commissie uitdrukke lijk aandacht vraagt voor de moei lijke omstandigheden, waaronder te Londen moest worden gewerkt, en hoewel zij zeer gematigd, ja zachtzinnig is in haar oordelen, zoals bij lezing van deze publicatie treft, voelt zij zich toch bezwaard. Op de persconferentie- bij de over handiging van de boekwerken wees voorzitter Donker er tenminste op dat het onderzoek en de critiek bij een enquête veel verder gaan dan bii een normale parlementaire behandeling. De commissie overweegt dan ook. om aan het slot van het gehele rapport „het evenwicht in de be oordeling te herstellen". Ook wil de commissie overwegen om bij haar eindconclusies e°n Drae-advies uit te brengen inzake wetgevende en bestuurliike veran deringen voor het eeval van een onverhoopt herhaling van de bezettingstijd. Financieel beleid van het Militair Gezag: "fe 4 i Zich een oordeel vormende over liet beleid ten aanzien van het financiële beheer van het Militair Gezag, heeft de Parlementaire Enquêtecommissie zich voorgehouden, dat het Militair Gezag onder zeer moeilijke omstan digheden* een zware taak had te verrichten, waarvan omvang en aard tevoren niet volledig waren te overzien en dat het zich herhaaldelijk plot seling heeft geplaatst gezien voor moeilijke situaties, welke op zeef kor te termijn een oplossing eisten. MOEILIJK DESKUNDIGE KRACHTEN TE KRIJGEN. Tevens heeft de Commissie er nota van genomen, dat men in Engeland, zoals de heer Kruis bevestigde, had kunnen bevroeden, dat men moelijk deskundige krachten zou kunnen krij gen, dat er ongeregelde toestanden in bevrijd Nederland zonden heersen, en dat men er waarschijnlijk een lastig te betreden terrein zou vinden. Hiervan uitgaande had men, naar de mening van de commissie, meer dan in werkelijkheid het geval is geweest in de instructies aan de militaire com missarissen en elders aandacht dienen te wijden aan maatregelen om ongun stige gevolgen voor het financiële be heer, welke daaruit kenden voortvloei en, zoveel mogelijk te voorkomen. Wel iswaar bevatten de instructies voor de militaire commissarissen vrij uitvoerige voorschriften omtrent de wijze, waarop zij de beschikking zouden krijgen over de bedragen, welke zij meenden nodig te hebben, maar daarbij is hun een grote vrijheid gelaten, zonder dat voor zien werd in een controle op hun fi nanciële gedragingen. Evenals de com missie bleek ook de heer Kruis van mening, dat men dientengevolge aan verschillende van die voorschriften in de practijk niet de hand kon houden. CONTROLE-APPARAAT KWAM TE LAAT. Wel is kort na de komst van het Mi litair Gezag in Nederland in Novem ber 1944 aan de heer H. J. C. Kam steeg, accountant, met de rang van majoor, de vorming van een contróie- apparaat opgedragen, dooh er waren enige maanden mee gemoeid alvorens dit in werking kon treden. Veel zou on getwijfeld voorkomen zijn, indien men zioh reeds in Engeland van de behoefte aan zulk een apparaat bewust was ge weest, en daarvoor de nodige regelen had opgesteld. Evengoed als men, na dat de heer Kamsteeg met zijn voor- bereidngen gereed was, de deskundigen in het toen bevrijde gebied heeft kun nen aantrekken, had men zioh van hun diensten, terstond bij de komst van het Militair Gezag gebruik kunnen ma ken, indien de nodige regelingen toen reeds bestaan hadden. Toen na enige ty-d de provinciale accountantscommis sies en de contróleregelingen van de heer Kamsteeg in werking waren, kwa- U ea andere hoge ambtenaren. Aanmen er verschillende misstanden en onjuiste handelingen aan he<t licht, doch uiteraard bleef het met betrek king tot het vele, dat reeds was ge schied bij een controle achtera!, terwijl een preventieve werking in vele geval len een veel gunstiger werking had kunnen hebben. Toegegeven kan wor den dat de critiek van de Algemene Rekenkamer zioh uitsluitend heeft be zig gehouden met datgene, wat op fi- nanoieel gebied niet goed liep en dat gelukkig een veel groter gedeelte van het finajicleed beheer van het Militair Gezag aan redeiy*ke eisen heeft vol daan. CRITIEK OP BUREAU NATIO NALE VEILIGHEID. Erkend dient evenwel te worden, dat ue bedragen die gemoeid zyn met de gebeurtenissen, waarop critiek ge rechtvaardigd is, geen groot percen tage hebben uitgemaakt van de grote sommen, welke door de handen van het Militair Gezag zijn gegaan. Op zichzelf hadden deze gebeurtenissen echter ongetwijfeld een1 zeer ergerlyk karakter en by sommige diensten, zoals Bureau Nationale Veiligheid, kwamen zij zelfs op vry grote schaal voor. Wanneer men dit alles dan be ziet tegen de achtergrond van de be narde toestanden, waarin het Neder landse volk toen verkeerde, is de ge uite critiek, aldus de commissie, des te meer op haar plaats. Het heeft de Commissie getroffen, hoezeer gebrek aan controle op dc handelingen van veel leden van het personeel van het Militair Gezag ge leid heeft tot een luchthartig tekort aan verantwoordeiykhcidsgevoel, zich in vele gevallen uitende zowel In een onjuist beheer van toevertrouwde gel den .als in onvoldoende voorraad administratie. NEDERLAND NIET OP VER WACHTE MANIER BEVRIJD. Uit de verklaringen van de heer Kruis is ojn. gebleken, dat de Rege ring en de leiding van het Militair Gezag er bij de voorbereiding en de opzet der plannen van zijn uitgegaan, dat de bevryding van Nederland zou plaats vinden op een wijze, welke niet tot werkelijkheid is geworden. Zij verwachtten n.L dat die bevrijding in enkele weken zou geschieden, zij het misschien in enige étappes. Het heeft de Commissie verwonderd, dat men zieb uitsluitend heeft ingesteld op een situatie, die onverbrekelijk verbonden was aan het welslagen van een ope raticplan,- waarvan men de details overigens niet eens kende. De Commissie meent dat toch zeker rekening ha4 moeten worden gehouden met een minder gunstig verloop der krijgsverrichtingen. Zij wil daarmede niet zeggen, dat men de ontwikkeling, zoals die geworden is, had moeben voor zien, maar wanneer rüet van zulk een optimistische grondslag was uit gegaan, zóu zeer waarsohynlyk een organisatie tot stand gekomen zyn, welke beter en sneller aangepast had kunnen worden aan de situatie, zoals die zich in feite heeft voorgedaan. - Thans heeft het aipparaat daaraan in onvoldoende mate het hoofd kunnen bieden. Aan vaarplicht voldaan „HET HEILIG HUISJE" GELOGENSTRAFT. Reeds by K B. van 6 Juni 1940 was de minister van Defensie gemachtigd om niet-dienstplichtige Nederlandse onderdanen tot persoorilyke diensten by of ton behoeve van de scheepvaart te verplichten. Maar dit besluit hield geen sancties in. Er kon dus niet wor den ingegrepen, indien zeevarenden weigerden hun werk te biyven verrich ten. Toch was zulks nodig Want door het toenemende aantal torpederingen in 1941 werd het gevaar steeds groter, dat de vloot niet voldoende bemand kon worden gehouden En het belang van de oorlogvoering liet niet toe. dat be schikbare schepen niet zouden kunnen varen, indien op een beoaald moment de bemanning gedeeltelijk of in haar geheel zou kunnen weigeren dienst te doen. Zulk een toestand kon nog minder worden aanvaard, wijl de En gelse een vaarplicht onder poenale sanctie hadden. Van Nederlandse zijde werd dan ook vrii spoedig eveneens aan oen vaar- nlieht, gedacht. Het vaarplichtbeslult 1942 trad in werking op 19 Maart van dat jaar. Op grond van talrijke getuigenissen meent dc Enquête-Commissie te kun nen aannemen, dat dc Nederlandse zeeman ook zonder bedoeld K.B. zich terdege bewust was van zijn verplich ting tot varen wegens het landsbe lang. Volgens regerlngsopgave bedroeg het getal der onder de administratie van de N.S.H.C. werkende zeelieden 18 500. Slechts ongeveer 200 man zyn onwillig gebleven om te voldoen aar. hun ver plichting tot varen De commissie van beroep heeft in totaal 138 gevallen be handeld. Ten aanzien van de arbeidsvoor waarden en de sociale voorzieningen, welke voor dc Nederlandse zeelieden hebben eego'den. is de Enquête-Com missie in haar gTootst mogelijke meerderheid van mening, dat daar voor in het algemeen waardering kan worden uitgesproken. De instelling van een Ned. Recht bank en een Ned. Kantongerecht ln Engeland heeft naar het oordeel van de grootst mogelijke meerderheid der Enquête-Commissie nl^t ah een voorzien ln een bestaande behoefte, doch die rechterlijke instanties hebben alleszins bevredigend gewerkt. en on cpn recht vaardige. billijke en bezonken wyze recht gesproken. Tevens Is de commissie gebleken, dat de heer Rodrigues Lopes die in zyn brochure ..Het heilig huis'"" de te Londen ingestelde Nederlandse rechtspraak kwalificeerde als een juridisch monstrum, dat uitsluitend bestond om de belangen van zün lastgecfster. de ..shipping" te beharti gen. zich ten deze volkomen on luist heeft uitgelaten. Hoewel het hem toch moeelUk moet ziin geweest t» voren deugdeiyke Inlichtingen in te winnen Het verbluf van de Nederlandse re gering te Londen, van 14 Mei 1940 tot en met 31 December 1944 heeft een totaal bedrag gevorderd, aldus de Par lementaire Enquête Commissie van f. 15.634.987.83, dat besteed is aan per soneels- en administratiekosten departementen, met uitzondering Oorlog, Marine en Koloniën. Dat is ongeveer 4,6% van de totale uitgaven, gedurende deze periode gedaan. Slechts een gedeelte werd bestemd voor de uitbetaling van salarissen en verblijfs vergoedingen of duurtetoeslagen Ge durende de oorlogsjaren is het gehele administratieve apparaat, met inbe grip van de arbeidscontracten uitge groeid tot een organisatie van 40 tot ruim 1000 personen VERGOEDINGEN HADDEN VLUGGER VERLAAGD KUNNEN WORDEN. Het door de Nederlandse regering te Londen gevoerde beleid is, aldus de conclusie van de Commissie, ten aanzien van de verleende verblijfs vergoedingen en duurtetoeslagen zU vormden een niet overwegend êandeel van het totaal der uitgaven dus niet van zodanige aard ge weest, dat daardoor een onevenredig groot bedrag is uitgegeven. Doch het was door spoediger invoeren van een meer drastische verlaging dier ver goedingen mogeiyk geweest deze op een peil te brengen, dat meer in over eenstemming was met de nijpende nood in Nederland en andere oorlog voerende landen. Verschenen publicaties hebben de in druk gewekt, dat functionarissen te Londen van hoog tot laag Inkomens ge noten, welke in generlei verhoudingen stonden tot hetgeen zy voor overeen komstige werkzaamheden in Nederland zouden hebben ontvangen De commis sie heeft zich omtrent dit onderwerp der j nu een oordeel kunnen vormen, van Dc commissie acht de gedurende dc eerste tyd toegekende voorlopige ver goedingen, welke later verlaagd wer den tot de aangehouden bedragen, zeer hoog en is van mening, dat di rect volstaan had kunnen worden met lagere bedragen. Men verliest echter niet uit het oog, dat dc regering te Londen in de eerste maanden in bij zondere omstandigheden verkeerde en maar weinig ambtenaren spoedig over een goedkoper verblijf konden beschikken. Dit geldt te meer omdat maar een 50-tal functionarissen ministers in begrepen deze vergoedingen genoot. De meesten der naar Engeland over gestoken officieren van Land- en Zee macht ontvingen deze vergoeding niet, omdat zij niet in eigen huisvesting voorzagen. Joris Ivens verdiende f95.000 per jaar! „Met betrekking tot de bewering, als zou destyds de in Australië ontstane anti-Nederlandse stemming in de hand zijn gewerkt door een in oorlogstyd niet gemotiveerde royale levenswijze der Ned. Indische autoriteiten aldaar en door een overdadig gebruik van auto's en benzine, acht de Commissie echter de mogeiykheld niet uitgeslo ten, dat deze beweringen enigszins overdreven zyn." Aldus het rapport ten aanzien van het financieel beleid van de Nederlandse overheidsorganen in Australië. Zou men dit een beves tiging van de beweringen kunen noe men Als men dan leest dat van 9 Maart 1942 tot en met 31 Augustus 1945 daar ginds tegenover een bedrag aan mid delen van f. 499.042,- uitgaven stonden tot een totaal van f. 77.584.310.-, zodat er een tekort van meer dan 77 millioen gulden was, dan is het feit, dat er ten minste niet is beschikt over het al daar geborgen goud van de Javase Bank slechts een schrale troost. De boekhouding van de Ned.-Indische regering te Brisbane kan niet met waar dering worden vermeld, aldus het rap port, integenstelling tot die van de Ned.- Indische commissie voor Australië en Nieuw Zeeland, welke laatste zeer accu raat is bygehouden. Wat de eerstge noemde betreft, waren de accountants zelfs niet in staat een behoorlijk inzicht te krygen. De meeste ambtenaren waren ginds militairen en de enquête-commissie zal te gelegenertijd'op de aan hen verstrek te bezoldigingen en toelagen 'nog ingaan. Uit het huishouden van de burger lijke ambtenaren lichten wy de ge schiedenis met de bolsjcwieksc cineast Joris Ivens: Deze was door het vroegere lid van de Raad van Indië, Van der Plas, ln Amerika geëngageerd voor het maken van propagandafilms. Hy kreeg daar voor een salaris van 750 Australische ponden per maand, doch: belasting vrij. In Australië waren dc belastingen hoog; zodat, om dit belastingvrye hoge salaris te kunnen betalen f. 95.000 'sjaars moest worden uitgetrokken! Zodra de Australische havenarbeiders uit sympathie voor de Indonesiërs gin gen staken, wenste de heer Ivens niet meer voor de Ned.-Indische regering te werken. Bovendien was er met hem een zeer zonderling contract afgesloten dat nog vérgaande ongunstige fina'ntiële ge volgen kon hebben gehad voor de rege ring. Gelukkig kon het worden geannu leerd, hoewel aan Ivens een belangryke afkoopsom moest worden betaald De Australiër Daniëls, die de leldirtg had van de filmafdeling, was een avon turier. die tevoren vyf maal failliet was geweest. Omtrent de toestand bij de Neder landse overheidsorganen in Australië, nadat de Ned.-Indische regering weer naar Batavia was teruggekeerd, rappor teerde de heer Korthals dat toen eerst recht het hek van de dam was en de toestand hopeloos was geworden. Alles bijeen lijkt het niet verwonder- lqk dat het aldus tot de beweringen kwam. waarover in de aanhef wordt ge sproken. Drie Marine Officieren met bijzondere toelagen ER WAS GEEN OVERWEGENDE NOODZAAK. Toen vlce-admiraal Fürstner op 23 Juli 1941 Minister van Marine werd, achtte hij het noodzakelijk uit Neder- lands-Indië enige officieren naar Lon den te doen ovei*komen, teneinde hem bij te staan in zijn functie van bevel hebber der Nederlandse zeestriidkrHch- ten. welke functie hij bleef vervullen. Dientengevolge kwamen in de tweede helft van 1941 Schout by Nacht Ter- mïjtelen en luitenant-kolonel De Bruy- ne naar Londen, waar zij werden te werkgesteld op het Marine-hoofdkwar tier. Als gevolg hiervan gingen deze offi cieren. voordat de tijd van hun deta chering in Inddë was verstreken van binnen de keerkringen, waar zij een hogere bezoldiging genoten, naar een gebied waar dit niet het eeval was. en kregen zij daardoor, spoediger dan zij verwacht hadden, een lagere bezoldi ging. De minister oordeelde het dan ook billijk, dat hun ter compensatie van dit geldelijk nadeel, boven de bezoldiging en de verbiyfsvergoeding. die zij te Lon den zouden ontvangen, nog een per soonlijke toelage werd toegekend. De heer Termytelen ontving 30 pond per maand en de luitenant-kolonel De Bruyne. die een kind had. 40 pond. De derde officier, die een bijzondere toe lage kreeg, was Schout bii Nacht baron de Vos van Steenwiik. adjudant van H.M. de Koningin. Hy kreeg ook extra 30 pond per maand, omdat hil als ad judant representatieve verplichtingen had. De Buitengewone Rekenkamer maak te al spoedig bezwaar tegen deze per- soonl'uke toelagen. Het betekende een bevoorrechting, waartoe, volgens haar, geen reden aanwezig was. Naar de Parlementaire Enquête-commissie gebleken is. werd dc persoonlijke toe lage van Schout bij Nacht Termi.jtc- len later gehandhaafd als representa tietoeslag. zodat in wezen niets ver anderde. De heer De Bruvne werd in 1943 bevorderd tot kolonel der mari niers, doch hij was sedert Januari 1942 in het genot van de bezoldiging, verbonden aan die rang. doordat h5.j met ingang van die datum tiideliik benoemd was tot kolonel. Baron de Vos van Steenwiik kreeg van 1 Aug. '42 tot 31 Maart '44 een toelage van f.1500 'sjaars. als adiudant van de Koningin. De commissie meent, dat zij niet kan instemmen met het ge voerd beleid van de minister. Er is aanleiding om zich af te vragen of er wel gehandeld is met da 7i»mi<"h'*id, welko in verband met de u't«*^t en- gunstige financiële omstandigheden zozeer gewenst was.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1949 | | pagina 7