„Prins Nieuweling en de Grote Acht" Het nieuwe begin Gcmaskerbe Ruiters Een merkwaardige Oudejaarsdroom Er is een kans voor 194S! Dc jaren zijn ruiters Ly col IÏKba \qg£ Een woord van Bezinning 't Is feest vanavond! Dr 86ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Woensdag 31 December 194V Derde Blad No. 26274 iiiiiiiiminiummmminimummi Onze journalist In gesprek met Vader Tijd, in gezelschap van het borellngske 1943, „Prins Nieuweling" »n do ..Goede" en de ..Boze" Vier. Beschroomd liep ik door de grote, hoge hall, die zich verloor in een on doorzichtige, wazige verte. En mis schien zou ik er nu nog gelopen heb ben want ik wist niet precies, waar ik zijn moest als ik niet achter een deur het geluid van stemmen verno men had. Ofschoon ik me daar anders nooit aan bezondig, bleef ik deze keer even staan luisteren. „Tja, wat zal ik er van zeggen," hoorde ik een zware, vermoeide stem mompelen, ,,'n kans hebben ze altijd..." Ik klopte op de deur, zö zacht, da\ het in mijn idee haast verloren ging in het bonzen van mijn hart. „Kom binnen," zei de stem, niet on vriendelijk. Ik haalde diep adem ^n opende de deur. Het was een onmetelijk hoge en gro te zaal, waar ik mij in bevond, zodat ik mij zeer klein en nietig voelde. Toen mijn ogen wat gewend waren aan het schelle licht, bespeurde ik enige tien tallen meters verder een oude man. ge bogen over een wieg. Ik kuchte beschei den, en onmiddellijk keek hij op. „Wie bent TJ?" vroeg hij str..g. „Ikeh.... kwam naar Prins Nieuweling kijken." stamelde ik. „Ach Ja," glimlachte hij nu, „U bent die journalist-, van wie de wachter mij vertelde. U behoort tot. die catego/e, die altijd overal bij wil zijn en alles wil weten. Ik ben Vader Tijd, gaat U zitten. Wat kan ik voor U doen?" „Vader," zei ik, „laat ik U allereerst van harte gelukwensen met de geboorte van deze nieuwe zoon. En hoe gaat het met Uweh.... met- .Met Moeder Aarde?" vulde Vader Tijd mü aan. „Die maakt het-, zoals trouwens iedere keer, dat ons een kind geboren werd, redelijk goed. Wel is ze vermoeid. Ze rust daar in die bedste de." Ik volgde zijn vinger en zag een bed stede, afgesloten met een tulen1 gordijn. .,Je moet niet vergeten, dat Moeder Aarde ook al een jaartje ouder is ge worden," zei Vader Tijd. ,,'t Is waar, in de Ijstijd ging de jaarlijkse geboor te met meer moeilijkheden gepaard, maar ze heeft de laatste tien jaar heel wat te verduren gehad, en vooral die atoombom zit haar nog onder de leden." Ik knikte begrijpend en vervolgde: .Ben van mijn belangrijkste vragen. Vader: wat verwacht U eigenlijk van deze zoon? Als er iémand is, die het weet, dan moet het zijn. En U kunt zich wel voorstellen.- dat ieder van onze lezers en trouwens de gehele mens heid eenvoudig brandt van nieuws gierigheid. Bovendien maar ik ver trouw, dat dit. tussen ons blijft het zou een prachtige primeur voor ons blad zijn." Tot mijn teleurstelling echter schud de de oude man glimlachend, het hoofd. Jullie journalisten toch, altijd uit op primeurs! Geloof me, het leven houdt dieper, waardevoller dingen in. Wat je verzoek betreft, het spijt me je hierin niet te kunnen helpen. Vraag me alles wat je wilt over het Verleden en het Heden, maar.... In de Toekomst kan lk niet zien, zover reikt mijn macht niet.. Misschien is dat maar goed ook-, zou ik anders geen kinderen meer ver wekken „Of juist wel," zei ik vlug. „Vader, gelooft U dan niet meer in de Mens heid? Hebt U dan niet gehoord, hoe veel goede dingen de mensen zich over al ter wereld weer voorgenomen heb ben? Waarom....?" „Mijn zoon," onderbrak hü mij rustig, „ik waardeer je optimisme en je idea lisme. Maar denk eens een ogenblik aan die duizenden zonen, die ik geboren heb zien worden en zien sterven. Aan de verwachtingen, die ik gekoesterd heb, iedere keer weer, en aan de wie schokken en teleurstelingen, die daar voor in de plaats kwamen. Ik heb ge leerd gelaten te berusten in wat er met mijn zonen gebeurt. Ik kan niet meer geloven in een betere wereld... Hepen nog wel, en ik wil bekennen, dat ik dat zal blijven doen. En wat die goede voornemens betreft, mijn zoon, hoe vaak denk je dat ik die al gehoord heb? Wat is er in de praktijk van te recht gekopien? Herinner je slechts, wat jij je verleden jaar voornam!" Beschaamd boog ik het hoofd voor zijn wijsheid. En lange tijd bleef het. stil ïn. de zaal, óp het tikken van een grote klok naPlotseling klonk een zachte stem vanuit de bedstede: „Maar Vader, pas toch op! Je zit met deuren te spelen. Het leven der stervelingen duurt toch al zo kort en van hoeveel belang kan één enkel uur niet zijn!" Ik keek snel op en zag nog net. hoe Vader Tijd met een schuldbewust ge zicht een zandloper opborg, waar hij klaarblijkelijk gedachteloos mee had zitten draaien. „Je hebt gelijk Moeder", antwoordde hij, „ofschoon de meeste van die stervelingen zelf zich dat niet eens bewust schijnen te zijn. Als ik tenminste zie. hoe onverschillig, soms zelfs rcekeloos zij met de uren om springen! Wanneer hun uren reeds ge teld zijn, betreuren zij die verloren tijd, maar dan Is het te laatEn wat is één uur in de eeuwigheid? Mijn zoon, ik dreig somber te worden door. al dat mediteren. Laten we een blik werpen óp 'Prins Nieuweling, die je wel zult willen zien." Maar nog voor ik dit gretig had kun nen beamen, waren er ineens vier feeën om ons heen. Ik nam ten minste aan, dat het feeën waren, omdat ze iets bo ven de grond zweefden. Ze hadden prachtig lange gouden lokken, waren onwezenlijk schoon, en gehuld in luch tige, witte gewaden van zijde en kant. „Je boft, mijn zoon" fluisterde Vader aanzag, „ik liep op een lange weg. En met haar sterven. We kunnen alleen maar hopen, dat ze geleidelijk hun macht gaan verliezen Zo waren wij somber in onze ge dachten verdiept, tot plotseling een hel dere frisse stem weerklonk. Het was de Liefde, die sprak. „Zeker, jullie zijn machtig" zei ze. „Maar als het er op aankomt, zijn mijn zuster en ik* geluk kig machtiger. Denkt aan de millioenen guldens, die ook in de vorm van levens middelen en kleding ten goede zijn ge komen aan ontelbaren, die het nodig hadden. Denkt aan de velen, die de le vens van anderen gered hebben, soms zelfs ten koste van zichzelf. Denkt aan de talloze bewijzen van hulpvaardigheid, bedreven door millioenen eenvoudige mensen over de gehele wereld. Zolang er nog staatslieden zijn, die het goede willen, kunstenaars, die schone dingen scheppen, zolang de sociale voorzienin gen nog verbeterd worden, huizen, sche pen en bruggen gebouwd, zolang de ker ken nog volstromen en de tempels der klassieke muziek, zolang is er nog plaats en bestaansrecht voor mijn zusters en mij! Het mag dan lang duren, maar uiteindelijk zullen onze ouders, Vrijheid en Vrede, voorgoed op aarde heersen." „Bravo, bravo", kon ik niet nalaten luid applaudisserend uit te roepen. Dit nu maakte Prins Nieuweling wak ker; hij stond ten minste ineens recht op in zijn wieg en riep: „Hallo, wie zijn jullie?" Onmiddellijk was hij het mid delpunt van het. gezelschap geworden. Alleen de Boze Vier hielden zich wat op een afstand, en gluurden boosaardig naar hem. De Liefde nam hem in haar armen en gaf hem een kus op het voor hoofd. Het kleine, aardige kereltje was nog slaapdronken. Hij wreef in zijn oogjes, gaapte nog eens. en zuchtte: „Hè wat heb ik mooi gedroomd!" „Wat droomde je dan, mijn jongèn?" vroeg Vader Tijd, die hem over zijn haar streelde. „Nou", zei Prins Nieuweling, terwijl hij ons met zijn klare kijkers beurtelings Tijd mij van terzijde toe, „deze lieftal lige meiskes zijn de feeën van de Lief dé, de Hop, de Verdraagzaamheid en het Geloof. Ze komen elk jaar op de eerste hun heilwensen voor de jongge borene uitspreken". En zich tot de feeën wendende, zei hij: „Deze jongeman is een journalist. Toch kunnen jullie vrijelijk spreken, ik weet, dat hij er geen misbruik van zal maken". Hij had het nauwelijks gezegd, toen er een stormwind door de zaal woei zodat de feeën snel hun gewaden moes ten vastgrijpen en vier gedaanten onder een schel en krijsend gelach kwa men aanzweven. Ik moet bekennen, dat ik bij het zien van deze duivelinnen zo kwamen ze mij althans voor enigszins van streek geraakte. Vader Tijd legde beschermend zijn arm om mijn schouders. „Beheers je" zei hij zacht, „anders hebben ze nog mèèr schik. Het is al erg genoeg dat ze weer gekomen zijn. Zie je die ene zwarte, met die kromme rug en spitse kin? Dat is de Haat. Die andere zwarte, die ge regeld om zich heen trapt en slaat, is de Onverdraagzaamheid. Dat grijsgrau- we creatuur met haar spottende lach is het Cynisme. En het vaalbruine, ban ge schepsel daarginds, dat steeds ach terom loert, is de Achterdocht. „Weer niet uitgenodigd, hé?" siste de Haat. „Maar we komen toch wel! Wij zijn de Grote Vier!" En de anderen sis ten het haar na: „Wij zijn de Grote Vier". „Stil", bulderde Vader Tijd opeens. „Nu is het genoeg' Hij zag er vreselijk kwaad uit en balde zijn vuisten. „Helaas kan ik jullie niet verhinderen om hier te komen, omdat jullie alweer helaas een te belangrijke, schoon fatale, rol spelen in het leven van mijn kinderen. Maar lk verbied jullie zich de ..Grote Vier" te noemen. Als cr sprake is van de „Grote Vier, dan zijn het die meisjes daar!" En hij wees op de goede feeën, die bescheiden de ogen neersloegen. „En willen jullie beslist toen een viertal zijn. dan noem ik jullie de Boze Vier, tegenover de anderen, de Goede Vier. Samen zijn jullie dan de Grote Acht!" Hij ging nu iets kalmer verder, nog steeds tot de „Boze Vier" sprekende: „Ik weet, dat het hopeloos is een be roep op jullie te doen. Ik heb het meer gedaan en jullie hebt er nog nooit ge- Volg aan gegeven. Maar Juist omdat jullie zo aan het bestaan hechten, waarschuw ik jullie: maakt het niet te bont! Moeder Aarde wordt steeds zwak ker en als zij ophoudt te bestaan, is het met jullie ook afgelopen. Bedenkt dat wel!" Als om zijn woorden kracht bij te zetten, klonk op dat ogenblik een on derdrukt gesteun uit de bedstede. Inderdaad bleken de ernstige woor den van de oude man indruk gemaakt te hebben op de Boze Vier. Maar het duurde niet lang, of de Haat zei met een schorre stem: ,,'t Zal wel loslopen! Ze heeft het al zo lang uitgehouden en haar eelt is dik! En waarom zou ik op houden. Het ging veel te fijn In 1947. Heb ik die pemoeda's in Indonesië niet goed opgezweept? En de Chinezen, Grie ken en Spanjaarden, die elkaar af slachten? Nee. ik ben tevreden, ook over mijn dochters, Hartstocht, Afgunst en Hebzucht!" „En ik dan?" krijgste de Onverdraag zaamheid. „Heb ik soms niet mijn best gedaan? Joden en Arabieren, Hindoo's en Mohammedanen tegen elkaar opge zet. staking en oproer in Frankrijk en Italië! Jammer dat er zo weinig ne gers gelyncht werden „Vergeet mij vooral niet!" siste de Achterdocht. „Ben ik er soms niet schitterend in geslaagd om Amerika en Rusland van elkaar verwijderd te hou den? Millioenen gewone mensen wor den door mij vergiftigd!" „Ach, jullie met al dat .geleuter!" spotte het Cynisme, „een paar atoom bommetjes zijn toch veel effectiever! En wat zeggen jullie wel van mijn zo nen Sarcasme en Pessimisme, hebben ze zich goed geweerd of niet?" Een doodse stilte viel na deze afgrij selijke1 opsomming, Vader Tijd had zijn vingers in zijn oren gestopt, de Goede Vier strekten afwerend de handen uit. Toen dc oude man opkeek, las ik het leed van vqje eeuwen in zijn ogen. Zeker moet hij mijn gedachten gera den hebben, want hij fluisterde me toe: „Probeer niet ze te doden, dat gaat niet. Deze Vier zijn tegen alles bestand, ze zijn zo oud als de Mensheid en zullen langs die weg was men overal hard aan het werk, er werden huizen gebouwd en fabrieken, er werd gezaaid en geoogst. Er was voor iedereen genoeg, en wat me opviel, was het samenwerken tus sen zwarte, gele, bruine en blanke men sen. Onder de arbeid werd vrolijk ge zongen, en als er een paar ruzie hadden, gingen ze naar een groot gebouw, waar men uitmaakte, wie er gelijk had. De mensen waren allemaal zo tevreden. Waarom was dat. Vader?" Vader Tijd slikte even, en scheen last te hebben van iets in zijn oog. ..Dat was. omdat er vrede heerste, jongen!" ant woordde hij. „Omdat de mensen dit waardeerden en niet bang waren voor de Toekomst." ..En overal hingen grote kleurige doe ken", ging het kereltje verder, „met woorden: Opbouw. Begrip. Vertrouwen. Vertel me eens. Vader, is dat mijn we reld? O, wat zou ik dat fijn vinden!" Verheugd klapte hij in zijn handjes en hoopvol keek hij de oude man aan Wij allen hielden de adem in, terwijl Vader Tijd eens diep zuchtte. Na lang denken zei hij ten slotte: „Het kón jouw Wereld geweest zijn, zoon, als zij er niet geweest waren en nóg zouden' zijn!" Hierbij wees hij beschuldigend op de Boze Vier. die hem niet in de ogen durf den zien. „Ozei Prins Nieuweling teleur gesteld. en zich tot de Haat wendend, vroeg hij onschuldig: ..Maar waarom doen jullie dan zo lelijk?" De Boze Vier schuifelden onrustig heen en weer, en de Onverdraagzaam heid zei, nadat ze een blik op de klok had geworpen: „Wordt het onze tijd niet?" Het Cynisme antwoordde echter spot tend: „Je moet nog een hoop leren, kleintje. Het zijn de mensen, die je leven zullen vergallen, niet' wij. Ze zijn te zwak om weerstand aan ons te kunnen bieden „Is dat zo?" vroeg het ventje aan de Liefde. Zijn lip trilde, en er viel een traan uit zijn oog. „Er is nog een kans", troostte de goede fee. Zij fluisterde even met haar zusters, waarna ze gevieren de boze feeën ach terna snelden, die zich ongemerkt uit de voeten wilden maken. „Niet zo vlug". zegenen!". zei de Liefde, en pakte een slip van het gewaad van de Haat beet. Hetzelfde deed het Geloof bij het Cynisme, de Hóóp bij de Achterdocht, en de Ver draagzaamheid bij de Onverdraagzaam heid. „Wat moeten jullie?" snauwden de Boze Vier. „We zijn al veel te lang gebleven, we moeten weg. er wacht ons werk." En toen gebeurde er iets merkwaardigs. De Goede Vier zeiden niets, ze keken de Boze Vier alleen maar in de ogen. Mi nutenlang duurde dit aankijken, en ten slotte hadden alle boze feeën hun ogen neergeslagen! „We kunnen niets belo ven". hoorde ik de Haat nors brommen, „want uiteindelijk hangt het van de mensen zélf af. Maar, we zouden ons wat op de achtergrond kunnen houden." Op dit historische ogenblik had het Cynisme niets kunnen zeggen, wat meer als een bom insloeg. „Als we eens met vacantie gingen?" stelde ze voor. „Me dunkt, dat het ons toekomt Nooit wa ren de Goede en de Boze Vier het meer eens geweest dan nu. Vrolijke uitroepen volgden, er werd hartelijk gelachen, er werden handen gedrukt. De Grote Acht maakten zelfs zulk 'n rumoer, dat ik het gordijn van Moeder Aarde's bedstede even opzij zag gaan. Ten slotte gingen de, Goede en de Boze vier elk een kant op. De eersten wuifden nog lang achterom. Vader Tijd, Prins Nieuweling en ik bleven achter. Verbeeldde ik het mij, of scheen er in derdaad een nieuw licht in de ogen van de oude man. bewoog hij zich veerkrach tiger? Hoe het ook zij. hij legde zijn hand zacht op het hoofd van het jon getje, dat vol vertrouwen naar hem op zag en zei: „En nu op weg, Prins Nieu weling, er is' een kans. En moge God je Ze woonden in een provincieplaatsje. Hij: plichtsgetrouw ambtenaar. Niet onaardig. Recht van lijf en leden. Goed gesneden gezicht een beetje uitdruk kingloos. Op gezette tijden: van huis naar kan toor, van kantoor naar huis. Een stevig maal. Eens per week naar de bioscoop, 's Zondags een wandeling in het plantsoen, een bridgepartijtje bij de buren. Zijniet onknap. Onopvallend. Een beetje bleek. Vettig haar. Scheve hak ken. Elke dag dezelfde jurk een trantje hiej, een vlekje daar. Het huis: keurig! Doch zonder sfeer. Geen liefhebberijen. Geen kinderen. Ze kenden elkaar vanaf de schoolbanken. - Niets nieuws, niets boeiends was er aan elkaar te ontdekken. Dat zochten ze ook niet. Hij waszoals hij was en zij waszoals zij was. Ze waren niet on gelukkig. maar ook niet gelukkig. Ze misten iets doch daar verdiepten ze zich niet in. Toen kwam de oorlog. En die gooide dat afgebakende leventje gans onderste boven. Hij werd opgeroepen: reserveofficier bij de Marine. Zijn schip zwierf ergens op zee. Zij wist niet waar. Het huis leek uitgestorven haar leven doelloos. Ze besloot te gaan logeren bij familie in het Zuiden des lands Haar nieuwe om geving was het tegendeel van haar oude bestaan. Ze vond er mensen, die zich met hart en ziel hadden gewijd aan de goede zaak. Jonge mannen werden ge holpen om over de grens te komen. On derduikers geherbergd en verzorgd Nieuwsberichten opgevangen en doorge geven. Haar bestaan werd een aaneen schakeling van besluiten en handelen. Vonk wekt vonk. Geestkracht wekt daadkracht. Na verloop van enkele weken werd het slome meiske herschapen in een vu rig patriotte. Met een troepje voortva rende jonge lieden ontsnapte ze aan 'svijands waakzaamheid en kwam na een reis van veel ontberingen heelhuids in Engeland aan. Ze leerde chaufferen, werd opgeleid en opgenomen in het vrouwencorps en spoedig was ze een van do onmisbare, kordate meiskes in uniform. Men mocht haar graag, ze pakte aan, waar aan te pakken viel. Ze was iemand waar je van opaan kon: betrouwbaar, hulpvaardig, vriendschappelijk. Ze had plezier in haar werk. Dat straalde uit haar ogen, haar gebaren, haar wezen. Ze besteed de zorg aan haar uiterlijk. Een*perma nent deed de blonde, haren krullen van onder de uniformpet. Ze had een frisse kleur, een heldere blik, een vaardig woord. Er blonk een lakje op haar na gels en een vleugje rood op haar lippen. Ze kreeg vrolijke vrienden, die haar om beurten het hof maakten. In haar vrije uren ging ze met hen uit. Alles in eer I en deugd. Ze amuseerde zich. Het beeld I van haar man vervaagdeZe kon 1 zich niet begrijpen hoe ze ooit tevreden was geweest met zo'n duf bestaan - zo'n suffe echtgenoot. Er was een alleraardigste vliegenier, die serieus werk van haar maakte. Ze lachte er wat om - aangetrokken en ge vleid. Ze .vertelde hem dat ze getrouwd was. „Gelukkig?" vroeg hij. „Och, wat zal ik zeggen - ja .en neen!" Hij wist genoeg. Beidde zijn tijd. Boven en onder het oppervlak der zee: patrouillerende boten. Moedige be manning. Aanvallen - Aangevallen wor den. Strijd - gevaar, ondergang of suc ces. Uitbundig onthaal na behouden thuisvaart in geallieerde havens. Mu ziek - feesten - amoureus avontuur. Een Leidse heldin DR SAAR ENGELS. Een lezer schrijft ons: De Oudejaarsavond is bij uit stek een avond van gedenken. Gedenken in de allereerste plaats van hen, die ons lief en dierbaar waren en die van. ons werden weggenomen. Onder hen nemen zij, die in de bange oorlogsjaren hun leven offerden om dat van anderen te redden, een bijzonde re plaats in, welke wij nóóit mo gen vergeten. Eén van die vele honderden stille helden en heldinnen was een Leidse vrouwelijke arts, dok ter Saar Engels, die in de Japan se bezettingstijd de leiding had van' een ziekenbarak in een der beruchte Indische kampen. Op zekere rampzalige dag beval een Japans officier dr Engels al haai' patiënten uit de bedden te commanderen en in de tropische hitte buiten te doen aantreden. Dr Engels weigerde, en geen drei gementen en scheldpartijen wa ren jn staat haar van haar standpunt, -te doen wijken. Woedend door deze tegenstand trok de „godenzoon" zijn zwaard en viel daarmede de weerloze vrouw aan. Als een moeder voor haar kin deren vocht dr Engels de onge lijke strijd; géén ander wapen dan haar handenDe uitslag was niet twijfelachtigenige dagen later droegen de kampge noten haar naar haar laatste rustplaats. Zou er één van haar oud-pa tiënten zijn, die vanavond, haar niet dankbaar en eerbiedig her dacht Charmante vrouwen en meisjes. Lichte voeten - lokkende ogen - lachende mon den - slanke lichamen. Bewonderende blikken naar gebruinde zeehelden in blauw met gouden uniform. Het ambtenaarsbestaan: een afgeslo ten tijdperk. Het stille stadje: een on werkelijke schim. Het simpele vrouwtje: een vage wrevel. Er was een pikant vriendinnetje, dat overal opdook waar hij voet aan wal zette. Een boeiend kind, waarbij hij zich nooit zou vervelen. Na de oorlogJa! na de oorlogHij zou een andere baan zoeken, interessant werk, waarbij hij tonen kon wat hij waard was. Zijn persoonlijkheid wilde hij niet meer prijs geven. En zijn vrouw?Hij vertelde zijn vriendinnetje dat hij getrouwd was. „Gelukkig?" vroeg zij. „Och! wat zal ik zeggen - Ja. en neen!" Zij begreep.Bil wilde wachten. Het werd vrede. Telegrammen, brieven, boden, door kruisten de wereld. Meldden berichten, adressen, blijde en droeve tijdingen. Er brak een dag aan, dat man en vrouw van ons verhaal elkaar zouden ontmoeten. Te Londen. In een groot res taurant. Beiden hadden voor zichzelf besloten elkander hun vroegere vergissing eerlijk te bekennen. Elkaar vrij te laten om een nieuw leven te beginnen. Op de achter grond het beeld van de toegewijde vriend en het boeiende vriendinnetje. Ze waren natuurlijk wat zenuwachtig. Zij - keek uit naar haar suffe man. Hij - naar zijn slome vrouwtje. Over de verrassing van het weerzien, schieten woorden kort. Er'werden .trouwens niet veel woor den gewisseld. Wel blikken! Eerst verbaasde, dan bewonderende, dan vurige blikken. „Is dat mijn kranige man?" ..Mijn charmante vrouwtje?" Wat gezegd zou worden, werd niet ge zegd. Wel andere dingen. Honderden woorden, uitroepen en vragen. Tedere complimentjes. „Zo heb ik je nooit gekend 1" „Ben Je heus dezelfde?" Ogen in ogen. Handen in handen. Over beider voornemen werd niet ge rept. (Later werd alles lachend afge- klonken) Er volgde een juichend verlof. Een ideale huwelijksreis ditmaal. Twee jonge mensen keerden innig ge lukkig en zielsverbonden naar het be vrijde Vaderland terug. Het eindigde als een sprookje. .X)at ze lang en gelukkig mogen leven!" Elisabeth van Maasdijk. OUDJAAR Elisabeth ean Maasbijh.' .^lillllllllllllllllllllllllIHlilllllllllllllllllllllllllllllililllillllllilllillilllllllilllllliliiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiin; IEP getroffen waren wij door een sleuteltje, dat wy in ons blad van gis teren aantroffen en waarin een zaken geest, zich vertrouwelijk aankondigend als onze volle neef. rotjes, zwermers, zevenklappers (extra harde), Japanse knallers, gouden regen, zilverregen, vuur pijlen, gillende keukenmeiden, atoom bommen (Amerikaanse), alles kurk droog. aanbood. Slechts éénmaal tevoren hadden wij in onze carrière met gillende keuken meiden te doen gehad, wij brachten U, vergissen wij ons niet, te dezer zake indertijd een kort communiqué. De gil lende keukenmeiden van onze volle neef danken haar naam echter niet aan haar staat van dienst achter het fornuis, want ze zijn waarschijnlijk nimmer in een keuken geweest en hebben nooit ge gild bovendien. De meisjes gaan ech ter gillen, straks, als twaalf dondersla gen uit Uw pendule het Nieuwe aan kondigen en daarom zijn wij onmid dellijk naar de gebouwencomplexen van onze volle neef (in de Dief steeg, zij straat van de Breestraat) gestapt om de meiden te kopen. Neef's secretaresse verzocht mij een ogenblik in de wacht kamer plaats te nemen, hetgeen ons verdroot, daar wij de meiden zo snel mogelijk wilden bezitten. Als wij een maal ergens onze zinnen op gezet heb ben ontvliedt ons de rust, die ons ge meenlijk zo eigen is. Toen neef einde lijk verscheen, een brede marmeren trap afdaalde en met uitgestoken han den op ons toesnelde merkten wij aan zijn meewarige oogopslag, dat er iets mis moest zijn. „Ik veronderstel, dat gij voor keukenmeiden komt vriend", zo sprak hij en wij voelden ons klein wor den, „ik moet U teleurstellen, ze zijn weg, allemaal". Het feit, dat een vuur werkfabrikant ons kan aanzien, dat wij voor melden komen, sloeg ons terneer, doch de mededeling, dat ze weg wa ren. kwelde ons onmetelijk. Wij sta melden, dat wij straks zo graag zouden willen knallen en vroegen angstig, of er dan helemaél niets meer was, een paar kleine atoombommetjes (Ameri kaanse) misschien. Goede man, zo juist was hier een forsgebouwde dame, die me totaal leeggekocht heeft, haa?; Vele mensen worden op de Oudjaars- avond stil. Er is ook wel reden voor, want ook al is de kalender-indeling een willekeurig ding, er wordt dan toch maar weer een periode van een jaar af gesloten en dan welk een jaar! Op al lerlei manieren zal het ons weer voor ogen gesteld worden, wat dit jaar na tionaal, internationaal, economisch en sociaal te betekenen heeft gehad. Maar behalve dat alles is er nog iets, dat ons op Oudjaar stil maakt. Wij moeten met onszelf alleen zijn. Dat laatste valt niet mee en toch moet het, want wij willen het. Wij die in de luidruchtigheid en in het druk-bezet- zijn van iedere dag worden voortgedre ven en die dachten dat daarin ons heil en doel gelegen was, althans toch voor het grootste en belangrijkste deel; wij die door de macht van de tijd zijn op genomen als spoelen die willoos en voor onszelf vaak doelloos, de draden door de schering voeren; wij moeten van avond. al was het maar voor enkele ogenblikken, stil zijn als stonden wij die enkele ogenblikken buiten het be reik van de tijd en aan de kusten der eeuwigheid. Wonderlijk, die Oudjaarsavond! Want heel nuchter en zakelijk is het natuur lijk dwaasheid iets te gaan zoeken tus sen 31 December en 1 Januari, tussen 1947 en 1948. Het sluit heus wel aan; het gaat werkelijk wel door. Doch, nuch tere en zakelijke mensen als wij zijn, wij hebben er toch last mee. Niet om- naam was Anne Pauker en ze beweer de, in' Roemenië iets te willen laten springen. Ik kende haar niet, doch haar geld was goed, gezuiverde roebels, naar zij zeide. Ik kan U nog wel een enkel pakket vuurwerkcomplet leverei, een gulden, alles kurkdroog, voelt U daar iets voor?" De vrédg alleen al was bespottelijk. Natuujlijk kwam de transactie tot stand Ons pakket is nog steeds gesloten, dat komt pas straks, om twaalf uur. Mocht U iets vernemen op straat.... Wij stel len ons voor, U binnen enkele dagen een betrouwbare reportage te brengen van wat vanavond gebeuren gaat. In tussen een goed uiteinde! JOCHEM. dat wij iets in die overgang zoeken,, maar omdat iets ons zoekt. Wat is dat? Is het de vergankelijkheid die ons zoekt? Of de tijd in een zeer speciaal maske radepak? Of is het iemand? Als wij iets zouden willen zoeken op deze avond, o dan vinden wij natuurlijk genoeg!: de restanten van een heel ka lenderjaar: de schillen, de verbrande lucifers, de as, de hele af te wassen vaat van een min of meer overvloedige, aan trekkelijke maaltijd; de belevenissenen herinneringen; de rekening van winst en verliesposten; en dan bestaat do kans dat wij bij en onder dit alles heel sentimenteel gaan worden, omdat wij zo voelen: niets bestendigs hier beneen!: dit jaar niet, alles wat van ons was niet, alles wat om ons heen was niet, wijzelf niet4 En daarmee krijgen wij als saldo een bestendigs hier beneen!: dit jaar niet, alles wat van ons was niet, wijzelf niet. En daarmee krijgen wij als saldo een zeer negatieve avond, met het „uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen" tot sentimenteel besluit. Doch het stil-zijn op deze avond kan ook tot iets anders dienen van meer positieve strekking en inhoud: dat er iemand is die ons vindt en met ons het gesprek voert van tijd en eeuwigheid: bij en onder alles, wat wijkt en wan kelt. heengaat en vervliegt, is er iets" blijvends, is er het houvast en de toe vlucht. dé zekerheid in de tijd en noch tans onvatbaar voor de tijd in zijn pro ces van slijtage en uiteindelijke oplos sing en ontbinding. God wil ons allen in onze ogenblikken van stilte op deze avond vinden en in Jezus Christus aan spreken: want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goeder tierenheid zal van u niet wijken en het verbond mijns vredes zal niet vanke len, zegt de Heer uw Ontfermer. Hoe wij ook zijn, wat wij ook in 1947 er van gemaakt hebben, en op deze avond voelen wij heel sterk wat-ei bij ons aan mankeertI wij mogen ':"t jaar besluiten met te luisteren naar *t woord van blilvende en onuitsnrp«™,';'-e vertroosting: Zo ver het Oosten Is n het Westen, zo ver doet- God or»'r> ov—- tredingen van ons! En: zo dan!. Indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel: het oude is voorbijgegaan, zie, het ls alles nieuw geworden! W. H. K.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1947 | | pagina 9