OP DE GOEDE WEG
„God was altijd de Meester bij wat ik deed
Moet een jong bedrijf maanden gesloten blijven door verschil
van inzicht tussen ambtelijke instanties
Vrijdag 5 November 1948
DE KATWIJKSGHE POST
25ste Jaargang?
NATIONAAL WEEKBLAD
flfonn cmen t spr ijzen
Per 3 maanden f 1.—; per jaar f 4.— per aangeboden kwitantie. Alles
by vooruitbetaling. Abonné's, die hun krant per post ontvangen, worden
als kwartaallezers geboekt. Losse nummers 15 ct. Bewysnummers 10 ct.
Advertentieprijs: Handelsadvertenties 15 cent. particuliere advertenties
20 cent per m_M. Kleine advertenties 20 woorden f 1,50.
ORGAAN VAN DE LEIDSCHE POST
Admin. v. Katwijk: Zeeweg 30, Tel. 2605( Katwijk a. Zee - W. A. Wouda
Bijdragen v. medewerkers, ingez. stukken a.d. Red. v. De Leidsche Post
Abonnementen, Adv. enz. in te zenden a.d. Adm. of aan onze Agentsch.
Dir. Waarn. Hoofdredacteur H. LINA. Vaste medewerkers: A.BC.,
Dr. J. J. ROOSEN. Drs. JACQUES VAN EIJK, Dr H. DEEMKA. ELLA
BEZEMER. MARGRIET DE SAVOYE. Mr B. ULLEBACK, Drs M. C.
TIDEMAN. ..PIMPERNEL".
Morele herbewapening is de
ideologische wederhelft van het
Marshall-plan aldus de bekende
Paul Hoffman. En ter nadere verklaring
van deze stelling voegde de administra
teur van het Marshall-plan er aan toe,
dat de beste garantie voor deze onge
ëvenaarde investering en de enige hoop
op succes om vrijheid en democratische
instellingen in de wereld te bevorderen,
gelegen zijn in een samenwerking voor
één gemeenschappelijke zaak en in één
gemeenschappelijk geloof.
Misschien nog duidelijker en directer
heeft Robert Schumann, de Franse mi
nister van Buitenlandse Zaken, het ge
zegd: „In de Morele Herbewapening be
groet lk een van de bezielende krachten,
die, werkend voor een geïnspireerde de
mocratie, alle geestelijke waarden weer
voorop moeten stellen in het hart van
onze uitgeputte mensheid".
Nog één citaat: Frans van Cauwelaert,
die zulk een vooraanstaande plaats in
neemt in het staatkundig leven van onze
Zuiderburen, zegt vierkant dit: „Elke po
ging tot economisch herstel of militaire
veiligheid zal uiteindelijk falen, wanneer
Morele Herbewapening ontbreekt."
Met deze drie uitspraken van perso
nen, van wier oordeel en inzicht wij,
hun tijdgenoten, grote waarde moeten
toekennen, en wier opvattingen mede
beslissend zijn voor de verdere ontwik
kelingsgang der geschiedenis, staan wij
vlak voor de vraag, of de beweging, die
door. Frank Buchman geleid wordt en
die continenten overspant-, Inderdaad
van zo grote, van zo allerbeslissende be
tekenis kan worden geacht.
Het is een vraag van groot gewicht-
Immers, in de wereldworsteling van
vandaag gaat het niet primair om eco
nomische waarden, maar om ideologieën.
Levensbeschouwing staat tegenover le
vensbeschouwing. Men zal de opvattin
gen der politici van wereldvermaard
heid nooit kunnen peilen tot hun diep
ste en innerlijke motieven, wanneer men
onbekend is met de geestelijke krach
ten, die hen drijven, Is het materialis
me, haat, egoïsme, koude berekening? Ts
het altruïsme, christelijk humanisme,
liefde voor de gerechtigheid, eerbied
voor de waarde der persoonlijkheid?
Wat geldt voor de macrocosmos der
wereldhuishouding, geldt evenzeer voor
de microcosmos van het persoonlijk en
gezinsleven. Want in wezen wordt daar
precies dezelfde strijd gestreden als in
het Palais Chaillot te Pary's. of In Ber
lin of Washington of Moskou. Daar, in
uw gezin, zijn ook de goede en de kwade
machten gewikkeld in een strijd om de
heerschappij.
Stryd? Wordt er werkelijk nog ge
vochten? Of heeft men al gecapituleerd
voor het kwade? En ziehier een twee
de vraag, van niet minder belang!
heeft in het laatstbedoelde geval de Mo
rele Herbewapening zoveel regenererende
kracht, dat de goede machten uiteinde
lijk toch nog weer de overhand kunnen
behalen?
DEZE en dergelüke vragen bestorm
den ons, toen wij verleden week ge
legenheid hadden te spreken met
een paar leden van een groep amateur
toneelspelers. uit wel 20 nationaliteiten
bestaande, en 200 man sterk, die mo
menteel Europa bereist met een muzi
kale revue, getiteld „The good road".
In Amerika had het stuk enorme op
gang gemaakt. Geen wonder; het is een
echt Amerikaans stuk geworden met
een. voor onze begrippen, wat al te
simplistische problematiek, met- een bu
na onaanvaardbaar kinderlijke oplos
sing voor alle moeilijkheden in het per
soonlijke leven, in het economische le
ven, in de internationale politiek.
O zeker, er werd met bezieling ge
speeld. Men kon uit de houding, uit de
oogopslag, uit de dictie van deze. voor
het merendeel jonge mensen zien en
proeven, dat zij zelf gegrepen waren
door het nieuwe ideaal, waar zii in ge
loofden, waaruit zij leefden, en dat zij
zielsgraag nu aan alle mensen wilden
meegeven.
Het was écht. dit spel.
Het was eerlijk ook. Deze mensen
meenden wat zii zeiden en zongen.
Maar of het overtuigde?
Het antwoord hierop is uiteraard heel
persoonlijk. En daarom schromen wy het
hier te geven. Evenals wij huiverig zijn
om hier het gesprek te herhalen dat
wij tildens de pauze hadden met enkele
hoofdredacteuren van grote dagbladen
en met de redactie-secretaris van een
berucht weekblad. Al die reacties waren
trouwens Anders; allicht, want al die
mensen waren verschillend van geaard
heid en levensovertuiging.
Dus. het stuk was niet overtuigend?
is men geneigd af te leiden uit het
ontwijkende antwoord, dat wij gaven.
Neen. die conclusie zou verkeerd zijn.
Het spel heeft ons niet overtuigd. De
spelers wel.
TOT goed begrip van onze lezers, die
de revue niet hebben gezien, zouden
wy feiteiyk eerst de inhoud er van
moeten vertellen. Maar daarvoor is onze
plaatsruimte veel te beperkt. We zullen
ons daarom bepalen tot één enkele scè
ne. die n.l..waarin wij de vergadering mee
maken van de ministers van het Mate
rialisme.
Knap van montage en belichting.
Raak van typering.
Luistert u maar. De ministers rappor
teren over hun vorderingen gedurende
het afgelopen jaar. Iedereen blijkt con
tent- Minister Haat constateert: „De
verbittering neemt toe en de internatio
nale spanningen bereiken hun hoogte
punt." Minister Vrees zegt: „Wij bepalen
de politiek. Wy hebben zitting in alle
vredesconferenties Wij beheersen hele
regeringen." Minister Verwarring deelt
mede: ..Overal wordt hoe langer hoe
meer gediscussieerd en hoe langer hoe
minder beslist." En de enige vrouwelijke
minister (een dame van zeer verdachte
zeden) zegt. dat ze in de beste families
teocrang heeft en op scholen en univer
siteiten onder de jeugd grote aanhang
krilgt.
En dan wordt meneer „Anyman aan
gediend (in het Hollands: Jan Publiek")
De ministers doen hun uiterste best
hem te winnen; want als je Anyman
hebt, dan bén je er. Enfin, zü doen dat
op hun manier, al die ministers en de
vrouwelijke doet het héél geraffineerd^
totdat 't Anyman te bar wordt en hy
naar buiten strompelt.
In de daarop volgende scènes komt
Anyman in aanraking met allerlei men
sen uit het verleden, die hem „de goe
de weg" wijzen: Jeanne d'Arc en Fran-
ciscus van Assisi, Willem van Oranje
en Abraham Lincoln. Maar zij brengen
Anyman niet, waar hij wezen moet,
want hij heeft zyn geloof in de toe
komst verloren. Totdat, hy eindelijk in
aanraking komt met jonge mensen uit
verschillende landen, die samen „de
toekomst" vormen en hem bezweren
niet langer te luisteren naar het Mate
rialisme, maar naar de stem van God.
Hij heeft zyn besluit genomen.
En dan komt. nog een laatste aanval
van het Materialisme: Ha, wat kun jij
klein onbetekenend mannetje, alleen
uitrichten? Dacht je "hu heus, dat je de
wereld nog kon veranderen?"
Anyman roept triomfantelyk uit: „Ik
ben niet alleen!" En een koor van
ouderen en jongeren voegt zich dan bij
hem en zingend gaan zij samen de
goede weg op
AARDIG gevonden. Maar niet over
tuigend. Want zó eenvoudig is het
niet, zeiden wij tegen ons zelf. In
deze stemming van teleurstelling lie
pen wij een der spelers tegen het lijf.
Hij vroeg ons, hoe wij het gevonden
hadden' Wij wilden beleefd blijven en
zeiden enkele volzinnen in ons beste
Engels om hem duidelijk te maken.dat
wij hier in Nederland nogal zwaar op
de hand waren en onze theologische be
zwaren hadden tegen dit al te vlotte
geloof in bekeringsmogelykheden.
Bovendien, voegden wy er aan toe,
als ge eens om U heen ziet. dan schynt
het aantal dergenen, die zich in de con
crete situatie van vandaag overgeluk
kig voelen, niet zo bijster groot te zijn.
Zonder ook maar in het minst in te
gaan op de door ons ontwikkelde be
zwaren, stelde de jeugdige speler (een
gedemobiliseerde Canadees!) ons de
vraag: „Vindt U, dat U op de goede
weg bent?"
Daarop moesten .wy eerlijkheidshalve
ontkennend antwoorden.
Vindt U, dat uw regering en uw ar-
beidersleiders en uw bankdirecteuren
op de goede weg zyn?"
Het was al even moeilijk, om hierop
ja te zeggen.
„Vindt U, dat het volk van dit mooie
land, dat wy hebben helpen bevryden
van de Duitse bezetting, op de goede
weg is?"
Èn weer moesten wij neen zeggen
Het spel had ons niet overtuigd. De
speler weL
MET deze overtuiging, dat wij niet
op de goede weg waren, zijn we
naar huis gegaan. Veel en lang
hebben wy er over na gedacht cn wc
hebben de citaten nog eens overdacht,
die wy in het begin van dit artikel
hebben gegeven.
Toen is onze critiek op het spel ver
stomd.
Inderdaad, zy hebben gelijk, deze
enthousiastelingen van de Moral Rear-
mement: wanneer wij niet veranderen,
dan gaan wij met z'n allen naar de kel
der. En daarom wezen zy ons de andere
weg; de weg, die afvoert van het mate
rialisme en het egoïsme en dus van de
totale ondergang.
De goede weg dat is geen nieuwe
weg. Wat zy ons prediken door hun
eenvoudig spel en hun eerlyk, wel
gemeend woord, is in wezen hetzelfde,
wat de diepzinnige geesten en de beste
leiders der massa al in vroeger eeuwen
hebben gepredikt, -door woord en daad.
Het is waarlyk verheugend te zien
hoe er een nieuw geslacht opstaat, dat
weer op die oude wegen wandelen wil
en tot de innerlyke overtuiging geko
men is, dat niet de materie, maar de
Geest overwint.
Vermoedelijk zullen er onder de le
zers zijn, die schamper en schouderop
halend vragen, of het nog niet te laat
Is om terug te keren?
Door deze vraag, wrang van scepti
cisme, klinkt de erkenning heen, dat
wy, mensen van deze tijd, dus niet op
de goede weg zyn. En deze erkenning
bevat het begin van het besluit, dat het
verstandig is, terug te keren, nu het
nog niet te laat is en nog niet onher
stelbaar.
Uit zuiver verstandelyke overwegin
gen reeds verdient het aanbeveling,
terug te keren naar de goede weg, de
weg, die leidt naar God.
Wij zyn, ten slotte, dankbaar datwy
„The good road" hebben gezien.
Wy zijn nog dankbaarder voor de heel
persoonlijke vraag, die een der spelers
ons stelde: „Vindt U, dat U op de goe
de weg zijt?"
Een vraag, die wij, zonder verder
commentaar, dóórgeven! A. B. C.
(Slot),
De kerk toonde zich slechts al te ge
willig Engeland deze dienst te bewyzen.
Men regelde het zo, dat een kerkelyke
rechtbank voor goede belofte en dege
lijke betalingen op zich nam te bewy
zen dat Jeanne een ketter was.
Zeven en een halve maand sleepte
men haar van de éne naar de andere
gevangenis. In het begin begreep ze
niet dat ze werkelyk voor altijd gevan
gen was. Ze dacht heel zeker dat de
koning en haar hemelse vrienden haar
zouden bevrijden. Maar de koning teok
zich er niets van aan en de hemelse
vrienden zwegen. Eens trachtte ze te
vluchten, een andere keer sprong zc
in wanhoop uit de toren waar ze op
gesloten zat. Ze viel in een paar dichte
struiken en bezeerde zich ernstig, maar
stierf niet. Een poos trachtte ze zich
dood te laten hongeren. De trotse vrye
vogel kon de tralies van de kooi niet
verdragen.
Maar alles was vergeefs. En helemaal
verkeerd liep het eerst, toen het grote
ketterproces begon, dat aan dc hele
christenheid moest tonen wat een poets
de Boze, Frankrijk gespeeld had.
De 9de Januari 1431 begon de recht
bank voor ketterij te Rouen aan het
proces, dat een eeuwige schande zou
worden voor de christelijke kerk in
wier naam het gevoerd werd; en dit
vreselyke onrecht kon niet goed ge
maakt worden door het ongelukkige
slachtoffer 500 jaar later heilig te ver
klaren.
Maanden en maanden werd het van
niets bewuste meisje uren lang geplaagd
met kruisverhoren door sluwe theologen
en rechtsgeleerden. Men wilde haar door
lastige vragen in een val lokken.
Dit alles doorstond ze dapper. Maar
toen kwam Pasen, het grote vreugde
feest, toen de gehele christenheid zich
verzamelde aan de altaartafel in hei
lige gemeenschap. Ze hoorde in haar
gevangenis hoe al de schone klokken
van Rouen het feest inluidden. Maar
haar weigerde men het sacrement van
het altaar. Ze voelde zich door allen
verlaten en zonder hemelse troost.
Haar gemoedsaandoeningen waren zo
hevig, dat ze ernstig ziek werd. Maar
JEANNE D'ARC
het was niet de bedoeling der Engelsen
haar te straffen of te doden, ze wilde
een herroeping. Daarom zonden ze haar
een knappe dokter, wie het gelukte het
arme slachtoffer in het leven te hou
den. Maar gebroken was ze'naar lichaam
en ziel. En een dag, toen de beul ge
roepen werd, met dreigende martel
werktuigen en de vrome vaders haar
vleiden met beloften van vrijheid en de
zegen der kerk, wanneer zc enige voor
haar zeer geheimzinnige regels in een
document wilde ondertekenen, zette ze
als teken van haar onderwerping een
kruis onder het schrijven.
Doch de 'blyde boodschap over de
overwinning duurde niet lang. Ze ver
mande zich spoedig en herriep haar be
kentenis. Maar nu begreep ze dan ook
heel goed dat het op een vreselyk ein
de zou uitlopen. We hebben deze uitla
ting van haar:
„De engel Gabriël is gekomen om
my te troosten. Hij cn dc heiligen
hebben mij gesterkt. God was al-
tyd dc meester by alles wat ik deed.
De duivel heeft nooit macht over
my gehad. Wanneer gij myn lede
maten uit elkaar trekt en myn ziel
uit het lichaam, dan nog kan ik
niets anders zeggen".
De koorden werden steeds verder onV
haar heen getrokken. Men had de hoog
geleerde theologische faculteit in Pa
rijs er toe gekregen haar voor ketter te
verklaren. Haar schuld werd opgesomd
in 12 geleerde artikelen, die alleen zei
den dat zy bevelen en openbaringen
direct van God ontvangen had en niet
door de alleen zaligmakende kerk. De
straf voor deze vreselyke misdaad was
de dood op de brandstapel.
De 30ste Mei 1431, twee jaar en een
maand na haar intocht in Orleans, werd
ze naar de plaats van terechtstelling
op de markt van Rouen gevoerd. Op 'n
plakkaat stonden de woorden: „Afval
lige, afgodendienaar, godloochenaar".
Toen ze de hoge brandstapel zag, waar
op ze verbrand zou worden, riep ze:
„Ach! behandelt men mij werkelijk
zo versehrikkelyk wreed, dat myn
lichaam, dat nooit besmet 'werd en
nooit onrein was, vandaag door
vuur verteerd zal worden tot as.
O! O! ik wilde tienmaal liever ont
hoofd dan levend verbrand wor
den. O! ik roep God aan, de grote
rechter, voor het onrecht en de
schande mii aangedaan"
Rondom waren de tribunes voor de
overheid en al de geestelyken, die nu
gesticht moesten worden, door het zien
van het lijden van hun slachtoffer. Dc
plaats was vol soldaten en burgers. Er
werd een lange stichtelijke plechtigheid
met een preek gehouden vol van bybel-
teksten, psalmgezangen en wierook.
Toen ze op de hoge brandstapel kwam
en over de menigte uitzag, hoorde men
haar zeggen:
„O, Rouen, o, Rouen, hier zal ik
dus sterven"
en iets later voegde ze er aan toe:
„O. Rouen, Ik vrees, dat ge zult
moeten boeten voor myn dood".
Toen ze aan de paal gebonden was
en de vlammendood haar wachtte, sloop
de ene rechter na de andere weg. Op
het laatst was de kerkelyke tribune
leeg. En de Engelse soldaten waren zo
bewogen, dat ze weenden over het jon
ge meisje met het verheerlykte gezicht.
Ja, men zegt, dat allen tranen vergo
ten.
Vanaf het ogenblik dat de rook haar
begon te verbergen voor de aanwezi
gen, zijn de berichten onzeker en te
genstrijdig. De mensen zullen zo vol
komen onder de indruk van dit alles
geweest zijn, dat niemand iets goed
heeft kunnen waarnemen. Maar een
Dominlkaner monnik, die dicht by haar
stond getuigt, dat ze te midden der
vlammen riep:
„Ja. myn stemmen waren van God,
mijn stemmen hebben mij niet be
drogen".
En haar laatste kreet werd verstaaft
als dc roep:
„Jezes!"
Om ieder spoor van haar uit te wis
sen, werd haar as in de Seine gewor
pen. Maar haar geest leefde verder en
redde Frankrijk. Ze had het nationali
teitsgevoel geschapen, dat eeuwenlang
Frankryks kracht werd.
Worden we geregeerd door een tergend langzaam werkend ambtenaren
apparaat dat allerlei bedrijfs-belemmerende moeilijkheden oplevert?
In aansluiting op het vorige artikel
herhalen wij eerst in 't kort de gang van
zaken ln het „Jessc"-drama.
Voor het werken ln zijn apparaten -
werkplaats, waarvan het motor-vermogen
boven de 2 P.K. kwam, had Henk J. Jesse
een vergunning Ingevolge de Hinderwet
nodig.
Burgemeester ën Wethouders der ge
meente Lelden weigerden die vergunning.
H. J. Jesse kwam tegen die weigering
ln appèl.
De Kroon stelde B. en W. ln het gelijk.
Daarna wijzigde Jesse de inrichting an
zijn werkplaats, onder meer door enkele
machines te verwijderen, waardoor het
motorvermogen beneden de 2 Pk bleef en
de werkplaats zijns Inziens bulten de
Hinderwet vlei.
HIJ stelde daarmede B. en W. ln kennis.
Jesse verzocht B. en W. bericht voor
het onverhoopte geval, dat hun college
een andere opvatting zou huldigen, zich
bereid verklarende alle eventueel verder
gewenste wijzigingen aan te brengen.
B. en W. beantwoordden die brief niet.
Het is zeker merkwaardig, dat een der
gelijk college een belangrijke brief vol
komen ter zijde legt. Het zou zeker
van wellevendheid hebben getuigd, wan
neer B. en W.. alvorens tot dc aoor hun
college gewenste stappen over te gaan.
de brief behoorlijk zouden hebben be
antwoord.
Wij moeten hieraan nog toevoegen, dat
het tussen de gebroeders llenk J. en
Jan Jesse, die „l)e Keet" bewonen, niet
bijster goed botert. Tussen beiden zit
„oud zeer". „Jan" beklaagt zich bij ver
schillende autoriteiten over allerlei han
delingen. van „Henk" en in „De Keet"
heerst vaak een weinig broederlijke
keet. WIJ vermelden dit, omdat we niet
aan de indruk hebben kunnen ontkomen,
dat een familievete ln deze kwestie ook
een rol van enige betekenis speelt. Zon
der de al of niet gegronde grieven van
Jan tegenover zijn broer Henk zou deze
aangelegenheid zich wellicht niet zo heb
ben toegespitst, als thans helaas het ge
val ls.
Met assistentie van de politie sloten ge
meente-ambtenaren de werkplaats van de
heer Jesse, niettegenstaande diens pro
test. "t Verzoek om aan te wijzen, voor
welke machines nog een Hinderwetver
gunning nodig zou moeten zijn, werd ge
negeerd.
Jesse liet het bij deze naar zijn over
tuiging onrechtmatige sluiting van zijn
werkplaats vanzelfsprekend niet zitten.
Op 4 Mei 1948 wendde hij zich met een
request tot Hare Majesteit de Koningin.
Hij voerde daarin onder meer aan:
„(lat ln deze Inrichting (waarmede
requestrant de werkplaats bedoelde:
Red „L.Pgebruik werd gemaakt
van enige electro-motoren, met een
gezamenlijk vermogen van meer dan
2 P.K.. zodat deze Inrichting viel on-
de vlqueur van de Hinderwet;
dat verzoeker, na te hebben ken
nis genomen van voormeld Konlnkl.
Besluit (requestrant bedoelt hier
mede de bekrachtiging van de weige
ring van B. en W. om hem een hin
derwetvergunning toe te kennen: red.
„L. P."), zoveel electromotoren uit
zijn voormelde Inrichting heeft ver
wijderd. dat de resterende motoren te
zamen een vermogen van minder dan
2 P.K. opleveren.
dat daardoor dc inrichting thans
een geheel ander karakter vertoont
dan voorheen en niet meer kan
worden aangemerkt als de inrichting,
waarop voormeld Koninklijk Besluit
toepasselijk ls;
dat verzoeker bij aangetekende
brief van 30 April 1948. door zijn
raadsman gezonden aan het Bestuur
der Gemeente Lelden, heeft verzocht
om. mocht het College van Burge
meester en Wethouders onverhcoDt
nog van oordeel zijn, dat de Inrich
ting van het bedrijf ook thans nog
in enig opzicht valt onder de bepa
lingen der Hinderwet, zich daarover
uit te latenj
dat verzoeker namelijk van me
ning is. dat zich thans in die in
richting niets meer bevindt, waarop
de Hinderwet van toepassing ls en
dat hij. mocht zulks wel het geval
zijn, door de omstandigheden daar
toe gedwongen, bereid ls al wat onder
het bereik van de Hinderwet valt,
uit zijn Inrichting te verwijderen;
dat de ambtenaren, die vanwege
het Gemeentebestuur zijn inrichting
op 1 Mei 1948 hebben gesloten en
verzegeld, uitdrukkelijk hebben ge
constateerd. dat de daarin aanwe
zige electromotoren te zamen min
der dan 2 P.K. ontwikkelden en dat
zij. daartoe door verzoeker uitgeno
digd. niets hebben aangewezen, dat
naar hun oordeel zou vallen onder
artikel 2 der wet;
dat verzoeker daardoor wordt ge
sterkt ln zijn mening, dat zijn In
richting in haar huidige samenstel
ling bulten het werkingsgebied der
Hinderwet llgt;
De heer Jesse verzocht de Kroon de
sluiting en verzegeling teniet te doen en
te verklaren, dut voor zijn Inrichting i
geen vergunning ingevolge de Hinderwet
vereist wordt.
Een spoedige beslissing was hier zeker
urgent.
Niet alleen werd door do sluiting het
bedrijf van do heer Jesse volkomen lam i
gelegd, doch ook konden even. belang-1
rijke als dringende opdrachten niet wor
den uitgevoerd.
Ir I-:. van Evenllngen, Secretaris van de
Bedrijfsgroep Electrotechnlsche Industrie
drong dan ook terecht op 29 Juli 1948
op spoed aan.
Deze Ingenieur schreef onder meer
het navolgende aan Zijne Excellentie de
Minister van Sociale Zaken:
„Tegen deze sluiting werd door de
firma Jesse beroep aangetekend bij
de Kroon.
Naar aanleiding hiervan volgde ln
opdracht van het Ministerie van So
ciale Zaken een onderzoek door de
Chef 10e district van de Arbeidsin
spectie, die in zijn rapport conclu
deerde, dat.de omvang der zaak en de
daarin verrichte werkzaamheden bui
ten artikel 2 der Hinderwet vielen.
Bedoeld rapport bevindt zich thftns
reeds gedurende twee maanden bij
het Hoofd van de Arbeidsinspectie te
's-Gravenhage en "wacht nog steeds
op doorzending naar Uw Ministerie."
Het feit, dat een voor betrokkene
hoogst belangrijk rapport, In een aange
legenheid, waaruit niet alleen voor hem,
(locH ook voor anderen, een aan
merkelijk economisch nadeel kan
voortvloeien, niet minder dan twee
maanden kalm blijft rusten op een
ambtelijk burean, Is even treurig als te
kenend voor de hedendaagse belang
stelling van sommige ambtenaren voor
bet moeilijke zakenleven.
Het zal de lezer reeds opgevallen zijn.
dat cle Chef van de Arbeidsinspectie. Ir
Winkel, tot de conclusie kwam. dat (na
de veranderingen ln de werkplaats) het
gelijk aan de zijde van de heer Jesse
stond.
Deze ambtenaar staat niet alleen in zijn
oordeel. Op aandringen van de heer Jesse»
die niet stil zit, doch telkens op ambte-
ïyke traagheid dreigt vast te lopen,
brachten de heren B. de Jong. secreta
ris der Bedrijfsgroep Plaatverwc-rkende en
Aanverwante Industrie, C. Brand. Amb
tenaar van het Ministerie van Economi
sche Zaken. Ir A. J. van Seheepen, Chef
van de Technische Dienst der Bedrijfs
groep Electrotechnlsche Industrie en Ir
A. F. Sehflsler, chef van de Technische
Afdeling der Bedrijfsgroep Plaatverwer-
kende en Aanverwante Industrie, op 14
September 1948 een schriftelijk rapport
over de werkplaats aan de Rijnsburger-
weg 35 te Leiden uit. In. dit goed gear
gumenteerd technisch rapport, waarin
mede werd gekend Ir W. F. K. Hardeman,
werktuigkundig Ingenieur en referendaris
bij Economische Zaken, kwamen deze vier
heren tot de conclusie:
„Gezien bovenomschreven waarne
mingen, ressorteert het bedrijf van
„Radio Jesse" niet onder de inrich
tingen, genoemd ln artikel 2 der
Hinderwet".
De Kroon stelde langs de daarvoor ge
bruikelijke kanalen, het request van de
heer Jesse ook ln handen van de Direc
teur-Hoofdingenieur van de Provinciale
Waterstaat ln Zuid-Holland, die over
het adres en -de werkplaats aan de Com
missaris der Koningin een zeer uitge
breid rapport uitbracht en daarin de
kwestie van alle kanten terdege bekeek.
In dit rapport da. 7 Augustus 1947
zegt deze «hoofdambtenaar onder meer,
dat het hem lykt, dat Burgemeester en
Wethouders van Leiden ten onrechte de
Hinderwet op de Inrichting van de heer
Jesse hebben toegepast en dat een in
richting ln deze tijd zeer wel veranderd
kan worden. De hoofdingenieur aarzelt
niet het navolgende voor het beleid van
B. en W. en hun adviseurs weinig vleiend
oordeel geven:
Dezerzijds Is maar moeilijk aan de In
druk kunnen worden ontkomen, dat dc
sluiting en de verzegeling enigszins on
doordacht zl|n bevolen en dat, nadat ge
bleken was, dat appellant daartegen voor
ziening aan Hare .Majesteit de Koningin
bad gevraagd, naar argumenten ls moe
ten worden gezocht om de verrichte han
delingen te rechtvaardigen."
Deze opvatting van de Hoofdingenieur-
Directeur komt ons voorshands niet on
gezond voor.
Immers, niet minder dan vijf onpar
tijdige werktuigkundige Ingenieurs ga
ven na nauwkeurig onderzoek te ken
nen, dat het gewijzigde bedrijf van de
heer Jesse niet meer onder de Hinderwet
viel. Desniettemin handhaaft het College
van Burgemeester en Wethouders van
Lelden ook heden ten dage. nog zijn
onverzoenlijk standpunt, waardoor een
Jong bedrijf dreigt ten onder te gaan.
Een var de leden van de Leldse Ge
meenteraad. de heer Aalders. poogde
voor de heer Jesse, mede ln het belang
van diens personeel, ln de bres te sprin
gen. HIJ trachtte ln de Raad over de
kwestie enkele vragen te stellen Zijn
goed bedeelde poging leed Jammer ge
noeg Juridisch schipbreuk, omdat aange
legenheden. de Hinderwet betreffende,
uitsluitend behoren tot de competentie
van Burgemeester en Wethouders.
Het beroep van Jesse werd ln September
J.l. behandeld voor cle Raad van State,
afdeling voor de geschillen van bestuur,
te 's-Gravenhage. Usance ls. dat alle op
het geschil betrekking hebbende stukken
voor belanghebbenden ter Inzage liggen
op de Secretarie van die Raad.
Aanstonds bleek de heer Jesse, dat bij
die stukken ontbrak het voor hem gun
stige rapport van lr. Winkel, Chef van
het 10e district van de Arbeidsinspectie
xe 's-Gravenhage.
De Raad van State vond dit rapport
van belang en vroeg het op. Waarschijn
lijk wel begrijpende, dat de ambtelijke
weg lang en vol hindernissen, welke voor
de vlot werkende zakenman onbegrijpe
lijk zijn. ls, vroeg het Secretariaat van
die Raad mondeling inlichtingen. Zijn wij
goed Ingelicht en Indien dit niet zo
ls, dan mag men ons zulks gerust schrij
ven dan bevestigde lr Winkel mon
deling, dat naar zijn mening de werk
plaats van de heer Jesse Inderdaad niet
meer onder de Hinderwet viel.
Wel bevond zich bij dc stukken een
rapport dd. 27 Juli 1948 van de hoogste
chef van Ir Winkel, de directeur-gene
raal van de arbeid Ir- Z. Th. Fetler, die
daarin terloops gewag maakte van het
door de chef van zyn 10de district Inge
stelde onderzoek.
Volgens de heer Jesse heeft Ir
Feftor nimmer een persoonlijk onderzoek
in de werkplaats Rijnsburgerweg inge
steld. Hij stelde blijkbaar ziin rapport
slechts van achter zijn schrljlbureau op,
uitsluitend aan de hand van gegevens,
welke hem „door de vriendelijke mede
werking van het gemeentebestuur van
Lelden" (wij citeren letterlijk: Red. L.P.)
„werden verstrekt". Ir Fetter schoof liet
rapport van Ir Winkel terzijde door de
enkele bewering, dat laatstgenoemde bij
het opmaken van zijn rapport de feiten
•door de verzegeling der machines niet
heeft kunnen waarnemen. Ir Fetter ver
loor daarbij uit het oog, dat het voor
iemand, zoals Ir Winkel, die over veel
ervaring beschikt en het bedrijf van de I
heer Jesse, toen het ln werking was. 1
meermalen bezocht, zeer wel mogelijk j
is de technische bijzonderheden daar
van te beoordelen, ook wanneer de ma
chines verzegeld zijn. Ir Fetter beoor
deelde deze aangelegenheid blijkbaar
uitsluitend op de hem met zo vriende
lijke medewerking" van de gemeente Lel
den verstrekte gegevens, welke „vriende
lijke medewerking" verleend werd door
gemeente-ambtenaren van Lelden, waar
onder zich geen enkele werktuigkundige
of electro-technische Ingenieur bevond.
Ir Fetter schaart zich volkomen aan de
zijde van B. en W. van Lelden, hetgeen
i ons inziens zijn goed recht is. Zyn rap-
port gaat evenwel, aldus de heer H. J.
Jesse, geheel mank aan het euvel, dat
het ln het geheel niet op eigen aan-
schouwing of waarneming berust. Daar-
i bij ls het opvallend, dat Ir Fetter tot
staving van zijn conclusie, dax de
werkplaats wel onder de Hinderwet valt.
aanhaalt een verxlarlng van de mede
bewoner van „De Keet", de heer Jan
Jesse, die sedert Jaar en dag met zijn
broer Henk overhoop ligt
Het kan typerend genoemd wor
den, dat, naar de heer II. J. Jesse
ons uitdrukkelijk verzekerde, het
rapport van de Chef van het 10de
district van do Arbeidsinspectie, Ir
Winkel, ook aan de Baad van Slalc
wordt onthouden, In leder geval hij
dc behandeling van de zaak voor dlè
Kaad niet aanwezigewa.s, hoewel ook
vanwege die Instantie te kennen
werd gegeven, dat het bU de stuk
ken behoorde te worden gevoegd.
Indien Juist ls, dat al dan niet opzet-
teiyk een voor de heer Henk J. Jesse
j belangrijk rapport van een Ingenieur,
voor het onderzoek aangewezen vanwege
I het Ministerie van Sociale Zaken, wordt
of ls achtergehouden, dan kan zulks
gretig voedsel geven aan de veronderstel-
llng, dat deze aangelegenheid door de
j Directeur-Generaal van de Arbeid to
's-Gravenhage niet met de hier zo ge-
j wenste openbaarheid wordt behandeld.
Toen de heer H. J. Jesse de trage gang
I van zaken verdroot, heeft hij bij Ir Fet-
j ter, die een neef van de gebroeders Jesse
j ls. aangedrongen op het zo spoedig mo
gelijk doorzenden van het rapport van
Ir Winkel aan het Ministerie van So-
clale Zaken. De heer Jesse beweert van
Ir Fetter ten antwoord te hebben ge-
j kregen: „Ik kan Jou toch tegenover Jan
zo maar niet ln het gelijk stellen." In-
I dien deze bewering Juist ls. waaraan dc
heer H. J. Jesse nog heeft toegevoegd,
i dat zijn broer op vriendschappelijke voet
i met Ir Fetter staat, dan zal bij vele
lezers wellicht de vraag opkomen, of Ir
Fetter niet verstandiger zou hebben ge
daan zich ambtelijk volkomen te ont
houden van persooniyke bemoeiingen ln
een zaak. welke mede door een oude
familie-vete werd geïnspireerd. In dit
verband kan ook de vraag naar voren
komen, of het de gewoonte ls, dat de
Directeur-Generaal van de Arbeid. Ir
Fetter, die een zeer belangrijke admi
nistratieve functie bekleedt, persoonlijk
rapporten uitbrengt ln een aangelegen
heid, dlo reeds ln Overheids-opdracht
door een van zyn ingenieurs werd on
derzocht, nadat die Ingenieur zijn be
vindingen schriftelijk had vastgelegd. Is
zulks geen gewoonte, dan zullen velen
met belangstelling vernemen, waarom Ir
Fetter deze maal daarvan afweek.
De heer H. J. Jesse ziet met vertrou
wen de uitspraak van de Kroon ln deze
zaak voor hem tegemoet. Hij ls de Raad
i van State dankbaar voor alle aandacht,
1 welke die Raad aar-, zijn beroep op de
I Kroon heeft geschonken,
j WIJ hebben ons niet aan de Indruk
kunnen onttrekken, dat het Gemeente
bestuur van Lelden, toen de eerste be
slissing van de Kroon afkwam, overjjlrt
heeft gehandeld. B. en W. hadden naar
1 onze bescheiden mening verstandiger ge-
1 daan om, toen zij van oordeel waren,
dat Jesse de Hinderwet overtrad, zulks
door de politie, al dan niet In samen-
werking met technische ambtenaren, bij
l proces-verbaal te laten vaststellen.
Op deze wijze zou door de Strafrechter,
dus langs de daarvoor gebruikeiyke weg,
I kunnen zyn beoordeeld, of Jesse al dan
niet, ook na de wijzigingen ln zijn werk
plaats. ln overtreding was. Zou do
Rechter Jesse hobben veroordeeld, dan
zouden B. en W. des te sterker ln hun
schoenen hebben gestaan. By een over
haaste sluiting was niemand anders ge
baat dan de heer Jan Jesse en het lijkt
ons. dat ter wille van één persoon een
gemeente-bestuur de aan een onrecht
matige sluiting van een bedrijf verbon
den risico's niet op zich mag laden.
Wij hebben gemeend deze zaak aan do
openbaarheid to moeten prys geven. Het
kan nuttig zijn aan te tonen, dat een
ln onze tijd zo hoog nodig bedrijf geheel
ten gronde dreigt te gaan, mede door de
tergend langzame werking van het amb
tenaren-apparaat. waarover leder zaken
man. die daarmede ln aanraking komt,
steen en been klaagt. Hierbij komt nog,
dat deze strijd dreigt te ontaarden ln
een prestlge-kwestle tussen B. en W. van
Lelden en de achter hun college staande
Directeur-Generaal van de Arbeid ener
zijds. tegenover het Ministerie van Eco
nomische Zaken en hun bedryfsgroepen,
anderzijds. WIJ vinden een dergelijke
strijd hoogst onverkwikkelijk en wee do
zakenman, dlo daardoor gedupeerd
wordt!
Nadat bovenstaande regels aan onza
zetter waren toevertrouwd, kwam de heer
Henk J. Jesse ons verheugd mededelen,
dat hij ls opgeroepen om Maandag. 8
November a.s. zich te verantwoorden voor
het Kantongerecht te Lelden terzake van
overtreding van de Hinderwet. In de re
gel wordt niemand verblijd door een
straf-dasvaardlng. doch we kunnen ons
de gevoelens van de heer H. J. Jesse be
grijpen. Immers elk behoorlijk middel,
dat een spoedige beslissing ln deze voor
hem zo belangrijke aangelegenheid kan
bevorderen, zal de heer Jesse, zijn perso
neel en belangrllke opdrachtgevers niet
anders dan welkom kunnen z|jn.
Degene, die de steen des aanstoots dit
maal bij de Justitie aan het rollen
bracht, heeft, zii 't dan ook misschien
ongewild, de heer H. J. Jesse daarmede
een grote dienst bewezen. De aangifte tot
strafvervolging komt Jammer genoeg niet
uit de bron. waaruit men bit de aanvang
van de .moeilijkheden een klacht had
kunnen verwachten (van B. en W. van
Lelden). Naar de heer H. J. Jesse ons
verklaarde komt de aangifte uit de mond
van zijn broer Jan, mede-bewoner van
„De Keet", hetgeen de plalnte naar onze
vrll gevoelige smaak niet van sympathie
doet overlopen. We stellen er prijs op
hieraan toe te voegen, dat we de Heer
Ambtenaar van het Openbaar Mln-lsterlo
niet het minste verwijt maken, dat hit
op deze klacht tot vervolging overgaat.
Wil nemen aan. dat de Ambtenaar dc
aangifte van de heer Jan Jesse niet ter
zijde kón leggen, vooral waar Zijne Edel
Achtbare ln zijn requisitoirs, hoe scherp
zii soms ook mogen zlin geformuleerd,
steeds voldoende begrip toont voor moei
lijkheden van praktische aard en altijd
de goede hoffelijke toon weet te bewa
ren.
Op de behandeling van de strafzaak
willen wij niet vooruit lopen, .evenmin
als we ons wagen aan een voorspelling
omtrent het lot van het door de heer
Henk J. Jesse op dc Kroon gedane be
roep tegen de sluiting van zijn zaak
door Burgemeester en Wethouders van
Lelden.
Wel menen we er op te mogen wijzen,
dat de door de heer Jan Jesse tegen zijn
broer Henk Ingediende klacht de moge
lijkheid voor twee uitspraken over het
zelfde onderwerp opent en dat belde be
slissingen niet selilkluidend behoeven te
zl|n. De door B. en W. gevolgde methode
leidde er toe. dat de beslissing aanvanke
lijk m handen van de Kroon kwam. De
zaak verkeert, vla het advies van de Raad
van State, thans ln een zodanig stadium,
dat zi| voor een Konlnklllk Besluit wel
dra rijp ls. Daarom zou. naar onze be
scheiden mening, de heer Jan Jesse ten
deze van een luister inzicht blijk hebben
gegeven wanneer hl| met het indienen
van zijn klacht zou hebben gewacht tot
het afkomen van de beslissing van de
Kroon, ln plaats van thans te pogen,
door middel van strafklacht, de Rechter
lijke Macht te nopen, hangende de zaak
voor de Kroon of wellicht tildens Haar
beslissing, eveneen* uitspraak te doen.