„Prins Nieuweling en de Grote Acht"
Het nieuwe begin
Gcmaskerbe Ruiters
Een merkwaardige Oudejaarsdroom
Er is een kans voor 194S!
Dc jaren zijn ruiters
Ly col IÏKba \qg£
Een woord van Bezinning
't Is feest vanavond!
Dr
86ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD Woensdag 31 December 194V
Derde Blad No. 26274
iiiiiiiiminiummmminimummi
Onze journalist In gesprek met Vader Tijd, in gezelschap van het borellngske
1943, „Prins Nieuweling" »n do ..Goede" en de ..Boze" Vier.
Beschroomd liep ik door de grote,
hoge hall, die zich verloor in een on
doorzichtige, wazige verte. En mis
schien zou ik er nu nog gelopen heb
ben want ik wist niet precies, waar
ik zijn moest als ik niet achter een
deur het geluid van stemmen verno
men had. Ofschoon ik me daar anders
nooit aan bezondig, bleef ik deze keer
even staan luisteren.
„Tja, wat zal ik er van zeggen,"
hoorde ik een zware, vermoeide stem
mompelen, ,,'n kans hebben ze altijd..."
Ik klopte op de deur, zö zacht, da\
het in mijn idee haast verloren ging in
het bonzen van mijn hart.
„Kom binnen," zei de stem, niet on
vriendelijk. Ik haalde diep adem ^n
opende de deur.
Het was een onmetelijk hoge en gro
te zaal, waar ik mij in bevond, zodat
ik mij zeer klein en nietig voelde. Toen
mijn ogen wat gewend waren aan het
schelle licht, bespeurde ik enige tien
tallen meters verder een oude man. ge
bogen over een wieg. Ik kuchte beschei
den, en onmiddellijk keek hij op. „Wie
bent TJ?" vroeg hij str..g.
„Ikeh.... kwam naar Prins
Nieuweling kijken." stamelde ik.
„Ach Ja," glimlachte hij nu, „U bent
die journalist-, van wie de wachter mij
vertelde. U behoort tot. die catego/e,
die altijd overal bij wil zijn en alles
wil weten. Ik ben Vader Tijd, gaat U
zitten. Wat kan ik voor U doen?"
„Vader," zei ik, „laat ik U allereerst
van harte gelukwensen met de geboorte
van deze nieuwe zoon. En hoe gaat het
met Uweh.... met-
.Met Moeder Aarde?" vulde Vader
Tijd mü aan. „Die maakt het-, zoals
trouwens iedere keer, dat ons een kind
geboren werd, redelijk goed. Wel is ze
vermoeid. Ze rust daar in die bedste
de."
Ik volgde zijn vinger en zag een bed
stede, afgesloten met een tulen1 gordijn.
.,Je moet niet vergeten, dat Moeder
Aarde ook al een jaartje ouder is ge
worden," zei Vader Tijd. ,,'t Is waar,
in de Ijstijd ging de jaarlijkse geboor
te met meer moeilijkheden gepaard,
maar ze heeft de laatste tien jaar heel
wat te verduren gehad, en vooral die
atoombom zit haar nog onder de leden."
Ik knikte begrijpend en vervolgde:
.Ben van mijn belangrijkste vragen.
Vader: wat verwacht U eigenlijk van
deze zoon? Als er iémand is, die het
weet, dan moet het zijn. En U kunt
zich wel voorstellen.- dat ieder van onze
lezers en trouwens de gehele mens
heid eenvoudig brandt van nieuws
gierigheid. Bovendien maar ik ver
trouw, dat dit. tussen ons blijft het
zou een prachtige primeur voor ons
blad zijn."
Tot mijn teleurstelling echter schud
de de oude man glimlachend, het hoofd.
Jullie journalisten toch, altijd uit op
primeurs! Geloof me, het leven houdt
dieper, waardevoller dingen in. Wat je
verzoek betreft, het spijt me je hierin
niet te kunnen helpen. Vraag me alles
wat je wilt over het Verleden en het
Heden, maar.... In de Toekomst kan
lk niet zien, zover reikt mijn macht
niet.. Misschien is dat maar goed ook-,
zou ik anders geen kinderen meer ver
wekken
„Of juist wel," zei ik vlug. „Vader,
gelooft U dan niet meer in de Mens
heid? Hebt U dan niet gehoord, hoe
veel goede dingen de mensen zich over
al ter wereld weer voorgenomen heb
ben? Waarom....?"
„Mijn zoon," onderbrak hü mij rustig,
„ik waardeer je optimisme en je idea
lisme. Maar denk eens een ogenblik aan
die duizenden zonen, die ik geboren
heb zien worden en zien sterven. Aan
de verwachtingen, die ik gekoesterd
heb, iedere keer weer, en aan de wie
schokken en teleurstelingen, die daar
voor in de plaats kwamen. Ik heb ge
leerd gelaten te berusten in wat er met
mijn zonen gebeurt. Ik kan niet meer
geloven in een betere wereld... Hepen
nog wel, en ik wil bekennen, dat ik
dat zal blijven doen. En wat die goede
voornemens betreft, mijn zoon, hoe
vaak denk je dat ik die al gehoord
heb? Wat is er in de praktijk van te
recht gekopien? Herinner je slechts,
wat jij je verleden jaar voornam!"
Beschaamd boog ik het hoofd voor
zijn wijsheid. En lange tijd bleef het.
stil ïn. de zaal, óp het tikken van een
grote klok naPlotseling klonk een
zachte stem vanuit de bedstede: „Maar
Vader, pas toch op! Je zit met deuren
te spelen. Het leven der stervelingen
duurt toch al zo kort en van hoeveel
belang kan één enkel uur niet zijn!"
Ik keek snel op en zag nog net. hoe
Vader Tijd met een schuldbewust ge
zicht een zandloper opborg, waar hij
klaarblijkelijk gedachteloos mee had
zitten draaien. „Je hebt gelijk Moeder",
antwoordde hij, „ofschoon de meeste
van die stervelingen zelf zich dat niet
eens bewust schijnen te zijn. Als ik
tenminste zie. hoe onverschillig, soms
zelfs rcekeloos zij met de uren om
springen! Wanneer hun uren reeds ge
teld zijn, betreuren zij die verloren tijd,
maar dan Is het te laatEn wat is
één uur in de eeuwigheid? Mijn zoon,
ik dreig somber te worden door. al dat
mediteren. Laten we een blik werpen
óp 'Prins Nieuweling, die je wel zult
willen zien."
Maar nog voor ik dit gretig had kun
nen beamen, waren er ineens vier feeën
om ons heen. Ik nam ten minste aan,
dat het feeën waren, omdat ze iets bo
ven de grond zweefden. Ze hadden
prachtig lange gouden lokken, waren
onwezenlijk schoon, en gehuld in luch
tige, witte gewaden van zijde en kant.
„Je boft, mijn zoon" fluisterde Vader aanzag, „ik liep op een lange weg. En
met haar sterven. We kunnen alleen
maar hopen, dat ze geleidelijk hun
macht gaan verliezen
Zo waren wij somber in onze ge
dachten verdiept, tot plotseling een hel
dere frisse stem weerklonk. Het was de
Liefde, die sprak. „Zeker, jullie zijn
machtig" zei ze. „Maar als het er op
aankomt, zijn mijn zuster en ik* geluk
kig machtiger. Denkt aan de millioenen
guldens, die ook in de vorm van levens
middelen en kleding ten goede zijn ge
komen aan ontelbaren, die het nodig
hadden. Denkt aan de velen, die de le
vens van anderen gered hebben, soms
zelfs ten koste van zichzelf. Denkt aan
de talloze bewijzen van hulpvaardigheid,
bedreven door millioenen eenvoudige
mensen over de gehele wereld. Zolang
er nog staatslieden zijn, die het goede
willen, kunstenaars, die schone dingen
scheppen, zolang de sociale voorzienin
gen nog verbeterd worden, huizen, sche
pen en bruggen gebouwd, zolang de ker
ken nog volstromen en de tempels der
klassieke muziek, zolang is er nog plaats
en bestaansrecht voor mijn zusters en
mij! Het mag dan lang duren, maar
uiteindelijk zullen onze ouders, Vrijheid
en Vrede, voorgoed op aarde heersen."
„Bravo, bravo", kon ik niet nalaten
luid applaudisserend uit te roepen.
Dit nu maakte Prins Nieuweling wak
ker; hij stond ten minste ineens recht
op in zijn wieg en riep: „Hallo, wie zijn
jullie?" Onmiddellijk was hij het mid
delpunt van het. gezelschap geworden.
Alleen de Boze Vier hielden zich wat op
een afstand, en gluurden boosaardig
naar hem. De Liefde nam hem in haar
armen en gaf hem een kus op het voor
hoofd.
Het kleine, aardige kereltje was nog
slaapdronken. Hij wreef in zijn oogjes,
gaapte nog eens. en zuchtte: „Hè wat
heb ik mooi gedroomd!"
„Wat droomde je dan, mijn jongèn?"
vroeg Vader Tijd, die hem over zijn haar
streelde.
„Nou", zei Prins Nieuweling, terwijl hij
ons met zijn klare kijkers beurtelings
Tijd mij van terzijde toe, „deze lieftal
lige meiskes zijn de feeën van de Lief
dé, de Hop, de Verdraagzaamheid en
het Geloof. Ze komen elk jaar op de
eerste hun heilwensen voor de jongge
borene uitspreken".
En zich tot de feeën wendende, zei
hij: „Deze jongeman is een journalist.
Toch kunnen jullie vrijelijk spreken, ik
weet, dat hij er geen misbruik van zal
maken".
Hij had het nauwelijks gezegd, toen
er een stormwind door de zaal woei
zodat de feeën snel hun gewaden moes
ten vastgrijpen en vier gedaanten
onder een schel en krijsend gelach kwa
men aanzweven. Ik moet bekennen, dat
ik bij het zien van deze duivelinnen
zo kwamen ze mij althans voor
enigszins van streek geraakte. Vader
Tijd legde beschermend zijn arm om
mijn schouders. „Beheers je" zei hij
zacht, „anders hebben ze nog mèèr
schik. Het is al erg genoeg dat ze weer
gekomen zijn. Zie je die ene zwarte,
met die kromme rug en spitse kin? Dat
is de Haat. Die andere zwarte, die ge
regeld om zich heen trapt en slaat, is
de Onverdraagzaamheid. Dat grijsgrau-
we creatuur met haar spottende lach
is het Cynisme. En het vaalbruine, ban
ge schepsel daarginds, dat steeds ach
terom loert, is de Achterdocht.
„Weer niet uitgenodigd, hé?" siste de
Haat. „Maar we komen toch wel! Wij
zijn de Grote Vier!" En de anderen sis
ten het haar na: „Wij zijn de Grote
Vier".
„Stil", bulderde Vader Tijd opeens.
„Nu is het genoeg'
Hij zag er vreselijk kwaad uit en
balde zijn vuisten. „Helaas kan ik jullie
niet verhinderen om hier te komen,
omdat jullie alweer helaas een te
belangrijke, schoon fatale, rol spelen in
het leven van mijn kinderen. Maar lk
verbied jullie zich de ..Grote Vier" te
noemen. Als cr sprake is van de „Grote
Vier, dan zijn het die meisjes daar!"
En hij wees op de goede feeën, die
bescheiden de ogen neersloegen. „En
willen jullie beslist toen een viertal
zijn. dan noem ik jullie de Boze Vier,
tegenover de anderen, de Goede Vier.
Samen zijn jullie dan de Grote Acht!"
Hij ging nu iets kalmer verder, nog
steeds tot de „Boze Vier" sprekende:
„Ik weet, dat het hopeloos is een be
roep op jullie te doen. Ik heb het meer
gedaan en jullie hebt er nog nooit ge-
Volg aan gegeven. Maar Juist omdat
jullie zo aan het bestaan hechten,
waarschuw ik jullie: maakt het niet te
bont! Moeder Aarde wordt steeds zwak
ker en als zij ophoudt te bestaan, is het
met jullie ook afgelopen. Bedenkt dat
wel!" Als om zijn woorden kracht bij te
zetten, klonk op dat ogenblik een on
derdrukt gesteun uit de bedstede.
Inderdaad bleken de ernstige woor
den van de oude man indruk gemaakt
te hebben op de Boze Vier. Maar het
duurde niet lang, of de Haat zei met
een schorre stem: ,,'t Zal wel loslopen!
Ze heeft het al zo lang uitgehouden en
haar eelt is dik! En waarom zou ik op
houden. Het ging veel te fijn In 1947.
Heb ik die pemoeda's in Indonesië niet
goed opgezweept? En de Chinezen, Grie
ken en Spanjaarden, die elkaar af
slachten? Nee. ik ben tevreden, ook
over mijn dochters, Hartstocht, Afgunst
en Hebzucht!"
„En ik dan?" krijgste de Onverdraag
zaamheid. „Heb ik soms niet mijn best
gedaan? Joden en Arabieren, Hindoo's
en Mohammedanen tegen elkaar opge
zet. staking en oproer in Frankrijk en
Italië! Jammer dat er zo weinig ne
gers gelyncht werden
„Vergeet mij vooral niet!" siste de
Achterdocht. „Ben ik er soms niet
schitterend in geslaagd om Amerika en
Rusland van elkaar verwijderd te hou
den? Millioenen gewone mensen wor
den door mij vergiftigd!"
„Ach, jullie met al dat .geleuter!"
spotte het Cynisme, „een paar atoom
bommetjes zijn toch veel effectiever!
En wat zeggen jullie wel van mijn zo
nen Sarcasme en Pessimisme, hebben
ze zich goed geweerd of niet?"
Een doodse stilte viel na deze afgrij
selijke1 opsomming, Vader Tijd had zijn
vingers in zijn oren gestopt, de Goede
Vier strekten afwerend de handen uit.
Toen dc oude man opkeek, las ik het
leed van vqje eeuwen in zijn ogen.
Zeker moet hij mijn gedachten gera
den hebben, want hij fluisterde me toe:
„Probeer niet ze te doden, dat gaat niet.
Deze Vier zijn tegen alles bestand, ze
zijn zo oud als de Mensheid en zullen
langs die weg was men overal hard aan
het werk, er werden huizen gebouwd en
fabrieken, er werd gezaaid en geoogst.
Er was voor iedereen genoeg, en wat
me opviel, was het samenwerken tus
sen zwarte, gele, bruine en blanke men
sen. Onder de arbeid werd vrolijk ge
zongen, en als er een paar ruzie hadden,
gingen ze naar een groot gebouw, waar
men uitmaakte, wie er gelijk had. De
mensen waren allemaal zo tevreden.
Waarom was dat. Vader?"
Vader Tijd slikte even, en scheen last
te hebben van iets in zijn oog. ..Dat was.
omdat er vrede heerste, jongen!" ant
woordde hij. „Omdat de mensen dit
waardeerden en niet bang waren voor
de Toekomst."
..En overal hingen grote kleurige doe
ken", ging het kereltje verder, „met
woorden: Opbouw. Begrip. Vertrouwen.
Vertel me eens. Vader, is dat mijn we
reld? O, wat zou ik dat fijn vinden!"
Verheugd klapte hij in zijn handjes
en hoopvol keek hij de oude man aan
Wij allen hielden de adem in, terwijl
Vader Tijd eens diep zuchtte. Na lang
denken zei hij ten slotte: „Het kón jouw
Wereld geweest zijn, zoon, als zij er niet
geweest waren en nóg zouden' zijn!"
Hierbij wees hij beschuldigend op de
Boze Vier. die hem niet in de ogen durf
den zien.
„Ozei Prins Nieuweling teleur
gesteld. en zich tot de Haat wendend,
vroeg hij onschuldig: ..Maar waarom
doen jullie dan zo lelijk?"
De Boze Vier schuifelden onrustig
heen en weer, en de Onverdraagzaam
heid zei, nadat ze een blik op de klok
had geworpen: „Wordt het onze tijd
niet?"
Het Cynisme antwoordde echter spot
tend: „Je moet nog een hoop leren,
kleintje. Het zijn de mensen, die je leven
zullen vergallen, niet' wij. Ze zijn te
zwak om weerstand aan ons te kunnen
bieden
„Is dat zo?" vroeg het ventje aan de
Liefde. Zijn lip trilde, en er viel een
traan uit zijn oog.
„Er is nog een kans", troostte de goede
fee. Zij fluisterde even met haar zusters,
waarna ze gevieren de boze feeën ach
terna snelden, die zich ongemerkt uit
de voeten wilden maken. „Niet zo vlug". zegenen!".
zei de Liefde, en pakte een slip van het
gewaad van de Haat beet. Hetzelfde
deed het Geloof bij het Cynisme, de
Hóóp bij de Achterdocht, en de Ver
draagzaamheid bij de Onverdraagzaam
heid. „Wat moeten jullie?" snauwden
de Boze Vier. „We zijn al veel te lang
gebleven, we moeten weg. er wacht ons
werk."
En toen gebeurde er iets merkwaardigs.
De Goede Vier zeiden niets, ze keken de
Boze Vier alleen maar in de ogen. Mi
nutenlang duurde dit aankijken, en ten
slotte hadden alle boze feeën hun ogen
neergeslagen! „We kunnen niets belo
ven". hoorde ik de Haat nors brommen,
„want uiteindelijk hangt het van de
mensen zélf af. Maar, we zouden ons wat
op de achtergrond kunnen houden."
Op dit historische ogenblik had het
Cynisme niets kunnen zeggen, wat meer
als een bom insloeg. „Als we eens met
vacantie gingen?" stelde ze voor. „Me
dunkt, dat het ons toekomt Nooit wa
ren de Goede en de Boze Vier het meer
eens geweest dan nu. Vrolijke uitroepen
volgden, er werd hartelijk gelachen, er
werden handen gedrukt. De Grote Acht
maakten zelfs zulk 'n rumoer, dat ik het
gordijn van Moeder Aarde's bedstede
even opzij zag gaan.
Ten slotte gingen de, Goede en de
Boze vier elk een kant op. De eersten
wuifden nog lang achterom. Vader Tijd,
Prins Nieuweling en ik bleven achter.
Verbeeldde ik het mij, of scheen er in
derdaad een nieuw licht in de ogen van
de oude man. bewoog hij zich veerkrach
tiger? Hoe het ook zij. hij legde zijn
hand zacht op het hoofd van het jon
getje, dat vol vertrouwen naar hem op
zag en zei: „En nu op weg, Prins Nieu
weling, er is' een kans. En moge God je
Ze woonden in een provincieplaatsje.
Hij: plichtsgetrouw ambtenaar. Niet
onaardig. Recht van lijf en leden. Goed
gesneden gezicht een beetje uitdruk
kingloos.
Op gezette tijden: van huis naar kan
toor, van kantoor naar huis.
Een stevig maal. Eens per week naar
de bioscoop, 's Zondags een wandeling
in het plantsoen, een bridgepartijtje bij
de buren.
Zijniet onknap. Onopvallend. Een
beetje bleek. Vettig haar. Scheve hak
ken. Elke dag dezelfde jurk een
trantje hiej, een vlekje daar.
Het huis: keurig! Doch zonder sfeer.
Geen liefhebberijen. Geen kinderen. Ze
kenden elkaar vanaf de schoolbanken. -
Niets nieuws, niets boeiends was er aan
elkaar te ontdekken. Dat zochten ze ook
niet. Hij waszoals hij was en zij
waszoals zij was. Ze waren niet on
gelukkig. maar ook niet gelukkig. Ze
misten iets doch daar verdiepten ze
zich niet in.
Toen kwam de oorlog. En die gooide
dat afgebakende leventje gans onderste
boven.
Hij werd opgeroepen: reserveofficier
bij de Marine. Zijn schip zwierf ergens
op zee. Zij wist niet waar. Het huis leek
uitgestorven haar leven doelloos. Ze
besloot te gaan logeren bij familie in
het Zuiden des lands Haar nieuwe om
geving was het tegendeel van haar oude
bestaan. Ze vond er mensen, die zich
met hart en ziel hadden gewijd aan de
goede zaak. Jonge mannen werden ge
holpen om over de grens te komen. On
derduikers geherbergd en verzorgd
Nieuwsberichten opgevangen en doorge
geven. Haar bestaan werd een aaneen
schakeling van besluiten en handelen.
Vonk wekt vonk. Geestkracht wekt
daadkracht.
Na verloop van enkele weken werd
het slome meiske herschapen in een vu
rig patriotte. Met een troepje voortva
rende jonge lieden ontsnapte ze aan
'svijands waakzaamheid en kwam na
een reis van veel ontberingen heelhuids
in Engeland aan.
Ze leerde chaufferen, werd opgeleid
en opgenomen in het vrouwencorps en
spoedig was ze een van do onmisbare,
kordate meiskes in uniform. Men mocht
haar graag, ze pakte aan, waar aan te
pakken viel. Ze was iemand waar je van
opaan kon: betrouwbaar, hulpvaardig,
vriendschappelijk. Ze had plezier in
haar werk. Dat straalde uit haar ogen,
haar gebaren, haar wezen. Ze besteed
de zorg aan haar uiterlijk. Een*perma
nent deed de blonde, haren krullen van
onder de uniformpet. Ze had een frisse
kleur, een heldere blik, een vaardig
woord. Er blonk een lakje op haar na
gels en een vleugje rood op haar lippen.
Ze kreeg vrolijke vrienden, die haar om
beurten het hof maakten. In haar vrije
uren ging ze met hen uit. Alles in eer
I en deugd. Ze amuseerde zich. Het beeld
I van haar man vervaagdeZe kon
1 zich niet begrijpen hoe ze ooit tevreden
was geweest met zo'n duf bestaan - zo'n
suffe echtgenoot.
Er was een alleraardigste vliegenier,
die serieus werk van haar maakte. Ze
lachte er wat om - aangetrokken en ge
vleid. Ze .vertelde hem dat ze getrouwd
was. „Gelukkig?" vroeg hij. „Och, wat
zal ik zeggen - ja .en neen!" Hij wist
genoeg. Beidde zijn tijd.
Boven en onder het oppervlak der
zee: patrouillerende boten. Moedige be
manning. Aanvallen - Aangevallen wor
den. Strijd - gevaar, ondergang of suc
ces. Uitbundig onthaal na behouden
thuisvaart in geallieerde havens. Mu
ziek - feesten - amoureus avontuur.
Een Leidse heldin
DR SAAR ENGELS.
Een lezer schrijft ons:
De Oudejaarsavond is bij uit
stek een avond van gedenken.
Gedenken in de allereerste plaats
van hen, die ons lief en dierbaar
waren en die van. ons werden
weggenomen. Onder hen nemen
zij, die in de bange oorlogsjaren
hun leven offerden om dat van
anderen te redden, een bijzonde
re plaats in, welke wij nóóit mo
gen vergeten.
Eén van die vele honderden
stille helden en heldinnen was
een Leidse vrouwelijke arts, dok
ter Saar Engels, die in de Japan
se bezettingstijd de leiding had
van' een ziekenbarak in een der
beruchte Indische kampen.
Op zekere rampzalige dag beval
een Japans officier dr Engels al
haai' patiënten uit de bedden te
commanderen en in de tropische
hitte buiten te doen aantreden.
Dr Engels weigerde, en geen drei
gementen en scheldpartijen wa
ren jn staat haar van haar
standpunt, -te doen wijken.
Woedend door deze tegenstand
trok de „godenzoon" zijn zwaard
en viel daarmede de weerloze
vrouw aan.
Als een moeder voor haar kin
deren vocht dr Engels de onge
lijke strijd; géén ander wapen
dan haar handenDe uitslag
was niet twijfelachtigenige
dagen later droegen de kampge
noten haar naar haar laatste
rustplaats.
Zou er één van haar oud-pa
tiënten zijn, die vanavond, haar
niet dankbaar en eerbiedig her
dacht
Charmante vrouwen en meisjes. Lichte
voeten - lokkende ogen - lachende mon
den - slanke lichamen. Bewonderende
blikken naar gebruinde zeehelden in
blauw met gouden uniform.
Het ambtenaarsbestaan: een afgeslo
ten tijdperk. Het stille stadje: een on
werkelijke schim. Het simpele vrouwtje:
een vage wrevel.
Er was een pikant vriendinnetje, dat
overal opdook waar hij voet aan wal
zette. Een boeiend kind, waarbij hij zich
nooit zou vervelen. Na de oorlogJa!
na de oorlogHij zou een andere
baan zoeken, interessant werk, waarbij
hij tonen kon wat hij waard was. Zijn
persoonlijkheid wilde hij niet meer prijs
geven. En zijn vrouw?Hij vertelde
zijn vriendinnetje dat hij getrouwd was.
„Gelukkig?" vroeg zij.
„Och! wat zal ik zeggen - Ja. en
neen!" Zij begreep.Bil wilde wachten.
Het werd vrede.
Telegrammen, brieven, boden, door
kruisten de wereld.
Meldden berichten, adressen, blijde en
droeve tijdingen.
Er brak een dag aan, dat man en
vrouw van ons verhaal elkaar zouden
ontmoeten. Te Londen. In een groot res
taurant.
Beiden hadden voor zichzelf besloten
elkander hun vroegere vergissing eerlijk
te bekennen. Elkaar vrij te laten om een
nieuw leven te beginnen. Op de achter
grond het beeld van de toegewijde vriend
en het boeiende vriendinnetje.
Ze waren natuurlijk wat zenuwachtig.
Zij - keek uit naar haar suffe man.
Hij - naar zijn slome vrouwtje.
Over de verrassing van het weerzien,
schieten woorden kort.
Er'werden .trouwens niet veel woor
den gewisseld. Wel blikken!
Eerst verbaasde, dan bewonderende,
dan vurige blikken.
„Is dat mijn kranige man?"
..Mijn charmante vrouwtje?"
Wat gezegd zou worden, werd niet ge
zegd. Wel andere dingen. Honderden
woorden, uitroepen en vragen. Tedere
complimentjes.
„Zo heb ik je nooit gekend 1"
„Ben Je heus dezelfde?"
Ogen in ogen. Handen in handen.
Over beider voornemen werd niet ge
rept. (Later werd alles lachend afge-
klonken)
Er volgde een juichend verlof.
Een ideale huwelijksreis ditmaal.
Twee jonge mensen keerden innig ge
lukkig en zielsverbonden naar het be
vrijde Vaderland terug.
Het eindigde als een sprookje.
.X)at ze lang en gelukkig mogen
leven!"
Elisabeth van Maasdijk.
OUDJAAR
Elisabeth ean Maasbijh.'
.^lillllllllllllllllllllllllIHlilllllllllllllllllllllllllllllililllillllllilllillilllllllilllllliliiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiin;
IEP getroffen waren wij door een
sleuteltje, dat wy in ons blad van gis
teren aantroffen en waarin een zaken
geest, zich vertrouwelijk aankondigend
als onze volle neef. rotjes, zwermers,
zevenklappers (extra harde), Japanse
knallers, gouden regen, zilverregen, vuur
pijlen, gillende keukenmeiden, atoom
bommen (Amerikaanse), alles kurk
droog. aanbood.
Slechts éénmaal tevoren hadden wij
in onze carrière met gillende keuken
meiden te doen gehad, wij brachten U,
vergissen wij ons niet, te dezer zake
indertijd een kort communiqué. De gil
lende keukenmeiden van onze volle neef
danken haar naam echter niet aan haar
staat van dienst achter het fornuis,
want ze zijn waarschijnlijk nimmer in
een keuken geweest en hebben nooit ge
gild bovendien. De meisjes gaan ech
ter gillen, straks, als twaalf dondersla
gen uit Uw pendule het Nieuwe aan
kondigen en daarom zijn wij onmid
dellijk naar de gebouwencomplexen van
onze volle neef (in de Dief steeg, zij
straat van de Breestraat) gestapt om
de meiden te kopen. Neef's secretaresse
verzocht mij een ogenblik in de wacht
kamer plaats te nemen, hetgeen ons
verdroot, daar wij de meiden zo snel
mogelijk wilden bezitten. Als wij een
maal ergens onze zinnen op gezet heb
ben ontvliedt ons de rust, die ons ge
meenlijk zo eigen is. Toen neef einde
lijk verscheen, een brede marmeren
trap afdaalde en met uitgestoken han
den op ons toesnelde merkten wij aan
zijn meewarige oogopslag, dat er iets
mis moest zijn. „Ik veronderstel, dat gij
voor keukenmeiden komt vriend", zo
sprak hij en wij voelden ons klein wor
den, „ik moet U teleurstellen, ze zijn
weg, allemaal". Het feit, dat een vuur
werkfabrikant ons kan aanzien, dat wij
voor melden komen, sloeg ons terneer,
doch de mededeling, dat ze weg wa
ren. kwelde ons onmetelijk. Wij sta
melden, dat wij straks zo graag zouden
willen knallen en vroegen angstig, of
er dan helemaél niets meer was, een
paar kleine atoombommetjes (Ameri
kaanse) misschien. Goede man, zo
juist was hier een forsgebouwde dame,
die me totaal leeggekocht heeft, haa?;
Vele mensen worden op de Oudjaars-
avond stil. Er is ook wel reden voor,
want ook al is de kalender-indeling een
willekeurig ding, er wordt dan toch
maar weer een periode van een jaar af
gesloten en dan welk een jaar! Op al
lerlei manieren zal het ons weer voor
ogen gesteld worden, wat dit jaar na
tionaal, internationaal, economisch en
sociaal te betekenen heeft gehad. Maar
behalve dat alles is er nog iets, dat ons
op Oudjaar stil maakt. Wij moeten met
onszelf alleen zijn.
Dat laatste valt niet mee en toch moet
het, want wij willen het. Wij die in de
luidruchtigheid en in het druk-bezet-
zijn van iedere dag worden voortgedre
ven en die dachten dat daarin ons heil
en doel gelegen was, althans toch voor
het grootste en belangrijkste deel; wij
die door de macht van de tijd zijn op
genomen als spoelen die willoos en voor
onszelf vaak doelloos, de draden door
de schering voeren; wij moeten van
avond. al was het maar voor enkele
ogenblikken, stil zijn als stonden wij
die enkele ogenblikken buiten het be
reik van de tijd en aan de kusten der
eeuwigheid.
Wonderlijk, die Oudjaarsavond! Want
heel nuchter en zakelijk is het natuur
lijk dwaasheid iets te gaan zoeken tus
sen 31 December en 1 Januari, tussen
1947 en 1948. Het sluit heus wel aan;
het gaat werkelijk wel door. Doch, nuch
tere en zakelijke mensen als wij zijn,
wij hebben er toch last mee. Niet om-
naam was Anne Pauker en ze beweer
de, in' Roemenië iets te willen laten
springen. Ik kende haar niet, doch haar
geld was goed, gezuiverde roebels, naar
zij zeide. Ik kan U nog wel een enkel
pakket vuurwerkcomplet leverei, een
gulden, alles kurkdroog, voelt U daar
iets voor?"
De vrédg alleen al was bespottelijk.
Natuujlijk kwam de transactie tot stand
Ons pakket is nog steeds gesloten, dat
komt pas straks, om twaalf uur. Mocht
U iets vernemen op straat.... Wij stel
len ons voor, U binnen enkele dagen
een betrouwbare reportage te brengen
van wat vanavond gebeuren gaat. In
tussen een goed uiteinde!
JOCHEM.
dat wij iets in die overgang zoeken,,
maar omdat iets ons zoekt. Wat is dat?
Is het de vergankelijkheid die ons zoekt?
Of de tijd in een zeer speciaal maske
radepak? Of is het iemand?
Als wij iets zouden willen zoeken op
deze avond, o dan vinden wij natuurlijk
genoeg!: de restanten van een heel ka
lenderjaar: de schillen, de verbrande
lucifers, de as, de hele af te wassen vaat
van een min of meer overvloedige, aan
trekkelijke maaltijd; de belevenissenen
herinneringen; de rekening van winst
en verliesposten; en dan bestaat do
kans dat wij bij en onder dit alles heel
sentimenteel gaan worden, omdat wij zo
voelen: niets bestendigs hier beneen!:
dit jaar niet, alles wat van ons was niet,
alles wat om ons heen was niet, wijzelf
niet4 En daarmee krijgen wij als saldo een
bestendigs hier beneen!: dit jaar niet,
alles wat van ons was niet, wijzelf niet.
En daarmee krijgen wij als saldo een
zeer negatieve avond, met het „uren,
dagen, maanden, jaren, vliegen als een
schaduw heen" tot sentimenteel besluit.
Doch het stil-zijn op deze avond kan
ook tot iets anders dienen van meer
positieve strekking en inhoud: dat er
iemand is die ons vindt en met ons het
gesprek voert van tijd en eeuwigheid:
bij en onder alles, wat wijkt en wan
kelt. heengaat en vervliegt, is er iets"
blijvends, is er het houvast en de toe
vlucht. dé zekerheid in de tijd en noch
tans onvatbaar voor de tijd in zijn pro
ces van slijtage en uiteindelijke oplos
sing en ontbinding. God wil ons allen
in onze ogenblikken van stilte op deze
avond vinden en in Jezus Christus aan
spreken: want bergen zullen wijken en
heuvelen wankelen, maar mijn goeder
tierenheid zal van u niet wijken en het
verbond mijns vredes zal niet vanke
len, zegt de Heer uw Ontfermer.
Hoe wij ook zijn, wat wij ook in 1947
er van gemaakt hebben, en op deze
avond voelen wij heel sterk wat-ei bij
ons aan mankeertI wij mogen ':"t
jaar besluiten met te luisteren naar *t
woord van blilvende en onuitsnrp«™,';'-e
vertroosting: Zo ver het Oosten Is n
het Westen, zo ver doet- God or»'r> ov—-
tredingen van ons! En: zo dan!. Indien
iemand in Christus is, die is een nieuw
schepsel: het oude is voorbijgegaan, zie,
het ls alles nieuw geworden!
W. H. K.