Wanneer onze jongens uil Indonesië terugkomen!
Bari viert Sinterklaas
op 9 Mei
Onze Sint Nicolaas vertelling
Suikergoed, marsepein
en nog een verrassing
Legenden rond een Heilige:
„Het galante wonder der
drie reizende scholieren"
Sinterklaas komt niet uit Spanje
ZATERDAG 3 DECEMBER
door Ben van Eysselsteyn
Uit de verte Iozide een donker roepen
witte stomer voorbU- Een Nederlander,
achtige melancholie van het grauwe
Het donkers roepen klonk als een
woordde de luide stem van het eigen
gend en helder. Na seconden keerde het
schip terug kaaste.
Fred Lange was wakker geworden
tegen het licht van de reeds lager
enkele officieren op de brug, die met
schip tuurden.
Dan ging hij rechtop zitten en keek
Willem Trepstra scheen niet geslapen
zich uit te dromen, „de Stille" noemden
die altijd iets te denken scheen te
altijd iets te praten wisten. Fred mocht
hun laatste maanden in Indones>i
trouweljjke omgang van goede vrienden,
en toe spraakzaam geworden. Hij had
ouders en zijn zuster. En dat hij er
terug te keren
Dat was dan ook de reden waarom
ik naar huis heb geschreven, dat ik
niet wil dat ze me komen afhalen. Ik
wil even wennen Ze moeten thuis maar
wachten tot ik kom. Je mag het gek
vinden als je wilt, maax alleen zó wil
ik thuiskomen
,,'t Is gek, Fred, maar aan de ene
kant kan het me opeens dwars zitten.
Natuurlijk is het reusachtig de lui weer
te zien. maar ik voel dat die tijd daar
ginds me heeft veranderd. Het zal alles
anders geworden zijn, misschien ook wel
anders lijken, begrensder, kleiner en
zo
Zouden ze van hün kant mij ook ver
anderd vinden?"
De Stille had nog maar zelden zoveel
gesproken aam een stuk. En op de te
rugreis deed hij dat herhaaldelijk. Hij
vond telkens weer nieuwe bezwaren.
Eigenlijk waren het steeds dezelfde,
maar dan vond hij er toch telkens nieu
we woorden voor. Het was wonderlijk
over hoeveel woorden de Stille beschik
te, als hij eenmaal los kwam, dat was
zeker het resultaat van al zijn woord
loos gepieker en broeien.
En vreemd: naarmate de Stille los
kwam, werd de ander zo levendige Fred
Lange stiller.
Het was alsof hij niets te zeggen wist
op de zwaartillende gedachten van de
ander. Slechts eenmaal had hij geant
woord. Dat was dan vanmiddag ge
weest: nog maar kort geleden, toen ze
naast elkaar aan dek waren gaan lig
gen. aan lij. buiten de reeds killer wor
dende wind. die het klimaat van een
winters Europa met zich mee scheen te
dragen. De Stille had toen zwaarmoe
dig voor zich uit zitten staren en Fred
Lange, die het probleem van een nieuwe
werkkring breedvoerig had besproken,
begreep ten slotte, dat de ander nau
welijks naar hem luisterde.
„Ik verlang naar ze en tochtoch
ben ik bang voor het weerzien", zei
Willem eindelijk.
En toen was het dat Fred Lange op
eens zfjn antwoord vond.
„Bang-, of niet bang. voor Jou is er
lenminste een weerzien", zei hij zacht.
En daarna was Fred Lange stil ge
worden
over de loodkleurige zee. Daar voer een
Hij stak blinkend af tegen de herfst-
water en de regenwolken daarboven,
sombere groet en onmiddellijk ant-
schip, hoger van toon, maar doordrin-
gcluid weer: een echo, die het witte
en hief het hoofd op. Hij zag, juist
dalende zon in, de siltouctten van
hun kijkers naar het voorbijvarende
naar zyn maat.
te hebben, die zat natuurlijk weer voor
ze hem in de compagnie. Een jongen
hebben, zoals je anderen vond, die
de stille graag. Ze hadden zich tijdens
meer en meer aangesloten tot de ver-
En op de thuisreis was „de Stille" af
Fred verteld van zijn familie: zijn
eerlijk gezegd, soms tegen op kon zien
Willen-, Terpstra had zich omgekeerd
en keek zwggend naar zijn vriend. Maar
die had zich neergelegd, de armen on
der het hoofd, het gezicht afgewend'
En zo bleven ze zwijgend maast elkaar
liggen
Fred Lange zag de lange reeks maan
den, daarginds in de tropen, aan zich
voorbij trekken. Hij had er veel mee-
triest in zichzelf. Gek was het: zolang
hij zich in die tropenwereld bervond,
leek die hem vreemd en oneigen. Maar
nu zij keerden en weer de kilte van de
winterwind begonnen te voelen, besef
te hij opeens, hoezeer hij toch met die
bonte wonderlijke wereld daarginds ver
groeid was en dat hij uit deze jaren
iets zou overhouden. Hij wist zelf nog
niet precies wat, maar in ieder geval
ie's, dat hij wel nooit meer kwijt zou
raken. Eigenlijk had de Stille gelijk,
dacht hij, we komen anders terug dan
we uitgevaren zijn, andere kerels
„uiterlijk gegroeid en ouder geworden,
doch ook innerlijk".
Hij staarde paar een meeuw, die op
de wind mee dreef, recht boven het
schip. Laverend in een eindeloze, mees
terlijk beheerste zweefvlucht Alleen
de kleine kop bewoog soms even heen
en weer, speurend of niet iets eetbaars
afviel van de varende kazerne.
"In ieder geval zal Willem zijn fami
lie terugzien", dacht hij. „Waarachtig,
die was beter af dan hij wel wist".
Langzaam aan werden de beelden
verwarder. En dan sliep Fred Lange
in. De donkere roep van de verre sto
mer en de doordringende stem van het
eigen schip lieten hem wakker schrik
ken.
Hij zat overeind en keek. De lage zon
deed de regenwolken boven de kim
nog dreigender lijken. Het witte schip
glansde zó sterk tegen die inktzwarte
massa's, dat het leek of het vlamde.
„Kijk. dat schip", zei hij. „Het is zo
blikkerend wit, dat het haast onwer
kelijk lijkt, 't Is bijna geen echt schip
meer. Ik kan me begrijpen, dat ze in
gemaakt. Dat hadden de meesten van
hen. Een hard en soms gevaarvol be
staan. Een leven, dat in wezen onwen
nig was voor Hollandse jongens: een
vreemde, soms verwarde taak. vol te
genstrijdige daden, waarvan de directe
betekenis hun wel eens ontging, in een
wereld, die even vreemd, even verward
en even vol verbluffende tegenstrijdig
heden leek en waarin je ten slotte op
beslissende momenten vechten moest
voor je eigen huid. Hoeveel kameraden
had hu' in die lange tijd niet zien val
len
Fred Lange glimlachte een beetje
vroeger eeuwen, toen zulke schepen
witte zeilen droegen, aan het sjxiok-
schip van de Vliegende Hollander zijn
gaan geloven".
De Stille knikte: „We geloven alle
maal graag aan sprookjes".
Fred Lange zag hem verbaasd aan.
Maar de Stille bleef voor zich uit
staren.
„Niemand die het graag zou willen
bekennen", zei hij, „maar we kennen
dat gevoel allemaal. De jongens aan
boord leven in spanning of ze vóór
Sint Nicolaas nog thuis zullen komen,
of dat ze die avond nog op zee dob
beren. En wat is die Sint-Nicolaas-ge-
zelligheid anders danNou ja, de
bekoring van een soort sprookje „van
een maan, die door de bomen schijnt,
en wn stoomboot uit SpanjeHij
brengt ons Sint Nicolaas, ik zie hem al
staan", dat is net zo gek, als dat je
Van der "Decken aan boord van zijn
spookschip zou zien. Maar er is nie
mand onder ons, die daarginds geen
brok in zijn keel kreeg, als-ie dat mal
le liedje op vijf December hoorde zin
gen".
Hij leunde op zijn arm en keek naar
Fred Lange, die zweeg, de handen weer
onder het hoofd gevouwen, het gezicht
afgewend.
De Stille boog zich naar hem toe en
stompte hem met de vrije vuist in zijn
zij. „Je gaat met me mee, Fred. Als we
werkelijk op vijf December thuis zijn,
ga je mee. Je kunt best bij ons maffen.
Ze zullen gek genoeg zijn om een stra
lend humeur te hebben, als ik aankom
Een humeurtje: Als suikergoed en
marsepein! Maar of ze een week of wat
later nog net zo stralend over me den
ken. is iets ande-s
Afgesproken? Jij gaat mee. kerel. Al
is het voor jou geen weerzien, 't zal
dan toch in ieder geval een „zien"
zijn".
Fred Lange kwam overeind en keek
Willem aan: „Da's verdgeschikt
van je".
..Onzin", zei de Stille, „ik doe er me
zelf meer plezier mee dan jou" En het
was of hij inderdaad plezier begon te
krijgen in het geval. Bij stukjes en
beetjes raakte hij aan het vertellen
over thuis. Over de Sint-Nlcolaas-
avondenvan vroeger. Op de fabriek
van zijn vader wericte ouwe Job.
Een factotum, dat met de familie
kring vergroeid scheen. Hij moest wel
zo oud als Methusalem zijn, die Job.
want toen hij Willem, nog maar een
klein Wlmpie was. heette Job al .Ouwe".
En dat was toch al een twintig jaar
geleden.
Ga nou maar naverleden jaar
hadden ze van thuis nog geschreven,
dat ouwe Job in pontificaal was opge
treden, met mijter, kromstaf en witte
baardAls traditionele huisbisschop
op vijf December.
Als kinderen hadden ze aan hem ge
loofd en voor hem gesidderd Hij bezat
een plechtstatiee welbespraakheid, een
geboren Sint Nicolaas Later zei moe
der: „Scheer" Chii heet Scheer, die
ouwe) „Scheer, de kinders zijn ts groot,
ze geloven niet meer aan je. we moesten
er nu maar mee ophouden".
Maar Ouwe Job protesteerde: „Toe,
nog een jaartje, mevrouw, 'k Vind het
zelf zo loilig".
Ze hadden er thuis allemaal om ge
lachen.
En zo was de traditie gehandhaafd
met nieuwe variaties. Nieuw was dat
ouwe Job de verzen uit het hoofd leer
de. die de kinders hem nu stuurden.
Die droeg hij voor bij het overreiken
der pakjes. Hij haperde nooit. Hij re
citeerde ze zó indrukwekkend dat ieder
beweerde, dat er en een bisschop en
een acteur aan Ouwe Job verloren wa
ren gegaan Nieuw was ook dat Sint
Nioclaas van tijd tot tijd zijn baard
van een oor omhoog tilde om achtei
dat eerbiedwaardige aanhangsel iets
hartigs naar binnen te gieten.
Willem Terpstra boog zich op zijn
arm leunend naar zijn makker. En toen
merkte hij dat Fred Lange lachte. On
hoorbaar, stil, in zichzelf. Als iemand,
die een onbedaarlijk plezier had over
iets dat hem volkomen bezig hield. De
Stille grijnsde van de weeromstuit mee.
„Wat heb je?" vroeg hij verbaasd....
Vader Terpstra had de krant neer
gelegd: „Hij is vroeg vanavond", zei hij.
Moeder Terpstra keek op de klok: .An
ders komt ie nooit voor half negen. Ga
es kijken. Ellen".
Ellen stond op. „Ik denk dat er een
pakje op de s'.oep ligt" zei ze „net als
verleden jaar". Ze liep haastig de ka
mer uit en liet de deur open. De an
deren luisterden. Ze hoorden het geluid
van haar hoge hakjes over de ganglo
per en toen. plotseling luider over het
marmer in de vestibule De voordeur
kraakte, dan roffelden de hakjes terug
en Ellen holde binnen.
„Hü is het", riep ze, „in een taxi".
Moeder keek verbaasd. ltTaxi? Dat
doet ie nooit".
„Brrrr, wat een regen en wind", rilde
Ellen. „Geef 'm ongelijk, die goeie Sint.
Maar hij wou niet dat ik 'm hielp. Hü
wenkte al achter het rampje: weg, weg".
In de gang klonk een vreemd gestom
mel en gehijg- Een lage stem riep na-
drukkelijk-hol: „Zingen, kindertjes,
zingen". Dan klonk iets dat wel een
büna-vallen scheen en iets dat verdacht
veel op een krachtterm geleek.
Vader en moeder Terpstra keken el
kaar even aan. Vader ietwat weifelend.
Er was iets in de atmosfeer, dat niet
klopte met de traditionele entreé van
Ouwe Job. Maar Ellen scheen plezier
In het geval te krügen. Ze maakte een
gebaar of ze snel. twee, drie keren een
glas naar de mond bracht en „Kloek,
kloek, kloek", zei ze veel betekenend,
„Ik zeg maar weer: geef 'm ongelük,
die goeie Sint".
„Ellen", zei moeder even onzeker. En
toen: „Nee, Ellen, dat kan niet".
„Nee", zei Ellen, „Sint is een Hei
lige"
Vader was opgestaan. Het leek of hü
overwoog om zelf eens te gaan küken.
Doch Ellen zat reeds achter de piano
en sloeg fortissimo op de toetsen. Moe
der glimlachte. Op vüf December wor
den zelfs gTote mensen kinderen. Ze
glimlachte om Ellen's uitbundigheid en
gaf Vader een heimelüke wenk: „Ga
zitten man". Ze zong reeds mee, het
malle liedje, dat een heel mensenleven
meegaat:,St. Nicolaas, ik zie hem
reeds staan"
Dan sloeg Ellen's hand een felle dis
sonant uit het instrument en er was
plotseling een diepe stilte, waarin alleen
vader nog grotesk en Ietwat vals in
zette: „Hoe huppelt...."
Maar dan zweeg ook hü-
Het had heel weinig van huppelen.
Het was een machtig zwoegende, zeu
lende, rukkende en trekkende bisschop,
die ruggelings de kamer betrad, pü had
zü'n kromstaf tegen de gangmuur gezet
en sleepte een enorme, vreemdsoortig
volgestouwde zak achter zich aan, met
een geweld en een kracht, die Ouwe
Joppen niet zouden kunnen opbrengen.
Hü duwde het jutegevaarte in een
kamerhoek, stapte weer de gang in,
greep zijn staf en keerde zich eindelü'k
om, terwül hü met een welwillende
glimlach het gezelschap begroette en
de deur plechtig achter zich sloot.
„Zün de kindertjes zoet geweest?"
HÜ richtte zich meer speciaal tot Ellen.
Het duurde lang, eer er antwoord kwam.
Meneer Terpstra was de eerste, die
sprak.
„Neemt u mü niet kwalijk", begon
hü. ietwat verstoord. Doch de grote bis
schopsgestalte voor hem wuifde met
een witgehandschoende hand, „Wij ne
men u niets kwalü'k", galmde hü min
zaam.
Meneer Te~pstra was opgestaan, „Wie
is u?" vroeg hü niet een sterke nadruk
op dat is.
Maar pappie Terpstra, zei de Heilige
droefgeestig. ..hoe heb ik het nou met
u? Kent u mü niet meer?"
„Meneer", zei pappie en er begon eni
ge boosheid in zün stem te klinken: „Wij
verwachten de heer Scheer en niet u"
„Ik heb twee dingen recht te zetten",
gaf de bisschop ten antwoord: „Ten
eerste ben ik geen meneer, maar de
Sint En ten tweede moet u in ml!
het ware de zoon van mijn vader
Vat u?"
Meneer Terpstra trok het
men op de fabriek placht te
als het stormsein: „Wees op uw
„Meneer", herhaalde hij ijzig
,.Ik behoef toch zeker niet te
dat de heer Scheer altijd
geweest".
De Sint scheen even van zijn
gebracht, maar dan wuifde hij
met zü'n witte hand. Wat zegt dat
moderne Sinterklazen", glimlachte
vrlendelük. „Da* is dan vanavond
eerste surprise. U hebt mijn vader
derschat. Hü is nu inderdaad
ga maar na: al twintig jaar
noemde u hcm „Ouwe Job", maar
vergiste u zich beslist.... Dat ik
baard draag, betekent niets, in
familie worden wij met baarden
ren".
Moeder Terpstra keerde zich met
ruk om „Ellen", zei ze kort af,
wij •'lie man, ja of neen".
Pardon mevrouw", kwam de
kcr hoffeUlk. Hebt u zelf niet eens
gen de Sint gezegd: „Ds kinderen
al groot, ze geloven, niet meer In u,
ten we er liever mee ophouden? -
wat was het antwoord? Toe
vrouw nog één jaartje, 'k Vind
zo lollig Hoe kunt u mij na
kleine opfrissing der memorie
vreemde noemen? Ik ben een
Sint Nicolaas, mevrouw, ik ben
het handhaven van oude
ken. Als u mü een glaasje
ik gaarne mün baard van één oor
lichten om u ook daarin te tonen
ik tradities weet te eren".
Een drukkende stilte viel na
woorden. Ze leek eindeloos....
„Ellen, meisje", zei de Sint. „het
jaar heb ik veel goede dingen over
gehoord, maar dat je zó mooi was,
ik niet durven dromen. Alleen had
wel es, wat meer naar broer
kunnen schrüven". Het was of
stem plotseling veel jonger was
worden.
Ellen had een kleur gekregen,
braclV haar hand voor haar
keek Sint aan. Eerst boos, toen
zoekend en strak.
De stilte begon opnieuw. Doch
maal duurde ze niet lang. Met een
ging de deur open. Er klonk een
clamerende stem op de gang:
Vilf December ieder jaar
kom ik bü het Terpstra-paar,
waar ik Ellen, 't lieve kind.
mèt haar ouders wedervind!"
In de deuropening verscheen
vuurrode bisschop met een lange
baard, mijter en kromstaf. Zijp
pelde gezicht plooide tot een
vriendelijke climlach. maar die
dween ogenblikkelijk om plaats te
ken voor een grenzeloze verbluf fir
Onthutst staarde de nieuwe
naar de grote Sint midden in de
mer.
„Kom binnen Sint Nicolaas'. spr,
Sint vriendelijk. .Heb ik de voorde
open laten staan?"
„Wel heb ik van m'n..." begon d
andere Sint. Dan zweeg hij.
Maar opeens veranderde alles In d
kamer.
Ellen deed een stap naar voren.
geloof", begon ze weifelenddal]
ik over jóu ook het hele jaar gor
dingen hoorde. Ik heb zo...."
Ze zweeg opeens, sloeg haar haia
voor de mond en staarde naar de Jutg
zak. die merkwaardig schokkende I
wegingen maakte.
Vader gaf opeens een schreeuw.
„Hé!", brulde de tweede Sint Nico
laas. Doch de eerste had zich snel afl
gewend, .t Was of hü even tegen zichC
zelf sprak
„Nou zal het hem wel meevallen'!
zei hij-
(.Van onze Romeinse correspondent)
Sinterklaas komt uit Spanje. Dat hebben we als kleine kinderen geleerd
en tiet staat zo vast als een huis. Maarhet was een waarheid, drie-
vierhonderd jaar geleden toen de Sinterklaasverering in ons land vaste
vorm aannam en het is niet meer waar in onze tijd. Want Sinterklaas
komt uit Italië, uit Zuid-Italië. uit de stad Bari, waar hij in een grote
middeleeuwse kathedraal begraven ligt. En die stad Bari met heel Zuid-
Italië, heeft eeuwen lang bij Spanje gehoord.
En eigenlijk komt Sinterklaas ook daar niet vandaan. De historische
Sint Nicolaas was een bisschop in de klein-Aziatische stad Myrrlia. hij
stierf omstreeks 350 en zijn gebeente werd in 1087. nadat Myrrha in
handen der Mohammedanen was gevallen, door de bemanning van een
schip uit Bari geroofd.
Deze zeevaarders of kooplieden vormden bij hun terugkeer een broe
derschap en begonnen de grote kerk te bouwen in een binnenhof van
het regeringspaleis, waar eeuwen vroeger de Byzantijnse „katapan" of
gouverneur had gezeteld, een kerk die in de loop der eeuwen door
millioenen pelgrims werd bezocht.
Nu is het eigenaardige, dat over het leven van de Heilige historisch
heel weinig bekend is. terwijl er toch zeer weinig Heiligen bestaan, die
en door de orthodox-Griekse en door de Rooms-Katholieke kerk zozeer
vereerd worden. Meer dan duizend kerken zijn alleen in het avondland
aan hem gewijd en ook in de Nederlanden, waar hij de patroon-Heilige
is o.a. van Amsterdam. Kampen en St. Nicolaas. Voorts zijn er tal van
kerken en vrome stichtingen, die zijn naam dragen.
GOUD. WIEROOK EN MYRRHE.
Waarom geniet hij zo grote faam?
Voornamelü'k door de mooie legenden
die over hem verteld worden.
Voor ons is het vooral van belang te
weten hoe het komt, dat juist deze bis
schop uit een zo ver land, die geleefd heeft
vele, vele eeuwen geleden, nog altüd
ons en onze kinderen geschenken komt
brengen. De gewoonte om elkaar met
geschenken te verrassen in het hartje
van de winter, is antiek-Romeins. Het
is een gebruik, verbonden met de
Nieuwjaarswensen en met de verering
der Sabünse godin van de gezondheid,
Strenia.
We weten, dat de Sabijnse koning Ti
tus Tatius op 1 Januari takjes placht
uit te delen, die afkomstig waren uit
het aan Strenia gewüde bos. De Ro
meinen noemden de nieuwjaarsgeschen
ken „strenae" en het gebruik zowel als
de naam (Etrennes) ls nog steeds le
vend ln Frankrijk. In de meeste andere
landen werd onder invloed van het
Christendom 6 Januari, de dag der
Drie Koningen, die het kind ln de
kribbe schonken „Goud, wierook en
myrrhe" de dag der geschenken. In
Italië is dit zo gebleven. In de Neder
landen, waar men in vroeger eeuwen
algemeen Drie-Koningen met geschen
ken placht te vieren, heeft Sint Nicolaas
dat oudere feest verdrongen.
Dat Sint Nicolaas tot de milde, on
geziene schenkers kon worden, hangt
samen met een legende, die we hier
weergeven in de tekst, van dat bekoor-
hjke oude boek, de „Legenda Aurea":
„Toen zün vader en zün moeder
dood waren, begon Nicolaas te over
leggen hoe hü zijn grote rükdom zou
gebruiken tot ere Gods en niet tot eer
der mensen. Hij had een. buurman,
edel van geboorte en arm aan goe
deren, die drie dochters had, die hü
in zün nood wilde uitstoten in de
opene zonden deze wereld, opdat
hü van de prüs harer schande leven
zou. Toen Sint Nicolaas dit hoorde,
was hü ontsteld en hü ging weg en
bond een klomp gouds in een doek en
wierp die 's nachts ongezien bü de
arme door een open venster in huis
en ongezien ging hü weer heen.
's Morgens vond de man het geld, dank
te God en betaalde daarvan de brui
loft züner oudste dochter. Niet lang
daarna deed Sint Nicolaas hetzelfde
nogmaals. Toen de arme man weer
het vele goud vond, loofde hij God
van harte en nam zich voor, voortaan
de wacht te houden, opdat hü de
dienaar Gods zoude kennen, die hem
in zün nood zozeer ter hulpe was.
Kort daarop wierp Nicolaas tweemaal
zoveel goud in huis als de andere ma
len, de man ontwaakte door de val
van het goud. liep de Heilige na en
riep: „Sta stil en laat me je aange
zicht zien". Hij haalde hem in en
herkende Sint Nicolaas, viel voor hem
neder en wilde zijn voeten kussen.
Dat verbood Nicolaas hem en zeide
hem, dat hü deze daad niet openbaar
moest maken, zolang hü leven zou".
UITHANGBORD VAN OME JAN.
Men ziet: alle elementen zün er: het
schenken in de nacht, zowel het onbe
kend blüven van de gever. Hoewel dit
slechts een van de vele Sinterklaasle
genden Is, kreeg dit verhaal groter be
kendheid dan de meeste andere en de
Heilige wordt in de middeleeuwse schil
derkunst meestal afgebeeld als een
oude gebaarde bisschop, die drie gou
den ballen in de hand heeft. In Enge
land en Amerika werden de drie „klom
pen gouds" van Sinterklaas het uit
hangbord vanOme Jan, zü doen
ons bedenken dat ook die menslievende
Instelling wellicht menigeen heeft ge
red van „de opene zonden dezer wereld".
KINDEREN IN HET ZOUT.
Sinterklaas is ook bij uitnemendheid
de kindervriend. De reden daartoe zou
men in de „Legenda Aurea" tevergeefs
zoeken. Geen der verhalen, die het
vrome boek over onze Heilige vertelt,
is zó fantastisch, dat het niet echt ge
beurd zou kunnen zün.
Maar de geschiedenis, die ten
grondslag ligt aan de faam van Sin
terklaas als beschermer der jeugd, ls
van een heel ander soort: drie rei
zende scholieren trekken bü avond
door een woud. Ze komen aan een
herberg en vragen onderdak „uit lief
de Gods". De herbergier wil er eerst
niet van weten, maar laat zich be
praten door zün vrouw en neemt de
drie jongens gratis in zün logement.
Als ze slapen, stookt de vrouw hem
op, ze te verinoorden, hun kleren en
andere bezittingen te stelen en de
jongens zelf als pekelvlees aan de
man te brengen. Ze worden ingezou
ten volgens programma, maar dan
verschünt Sint Nicolaas op het to
neel. Hü verzoekt om nachtlogies. Er
zijn inmiddels jaren verlopen, wat
ons geen hoge dimk geeft van de
klandizie der herberg. Immers: als
Sint Nicolaas vraagt hem wat vlees
te geven bü de avondmaaltijd, zegt
de waard dat hü geen vlees in huls
heeft. Maar de Heilige weet beter:
„Je liegt, er ls pekelvlees in Je huis
en het is zeven jaar oud". De waard
schrikt heftig en hü en zün vrouw
vallen op de knieën voor deze alwe
tende gast. Sint Nicolaas maakt een
kruisteken boven het pekelvat en de
drie knapen springen er vrolük uit,
„God dankende voor dit galante
wonder", zoals een Italiaanse rijm
kroniek zegt.
BESCHERMHEILIGE DER
STUDERENDE JEUGD.
Dit zeer bekende verhaal, dat door
vele schilders van Heiligenlevens werd
geïllustreerd, maakte Sint Nicolaas tot
de beschermheilige der studerende jeugd
en tot kindervriend. Waar het verhaal
vandaan komt?
In een couranten-artikel is geleerd
heid niet gewenst, maar uw correspon
dent heeft zich met onze nationale
Heilige jaren geleden zeer in het bü-
zonder beziggehouden en is toen tot de
overtuiging gekomen, dat de verklaring
deze is.
In de „Legenda Aurea" is sprake van
drie officieren uit het leger van Con-
stantü'n de Grote, die onschuldig ter
dood waren veroordeeld en op voor
spraak van Sint Nicolaas, die in de
droom verscheen aan de Keizer, werden
vrügelaten. Dit is een heel oud ver
haal, daar een Byzantünse hymne er
reeds melding van maakt met deze
woorden: „Drie jongelieden waren ver
oordeeld tot een onrechtvaardige dood,
drie schapen van je kudde. Navolger
van de Goddelüke herder, heb je ze
weegerukt uit de muil van de wolf?"
Nu was Sint Nicolaas in de vroege
middeleeuwen vooral een Oosters hei
lige. De Byzantünse schilders pleegden
de Heiligen steeds zeer groot en- gewone
stervelingen veel kleiner af te beelden.
Sint Nicolaas met de drie officieren in
de kerker, welke laatste door een to
rentje werd voorgesteld, zag er dus uit
als de Heilige, in gezelschap van drie
kinderen in een vat of kuip. Toen de
verering van de Heilige in het avond
land doordrong, heeft men deze voor
stelling niet begrepen en in verband
gebracht met het oeroude volkssprookje
van de boze herbergier, Zo is dan de
legende ontstaan, een legende die lan
ge tijd mondeling werd overgeleverd en
in geen enkel vroeg „Leven van Sint
Nicolaas" wordt aangetroffen.
GEEN SNOBISME!
Bari viert Sinterklaas op 9 Mei, de
dag, waarop zgn gebeente in de stad
Gentile da Fabriano: Sint Nicolaas 8^1
kindervriend (Pinacotheek van het Va"|
tikaan).
is aangekomen, met een ver?" L
processie op het' water. Op 6 1
ber, de eigenlijke dag van Sintert
vindt er in de grote kathedraal,
zijn gebeente rust, slechts een P 1
tige hoogmis plaats. jje I
Bij ons wordt hg terecht op I
dag gevierd. Mogen wü er voor l
spaard blgven uit snobisme oe
gclscn en Amerikanen na te apen, i
van de mooie figuur van deze
terse Heilige een dwaze scherts i
hebben gemaakt, die zij zeeT c-ncts I
pas als vadertje Kerstmis of I
I Claus" betrokken hebben du I
i Kerstfeest, waarvan h\j. njt£jrel
het hem in de Angelsaksische
aan waardigheid ontbreekt, ac J
geheel bederft. In de Neder
traditie is Sinterklaas een gjoo
Kerstmis is dit eveneens, doen
een volkomen verschillend ka